direct naar inhoud van Regels
Plan: Schotelweg 2, 6, 8 en ongenummerd te Middelburg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0687.BPNOWSCHWEG-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 het plan

het bestemmingsplan 'Schotelweg 2, 6, 8 en ongenummerd te Middelburg' met identificatienummer NL.IMRO.0687.BPNOWSCHWEG-VG01 van de gemeente Middelburg.

1.2 het bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, niet zijnde prostitutie, die door een bewoner op kleine schaal in of bij een woning wordt uitgeoefend, bed & breakfast daaronder begrepen, waarbij de woning haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.

1.6 archeologisch deskundige

de Walcherse Archeologische Dienst (WAD) of een daaraan gelijkgesteld KNA (Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie) gecertificeerd onderzoeksbureau.

1.7 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.8 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.9 bed en breakfast

een kleinschalige verblijfsvoorziening in of bij een woning, gericht op het verstrekken van een toeristisch en kortdurend recreatief verblijf, al dan niet in combinatie met het serveren van ontbijt.

1.10 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand kunnen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.11 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.12 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.13 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.14 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.15 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.16 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.17 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.18 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.19 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.

1.20 bouwwerk, geen gebouw zijnde

een bouwwerk als bedoeld in artikel 1.19, niet zijnde een gebouw.

1.21 deskundige

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake een specifiek aspect van de ruimtelijke ordening.

1.22 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.23 erfafscheiding

bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat dient als afscheiding van een erf of terrein en is geplaatst op of rondom een erf of terrein.

1.24 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.25 hoofdgebouw

een gebouw of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.26 huishouden

een alleenstaande, dan wel twee of meer personen, die in een vast verband samenleven en duurzaam een gemeenschappelijke huishouding voeren, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan.

1.27 maatvoeringsaanduiding

alle aanduidingen die betrekking hebben op afmetingen, percentages, oppervlakten, hellingshoeken en aantallen, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik.

1.28 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.29 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.30 passend in het straat- en bebouwingbeeld

  • a. een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  • b. een goede hoogte-/breedteverhouding tussen de bebouwing onderling;
  • c. een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
  • d. de cultuurhistorische samenhang in de omgeving.

1.31 peil

  • a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van die weg (ter plaatse van de hoofdtoegang);
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.

1.32 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.33 verbeelding

de verbeelding (plankaart) van het bestemmingsplan 'Schotelweg 2, 6, 8 en ongenummerd te Middelburg'.

1.34 voorgevel

het meest naar de wegzijde gekeerde deel van een hoofdgebouw.

1.35 woning

een complex van ruimtes, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, dan wel voor de huisvesting van maximaal twee personen die geen gezamenlijk huishouden voeren.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstanden

afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bebouwd oppervlak

het bebouwd oppervlak van een bouwperceel of een ander terrein wordt bepaald door de oppervlakten van alle op een terrein gelegen bouwwerken bij elkaar op te tellen.

2.3 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.5 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 goot(- of boeibord)hoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, hellende dakvlakken, topgevels, dakkapellen – voor zover deze minder dan 50% van de breedte van het dakvlak beslaan – en lift-opbouwen daar niet onder begrepen.

2.7 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en / of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 vloeroppervlakte

op de vloer tussen de binnenzijden van de gevelmuren en/of gemeenschappelijke scheidingsmuren.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' uitsluitend bestemd voor nutsvoorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken

Op deze gronden mogen worden gebouwd:

  • a. nutsvoorzieningen.

3.2.2 Maatvoering

De bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter en de oppervlakte maximaal 20 m².

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, nutsvoorzieningen, water en parkeervoorzieningen behorende bij de woning op hetzelfde bouwperceel.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken

Op deze gronden mogen worden gebouwd:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen.

4.2.2 Maatvoering

De goothoogte, bouwhoogte, de oppervlakte en/of de inhoud van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedragen ten hoogste de volgende aangegeven maten:

    bouwwerk     bouwhoogte    
a.     erf- en terreinafscheidingen tussen (het verlengde van) de voorgevel van een hoofdgebouw en de openbare weg     1 m    
b.     erf- en terreinafscheidingen elders   2 m    
c.     overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde     3 m    

4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.2 sub c teneinde overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toe te staan met een hoogte van meer dan 3 meter, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 10 meter.

4.3.2 Voorwaarden

Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 4.3.1 wordt slechts toepassing gegeven indien:

  • a. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de huisvesting van personen in een woning;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals erven, ontsluitingspaden, parkeerplaatsen, tuinen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken

Op deze gronden mogen worden gebouwd:

  • a. ter plaatse van het bouwvlak:
    • 1. hoofdgebouwen;
    • 2. bijbehorende bouwwerken;
    • 3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • b. buiten het bouwvlak, ter plaatse van de aanduiding 'erf':
    • 1. uitsluitend bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, behorende bij het hoofdgebouw op hetzelfde bouwperceel.

5.2.2 Algemeen
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' zijn uitsluitend aaneengebouwde woningen toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan;
  • c. het aantal woningen per bouwvlak bedraagt niet meer dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
  • d. het aantal hoofdgebouwen per bouwperceel bedraagt niet meer dan 1;
  • e. de naar de weg gekeerde gevels van woningen worden gebouwd in de voorste grens van het bouwvlak;
  • f. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt op de gronden met de aanduiding 'vrijstaand' minimaal 2,5 meter;
  • g. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt voor hoekwoningen op de gronden met de aanduiding 'aaneengebouwd' ten minste 2.5 meter;
  • h. de afstand tussen een bijbehorend bouwwerk en de zijdelingse perceelsgrens bedraagt op de gronden met de aanduiding 'vrijstaand' minimaal 2,5 meter;
  • i. van een bijbehorend bouwwerk ligt de voorgevel ten minste 2 meter naar achteren ten opzichte van de voorgevel van het hoofdgebouw.

5.2.3 Maatvoering
  • a. De goothoogte, bouwhoogte, de oppervlakte en / of de inhoud van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedragen ten hoogste de volgende aangegeven maten:
        bouwwerk     goothoogte     bouwhoogte     oppervlakte    
    1.     hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken binnen het bouwvlak   zie maatvoerings-aanduiding     zie maatvoerings-aanduiding     100% van het bouwvlak     
    2.     bijbehorend bouwwerken op gronden met de aanduiding 'erf'
       
    3 m
       
    4,5 m     maximaal 40% bebouwd, met een maximum van 40 m² aan bijbehorende bouwwerken per bouwperceel  
    3.     Erf- en terreinafscheidingen tussen (het verlengde van) de voorgevel van een hoofdgebouw en de openbare weg   -     1 m
       
    -    
    4.     erf- en terreinafscheidingen elders   -     2 m     -    
    5.     overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde     -     3 m        
  • b. In afwijking van het bepaalde in artikel 5.2.3, sub a, onder 2, bedraagt de bouwhoogte ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding – bijbehorend bouwwerk' ten hoogste de op de verbeelding aangegeven maat.

5.3 Nadere eisen
5.3.1 Nadere eisen bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de plaatsing van bijbehorende bouwwerken ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar.

5.3.2 Voorwaarden

De in artikel 5.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en gronden in verband met calamiteiten.

5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Kleinere afstand hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens
  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 5.2.2 sub g voor een kortere afstand tot op de zijdelingse perceelsgrens
  • b. Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 5.4.1 sub a wordt slechts toepassing gegeven indien:
    • 1. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast.
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

5.4.2 Kleinere afstand bijbehorend bouwwerk tot de voorgevel van het hoofdgebouw
  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 5.2.2 sub i voor een kortere afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de voorgevel;
  • b. Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 5.4.2 sub a wordt slechts toepassing gegeven indien:
    • 1. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

5.4.3 Bouwhoogte bijbehorende bouwwerken
  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 5.2.3, sub a, onder 2, om een hogere bouwhoogte toe te kunnen staan;
  • b. Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 5.4.3 sub a wordt slechts toepassing gegeven indien:
    • 1. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

5.4.4 Bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 5.2.3, sub a, onder 5, tot een hoogte van maximaal 10 meter;
  • b. Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 5.4.4 sub a wordt slechts toepassing gegeven indien:
    • 1. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheid niet onevenredig worden aangetast;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

5.5 Specifieke gebruiksregels
5.5.1 Aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten

Uitoefening van aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten in of bij een woning is toegestaan met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De woonfunctie blijft in overwegende mate behouden;
  • b. Het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in of bij de woning uitvoert, tevens gebruiker en bewoner is van de woning;
  • c. Het betreffen geen zodanig verkeersaantrekkende activiteiten dat deze kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • d. De uitoefening van detailhandel, anders dan als ondergeschikte nevenactiviteit in verband met de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit, is niet toegestaan;
  • e. Ten hoogste 30% van de netto vloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken gezamenlijk, met een maximum van 50m2, mag ten behoeve van beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in gebruik zijn;
  • f. De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast.

5.5.2 Bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken

Bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken is niet toegestaan.

Artikel 6 Waarde - Archeologie - 3

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische verwachtingswaarden.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 6.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
  • b. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologische deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
    • 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1:
      • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft verlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
      • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder a genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door de archeologische deskundige;
  • c. het bepaalde in sub b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;
    • 3. een bouwwerk dat niet dieper wordt gebouwd dan 40 cm beneden het peil;
    • 4. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm beneden het peil kan worden geplaatst;
    • 5. een bouwwerk dat zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
6.3.1 Verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden zonder vergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 40 cm beneden het peil, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen;
  • b. het ophogen van gronden met een hoogte van ten minste 2 m;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. het planten of rooien van bomen waarbij de stobben worden verwijderd;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

6.3.2 Uitzondering op het verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden

Het verbod van artikel 6.3.1 is niet van toepassing, indien:

  • a. de werken en werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij artikel 6.2 in acht is genomen;
  • b. de werken of werkzaamheden op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan reeds in uitvoering zijn;
  • c. de werken en werkzaamheden ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • d. de werken en werkzaamheden betrekking hebben op het uitvoeren van grondbewerkingen met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;
  • e. de werken en werkzaamheden betrekking hebben op het uitvoeren van grondbewerkingen met een diepte van ten hoogste 40 cm onder het peil;
  • f. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologische deskundige dat ten behoeve van de werken en werkzaamheden geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 6.3.1 nodig is.

6.3.3 Voorwaarden voor omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden

De werken en werkzaamheden, zoals in artikel 6.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden een rapport heeft overlegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden regels te verbinden, gericht op:
    • 1. het behoud van archeologische resten in de bodem;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. begeleiding van de activiteiten door de archeologisch deskundige.
6.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
6.4.1 Verbod voor het slopen van een bouwwerk

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie - 3' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders , bouwwerken te slopen.

6.4.2 Uitzondering op het verbod voor het slopen van een bouwwerk

Het verbod als bedoeld in artikel 6.4.1 is niet van toepassing indien:

  • a. de sloopwerkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij het bepaalde in artikel 6.2 in acht is genomen;
  • b. de sloopwerkzaamheden reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. de diepte waar bodemverstoringen door de sloopwerkzaamheden plaatsvinden ten hoogste 40 cm beneden het peil bedraagt;
  • d. de oppervlakte waar bodemverstoringen door de sloopwerkzaamheden plaatsvinden ten hoogste 500 m² bedraagt;
  • e. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologisch deskundige dat ten behoeve van de werken en werkzaamheden geen omgevingsvergunning voor het slopen als bedoeld in lid 6.4.1 nodig is.

6.4.3 Voorwaarden voor omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Een omgevingsvergunning voor slopen, zoals in artikel 6.4.1 bedoeld, kan slechts worden verleend indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor slopen van een bouwwerk een rapport heeft overlegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het slopen regels te verbinden, gericht op:
    • 1. het behoud van archeologische resten in de bodem;
    • 2. begeleiding van de activiteiten door de archeologisch deskundige.
6.5 Wijzigingsbevoegdheid
6.5.1 Geheel of gedeeltelijk verwijderen van archeologische bestemming

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsvlak verwijderen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. op grond van archeologisch onderzoek wordt het niet meer noodzakelijk geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;
  • c. alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.

6.5.2 Wijziging vorm bestemmingsvlak

Burgemeester en wethouders kunnen de vorm van het bestemmingsvlak veranderen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. wijziging is op grond van archeologisch onderzoek noodzakelijk of gewenst met het oog op de bescherming of de veiligstelling van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden;
  • b. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • c. alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.

Artikel 7 Waarde - Beschermd Stadsgezicht

7.1 Waarde - Beschermd Stadsgezicht

De voor 'Waarde - Beschermd Stadsgezicht' aangewezen gronden zijn – bij wijze van dubbelbestemming – mede bestemd voor beschermd stadsgezicht en daarmee voor het behoud en/of herstel van de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische, (historische-)stedenbouwkundige en (historisch-)architectonische waarden in verband met de ligging binnen het beschermd stadsgezicht Noordweg (zoals bedoeld in de Erfgoedwet).

7.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
7.2.1 Verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden zonder vergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; het wegnemen of veranderen van stoepen, alsmede het wijzigen van de wegindeling;
  • b. het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • c. het dempen van aanwezige waterlopen;
  • d. het slopen van bouwwerken anders dan ter uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning voor bouwen is verleend;
  • e. het beplanten van gronden met houtgewassen, ter plaatse waar de gronden op het tijdstip van het van kracht worden van het plan niet reeds met houtgewassen waren beplant;
  • f. het verwijderen, kappen of rooien of beschadigen van bomen of andere opgaande beplanting.

7.2.2 Uitzondering op het verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden

Het verbod, zoals in artikel 7.2.1 bedoeld is niet van toepassing op:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. bij het van toepassing zijn van de Erfgoedwet;
  • c. voor het aanbrengen van maximaal 20 m2 verharding per bouwperceel op gronden zonder bouwvlak en op gronden met de bestemming Tuin.

7.2.3 Voorwaarde omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden, zoals in artikel 7.2.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar indien daardoor geen onevenredige schade wordt toegebracht aan dan wel herstel is verzekerd van het historisch en ruimtelijk karakter van het beschermd stadsgezicht en nadat de monumentencommissie om advies is gevraagd.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels uitsluitend worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, alsmede andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt;
  • b. de bouw van andere bouwwerken ten dienste van nutsvoorzieningen, mits deze voorzieningen van geringe horizontale en verticale afmetingen zijn en de bouwhoogte in ieder geval niet meer dan 10 m; in afwijking van het in vorige zin bepaalde bedraagt de bouwhoogte van voorzieningen voor telecommunicatie ten behoeve van privégebruik maximaal 15 m en voor gemeenschappelijk gebruik maximaal 30 m;
  • c. voor de bouw van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwtjes ten dienste van nutsvoorzieningen; de inhoud van deze gebouwtjes bedraagt ten hoogste 50 m³ en de bouwhoogte ten hoogste 3 m.
9.2 Bestaande maten
  • a. De bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
  • b. De bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
  • c. In geval van herbouw is het bepaalde onder a en b uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.

9.3 Parkeren
9.3.1 algemeen

Bij de uitoefening van de bevoegdheid tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit geldt de regel dat voldoende parkeergelegenheid voor auto's wordt gerealiseerd, met dien verstande dat:

  • a. aan de hand van de parkeerkencijfers van het CROW (publicatie 381 dan wel de vervanger daarvan) wordt bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid. Daarbij wordt het gemiddelde van de bandbreedte aangehouden;
  • b. parkeergelegenheid op eigen terrein wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden.

9.3.2 Afwijken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 9.3.1, indien:

  • a. het voldoen aan de parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
  • b. op een andere wijze in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien.

9.3.3 Voorwaarden

Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 9.3.1 wordt slechts toepassing gegeven indien:

  • a. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

10.1 Strijdig gebruik

Het is verboden de in de dit plan begrepen gronden en bouwwerken te gebruiken, te doen of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming. Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. recreatieve verhuur van (delen van) woningen en/of vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  • b. het gebruiken, te doen of te laten gebruiken van gronden voor de exploitatie van een seksinrichting, een escortbedrijf en raam- en straatprostitutie;
  • c. het gebruiken of laten gebruiken van onbebouwde gronden:
    • 1. als opslagplaats voor bagger, grondspecie en slib;
    • 2. als opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen.
10.2 Parkeren
10.2.1 Algemeen

De gronden zoals aangewezen in de bestemmingen mogen slechts worden gebruikt onder de voorwaarden dat voldoende parkeergelegenheid voor auto's wordt gerealiseerd, met dien verstande dat:

  • a. aan de hand van de parkeerkencijfers van het CROW (publicatie 381 dan wel de vervanger daarvan) wordt bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid. Daarbij wordt het gemiddelde van de bandbreedte aangehouden;
  • b. parkeergelegenheid op eigen terrein wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden.

10.2.2 Afwijken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 10.2.1, indien:

  • a. het voldoen aan de parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
  • b. op een andere wijze in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien.

10.2.3 Voorwaarden

Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 10.2.2 wordt slechts toepassing gegeven indien:

  • a. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 11 Algemene aanduidingsregels

11.1 Overige zone - voorwaardelijke verplichting

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone – voorwaardelijke verplichting' mag met de sloop en bouw niet worden aangevangen, zonder dat is onderzocht of realisatie van de bestemming leidt tot verstoring en/of vernietiging/doding van door de Wet natuurbescherming beschermde planten- en diersoorten en, indien het laatste het geval is, of er ten behoeve van dit plan voor deze handeling een ontheffing op grond van de Wet natuurbescherming noodzakelijk is en deze kan worden verleend.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

  • a. Het bevoegd gezag kan – tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is – bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels in dit plan voor:
    • 1. overschrijdingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
    • 2. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de
    • 3. overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • b. De bevoegdheid tot afwijken wordt niet gebruikt, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 13 Algemene wijzigingsregels

13.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen bedragen echter niet meer dan 3 m en het bestemmingsvlak wordt met niet meer dan 10% vergroot.

Artikel 14 Overige regels

14.1 Werking wettelijke regeling

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 15 Overgangsregels

15.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • b. burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%;
  • c. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

15.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a. te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Schotelweg 2, 6, 8 en ongenummerd te Middelburg'.