direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Zeeuws Evenementen Podium (ZEP)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0687.BPMORZEP-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel bestemmingsplan

Aanleiding

Aanleiding voor het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan is dat het vigerende bestemmingsplan voor het terrein van het Zeeuws Evenementen Podium (hierna: ZEP) geactualiseerd moet worden. Voor de locatie is in 2008 een vrijstelling verleend op basis van artikel 19 lid 2 WRO. Het voorliggende plan is een uitwerking daarvan in het kader van de ingezette actualiseringsopgave van de gemeente Middelburg. Deze ingezette actualiseringsopgave heeft als doelstellingen:

  • reductie van het aantal bestemmingsplannen (in totaal waren er voor de gestarte actualiseringsopgave circa 60 bestemmingsplannen van toepassing);
  • samenhang en afstemming in opzet en inhoud van bestemmingsplannen;
  • rechtszekerheid en klantgerichtheid, dat wil zeggen voor de burger duidelijk, toegankelijke en op actuele behoeften en eisen afgestemde bestemmingsplannen (onder andere via een meer globale en flexibele bestemmingsregeling);
  • in de praktijk (voor de gemeentelijke diensten) toepasbare en hanteerbare bestemmingsplannen.

Daarnaast wenst Decathlon zich in Middelburg op het ZEP te vestigen. De gemeente Middelburg wenst medewerking te verlenen aan deze ontwikkeling. Het ZEP is tot op heden niet volledig ingevuld. De gemeente vindt het bedrijfsconcept van Decathlon goed passen binnen het thema van het ZEP (zie tevens hoofdstuk 4).

Decathlon is op basis van het geldende bestemmingsplan Mortiere (2003) niet toegestaan en daarnaast past de ontwikkeling, qua beoogde locatie van de bebouwing, ook niet binnen het vrijstellingsbesluit dat is verleend ter realisatie van het ZEP.

Doel

Het doel van het voorliggende bestemmingsplan is om het verleende vrijstellingsbesluit voor het ZEP planologisch te vertalen in een consoliderend bestemmingsplan. Daarnaast wordt ten behoeve van de realisatie van Decathlon een nieuw bouwvlak opgenomen. Qua detailhandelsprogramma wordt voor Decathlon aangesloten op het verleende vrijstellingsbesluit. Daarbij wordt de actualiseringsopgave gebruikt om de bestemmingsregelingen af te stemmen op actueel beleid en wet- en regelgeving.

1.2 Plangebied

Het ZEP ligt aan een belangrijke entree van Middelburg en maakt deel uit van de wijk Mortiere. Vanaf de afrit Middelburg op de A58 is het ZEP direct zichtbaar. Globaal wordt het plangebied begrensd door de Schroeweg en afrit van de A58 aan de west- en zuidzijde. Aan de oostzijde en noordzijde van het terrein liggen nog niet in gebruik zijnde bedrijfsgronden. In figuur 1.1. is de ligging van het plangebied weergegeven.

Decathlon wil zich vestigen in een nieuw gebouw op het ZEP. Dit gebouw is geprojecteerd op de huidige locatie van de klimtorens.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPMORZEP-VG01_0001.jpg"

Figuur 1.1. Ligging plangebied

1.3 Vigerende regelingen en uitgangspunten toetsing

Het vigerende bestemmingsplan Mortiere is op 7 juli 2003 door de gemeenteraad vastgesteld. In 2005 is voor het ZEP een MER opgesteld. Dit MER is vertaald in een voorontwerpbestemmingsplan 'ZEP Vrijetijdspark'.

Daarna is een vrijstellingsbesluit artikel 19 lid 2 WRO voor de bouwvergunning van de huidige gebouwen en functies genomen. Hierbij heeft het voorontwerpbestemmingsplan 'ZEP Vrijetijdspark' gediend als ruimtelijke onderbouwing. Daarmee is het programma vastgelegd.

Een deel van dit detailhandelsprogramma is reeds in gebruik. Dit is beschreven in paragraaf 2.2. Voor het overige zijn op basis van het vrijstellingsbesluit ex artikel 19 lid 2 in elk geval de volgende voorzieningen toegestaan: museum, muziek- en evenementenhal, sportcentrum, attractiepark, kartbaan, horeca en een school.

In figuur 1.2. is de plankaart van het voorontwerpbestemmingsplan 'ZEP Vrijetijdspark' opgenomen.

De ontwikkeling betreft het mogelijk maken van een nieuw gebouw voor Decathlon, waarbij het programma zoals dit vastgelegd is in het voorontwerpbestemmingsplan 'ZEP Vrijetijdspark' hetgeen vertaald is in het vrijstellingsbesluit artikel 19 lid 2 niet wijzigt.

Het bestemmingsplan neemt dan ook de detailhandelsoppervlaktes over zoals deze zijn opgenomen in het vrijstellingsbesluit. Hierbij wordt vanuit het oogpunt van flexibiliteit de oppervlakte voor Try and Buy geïntegreerd bij de overige detailhandelsoppervlaktes vanuit dit vrijstellingsbesluit. Reden daarvoor is dat onderscheid moeilijk te maken is; steeds meer, vindt integratie van winkelconcepten plaats. De totale oppervlakte ten behoeve van detailhandel, inclusief try and buy neemt niet toe.

Vervolgens wordt de branchering vanuit het vrijstellingsbesluit enigszins aangepast. Hierbij wordt de branche "sport en spel" gesplitst in een branche "sport" en een branche "spel".

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPMORZEP-VG01_0002.jpg"

Figuur 1.2. Uitsnede voorontwerpbestemmingsplan 'ZEP Vrijetijdspark'

Het voorliggende bestemmingsplan vervangt het bestemmingsplan 'Mortiere' uit 2003 en vertaalt het vrijstellingsbesluit ZEP mede op basis van het voorontwerpbestemmingsplan 'ZEP Vrijetijdspark' in een nieuw bestemmingsplan. Vanuit het oogmerk van een goede ruimtelijke ordening worden in het kader van het voorliggende bestemmingsplan de effecten van vestiging van Decathlon voor de totale oppervlakte van Decathlon in beeld gebracht. Ook al is er slechts sprake van beperkte wijzigingen ten opzichte van het vrijstellingsbesluit.

1.4 Leeswijzer

De opbouw van de toelichting op dit bestemmingsplan is als volgt:

  • hoofdstuk 2 gaat in op de sectorale aspecten in het kader van een goede ruimtelijke ordening;
  • hoofdstuk 3 beschrijft het relevante beleidskader;
  • in hoofdstuk 4 wordt de ontwikkeling van Decathlon beschreven;
  • hoofdstuk 5 gaat in op de juridische planbeschrijving;
  • in hoofdstuk 6 is ingegaan op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Ruimtelijke en functionele aspecten plangebied

2.1 Ruimtelijke structuur en opbouw

Het ZEP is een bijzonder concept. Die bijzonderheid zit niet alleen in de verschillende functies in het gebied, maar komt ook tot uiting in de vormgeving en de architectuur van de gebouwen en de bouwwerken. Aan de vormgeving van de gebouwen is een bijzonder element toegevoegd, die het beeld van het gebied versterken. Dit betreft de bijzondere dakvorm die als een golf is vormgegeven en daarmee alle voorzieningen met elkaar verbindt. Gezien vanaf de Schroeweg bestaat het ZEP uit een wand met functies. Deze wand wordt verbijzonderd door het bijzondere dak. Aan de voorzijde van het terrein ligt het attractiepark Mini Mundi. Tussen dit attractiepark en de andere functies (in het midden) ligt het parkeerterrein. Op het gedeelte van het terrein waar nu de klimtorens staan is de Decathlon winkel beoogd.

2.2 Functionele analyse

De attracties/detailhandel op het ZEP richten zich op het bieden van entertainment. Op dit moment zijn de volgende functies op het ZEP gevestigd.

  • Toys XL en lego Experience;
  • Fit for All;
  • BCC;
  • Glow Golf;
  • Kinderopvang;
  • Scalda;
  • Tafelen;
  • Klimpark;
  • Mini Mundi;
  • KFC;
  • ROC.

Met deze functies is een deel van de beschikbare ruimte van het ZEP ingevuld. Het ingevulde deel van het programma bestaat uit de sectoren sport, recreatie, entertainment, horeca en onderwijs. De detailhandel bestaat uit BCC en Toys XL. Het gaat daarbij om de volgende oppervlaktes.

Detailhandelsformule   bvo   wvo  
Toys XL   1.824 m²   1.490 m²  
Toys XL Lego   516 m²   421 m²  
BCC   1.724 m²   1.408 m²  
Totaal   4.064 m²   3.320 m²  

Hiermee blijft er voldoende bruto- en winkelvloeroppervlakte over om Decathlon te vestigen.

2.3 Toetsing sectorale aspecten ontwikkeling Decathlon

2.3.1 Ruimtelijk-economische effecten

In het kader van het ontwerpbestemmingsplan was een detailhandelsonderzoek van de WPM groep opgenomen. Dit onderzoek bood inzicht in de kwalitatieve onderbouwing van de komst van Decathlon. Naar aanleiding van de ingekomen zienswijze en het contra-onderzoek van DTNP (Droogh Trommel en Partners) is bij vaststelling besloten om een onderzoek door Rho adviseurs uit te laten voeren. In dit onderzoek zijn zowel de kwalitatieve als kwantitatieve aspecten belicht. Dit onderzoek vervangt dan ook het eerdere onderzoek van de WPM groep. Hierna wordt ingegaan op de conclusies van dit onderzoek.

Er is een onderzoek uitgevoerd naar de marktruimte en de effecten van de beoogde realisatie van 2.508 m² bvo detailhandel in sportartikelen (inclusief watersport en kampeerartikelen) met een assortiment in fietsen op het ZEP-terrein. Dit onderzoek is te vinden in bijlage 3. Daarin zijn de volgende vragen beantwoord.

  • 1. Is er een regionale behoefte voor een Decathlon van 2.508 m²?
  • 2. Wat is het effect van de beoogde realisatie van de grootschalige sportwinkel op het woon-, leef- en ondernemersklimaat?
  • 3. Wat is het effect de vestiging van de beoogde Decathlon op de leegstand?

Is er een regionale behoefte voor een Decathlon van 2.508 m²?

Binnen het verzorgingsgebied van de Decathlon op het ZEP is de sportbranche met 44 uiteenlopende winkels vertegenwoordigd. In de centrumgebieden van kernen liggen veelal kleinschalige speciaalzaken die zich grotendeels richten op sportgerelateerde vrijetijdskleding en -schoenen. Binnen het verzorgingsgebied bevindt zich buiten de traditionele winkellocaties ook een aantal meer grootschalige winkels in watersport en kamperen. Er zijn geen echt grootschalige sportwinkels in het verzorgingsgebied gevestigd, zeker niet met een vergelijkbaar assortiment als Decathlon. De consumenten hebben in toenemende mate behoefte aan dit soort winkels die voor hen een alternatief vormen voor het kopen via internet. Er is dan ook in kwalitatief opzicht behoefte aan een Decathlon in Middelburg, omdat deze een toevoeging vormt van een ontbrekend, maar belangrijk winkeltype.

Op basis van het actuele consumentengedrag - uitgedrukt in toonbankbestedingen en koopstromen - in de regio kan worden vastgesteld dat de sportdetailhandel in het verzorgingsgebied gemiddeld functioneert. Bij dergelijke marktomstandigheden is er voldoende ruimte voor investeringen in de sportbranche. Berekend is dat er momenteel een winkelaanbod in sportartikelen is dat vrijwel overeenkomt met het te verwachten aanbod.

Middelburg heeft een sterke regionale positie in de sportdetailhandel. Toevoeging van een Decathlon maakt Middelburg nog concurrerender met winkelconcentraties buiten het verzorgingsgebied. Als rekening wordt gehouden met een dynamische ontwikkeling van de koopstromen na de beoogde ontwikkeling, zal de omvang van het winkelaanbod in de sportbranche ook na de vestiging van een Decathlon ongeveer in overeenstemming blijven met het te verwachten aanbod.

Wat is het effect van de beoogde realisatie van de grootschalige sportwinkel op het woon-, leef- en ondernemersklimaat?

In de economische analyse is berekend dat de winkelleegstand in het verzorgingsgebied toeneemt met maximaal 0,3% in scenario 1. Een dergelijk leegstandseffect is als nihil te beschouwen. Er zal daarom geen sprake zijn van een onaanvaardbaar effect op het woon-, leef- en ondernemersklimaat van de beoogde realisatie van de grootschalige sportwinkel op het ZEP.

Geconcludeerd wordt dan ook dat er geen onaanvaardbare effecten zijn op het woon-, leef- en ondernemersklimaat.

De beoogde grootschalige sportwinkel is voorzien op een daarvoor ruimtelijk passende locatie, op een goed bereikbare plek waar consumenten behoefte hebben aan een sportwinkelvoorziening en in een omgeving (binnen circa 30 autominuten vanaf de beoogde locatie) met voldoende draagvlak, waardoor een rendabele exploitatie mogelijk is. Bij te verwachten, realistische marktomstandigheden heeft de realisatie van beoogde Decathlon aanvaardbare effecten op de marktomstandigheden.

Wat is het effect de vestiging van de beoogde Decathlon op de leegstand?

Uit de analyse komt naar voren dat de beoogde ontwikkeling in de sportbranche nauwelijks effect heeft op de leegstand in het verzorgingsgebied in het algemeen en in Middelburg in het bijzonder.

In scenario 1 zou als gevolg van de beoogde ontwikkeling van Decathlon de leegstand in Middelburg kunnen toenemen met 0,3 procentpunt tot 6,1%. De leegstand in Middelburg is dan nog steeds structureel lager dan het landelijke gemiddelde.

De beoogde ontwikkeling kan juist leiden tot een afname van de omvang van de leegstand, omdat de ontwikkeling het ZEP aantrekkelijker maakt voor leisurefuncties. Elders (bijvoorbeeld in Kerkrade, maar ook in het buitenland) is waarneembaar dat Decathlon hieraan bijdraagt en het voorzieningenaanbod daarom groeit. De ontwikkeling geeft daarmee nieuwe kansen voor invulling van langdurig leegstaand vastgoed op de onderhavige locatie.

In paragraaf 3.3. is ingegaan op de afweging die de gemeente heeft gemaakt over de mogelijke effecten.

2.3.2 Verkeer

Ontsluiting gemotoriseerd verkeer

Het ZEP maakt onderdeel uit van het bedrijvenpark Mortiere. Het plangebied wordt primair ontsloten op de Tromboneweg. Aan de noordoostkant van het plangebied is voor bezoekers een toegang aanwezig naar het parkeerterrein. Voor expeditieverkeer is, parallel aan de Tromboneweg, een expeditieweg aanwezig. Hier vindt het laden en lossen plaats voor de aanwezige functies aan de oostzijde van het plangebied. Voor de nieuwe vestiging van Decathlon wordt aan de zuidoostkant vanaf de Tromboneweg een extra expeditieweg gerealiseerd, zodat ook bevoorrading aan de achterzijde van de winkel mogelijk wordt.

De Tromboneweg sluit richting het noordwesten aan op de centrale ontsluitingsas van het bedrijvenpark Mortiere. Vanaf hier vindt de verdere ontsluiting plaats richting de Schroeweg. Het kruispunt tussen de Mortiereboulevard en de Schroeweg is vormgegeven als tweestrooksrotonde. De Schroeweg leidt in zuidelijke richting naar de op- en afritten van de Rijksweg A58 (Vlissingen - Goes) en de N254 (richting Zeeuws-Vlaanderen) en in noordelijke richting naar het centrumgebied van Middelburg. De wegen op het bedrijvenpark hebben allen een maximum snelheid van 50 km/uur. Op de Schroeweg geldt tussen de rotonde met de Mortiereboulevard en de A58 een snelheidslimiet van 70 km/uur op de delen buiten de bebouwde kom. Vanaf de komgrens geldt op de Schroeweg een maximum snelheid van 50 km/uur.

De bereikbaarheid van het plangebied wordt bepaald door de omliggende wegenstructuur en de centraal gelegen rotonde 'Mortiere'. De omliggende wegenstructuur kan zowel de huidige verkeersstromen als de verkeersstromen die extra gegenereerd worden na de komst van een filiaal van Decathlon op het ZEP-terrein verwerken. De capaciteit van de omliggende wegen is afdoende.

Mortiere-rotonde

De verkeersaantrekkende werking van een Decathlon is in de CROW-brochure (algemeen geaccepteerd toetsingskader voor parkeernormen en verkeersintensiteiten) niet opgenomen. Om een reëel beeld te geven van de verwachte verkeerstoename is aangesloten bij de CROW uitgangspunten voor een bouwmarkt (Worst-case). Bij een bouwmarkt is sprake van 30 motorvoertuigen (hierna mvt) per 100 m² bebouwing. Dit betekent een verkeersgeneratie van 750 mvt. Met deze extra verkeersbewegingen is de capaciteit van de Mortiere-rotonde doorgerekend. Hieruit blijkt dat de meeste verkeersdruk op deze rotonde plaatsvindt op een werkdag in de avondspits. De verzadigingsgraad (0.8) van de rotonde wordt in de ochtendspits bereikt en in de avondspits licht overschreden. De gemiddelde wachttijd op de drukste poot is in de avondspits circa 25 seconden. Verkeerskundig is een dergelijke wachttijd acceptabel. In bijlage 6 is deze berekening opgenomen.

Ontsluiting langzaam verkeer

Op het ZEP is een groot aantal stallingsplaatsen aanwezig voor fietsen. Deze zijn bereikbaar via een binnen het plangebied gelegen fietspad, welke aansluit op een vrijliggende fietsvoorziening langs de Tromboneweg.

Ontsluiting openbaar vervoer

Het ZEP is per bus bereikbaar via een lijndienst van en naar NS-station Middelburg. Deze busverbinding rijdt met een frequentie van twee keer per uur. Deze lijndienst halteert binnen het plangebied. Vanaf het NS-station is een goede treinverbinding aanwezig richting Vlissingen en Goes. Vanwege de directe busverbinding tussen het NS station en het plangebied en de bereikbaarheid van Middelburg per trein, is de ontsluiting van het plangebied per openbaar vervoer als goed beoordeeld.

Verkeersveiligheid

De wegen rondom het plangebied zijn ingericht conform de richtlijnen van Duurzaam Veilig. De ontsluitingsmogelijkheden voor het gemotoriseerd verkeer en langzaam verkeer zijn door de aanwezigheid van aparte voorzieningen van elkaar gescheiden. Daar waar het gemotoriseerd verkeer en langzaam verkeer elkaar kruisen is de voorrang geregeld middels bebording en verkeerstekens. Ter hoogte van het plangebied vindt tevens een scheiding plaats tussen expeditieverkeer en het overig gemotoriseerd verkeer (bezoekers). Door het scheiden van de verschillende verkeersstromen en de inrichting van de wegen conform Duurzaam Veilig is het verkeersveiligheidsniveau gewaarborgd.

Parkeren

In het plangebied zijn reeds 705 parkeerplaatsen aanwezig. Deze capaciteit is ruim voldoende om de totale parkeerbehoefte van het ZEP op te kunnen vangen. Een deel van deze parkeerplaatsen is structureel in gebruik tijdens de werkdagen. Dit betreffen vooral gebruikers van het Scalda college. Dit betreft met name de parkeerplaatsen aan de zuidoostkant van de parkeerplaats. Dit betreft hiermee ook het drukste deel van de week.

In de avondperiode wordt het parkeerterrein met name gebruikt door bezoekers van de sportscholen en in het weekend wordt de meeste parkeerdruk veroorzaakt door de aanwezige detailhandel.

Vanwege de excentrische ligging van de beoogde Decathlon winkel wordt het parkeerterrein uitgebreid met 160 parkeerplaatsen. Het doel daarvan is dat bezoekers dichtbij de winkel kunnen parkeren. Decathlon wenst dit om bezoekers te faciliteren. Decathlon verkoopt namelijk veel volumineuze artikelen daarvoor is parkeren dichtbij de in- en uitgang noodzakelijk. Daarnaast wil Decathlon (sport)manifestaties organiseren in de directe nabijheid van de winkel.

Voor Decathlon is geen specifieke parkeernorm voor een vestiging van een Decathlon. Decathlon is een vorm van detailhandel dat qua parkeernormering ligt tussen een winkelboulevard (4,0 per 100 m²) en een outletcentrum (9,0 per 100 m²). De parkeernormering van 7 parkeerplaatsen per 100 m2 voor Decathlon op het ZEP-terrein in Middelburg wordt acceptabel geacht. Het aantal te realiseren parkeerplaatsen voor Decathlon volgens de bovengenoemde normering betreft (2.508 m² bruto vloeroppervlak van Decathlon: 7 parkeerplaatsen per 100 m² bvo =) 175 parkeerplaatsen. Door Decathlon worden 160 parkeerplaatsen gerealiseerd. Dit zou een te kort zijn van 15 parkeerplaatsen betekenen. Doordat er nog voldoende capaciteit is op de rest van het parkeerterrein, worden die 15 parkeerplaatsen daarvan gebruikt.

Tevens wordt een nieuwe ontsluitingsweg aangelegd. Deze ontsluitingsweg kan via de expeditieweg van de Decathlon aansluiten op het doodlopende deel van de Tromboneweg ter hoogte van het hotel Van der Valk. Deze weg dient als calamiteitenontsluiting en voor hulpdiensten.

Direct rondom de winkel dienen vrije en brede loop- en fietsstroken aanwezig te zijn. Op het ZEP-terrein is namelijk het fietsverkeer gescheiden, middels een conflictvrije fietsstrook, van het autoverkeer. Deze strook -die voor de winkels ligt- loopt tot aan het voormalige voetbalmuseum. Deze strook zal worden doorgetrokken in de richting van de Decathlon.

Tevens wordt ter hoogte van de winkel voldoende ruimte gecreëerd voor het stallen van de fietsen van de bezoekers. Ervaringen met andere Decathlons leert dat bezoekers voor het overgrote deel met de auto komt. Het aandeel bezoekers dat met de fiets komt wordt klein geacht. Ook voor Decathlon geldt dat er geen vastgelegde fietsparkeernorm aanwezig is. Qua fietsparkeren zal een capaciteit van 35 plaatsen voldoen. De fietsnormering van Decathlon zal liggen tussen die van een winkelcentrum (gemiddeld: 1,5 fietspp per 100 m2 bvo) en een bouwmarkt (gemiddeld: 0,25 fietspp per 100 m2 bvo). Op de zaterdag kan een verhoogd aanbod aan fietsbezoekers naar Decathlon komen. Deze bezoekers kunnen dan zowel parkeren bij Decathlon dan wel verwezen worden naar andere fietsparkeerlocaties op ZEP, bijvoorbeeld ter hoogte van de fietsstalling van het ROC.

Conclusie

De ontsluiting van het ZEP is voor alle vervoerwijzen goed. Tevens is de omliggende infrastructuur volgens de richtlijnen van Duurzaam Veilig vormgegeven, waarbij de verschillende verkeerssoorten zo veel mogelijk van elkaar gescheiden worden. Het bestemmingsplan is in hoofdlijnen consoliderend van aard. Tevens zijn er voldoende parkeerplaatsen op het terrein. Hiermee is het aspect verkeer ook in de toekomst gewaarborgd.

2.3.3 Water

Ten behoeve van een ruimtelijke ontwikkeling dient een watertoets met het waterschap overlegd te worden. Bij de watertoets gaat het om allerlei waterhuishoudkundige aspecten, waaronder veiligheid, wateroverlast, watertekort, waterkwaliteit en verdroging, en om alle wateren: rijkswateren, regionale wateren en grondwater. Het is niet een toets achteraf, maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium met elkaar in gesprek brengt. Bij het tot stand komen van deze paragraaf is overleg gevoerd met de waterbeheerder. De opmerkingen van de waterbeheerder zijn vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.

Bij het waterschap Scheldestromen wordt hiervoor een watertoetstabel gebruikt. In deze tabel zijn de hiervoor genoemde aspecten verwerkt. Onderstaande watertoetstabel is ingevuld op basis van het bestemmingsplan Zeeuws Evenementen Podium. Dit bestemmingsplan is overwegend consoliderend van aard. Het bestemmingsplan voorziet tevens in de realisatie van een extra bouwvlak. Dit is ook kortgesloten met het waterschap. Reacties van het waterschap zijn verwerkt in deze tabel.

Toetsing

Thema en water(beheer)doelstelling   Uitwerking  
Waterveiligheid
Waarborgen van het veiligheidsniveau en rekening houden met de daarvoor benodigde ruimte.  
Het plangebied en daarmee het extra te realiseren bouwvlak is niet gelegen nabij primaire- of regionale waterkeringen. Het bestemmingsplan heeft daarmee geen invloed op de waterveiligheid.  
Wateroverlast (vanuit oppervlaktewater)
Het plan biedt voldoende ruimte voor het
vasthouden, bergen en afvoeren van water.
Waarborgen van voldoende hoog bouwpeil om
inundatie vanuit oppervlaktewater in
maatgevende situaties te voorkomen. Rekening houden met de gevolgen van klimaatverandering en de kans op extreme weersituaties.  
Ten gevolge van de toevoeging van een extra bouwvlak zal het verhard oppervlakte toenemen ten opzichte van de feitelijke situatie. Ten behoeve van het naastgelegen bestemmingsplan Mortiere is er een overschot aan watercompensatie toegepast. Dit blijkt uit de rapportage van Arcadis uit 1999. Hieruit blijkt dat de toevoeging van de extra verharding ten gevolge van het bouwvlak voor Decathlon binnen de beoogde waterhuishouding kan worden opgevangen. In de genoemde rapportage is destijds namelijk rekening gehouden met de ingebruikname van het gebied ten westen van de Mortiereboulevard. Dit gebied is echter nooit ontwikkeld en hiervoor zal de waterhuishoudkundige situatie bij de planvorming voor dat gebied afzonderlijk worden bekeken. Nieuwe watercompenserende maatregelen ten gevolge van de toevoeging van het bouwvlak zijn derhalve niet noodzakelijk.  
Grondwaterkwantiteit en verdroging
Tegengaan / verhelpen van grondwateroverlast
en -tekort. Rekening houden met de gevolgen
van klimaatverandering. Beschermen van infiltratiegebieden en benutten van infiltratiemogelijkheden.  
De ontwikkeling voorziet niet in het oppompen van grondwater. Het plangebied beschikt niet over infiltratiemogelijkheden. Daarom is infiltratie ook niet mogelijk. Ten opzichte van de huidige situatie zal er geen (negatief) effect optreden.  
Hemel- en afvalwater
(inclusief water op straat / overlast)
Waarborgen optimale werking van de zuiveringen/ RWZI's en van de (gemeentelijke) rioleringen.
Afkoppelen van (schone) verharde oppervlakken in verband met de reductie van hydraulische belasting van de RWZI, het transportsysteem en het beperken van overstorten.  
Het afvalwater ten gevolge van de ontwikkeling zal afgevoerd worden op de aanwezige gemeentelijke riolering.  
Volksgezondheid
(water gerelateerd)
Minimaliseren risico watergerelateerde ziekten en plagen. Voorkomen van verdrinkingsgevaar/-risico's via o.a. de daarvoor benodigde ruimte.  
De ontwikkeling heeft geen invloed op de water gerelateerde volksgezondheid.  
Bodemdaling
Voorkomen van maatregelen die (extra)
maaivelddalingen in zettinggevoelige gebieden kunnen veroorzaken.  
De ontwikkellocatie is in sterk zettingsgevoelig gebied gelegen. Met dit aspect dient rekening gehouden te worden tijdens de bouwfase.  
Oppervlaktewaterkwaliteit
Behoud / realisatie van goede
oppervlaktewaterkwaliteit. Vergroten van de
veerkracht van het watersysteem. Toepassing van de trits schoonhouden, scheiden en zuiveren.  
Om te voorkomen dat hemelwater verontreinigd raakt zal het gebruik van uitlogende materialen zoals zink en lood worden voorkomen en worden duurzame bouwmaterialen gebruikt.
 
Grondwaterkwaliteit
Behoud / realisatie van een goede
grondwaterkwaliteit.
Denk aan grondwaterbeschermingsgebieden.  
De grondwaterkwaliteit wordt door het plan eveneens niet negatief beïnvloed.  
Natte natuur
Ontwikkeling/bescherming van een rijke gevarieerde en natuurlijk karakteristieke aquatische natuur.  
De ontwikkeling zorgt niet voor (negatieve) effecten op de in de nabije omgeving aanwezige natte natuur.  
Onderhoud oppervlaktewater
Oppervlaktewater moet adequaat onderhouden
worden. Rekening houden met obstakelvrije
onderhoudsstroken vrij van bebouwing en opgaande (hout)beplanting.  
De ontwikkeling vormt geen belemmering voor de onderhoudsstroken ten gevolge van het onderhouden van het oppervlaktewater.
 
Andere belangen waterbeheerder(s)  
Relatie met eigendom waterbeheerder
Ruimtelijke ontwikkelingen mogen de
werking van objecten (terreinen, milieuzonering)
van de waterbeheerder niet belemmeren.  
De ontwikkeling vormt geen belemmering voor eigendommen van de waterbeheerder.  
Scheepvaart en/of wegbeheer
Goede bereikbaarheid en in stand houden van veilige vaarwegen en wegen in beheer en onderhoud bij Rijkswaterstaat, de provincie en/of het waterschap.  
Dit aspect is opgenomen in de verkeersparagraaf.  

Conclusie

Het aspect water vormt geen belemmering voor het voorliggende bestemmingsplan.

2.3.4 Archeologie

Toetsingskader

In aansluiting op het Verdrag van Valletta (Malta, 1992) en het provinciaal archeologiebeleid en overeenkomstig het gemeentelijk archeologie beleid wordt in dit bestemmingsplan de bescherming van het archeologisch erfgoed vastgelegd.

Onderzoek

Voor het plangebied en het gebied ten zuiden van de Torenweg tot aan de Reijersdwarsweg is in het kader van het bestemmingsplan ‘Mortiere’ (2003) een diepgaande archeologische inventarisatie verricht. In totaal zijn er 30 (mogelijke) archeologische vindplaatsen aangetroffen, waarvan enkele in het ZEP-gebied. De vindplaatsen dateren zowel uit de Romeinse tijd, de periode 800-1400 A.D., de Late Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd. Het onderzoek bevestigt de grote rijkdom aan archeologische

waarden in het veengebied van Walcheren. Maar ook blijkt uit het onderzoek dat waarschijnlijk door grootschalige moernering (afgraving ten behoeve van zout- en brandstofwinning) in en op het veen gelegen vindplaatsen uit de Prehistorie en de Romeinse Tijd zijn verdwenen.

Voor het merendeel van de vindplaatsen is nader verkennend archeologisch onderzoek verricht. Op basis daarvan is een selectiebesluit door burgemeester en wethouders genomen op 20 maart 2007. Dit selectiebesluit geeft aan dat de twee archeologische vindplaatsen die binnen het plangebied zijn gelegen noch voor behoud noch voor verder archeologisch onderzoek in aanmerking komen en kunnen worden afgevoerd.

Conclusie

Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor het voorliggende bestemmingsplan.

2.3.5 Milieuhinder omliggende functies

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de realisatie van woningen nabij bedrijven of visa versa:

  • een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd ter plaatse van de woningen;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de eventueel in de omgeving aanwezige bedrijven/inrichtingen.

Om in dit bestemmingsplan de belangenafweging tussen een goed woon- en leefklimaat en de bedrijfsvoering goed mee te nemen wordt voor dit plan gebruik gemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze uitgave is een lijst opgenomen met allerhande activiteiten en bijbehorende richtafstanden die gehanteerd worden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Naarmate de milieubelasting van de activiteiten groter is, wordt uitgegaan van een grotere richtafstand. In geval van een omgevingstype 'gemengd gebied' mag worden uitgegaan van een kleinere richtafstand. De richtafstanden vormen een eerste indicatie van de aanvaardbaarheid in de situatie dat gevoelige functies in de nabijheid van milieubelastende activiteiten worden gesitueerd. Bouwen binnen de richtafstanden is eveneens aanvaardbaar, indien uit onderzoek blijkt dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening waarbij milieuhinder voorkomen wordt.

Onderzoek

De dichtstbijzijnde woningen zijn op circa 200 meter gelegen van het bestemmingsplan. Gezien de aard van de functies geldt een richtafstand van 30 meter op basis van de VNG-publicatie. Aan deze richtafstand wordt ruimschoots voldaan. Ter plaatse van de woningen is geen sprake van milieuhinder en het te realiseren bedrijf wordt niet in haar functioneren belemmerd.

Conclusie

Het aspect milieuhinder vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

2.3.6 Bodem

Normstelling en beleid

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt voor de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.

Onderzoek

Door BK Bodem B.V. is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd ten behoeve van Decathlon. Dit onderzoek is opgenomen als bijlage 4 bij dit bestemmingsplan. De conclusies uit dit onderzoek zijn als volgt. In de onderzochte grond zijn geen verontreinigingen vastgesteld. Het grondwater uit één van de twee peilbuizen is licht verontreinigd met naftaleen. De overige geanalyseerde parameters in het grondwater zijn niet verhoogd aangetroffen. Gezien de aard van de verontreiniging is vervolg onderzoek niet noodzakelijk. De bodem wordt geschikt verklaard voor de beoogde functie.

Conclusie en aanbevelingen

Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

2.3.7 Leidingen en telecommunicatieverbindingen

Afwegingskader 

Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:

  • 1. gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen;
  • 2. aardgas met een diameter groter of gelijk aan 18 inch;
  • 3. defensiebrandstoffen;
  • 4. warmte en afvalwater, ruwwater of halffabrikaat voor de drink- en industriewatervoorziening met een diameter groter of gelijk aan 18 inch.

Onderzoek en Conclusie

In het plangebied is een planologisch relevante rioolpersleiding aanwezig. Deze leiding wordt voorzien van een planologische bescherming door middel van een dubbelbestemming. Daarnaast wordt bij de bouwwerkzaamheden een KLIC-melding gedaan om er zeker van te zijn dat er geen andere kabels en/of leidingen aanwezig zijn. Er wordt geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

2.3.8 Externe veiligheid

Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicorelevante inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

In de circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen opgenomen. Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

Vooruitlopend op de vaststelling van het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid is de circulaire RVGS per 1 januari 2010 gewijzigd. Met deze wijziging zijn de veiligheidsafstanden uit het Basisnet Weg en het Basisnet Water opgenomen in de circulaire. In het BTEV worden tevens plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Vooruitlopend op de vaststelling van het BTEV wordt, aan de hand van de Basisnetten, al geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.

Buisleidingen

Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. In dat Besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het plaatsgebonden risico en de hoogte van het groepsrisico als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.

Onderzoek

Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Binnen het plangebied wordt één ontwikkeling mogelijk gemaakt en dit betreft de realisatie van een bouwvlak voor Decathlon binnen de bestemming detailhandel. Ten gevolge van deze ontwikkeling zal het aantal personen binnen het plangebied toenemen.

In het plangebied zijn geen risicovolle inrichtingen aanwezig. Deze worden ten gevolge van dit bestemmingsplan ook niet mogelijk gemaakt.

Buiten het plangebied zijn meerdere risicobronnen aanwezig die mogelijk relevant zijn voor dit bestemmingsplan.

  • De Rijksweg A58
  • Het bedrijf Eastman Chemical Middelburg BV;
  • Het bedrijf Kloosterboer Vlissingen VOF;
  • De kerncentrale EPZ

Risicovolle inrichtingen

Eastman Chemical Middelburg

Plaatsgebonden risico

Op basis van de QRA blijkt dat de maatgevende contour van het PR (de contour met kans 10-6) nabij het terrein van de inrichting ligt. Deze contour ligt dan ook niet in de buurt van het bestemmingsplan ZEP.

Groepsrisico

Het invloedsgebied, berekend door middel van de QRA, voor het groepsrisico bedraagt 492 meter. De afstand tot aan het plangebied is circa 1.300 meter van de inrichtingsgrens van het bedrijf. Het plangebied van dit bestemmingsplan valt daarom niet binnen het invloedsgebied van Eastman.

Kloosterboer Vlissingen V.O.F.

Op basis van de voor de inrichting opgestelde QRA blijkt dat de plaatsgebonden risicocontour (10-6) nabij het terrein van de inrichting ligt. Deze risicocontour is dan ook niet in de buurt van het plangebied gelegen en vormt geen belemmering.

Uit de opgestelde QRA blijkt tevens dat het invloedsgebied voor het groepsrisico maximaal 6500 meter bedraagt. De afstand van de inrichting tot Kloosterboer Vlissingen V.O.F. bedraagt circa 4700 meter. De buitenste rand van het invloedsgebied ten gevolge van de inrichting Kloosterboer Vlissingen V.O.F. ligt daarmee dus over het plangebied. De contour van het invloedsgebied is berekend voor de worst case (meest giftige stof, maximale hoeveelheid aanwezig en het weertype F 1,5). Aangenomen kan worden dat eventuele wijzigingen in de rand van het invloedsgebied (op een grotere afstand dan 1.500 meter) geen noemenswaardige veranderingen in het groepsrisico veroorzaken. In de Nota van Toelichting bij de gemeentelijke Beleidsvisie Externe Veiligheid is opgenomen dat de populatie op grote afstand van de bron nauwelijks invloed heeft op de grootte van het groepsrisico. Het groepsrisico zal dan ook niet noemenswaardig wijzigen ten opzichte van de huidige situatie. Nader onderzoek is dan ook niet noodzakelijk, een verantwoording van het groepsrisico wel. Het bevoegd gezag wordt dan ook geadviseerd om de Veiligheidsregio Zeeland in de gelegenheid te stellen advies uit te brengen over hulpverlening en zelfredzaamheid wanneer er sprake is van invloedsgebieden van risicobronnen die op een grotere afstand dan 1.500 meter aanwezig zijn en er binnen het plangebied nieuwe of bestaande objecten of functies van meer dan 250 personen aanwezig zijn. Er zijn dan ook geen gevolgen voor de planontwikkeling.

Kerncentrale EPZ

Verder is binnen de gemeente Borsele de kerncentrale EPZ gevestigd. Voor wat betreft de kerncentrale valt het plangebied binnen de schuilzone en de Jodiumprofylaxe-zone. De Jodiumprofylaxe-zone houdt in het innemen van jodiumprofylaxe (van personen tot maximaal 45 jaar). De kerncentrale valt onder de Kernenergiewet en verder niet onder de wetgeving met betrekking tot externe veiligheid. Er zijn dan ook geen gevolgen voor de planontwikkeling.

Transport gevaarlijke stoffen

Ten zuiden van het plangebied is de Rijksweg A58 gelegen. Over deze weg worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Deze weg maakt onderdeel uit van het Basisnet Weg. Uit het Basisnet blijkt dat het traject ten zuiden van het plangebied (A58: N288 Vlissingen – afrit 38 (Arnestein)) niet beschikt over een plasbrandaandachtsgebied of een veiligheidszone. Voor het groepsrisico ten gevolge van de Rijksweg A58 is in het kader van het naastgelegen bestemmingsplan Mortiere een QRA opgesteld (Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs BV, referentie 20110996-06, 13 maart 2012 ). Hierin is onderzocht wat de gevolgen van de ontwikkeling Mortiere zijn op de hoogte van het groepsrisico van de rijksweg A58. Het ZEP terrein is hierin ook meegenomen. Uit de resultaten van deze QRA blijkt dat het groepsrisico in alle gevallen zeer ruim onder de oriëntatiewaarde ligt. Door de ontwikkelingen binnen het bestemmingsplan Mortiere en de verwachte toekomstige toename van het vervoer van gevaarlijke stoffen neemt het groepsrisico in geringe mate toe. Het groepsrisico ligt zo ruim onder de oriëntatiewaarde dat deze geringe toename geen aanleiding is voor verdere maatregelen. In de QRA is rekening gehouden met 910.000 bezoekers per jaar. Dit resulteert per dag in een aanwezigheid van 2.500 personen in de dagperiode. De ontwikkeling van het bouwvlak voor Decathlon was destijds nog niet bekend. Decathlon zal er echter niet toe leiden dat er meer dan 200.000 bezoekers per jaar komen. Decathlon ligt op een afstand van meer dan 200 meter van de A58. De afstand van de afrit tot Decathlon is circa 60 meter. De afrit maakt geen onderdeel uit van het Basisnet. Na toetsing aan de Handleiding Risicoanalyse Transport (HART) blijkt dat een risicoberekening niet zinvol is. De vervoersaantallen, bebouwingsafstanden en/of aanwezigheidsdichtheden zullen niet kunnen leiden tot een overschrijding van de oriëntatiewaarde of 0.1 maal de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico.

Verantwoording groepsrisico

De A58 is ingericht voor het transport van gevaarlijke stoffen. Hierdoor neemt het risico op een ongeval af. Binnen het plangebied is het mogelijk om te vluchten van de risicobron af. Het plangebied ligt binnen het bereik van een WAS-signaleringspaal waardoor de mensen welke zich binnen het plangebied bevinden zich snel in veiligheid kunnen brengen.

Binnen Veiligheidsregio Zeeland is een Regionaal Zeeuws Crisisplan opgesteld. De gemeente Middelburg heeft een rampenbestrijdingsplan opgesteld.

In het crisisplan wordt de aanpak van alle mogelijke crisissituaties in de regio, met een beschrijving van afgesproken bevoegdheden, taken en verantwoordelijkheden en afspraken met de ketenpartners over voorwaardenscheppende processen beschreven. De plannen hebben tot doel een zo adequaat mogelijke voorbereiding op de rampenbestrijding te bewerkstelligen. De ramp of het (zwaar) ongeval moet worden bestreden, de effecten en gevolgen zoveel mogelijk ingeperkt en er moet aansluiting zijn bij de reguliere bestrijding en hulpverlening (de dagelijkse taken van de betrokken organisaties).

Overheden zijn verplicht om burgers actief te informeren over de risico's in hun woonomgeving. Om dit inzichtelijk te maken is onder meer de Risicokaart ontwikkeld. Op 1 oktober 2010 is de Wet veiligheidsregio's in werking getreden. Deze wet verplicht de veiligheidsregio's (namens de colleges van burgemeester en wethouders) om de inwoners te informeren over:

  • de rampen en (zware) ongevallen die de inwoners kunnen treffen;
  • de maatregelen die getroffen zijn ter voorkoming en verspreiding van deze rampen en zware ongevallen;
  • de te volgen gedragslijn.

Conclusie

Zoals hiervoor is beschreven vormt het aspect externe veiligheid geen belemmering voor het bestemmingsplan “Zeeuws Evenementen Podium (ZEP)”. Wel dient er zoveel mogelijk rekening gehouden te worden met de zelfredzaamheid en hulpverlening. In verband met het groepsrisico is het bestuur van de veiligheidsregio in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen over de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp en over de zelfredzaamheid van personen in het invloedsgebied.

2.3.9 Luchtkwaliteit

Beleid en Normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 2.1. weergegeven.

Tabel 2.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

stof   toetsing van   grenswaarde   geldig  
stikstofdioxide (NO2) 1)   jaargemiddelde concentratie   60 µg/m³   2010 tot en met 2014  
  jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³   vanaf 2015  
fijn stof (PM10) 2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³   vanaf 11 juni 2011  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³   vanaf 11 juni 2011  
  • 1. De toetsing van de grenswaarde voor de uurgemiddelde concentratie NO2 is niet relevant aangezien er pas meer overschrijdingsuren dan het toegestane aantal van 18 per jaar zullen optreden als de jaargemiddelde concentratie NO2 de waarde van 82 µg/m³ overschrijdt. Dit is nergens in Nederland het geval.
  • 2. Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden, die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan), uitoefenen indien:

  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a);
  • de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1);
  • bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2);
  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c);
  • het voorgenomen besluit is genoemd in of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d).

NIBM

In het Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een toename van minder dan 3% van de jaargemiddelde concentratie NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg of kantoorlocaties met maximaal 100.000 m2 bvo bij één ontsluitingsweg.

Onderzoek

Wet milieubeheer

De ontwikkeling betreft alleen de verschuiving van de ingevolge de vrijstelling reeds toegestane gebruiksmogelijkheden binnen het plangebied. Voor Decathlon wordt slechts een bouwvlak toegevoegd, geen extra gebruiksmogelijkheid of detailhandelsruimte. Ten gevolge van de realisatie van deze ontwikkeling wordt dus geen extra verkeer gegenereerd. Omdat de ontwikkeling geen extra verkeer genereert zal de ontwikkeling geen effect hebben op de luchtkwaliteit. Nader onderzoek is dan ook niet noodzakelijk.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de monitoringstool (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat zowel in 2012 als in 2020 voldaan wordt aan de voor dit jaar geldende normen uit de Wet Milieubeheer zoals weergegeven in tabel 2.6. Met behulp van deze monitoringstool kunnen de rekenpunten per weg worden geselecteerd voor de exacte rekenresultaten.

Het maximale gehalte stikstofdioxide in het jaar 2012 bedraagt 25,6 µg/m³ , voor fijnstof bedraagt dit maximaal 20,5 µg/m³ en het maximaal aantal overschrijdingsdagen van het 24-uurs gemiddelde voor fijnstof bedraagt 9 dagen. In afbeelding 2.1. zijn de rekenpunten voor het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPMORZEP-VG01_0003.png"

Figuur 2.1. Luchtkwaliteit o.b.v. NSL-monitoringstool.

Direct langs deze wegen wordt aan de grenswaarden voldaan, dit zal ook ter plaatse van de beoogde ontwikkeling het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg ligt.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

2.3.10 Ecologie

Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur de uitvoering van het plan niet in de weg staan.

Huidige situatie

Het plangebied bestaat in de huidige situatie uit het Zeeland Entertainment Park (ZEP). Dit bestaat uit diverse bebouwing, een klimattractie en een centrale parkeerplaats. Het plangebied wordt omringd door groen, struiken en bomen. Het plangebied wordt ten zuiden en westen begrensd door oppervlaktewater.

Beoogde ontwikkelingen

Het bestemmingsplan is voornamelijk consoliderend van aard. Het bestemmingsplan voorziet daarnaast in de realisatie van een bouwvlak ter plaatse van de locatie waar in de huidige situatie de klimattractie aanwezig is.

Hiervoor moeten de volgende werkzaamheden worden uitgevoerd:

  • Het klimtoestel dient verwijderd te worden;
  • De grond dient bouwrijp gemaakt te worden;
  • Het bouwvlak zal bebouwd worden.

Normstelling

Provinciale Verordening

Het rijksbeleid ten aanzien van de bescherming van soorten (flora en fauna) en de bescherming van de leefgebieden van soorten (habitats) is opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De uitwerking van dit nationale belang ligt bij de provincies. De begrenzing van de EHS is in Zeeland door Gedeputeerde Staten vastgesteld in het Omgevingsplan Zeeland . In het Omgevingsplan staan ook de spelregels hoe om te gaan met de EHS. De wijzigingen van de EHS-begrenzing worden door Gedeputeerde Staten vastgesteld in het Natuurbeheerplan Zeeland. Het plan wordt jaarlijks geactualiseerd.

Flora- en faunawet

Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:

  • er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang);
  • er geen alternatief is;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.

Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van Economische Zaken de volgende interpretatie van artikel 11:

De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te weten:

Nesten die het hele jaar door zijn beschermd

Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen.

  • 1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil).
  • 2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus).
  • 3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk).
  • 4. Vogels die jaar in jaar uit gebruikmaken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil).

Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd

In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd.

  • 5. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. De soorten uit categorie 5 vragen soms wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.

De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

Natuurbeschermingswet 1998

Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:

  • a. door de minister van EZ (voormalig Ministerie van EL&I/LNV) aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn;
  • b. door de minister van EZ (voormalig Ministerie van EL&I/LNV) aangewezen beschermde natuurmonumenten;
  • c. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten.

De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de Minister van EZ). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Op ruim 1200 meter is het dichtstbijzijnde EHS-gebied gelegen. Dit betreft een natuurcompensatieproject en bestaande natuur. In de ruime omgeving van het plangebied liggen enkele Natura 2000-gebieden. In de aanvulling op het MER (bijlage 5en paragraaf 2.3.13) is hier nader op ingegaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPMORZEP-VG01_0004.png"Figuur 2.2. Ligging plangebied (rode cirkel) t.o.v. beschermde natuurgebieden (bron: geo-loket provincie Zeeland)

De op ruime afstand van het plangebied gelegen EHS wordt niet beïnvloed door de voorgenomen ontwikkeling.

Uit de uitgevoerde passende beoordeling (bijlage 5) blijkt ook dat areaalverlies, versnippering, verstoring, verandering van de waterhuishouding en vermesting/verzuring van Natura 2000-gebieden niet leiden tot niet significant negatieve effecten.

Het EHS-beleid van de provincie en de Natuurbeschermingswet 1998 staan de uitvoering van het plan niet in de weg.

Soortenbescherming

De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van foto's van het plangebied, algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen/gegevens (onder andere Ravon en www.waarneming.nl).

Vaatplanten

De groenstroken rondom het plangebied bieden mogelijk groeiplaatsen aan de beschermde brede wespenorchis. In en langs de waterpartijen aan de zuid- en westzijde van het plangebied zijn mogelijk groeiplaatsen van de beschermde zwanenbloem aanwezig.

Vogels

In de plantsoenen en groenstroken komen tuin- en struweelvogels voor. Hier zijn soorten als koolmees, roodborst, winterkoning en merel aanwezig. Spreeuw, huismus, gierzwaluw en kauw kunnen broeden in (de omgeving van) de bebouwing. De waterpartijen buiten het plangebied zijn geschikt als leefgebied van watervogels als meerkoet, wilde eend en waterhoen.

Zoogdieren

Het plangebied biedt geschikt leefgebied aan algemeen voorkomende, licht beschermde soorten als mol, egel, gewone bosspitsmuis, dwergspitsmuis, huisspitsmuis, veldmuis, bosmuis en konijn. De bebouwing kan plaats bieden aan vaste verblijfplaatsen van vleermuizen. Ze verblijven mogelijk in de spouwmuur, achter de betimmering en onder daklijsten. In het plangebied zijn geen bomen aanwezig die geschikt kunnen zijn als vaste verblijfplaats. De groenstroken kunnen daarnaast fungeren als foerageergebied en/of onderdeel van een vliegroute van vleermuizen. Ter plaatse van het klimtoestel wordt de aanwezigheid van vleermuizen uitgesloten. De huidige bebouwing blijft bestaan.

Amfibieën
Algemene amfibieën als bruine kikker, bastaardkikker, kleine watersalamander en gewone pad zullen zeker gebruik maken van het plangebied als schuilplaats in struiken, onder stenen en als voortplantingsplaats in de waterpartijen. Gezien de aanwezige biotopen komen hier geen zwaarder beschermde soorten voor.

Overige soorten

Er zijn, gezien de aanwezige biotopen, geen beschermde reptielen, vissen en/of bijzondere insecten of overige soorten te verwachten op de planlocatie. Deze soorten stellen hoge eisen aan hun leefgebied; het plangebied voldoet hier niet aan.

In tabel 2.2 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) aanwezig zijn en onder welk beschermingsregime deze vallen.

Tabel 2.2. Naar verwachting aanwezige beschermde soorten binnen het plangebied en het beschermingsregime

  nader onderzoek nodig bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen  
Vrijstellingsrege-
ling Ffw  
tabel 1     brede wespenorchis, zwanenbloem en dotterbloem

mol, egel, gewone bosspitsmuis, dwergspitsmuis, huisspitsmuis, veldmuis, bosmuis en konijn

bruine kikker, gewone pad, kleine watersalamander en de bastaardkikker  
Nee  
Ontheffingsrege-
ling Ffw  
tabel 2     -   Nee  
  tabel 3   bijlage 1 AMvB   -   Nee  
    bijlage IV HR   alle vleermuizen   Ja  
  vogels   cat. 1 t/m 4   gierzwaluw en huismus   Ja  

Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen dat overtredingen van de Ffw niet optreden.

Het bestemmingsplan is met name consoliderend van aard en voorziet dan ook niet in ruimtelijke veranderingen. De planologische ontwikkeling die wel mogelijk gemaakt wordt, is de realisatie van een bouwvlak ter plaatse van de locatie waarin in de huidige situatie een klimtoestel aanwezig is. Ten gevolge van deze ontwikkelingen wordt er geen bebouwing gesloopt, vinden er geen werkzaamheden nabij de watergang plaats en worden er geen bomen gekapt. De benodigde werkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkeling zullen dan ook niet leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden. Hieronder is aangeven waarmee bij mogelijke toekomstige ontwikkelingen rekening moet worden gehouden.

  • Er is geen ontheffing nodig voor de tabel 1-soorten van de Ffw omdat hiervoor een vrijstelling geldt van de verbodsbepalingen van de Ffw. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.
  • Tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Verstoring van broedende vogels is verboden. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. In het kader van de Ffw wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens tussen 15 maart en 15 juli (bron: website vogelbescherming).
  • Nader onderzoek naar vogels met vaste verblijfplaatsen is in geval van de sloop van gebouwen noodzakelijk. Verblijfplaatsen van vogels die hun verblijfplaats het hele jaar gebruiken, zijn jaarrond beschermd. Slechts een beperkt aantal soorten bewoont het nest permanent of keert elk jaar terug naar hetzelfde nest. Deze soorten staan vermeld in categorie 1 t/m 4 van de 'Aangepaste lijst van jaarrond beschermde vogelnesten' (Ministerie van LNV, 2009). Indien de werkzaamheden effect hebben op deze soorten is een ontheffing nodig. Voor vogels kan alleen een ontheffing worden verleend op grond van een wettelijk belang uit de Vogelrichtlijn. De meeste vogels maken elk broedseizoen een nieuw nest of zijn in staat om een nieuw nest te maken. Deze vogelnesten voor eenmalig gebruik zijn alleen tijdens het broedseizoen beschermd. Voor deze soorten is geen ontheffing nodig, indien werkzaamheden buiten het broedseizoen plaatsvinden of maatregelen zijn getroffen om te voorkomen dat deze soorten zich vestigen tijdens het broedseizoen. Buiten het broedseizoen mag van deze soorten het nest worden verplaatst of verwijderd.
  • Nader onderzoek naar de aanwezigheid van vleermuizen (tabel 3 Bijlage IV HR) is bij de sloop van bebouwing en de kap van groenstroken eveneens noodzakelijk. Indien vaste rust-, verblijfs- of voortplantingsplaatsen, primair foerageergebied en/of vaste vliegroutes aanwezig blijken te zijn en aangetast worden door toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen, dan dient overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van mitigerende en compenserende maatregelen. Indien de vereiste maatregelen worden genomen zal de Ffw de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staan. Indien de vereiste maatregelen niet mogelijk zijn, dient in nader overleg met de Dienst Regelingen van het Ministerie van Economische Zaken, bepaald te worden of het plan in zijn huidige vorm uitvoerbaar is.
  • In de watergangen is mogelijk de kleine modderkruiper (tabel 2-soort) aanwezig. Aantasting van de kleine modderkruiper tijdens werkzaamheden aan of het dempen van watergangen dient voorkomen te worden door de soort voorafgaand aan de werkzaamheden te verplaatsen. Deze werkzaamheden kunnen zonder ontheffing uitgevoerd worden, indien de aannemer beschikt over een goedgekeurde gedragscode. Als dit niet het geval is, moet een ontheffing aangevraagd worden.
  • Bij de uitvoering van de grondwerkzaamheden kunnen maatregelen worden genomen om te voorkomen dat (her)vestiging of (her)kolonisatie van beschermde soorten kan plaatsvinden, daarvoor kan het terrein regelmatig worden gemaaid, zodat er geen (natuurlijke) houtige beplanting kan groeien. Ook het vlak houden van het terrein kan de (her)vestiging van soorten tegengaan. Daarnaast is het dagelijks gebruik van het terrein een vorm van verstoring om (her)vestiging van beschermde soorten tegen te gaan. Echter verstoring mag alleen worden toegepast ter voorkoming van de (her)vestiging van soorten en niet ter bestrijding van al aanwezige soorten. Zo kan bijvoorbeeld voorkomen worden dat de rugstreeppad (die namelijk aangetrokken wordt door grondwerkzaamheden in de nabijheid van water) zich vestigt door de werkzaamheden naadloos op elkaar te laten aansluiten en/of het plangebied voorafgaand aan het uitvoeren van de werkzaamheden volledig af te schermen met antiworteldoek (hoogte 40-50 cm en 5 cm in de grond). Bij graafwerkzaamheden en/of tijdelijke opslag van grond kan voorkomen worden dat soorten als de oeverzwaluw gaan nestelen in de taluds door deze niet steiler te maken dan 1:3. Mochten ondanks deze voorzorgsmaatregelen onverhoopt toch beschermde dieren zich in het gebied vestigen, dan moeten de werkzaamheden worden stilgelegd, gewacht worden tot de nesten vrijwillig zijn verlaten of ontheffing worden aangevraagd.

Gezien de bovenstaande conclusies staat de Flora- en faunawet, met inachtneming van de voorgestelde maatregelen, de uitvoering van het plan niet in de weg.

Conclusie

Als gevolg van de ontwikkeling treden geen significant negatieve effecten op beschermde gebieden en soorten op. Het aspect ecologie vorm geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

2.4 Aanvulling MER

In 2006 is het MER ZEP Vrijetijdspark (DHV Ruimte en Mobiliteit BV. Registratienummer: OR-SE20061060, april 2006) afgerond. Omdat in het MER uit 2006 geen passende beoordeling is opgenomen, is een aanvulling op het MER opgesteld (opgenomen in bijlage 5). Hierin is een Passende Beoordeling opgenomen waarin wordt ingegaan op de gevolgen voor de stikstofdepositie op de omliggende Natura 2000-gebieden van de beoogde ontwikkeling. Daarnaast is kort ingegaan op de effecten van de beoogde ontwikkeling op de overige milieuaspecten.

Aan de hand van de aanvulling op het MER en de passende beoordeling kan geconcludeerd worden dat uit de passende beoordeling blijkt dat areaalverlies, versnippering, verstoring, verandering van de waterhuishouding en vermesting/verzuring niet optreden. De toename van de stikstofdepositie bedraagt in alle gebieden maximaal 0,1 mol N/ha/jr. De provincie Zeeland acht deze toename van stikstofdepositie zodanig beperkt dat geen sprake is van significant negatieve effecten op de omliggende Natura-2000 gebieden.

Voor de overige milieuaspecten geldt dat door de ruim lagere bezoekersaantallen en daarmee ook een lagere verkeersaantrekkende werking de effecten van het actualiserende bestemmingsplan kleiner zijn dan de effecten zoals onderzocht in het MER.

Op basis van de aanvulling op het MER wordt geconcludeerd dat de beoogde ontwikkeling mogelijk is binnen de geldende (milieu)wet- en regelgeving. De ontwikkeling leidt niet tot belangrijke negatieve milieugevolgen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Het voorliggende bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. In de navolgende beleidskaders wordt met name ingegaan op toetsing aan dit beleid voor de vestiging van Decathlon.

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur & ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte (SVIR) bevat het ruimtelijke beleid van het rijk als opvolger van de Nota Ruimte. De SVIR is in maart 2012 in werking getreden.

In de SVIR is geen specifiek ruimtelijk beleid voor de omgeving van het plangebied geformuleerd.

Wel zijn in de SVIR de dertien onderwerpen aangegeven die het rijk als 'nationaal belang' beschermingswaardig acht. Voor een aantal van deze onderwerpen is reeds een (beschermende) regeling opgenomen in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro, zie hierna).

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is detailhandel aan de ladder van duurzame verstedelijking toegevoegd. Deze 'ladder' is een ruimtelijk afwegingskader en is beter bekend als de SER-ladder, welke al meerdere jaren wordt toegepast voor bedrijventerreinen. Het afwegingskader van de ladder is als volgt:

  • 1. Actuele regionale behoefte.
  • 2. Kan bestaand stedelijk gebied of bestaande bebouwing worden hergebruikt?
  • 3. Mocht nieuwbouw echt nodig zijn, dan moet altijd worden gezorgd voor een optimale inpassing en bereikbaarheid.

De ladder van duurzame verstedelijking voor detailhandel vraagt van gemeenten bij nieuwe winkelontwikkelingen eerst naar herstructurering van bestaande winkellocaties te kijken, voordat een nieuwe locatie wordt overwogen. Op deze wijze wordt een duurzame winkelstructuur met een beperkt aantal sterke winkellocaties nagestreefd, wordt winkelleegstand tegengegaan en wordt zuinig omgegaan met de schaarse ruimte.

In paragraaf 2.3.1 en in bijlage 3 is de kwantitatieve en kwalitatieve behoefte aan de realisatie van de beoogde Decathlon onderbouwd. Daarbij is geconcludeerd dat deze ontwikkeling leidt tot een beperkte toename van de leegstand in het verzorgingsgebied en dat de ontwikkeling geen onaanvaardbare gevolgen heeft voor het woon-, leef- en ondernemersklimaat.

De beoogde ontwikkeling valt niet in te passen in bestaande winkelleegstand in Middelburg. De beoogde grootschalige sportwinkel heeft een oppervlak van 2.045 m² wvo en 2.508 m² bvo.

In de binnenstad van Middelburg is een pand van deze omvang beschikbaar. Dit betreft Achter De Houttuinen 14-16. Dit is de enige leegstaande locatie in het centrum die van voldoende omvang zou zijn om de beoogde grootschalige sportwinkel in te passen. De parkeercapaciteit van deze locatie is echter ontoereikend. Ook is er onvoldoende buitenruimte beschikbaar voor 'try & buy'-activiteiten. Dit maakt de locatie ongeschikt voor de invulling met de beoogde Decathlon.

Op de Mortiereboulevard zijn geen panden van een dergelijke omvang beschikbaar. Daarnaast is het beleidsmatig niet gewenst om dergelijke ketens te laten vestigen op de Mortiere (zie tevens bestemmingsplan Mortiere). De beschikbare winkelunits op het ZEP zijn niet geschikt voor vestiging van Decathlon. De internationale Decathlon formule stelt specifieke eisen aan een nieuwe vestigingslocatie ten aanzien van zichtbaarheid en herkenbaarheid en heeft namelijk naast de winkeloppervlakte tevens buitenruimtes nodig in de vorm van een voetbal- en basketballcourt. Deze velden behoren direct aansluitend aan de winkel te liggen, zodat direct vanuit de winkel gebruik gemaakt kan worden van deze velden. Grenzend aan bestaande gebouwen op het ZEP is er geen buitenruimte geschikt te maken voor Decathlon.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Voor de ruimtelijke onderwerpen die de rijksoverheid van 'nationaal belang' acht, heeft de Minister van Infrastructuur & Milieu een beschermende regeling opgenomen in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) dient een gemeentebestuur bij het vaststellen van een ruimtelijk plan de algemene regels van het Barro in acht te nemen.

Voor het voorliggende bestemmingsplan zijn geen specifieke elementen uit het SVIR en het Barro van belang die moeten worden geregeld.

3.2 Provinciaal beleid

Omgevingsplan Zeeland 2012-2018

Algemeen

In het Omgevingsplan Zeeland 2012-2018 heeft de provincie Zeeland het provinciaal ruimtelijk beleid verwoord. De Provincie zet in op een sterke economie, een goed woon- en werkklimaat en kwaliteit van water en landelijk gebied. In het Omgevingsplan is beschreven op welke punten de provincie wil dat Zeeland de komende jaren vooruitgang boekt.

Voorzieningen - Detailhandel

Eén van die thema's is voorzieningen. Een goed voorzieningenniveau voor alle bewoners, toeristen en bedrijven is van groot belang vanwege de leefbaarheid en economie van Zeeland. Bij de ontwikkeling van detailhandel dient getoetst te worden aan de duurzaamheidsladder. Vanuit zorgvuldig ruimtegebruik, bundeling van functies en versterking van attractieve steden ziet de provincie kernwinkelgebieden als primaire vestigingsplaats.

Voor grootschalige detailhandel en perifere detailhandel kan dit meer aan de stadsrand gelegen locaties betreffen. Detailhandel ter ondersteuning van grootschalige dagrecreatieve voorzieningen (leisure) is als kostendrager van de ontwikkeling toegestaan. Mits het inhoudelijk gerelateerd is aan de voorzieningen.

Verordening Ruimte Provincie Zeeland (VRPZ)

In artikel 2.2. lid 8 is opgenomen dat nieuwe detailhandelsvoorzieningen, primair zijn toegestaan in bestaande kernwinkelgebieden, met inbegrip van de uitbreiding van de bestaande voorzieningen. In bijlage 2 bij de verordening is in aanvulling aangegeven dat in een bestemmingsplan detailhandelsvoorzieningen kunnen worden toegelaten ter ondersteuning van dagrecreatieve voorzieningen indien de detailhandelsvoorzieningen gerelateerd zijn aan de dagrecreatieve voorzieningen en wat omvang betreft daaraan ondergeschikt zijn. In die zin dat detailhandel is toegestaan tot 20% van het vloeroppervlak.

Het detailhandelsprogramma blijft in overeenstemming met het beleidskader zoals dit verwoord staat in het voorontwerpbestemmingsplan ZEP Vrijetijdspark dat dient als gemeentelijk beleid. Ten opzichte van dit verleende programma (artikel 19 lid 2) worden geen extra vierkante meters detailhandel toegevoegd.

De totale omvang van de gebouwen (inclusief met het nieuwe gebouw van Decathlon) betreft 33.060 m². Een maximum percentage van 20% mag in gebruik worden genomen voor detailhandel, dit betreft 6.612 m². Met de ontwikkeling wordt voldaan aan de Provinciale Verordening Ruimte Zeeland.

3.3 Gemeentelijk beleid

Kwaliteitsatlas Middelburg 2010

In de kwaliteitsatlas Middelburg is aandacht voor versterking van de positie van de stad als regionaal en toeristisch koopcentrum. Hierbij wordt gestreefd naar bundeling van winkels. Voor perifere detailhandel is Mortiere aangewezen en voor thematische detailhandel is het ZEP Vrijetijdspark aangewezen. Het ZEP dient te bestaan uit een mix van thematische detailhandel en attracties. Hierbij is aandacht voor het verder versterken van de grootschalige detailhandel. De vestiging van Decathlon past in dit beleid.

Economische Effectanalyse ZEP

In het kader van het (voorontwerp)bestemmingsplan ZEP Vrijetijdspark is tevens een analyse gemaakt van de verwachte economische effecten in de omgeving. Deze rapportage is opgesteld door Goudappel Coffeng. In deze rapportage zijn verschillende uitgangspunten geformuleerd waar Decathlon aan voldoet.

  • 1. Het retailprogramma op het ZEP biedt zowel kansen voor algemene formules als ook onderscheidende en complementaire formules. De voorkeur gaat uit naar onderscheidende en complementaire formules. Deze formules leveren namelijk veel kleinere effecten op andere winkels in een dergelijk segment en op de detailhandelsstructuur. In dit specifieke geval zal een formule als Decathlon door de profilering (sportgerelateerde producten en veel minder modische artikelen/kleding) dan reguliere formules veel minder negatieve effecten opleveren.
  • 2. De invulling van het detailhandelsprogramma op het ZEP is essentieel voor het functioneren van het ZEP. De detailhandel zorgt ervoor dat er jaarrond 'traffic' is op het ZEP en dat er sprake is van een levendig park.
  • 3. Het ZEP zorgt ervoor dat het toeristisch-recreatief product van Walcheren wordt vergroot en verbreed. Dit trekt tevens toeristen en recreanten naar andere faciliteiten (zoals de binnenstad) dan alleen naar het ZEP.

Voorontwerpbestemmingsplan ZEP Vrijetijdspark

Het voorontwerpbestemmingsplan ZEP Vrijetijdspark verwoordt het programma zoals dit destijds in het MER ZEP Vrijetijdspark is onderzocht. Dit programma heeft de afgelopen jaren gediend als beleidskader voor het ZEP. Dit betrof ondermeer dagrecreatieve voorzieningen, horeca, sport, onderwijs en detailhandel. Voor wat betreft detailhandel was de volgende branchering opgenomen.

Categorie   Oppervlakte  
max. bvo   6.000 m²  
max. wvo   4.900 m²  
max. sport en spel in wvo   2.700 m²  
max. multimedia in wvo   1.350 m²  
max. autoaccessoires en fiets in wvo   900 m²  
max. overige niet dagelijkse goederen in wvo   675 m²  
max. dagelijkse goederen in wvo   450 m²  
try and buy in wvo   500 m²  
try and buy in bvo   612 m²  

In het voorliggende bestemmingsplan wordt de branchering gedeeltelijk aangepast. Bij deze aanpassing wordt het maximum oppervlak aan bvo en wvo niet aangepast. In de oppervlakte wordt het gedeelte try and buy zoals dit in het voorontwerpbestemmingsplan afzonderlijk opgenomen was geïntegreerd in de oppervlaktes bvo en wvo. Dit maakt namelijk onlosmakelijk onderdeel uit van het concept van Decathlon en kan dan ook niet afzonderlijk worden getoetst in de fysieke winkel.

Verder wordt de invulling van het programma voor wat betreft de branche 'sport en spel' gesplitst in een branche 'sport' en een branche 'spel'. Hiermee wordt Toys XL ingepast in de branche 'spel' en de winkelformule van 'Decathlon' in de branche 'sport' en in de branche autoaccessoires en fiets.

In de bestemmingsregeling wordt de volgende branchering opgenomen.

Categorie   Oppervlakte  
max. bvo   6.612 m²  
max. wvo   5.400 m²  
max. sport in wvo   2.700m²  
max. spel in wvo   2.700m²  
max. multimedia in wvo   1.350 m²  
max. autoaccessoires en fiets in wvo   900 m²  
max. overige niet dagelijkse goederen in wvo   675 m²  
max. dagelijkse goederen in wvo   450 m²  
try and buy in wvo   5.400 m²  
try and buy in bvo   6.612 m²  

Overwegingen effecten vestiging Decathlon

Mede op basis van de actuele onderbouwing van de marktruimte, de leegstandseffecten en kanttekeningen bij de uitgevoerde marktruimteberekening acht de gemeente het overaanbod en de kans op extra leegstand aanvaardbaar. Hierbij is het volgende overwogen.

  • De planologische mogelijkheden voor detailhandel zijn op het ZEP al aanwezig. Decathlon zal deze bestaande beschikbare meters opvullen, waardoor niet gesproken kan worden van een uitbreiding van vierkante meters detailhandel op het vrijetijdspark ZEP.
  • Het bestemmingsplan wordt opgesteld omdat de Decathlonformule niet past in de bestaande bebouwing. Deze is ongeschikt qua maatvoering en heeft geen buitenruimte. Ter plaatse is dan ook geen ruimte voor de try- and buy zones, deze kan ook niet gerealiseerd worden. Zonder deze beperkingen had Decathlon zich ter plaatse kunnen vestigen zonder markttoets. Dan hadden de eventuele negatieve effecten op de leegstand in het verzorgingsgebied ook plaats kunnen vinden.
  • Decathlon past in het concept van ZEP als multifunctioneel gebied met dagrecreatie, entertainment en leisure-ondersteunende detailhandel.
  • Naar verwachting heeft de nieuwbouw van Decathlon een positieve invloed op de verdere invulling van ZEP. Het draagt bij aan een groei van de bezoekersaantallen en daarmee aan de levensvatbaarheid van het park.
  • Decathlon versterkt de regiopositie van Middelburg op het gebied van sportdetailhandel. Door deze sterke positie in de regio is de omvang van het sportwinkelaanbod in Middelburg groter dan in andere Zeeuwse steden. Dit kan een aanzuigende werking hebben waar ook andere ondernemers van kunnen profiteren.
  • Decathlon aan de rand van Middelburg heeft een geheel andere marktpositie dan de sportwinkels in het centrum van Middelburg en andere Zeeuwse steden. Deze sportwinkels in de centrumgebieden richten zich met name op sport gerelateerde vrijetijds merkkleding en -schoenen en zijn juist in centrumgebieden gevestigd omdat daar geprofiteerd kan worden van de passantenstromen. Deze passanten komen naar de centra voor de aanschaf van mode en luxe producten, sportmode vormt hier een onderdeel van. De overige sportspeciaalzaken in de binnensteden weten klanten te trekken met de service en het specialistisch assortiment. Deze marktpositie en concurrentieverhoudingen tussen de recreatief bezochte winkels in de stadscentra en de winkels op locaties zoals ZEP wijzigen niet met de komst van één nieuwe grootschalige sportwinkel.
  • Decathlon voert een assortiment in fietsen, omdat sportief/recreatief fietsen in het verlengde ligt van de overige sportartikelen van deze winkel. Omdat sprake is van een kwalitatief ander assortiment bij Decathlon, kunnen de fietswinkels in de regio goed concurreren door het voeren van uitgebreider/specialistisch assortiment en met het bieden van uitgebreide service en dienstverlening. Daarbij is de omvang van het fietsaanbod van Decathlon slechts 1,7% van het aanwezige fietswinkelaanbod in het omvangrijke verzorgingsgebied. De invloed ervan op de regionale concurrentieverhoudingen is daarmee verwaarloosbaar.
  • Ondernemen betekent rekening houden met concurrentie. Ontwikkelingen en innovaties van concurrenten, in welke vorm dan ook, kunnen altijd effect hebben op de marktpositie van winkels. Bestaande winkels reageren voortdurend op gewijzigde marktomstandigheden bijvoorbeeld door hun assortiment, hun promotie of dienstverlening aan te passen. De beoogde detailhandelsontwikkeling heeft in onze ogen geen onaanvaardbare gevolgen voor het ondernemersklimaat in Middelburg en in het verzorgingsgebied.

3.4 Conclusie

Het voorliggende bestemmingsplan past binnen het geldende beleidskader en voldoet aan de Ladder voor duurzame verstedelijking. Vanuit het beleidskader geldt de aangepaste branchering als extra randvoorwaarde voor de bestemmingsregeling.

Hoofdstuk 4 Projectbeschrijving Decathlon

Concept Decathlon

Het Decathlon winkelconcept bestaat uit een unieke formule met 70 sporten onder één dak. Het ruime interieur met breed opgezette paden zorgt voor een aangename en veilige winkelbeleving. Deze brede paden geven de bezoekers van de winkels de ruimte om een groot deel van de innovatieve sportproducten uit te proberen (try and buy). Daarnaast kunnen artikelen ook worden getest op de daarvoor bestemde try and buy zones.

Het fysieke pand is een essentieel onderdeel van het concept; niet alleen door de herkenbare externe aankleding, maar ook door een aantal voordelen van de constructie en architectuur. Zo is het pand

in duurzame bouw te realiseren, waarbij ook aan waterbesparende en energiezuinige maatregelen is gedacht. Een voorbeeld hiervan is het gebruik van regenwater voor de besproeiing van de vegetatie op

en rond het parkeerterrein. Decathlon streeft voor nieuwe winkels duurzaamheidsprestaties na die aan de certificeringseisen van BREEAM voldoen. Elke winkel zal ook een sociale functie voor de regio vervullen, als ontmoetingsplaats voor sportliefhebbers die afkomen op de sportactiviteiten die Decathlon jaarlijks organiseert.

Het winkelconcept en het aanbod van Decathlon is uniek. Een deel van het assortiment is als PDV te bestempelen vanwege het volumineuze karakter van het assortiment: tenten en kamperen, fitnessapparaten, watersport (kano's en zwembaden), rijwielen, tafeltennis. Daarnaast is door de hoeveelheid artikelen tevens sprake van grootschalige detailhandel. Door het ruime assortiment is de komst van een Decathlon geen bedreiging, maar juist een versterking van sportfuncties en andere sportdetaillisten in de regio. Decathlon verrijkt het bestaande aanbod door het accent op sporttechnische artikelen te leggen in plaats van op mode. Daar komt bij dat het aanbod voor meer dan 80% uit eigen merken bestaat. In bijlage 2 bij de toelichting wordt verder ingegaan op het concept van Decathlon.

Decathlon past in thema ZEP

Met het winkelconcept dat Decathlon voert, sluit de formule goed aan op het thema van het ZEP. Het ZEP dient functioneel voor functies op het gebied van dagrecreatie en entertainment aangevuld met detailhandel. Deze functies komen dan uit de sectoren sport en recreatie aangevuld met horeca. Tevens is op het terrein ruimte voor sportieve demonstraties. Decathlon past vanwege de sportcomponent aangevuld met 'try and buy' en sportactiviteiten goed in dit concept. Daarnaast wordt in de winkel tevens onderhoud en reparatie verzorgd.

Ruimtelijk ontwerp

Voor Decathlon is een ruimtelijk ontwerp gemaakt dat aansluit op de ruimtelijke structuur van het ZEP. Het gebouw voor Decathlon voegt zich mede door het doortrekken van het bestaande daklandschap, goed in het plan voor het ZEP. De kleurschakering van de gevel is echter afwijkend ten opzichte van de bestaande bebouwing. De afwijkende kleurstelling zorgt voor een sprekend beeld.

De bebouwing zal voor het grootste deel van het gebouw een maximale bouwhoogte krijgen van 9 meter. Door een bebouwingsaccent in de beoogde dakconstructie zal de maximale bouwhoogte op de kop van het gebouw oplopen naar 17 meter. De totale bedrijfsvloeroppervlakte van het gebouw zal 2.548 m² bedragen. Buiten het gebouw is ruimteaanwezig voor voetbal- en basketbalcourts en voor het plaatsen van tenten.

Onderbouwing programma

In paragraaf 5.3 is weergegeven welke oppervlaktes reeds in gebruik zijn voor detailhandel. De overige capaciteit is beschikbaar voor Decathlon. Hiermee past Decathlon binnen het vastgestelde programma.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPMORZEP-VG01_0005.jpg"

Figuur 4.1. Bovenaanzicht vestiging Decathlon op het ZEP

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPMORZEP-VG01_0006.jpg"

Figuur 4.2. Figuren ontwerp Decathlon

Hoofdstuk 5 Toelichting op de bestemmingsregeling

5.1 Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP)

Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het daarbij behorende Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Deze wet vormt het wettelijk kader voor het bestemmingsplan. Sinds 1 januari 2010 moeten alle nieuwe ruimtelijke plannen digitaal, uitwisselbaar en vergelijkbaar worden gemaakt. Het gaat om bestemmingsplannen, provinciale verordeningen, Algemene maatregelen van Bestuur (AMvB's) en structuurvisies. Uitgangspunt hierbij is dat gemeenten, provincies en departementen verantwoordelijk zijn voor het maken en beheren van hun eigen ruimtelijke plannen en verordeningen. Tevens worden deze plannen en verordeningen digitaal beschikbaar gesteld voor burgers, bedrijven en medeoverheden.

Een vergelijkbaar ruimtelijk plan is opgebouwd volgens de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen, editie 2012 (SVBP2012), die is verankerd in het Bro. Daarnaast is in het Bro een aantal bepalingen opgenomen waaraan de regels van het bestemmingsplan moeten voldoen. Het gaat hierbij om een aantal begrippen, wijze van meten, regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti-dubbeltelbepaling.

Het voorliggende bestemmingsplan is opgebouwd en vormgegeven conform de bindende afspraken van de SVBP2012.

5.2 Opzet van het nieuwe bestemmingsplan

Ten aanzien van de opzet van het bestemmingsplan (verbeelding en regels) is het volgende van belang.

Planvorm

De Wro biedt de keuze uit drie planvormen:

  • a. het gedetailleerde bestemmingsplan;
  • b. het zogenaamde globale eindplan;
  • c. het globale uitwerkingsplan met een uitwerkingsplicht.

Het verschil tussen de plannen is dat de plannen onder a. en b. meteen een basis bieden voor het verlenen van omgevingsvergunning voor bouwen en dat de plannen onder c. eerst moeten worden uitgewerkt voordat bouwvergunning verleend kan worden. Het is denkbaar dat in één bestemmingsplan verschillende planvormen worden toegepast, afhankelijk van het te voeren beleid en strategie (regiefunctie gemeente).

De keuze van de planvorm wordt in belangrijke mate bepaald door het gewenste ruimtelijk beleid en de regiefunctie van de gemeente. Het spanningsveld tussen flexibiliteit en rechtszekerheid speelt hierin een belangrijke rol. Gedetailleerde bestemmingsplannen bieden in beginsel meer rechtszekerheid, terwijl globale eindplannen meer ontwikkelingsmogelijkheden bieden binnen één bestemming.

Het voorliggende bestemmingsplan is gedetailleerd van karakter, zodat voor een ieder zekerheid bestaat over de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

Opzet verbeelding

Algemeen

Het bestemmingsplan moet voldoen aan de eis van rechtszekerheid. Dit betekent dat een bestemmingsregeling duidelijk en voor één uitleg vatbaar is. In aansluiting hierop en in relatie tot digitale ontwikkelingen verdient het de voorkeur de bestemmingsregeling zo veel mogelijk op de verbeelding te visualiseren en de planregels zo transparant mogelijk te houden. Uitgangspunt is dat zoveel mogelijk informatie op de verbeelding wordt aangegeven en dat de verbeelding digitaal wordt opgebouwd.

Daarbij is gebruik gemaakt van een combinatie van de GBKN (Grootschalige Basiskaart Nederland) en de digitale kadastrale ondergrond.

Bestemmingen

Op de verbeelding wordt per perceel aangegeven welke bestemming geldt en waar bebouwing is toegestaan. In bepaalde gevallen vloeit dit reeds direct uit de bestemming voort. Zo mogen op de gronden met de bestemmingen Groen en Verkeer in het algemeen geen gebouwen worden opgericht (met uitzondering van gebouwen voor nutsvoorzieningen). In andere gevallen geeft een oppervlaktemaat in de planregels de mate aan waarin er mag worden gebouwd.

Door middel van hoofdletters wordt de bestemming aangeduid, zoals Gemengd voor gemengde gebieden en Verkeer voor parkeerterreinen en wegen.

Op het analoge renvooi wordt de betekenis aangegeven van de bestemmingen en de aanduidingen. De volgorde van de bestemmingen in het renvooi komt overeen met de volgorde van de planregels (alfabetisch). Tevens wordt in een onderhoek op de verbeelding de naam van het bestemmingsplan aangegeven, de datum van terinzagelegging, vaststelling en (eventueel) van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Ook is het identificatienummer van het bestemmingsplan en het kaartblad aangegeven. De analoge verbeelding bestaat uit één kaartblad en een renvooi, op een schaal van 1:1.000.

Aanduidingen

Binnen het bestemmingsplan wordt gebruik gemaakt van functieaanduidingen, waarmee specifieke functies worden bepaald. Deze functieaanduidingen worden tussen kromme haken weergegeven. Ook worden maatvoeringsaanduidingen op de kaart aangegeven zoals de maximaal toegestane hoogtemaat (goothoogte en bouwhoogte) en het maximale bebouwingspercentage. Bij het toekennen van de aanduidingen is zo veel mogelijk gebruik gemaakt van de standaard (en verplichte) aanduidingen uit SVBP2012.

Opzet planregels

Overeenkomstig SVBP2012 kent de indeling van de hoofdstukken waarin de regels zijn opgenomen de volgende vaste volgorde.

  • In hoofdstuk 1 (inleidende regels) worden in de regels gehanteerde begrippen, voor zover nodig, gedefinieerd, en wordt de wijze van meten bepaald.
  • In hoofdstuk 2 (bestemmingsregels) worden alfabetisch de regels gegeven waarmee de bestemmingen die op de verbeelding voorkomen nader worden omschreven.
  • Hoofdstuk 3 (algemene regels) bevat een aantal regels die voor alle bestemmingen gelden, zoals een anti-dubbeltelbepaling, een procedureregel, dan wel regels die voor de nodige flexibiliteit kunnen zorgen, zoals algemene ontheffings- of wijzigingsbevoegdheden.
  • Hoofdstuk 4 (overgangs- en slotregel) ten slotte geeft overgangsrecht voor bestaand gebruik en bestaande bebouwing en de titel van het plan.

Een bestemmingsartikel (Hoofdstuk 2, Bestemmingsregels) wordt als volgt opgebouwd:

  • bestemmingsomschrijving;
  • bouwregels (onderverdeeld in toelaatbaarheid van bouwwerken en bouwhoogte, oppervlakte en inhoud);
  • afwijken van de bouwregels;
  • specifieke gebruiksregels;
  • afwijken van de gebruiksregels;
  • omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden;
  • wijzigingsbevoegdheden.

Een bestemmingsartikel behoeft niet alle elementen te bevatten. Dit is afhankelijk van de aard van de bestemming. Alle bestemmingen bevatten wel een bestemmingsomschrijving en bouwregels.

5.3 Gehanteerde bestemmingen

Begrippen

Voor de begrippen die in dit bestemmingsplan zijn gehanteerd is zoveel mogelijk aangesloten op begrippen zoals deze zijn gehanteerd in andere bestemmingsplannen in de gemeente Middelburg. Voor enkele begrippen is aangesloten op het voorontwerpbestemmingsplan 'ZEP Vrijetijdspark'. Hiermee wordt ervoor gezorgd dat er geen veranderingen in het programma mogelijk zijn ten opzichte van het destijds beoogde concept.

Gemengd - ZEP

Voor het Zeeuws Evenementen Podium is een afzonderlijke bestemming Gemengd - ZEP opgenomen. In deze bestemming zijn cultuur en ontspanning, detailhandel, onderwijs, recreatie - dagrecreatie en sport toegestaan. Een casino is niet gewenst en daarom uitgesloten. Daarvoor zijn andere locaties beter geschikt. Bedrijfswoningen zijn niet toegestaan.

Voor de gebouwen is een bouwvlak opgenomen. In de specifieke gebruiksregels is naar aanleiding van een uitgevoerd Economische effectanalyse ZEP, differentiatie van de soorten detailhandel aangebracht. Deze differentiatie is nog steeds gewenst en is dan ook in het voorliggende bestemmingsplan overgenomen. Regels en wijzigingsmogelijkheden uit de oorspronkelijke planvorming (voorontwerpbestemmingpslan ZEP), zijn overgenomen. Daarbij zijn voorwaarden gesteld in het belang van een goede ruimtelijke ordening. Nadere eisen kunnen als aanvulling op de daarvoor opgenomen 'basisregels' worden gesteld.

Op basis van het voorontwerpbestemmingsplan ZEP Vrijetijdspark, waarop de verleende ontheffing art. 19 lid 2 WRO is gebaseerd, is de volgende categorisering opgenomen. Deze wordt grotendeels vertaald in het voorliggende bestemmingsplan. Naar aanleiding van enkele beleidskeuzes wordt de branchering op enkele onderdelen verruimd. De branche auto en fiets wordt aangepast in autoaccessoires en fiets. De vestiging van een autobedrijf is namelijk niet gewenst op het ZEP. Tevens wordt de branche 'sport en spel' aangepast in een branche 'sport' en een branche 'spel'. Beide branches krijgen een maximale omvang van 2.700 m².

Categorie   Oppervlakte  
max. bvo   6.612 m²  
max. wvo   5.400 m²  
max. sport in wvo   2.700 m²  
max. spel in wvo   2.700 m²  
max. multimedia in wvo   1.350 m²  
max. autoaccessoires en fiets in wvo   900 m²  
max. overige niet dagelijkse goederen in wvo   675 m²  
max. dagelijkse goederen in wvo   450 m²  
try and buy in wvo   5.400 m²  
try and buy in bvo   6.612 m²  

Van deze categorieën zijn al oppervlaktes in gebruik door Toys XL en BCC . Het overige deel van het bestaande programma is beschikbaar voor de vestiging van Decathlon. Uit onderstaande tabel blijkt hoe groot dit oppervlak is.

Onderverdeling   Bvo   Wvo   Functioneel toegestane branchering   Restcapaciteit per branche  
Toys XL en Lego   2339,9 m²   1896 m²   'spel' 2.700 m² wvo   804 m² wvo 'spel'  
BCC   1723,6 m²   1.380 m²   'multimedia'
1.350 m² wvo
'overige niet dagelijkse goederen' 675 m² wvo  
0 m² wvo 'multimedia'

645 m² wvo 'overige niet dagelijkse goederen'  
Totaal exclusief Decathlon in gebruik   4063,5 m²   3.376 m²   'spel' 2.700 m² wvo
'multimedia'
1.350 m² wvo

'overige niet dagelijkse goederen' 675 m² wvo  
804 m² wvo 'spel'
0 m² wvo 'multimedia'

645 m² wvo 'overige niet dagelijkse goederen'  
Totaal programma incl. Try and Buy   6.612 m²   5.400 m²      
Beschikbaar voor Decathlon   2.508 m²   2.045 m²   2.700 m² wvo 'sport' en 900 m² 'autoaccesoires en fiets'
 
voldoende capaciteit in beide branches

 

Geconcludeerd kan worden dat Decathlon past binnen de maximale maat in Bvo's en Wvo's. Daarnaast is binnen de branche 'sport' en de branche 'autoaccessoires en fiets' voldoende ruimte voor de vestiging van Decathlon. Daarnaast zal Decathlon ook 'try and buy' zones inrichten.

Verkeer - Verblijfsgebied

De openbare wegen, voet- en fietspaden in het plangebied zijn bestemd tot Verkeer. Binnen deze bestemming zijn tevens groenvoorzieningen en water toegestaan. In de bestemmingsomschrijving is bepaald dat de bestemmingen mogen worden gebruikt voor geluidwerende voorzieningen en nutsvoorzieningen. Voor de parkeerterreinen bij het ZEP is een aanduiding 'parkeerterrein' opgenomen. Binnen deze bestemming kan voor nutsvoorzieningen worden gebouwd met een oppervlakte en bouwhoogte van ten hoogste 15 m² respectievelijk 3 meter.

Leiding - Riool

De dubbelbestemmingen voor de leidingen geven aan waar de betreffende leidingen aanwezig zijn en welke soort. Voor het bouwen gelden in deze gebieden beperkingen. Deze zijn geregeld in de bouwregels en met het aanlegvergunningenstelsel. Overleg met de beheerder(s) van leidingen is geregeld in de planregels.

Hoofdstuk 6 Handhaving en uitvoerbaarheid

6.1 Handhaving

Het gemeentebestuur is bevoegd om administratiefrechtelijk op te treden op grond van de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ten aanzien van activiteiten, die in strijd zijn met het bestemmingsplan. Het spreekt echter vanzelf dat het weinig zin heeft bestemmingsplannen op te stellen die slecht worden nageleefd.

Om een aanvaardbaar handhavingsbeleid tot stand te brengen, dient in de eerste plaats het draagvlak te worden vergroot. In verband hiermee dient het bestemmingsplan voor zoveel mogelijk betrokkenen een duidelijke, toegankelijke en op de hedendaagse behoeften en eisen afgestemde bestemmingsregeling te bevatten.

Verder kan door informatie te verstrekken omtrent de inhoud van het bestemmingsplan een groter begrip worden gekweekt bij de burger. Het geven van voorlichting vormt daarom de eerste schakel in de handhavingsactiviteiten. Van gemeentewege zullen hiertoe de nodige activiteiten worden ondernomen.

Daarnaast dient bestuurlijke bereidheid te ontstaan om regels in de praktijk toe te passen en te handhaven. Ten aanzien van overtredingen zal een actief handhavingsbeleid worden gevoerd. Getracht wordt de controlewerkzaamheden ten aanzien van geconstateerde overtredingen op een intensieve manier uit te voeren.

Om de benodigde inzet van extra middelen zo beperkt mogelijk te houden, maar ook om tot een samenhangend handhavingsbeleid te komen, zullen handhavingsactiviteiten zoveel mogelijk worden afgestemd. Controle in het kader van het bestemmingsplan wordt gekoppeld aan controle in het kader van milieuwetgeving en omgekeerd.

Wanneer eenmaal sancties moeten worden getroffen, zal dit op consistente wijze en met inachtneming van de juridische spelregels, worden gedaan. Indien de activiteiten niet kunnen worden gelegaliseerd, zullen de instrumenten van aanschrijving, stillegging bouw, bestuursdwang en dwangsom worden toegepast. De uitvoering van de strafrechtelijke vervolging ligt in handen van het Openbaar Ministerie.

6.2 Financiële uitvoerbaarheid

In de Wet ruimtelijke ordening is de Grondexploitatiewet opgenomen. In deze wet is verplicht kostenverhaal door de gemeente geregeld. De gemeente legt dit kostenverhaal vast in een exploitatieplan. Kostenverhaal is aan de orde en dient te worden verzekerd indien op grond van een bestemmingsplan, een projectbesluit of een projectafwijkingsbesluit is (artikel 6.2.3. t/m 6.2.5. Bro) rechtstreeks bouwplannen (als genoemd in artikel 6.2.1 Bro) mogelijk worden gemaakt. Voor een wijzigingsbevoegdheid wordt kostenverhaal verplicht bij het vervaardigen van het wijzigingsplan. Van een exploitatieplan kan worden afgeweken door in het kostenverhaal anderszins te voorzien (door een overeenkomst te sluiten met alle betreffende grondeigenaren in het gebied waar bouwmogelijkheden mogelijk worden gemaakt of door volledig gemeentelijk grondeigendom).

De gemeente heeft met de ontwikkelaar van Decathlon een anterieure overeenkomst gesloten over het kostenverhaal. De financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is dan ook gewaarborgd.

6.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Op grond van artikel 3.1.6 Bro dient inzicht te worden gegeven in de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Het gaat daarbij zowel om de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de planvoorbereiding zijn betrokken alsook om de resultaten van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro.

Het bestemmingsplan is toegestuurd aan de (wettelijke) overlegpartners. Met de opmerkingen van de overlegpartners is rekening gehouden in dit ontwerpbestemmingsplan.

Informatieavond

Tegelijk met de vooraankondiging van het bestemmingsplan zijn geïnteresseerden uitgenodigd voor een informatiebijeenkomst op 19 juni 2014 over onder meer de komst van Decathlon. Daarnaast is hieromtrent een informele uitnodiging gegaan naar de besturen van de Vereniging Ondernemers Middelburg en Gebruikersvereniging Woonboulevard Mortiere, alsmede verschillende ondernemers uit sport-, fiets- en vrijetijdsbranche. Tijdens deze bijeenkomst heeft Decathlon een presentatie gegeven en plannen ontvouwd. Van gemeentezijde is een inhoudelijke visie gegeven op de beoogde ontwikkeling en toelichting gegeven op de gevoerde procedure.