direct naar inhoud van 3.5 Milieuaspecten
Plan: Mortiere
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0687.BPMOR-VW02

3.5 Milieuaspecten

3.5.1 Milieuaspecten gevestigde bedrijven en voorzieningen

In deze paragraaf wordt ingegaan op de milieuaspecten van de in het plangebied aanwezige bedrijven. Onderscheid wordt gemaakt in bedrijven, horeca en overige voorzieningen.

Voor de bestemmingregeling van bedrijfslocaties en horecavestigingen hanteert de gemeente een Staat van Bedrijfsactiviteiten respectievelijk een Staat van Horeca-activiteiten. Deze staten zijn gekoppeld aan de planregels van bestemmingsplannen en zijn een eerste globaal toetsingskader voor de toelaatbaarheid van bedrijven. In een concrete situatie is milieuwetgeving bepalend. Omdat het plangebied grenst aan de woongebieden van Middelburg, worden in het bestemmingsplan eisen gesteld aan de toelaatbaarheid van bedrijven. Voor een nadere toelichting op deze staten wordt verwezen naar de bijlagen 1 en 3.

Bedrijven

Inschaling van bedrijven

Vanwege de nabijheid van het woongebied Mortiere zijn in een strook direct langs de Paukenweg ten hoogste bedrijven uit milieucategorie 3.1 toelaatbaar. Voor categorie 3.1-bedrijven geldt een richtafstand van 50 meter. Aan deze afstand wordt ruim voldaan. De woningen in woongebied Mortiere bevinden zich op grotere afstand.

Achter deze strook van categorie 3-1-bedrijven zijn in een strook tot aan de Schroeweg bedrijven uit ten hoogste milieucategorie 3.2. toelaatbaar. Bij categorie 3.2-bedrijven geldt een richtafstand van 100 meter. Ook aan deze afstand wordt ruim voldaan.

De bedrijven in het plangebied zijn ingeschaald in de categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (zie bijlage 2) Uit de inschaling blijkt dat alle bedrijven passen binnen de algemeen toelaatbare milieuzonering.

Klachten over bedrijven

Bij de gemeente zijn uit voorgaande jaren geen klachten bekend over de bedrijven.

Horeca

In het plangebied is een aantal horecavestigingen aanwezig. Het gaat met name om een aantal bedrijven op het ZEP. Daarnaast zijn aan de Bosschaartweg en de Paukenweg hotels gevestigd, op de Mortiereboulevard een nieuwe horecavoorziening. Bij de Bosschaartsweg is de Mc Donald's gevestigd. Omdat horecabedrijven niet algemeen toelaatbaar worden geacht, is voor de bedrijven een specifieke bestemming of aanduiding opgenomen.

3.5.2 Wegverkeerslawaai

Normstelling

Langs alle wegen bevinden zich als gevolg van de Wet geluidhinder geluidzones, met uitzondering van woonerven en 30 km/uur-gebieden. Binnen de geluidzone van een weg dient de geluidbelasting aan de gevel van geluidgevoelige bestemmingen aan bepaalde wettelijke normen te voldoen. De breedte van een geluidzone is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van de weg (binnen- of buitenstedelijk). De geluidzone ligt aan weerszijden van de weg, gemeten vanuit de kant van de weg. Onder stedelijk gebied wordt verstaan: "het gebied binnen de bebouwde kom, doch met uitzondering van het gebied binnen de bebouwde kom, voor zover liggend binnen zone van een autoweg of autosnelweg als bedoeld in het Reglement verkeersregels en verkeerstekens" (artikel 1 Wgh). De geluidzone van wegen bestaande uit 1 of 2 rijstroken en liggend binnen de bebouwde kom bedraagt 200 meter. De N57, Schietbaan, Torenweg en de nieuwe toegangsweg Mortiere (richting N57 en Arnestein) zijn de wegen waarvan de geluidzone over de nieuwe woningen valt.

De geluidhinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidniveau over een etmaal.

Nieuwe situaties

Voor de geluidbelasting aan de buitengevels van woningen binnen de wettelijke geluidzone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. Hogere grenswaarden kunnen alleen worden verleend nadat is onderbouwd dat maatregelen om de geluidbelasting aan de gevel van geluidgevoelige bestemmingen terug te dringen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Deze hogere grenswaarde mag de uiterste grenswaarde niet te boven gaan. Voor de beoogde binnenstedelijke ontwikkeling geldt een uiterste grenswaarde van 63 dB, tenzij gelegen binnen de geluidzone van een auto(snel)weg. Dan geldt een uiterste grenswaarde van 53 dB.

De geluidwaarde binnen de geluidgevoelige bestemming (binnenwaarde) dient in alle gevallen te voldoen aan de in het Bouwbesluit neergelegde norm van 33 dB. Krachtens artikel 110g van de Wet geluidhinder mag het berekende geluidniveau van het wegverkeer worden gecorrigeerd in verband met de verwachting dat motorvoertuigen in de toekomst stiller zullen worden. Van de aftrek conform artikel 3.6 uit het Reken- en Meetvoorschrift 2006 is gebruik gemaakt.

30 km/h-wegen

Zoals gesteld zijn wegen met een maximumsnelheid van 30 km/h of lager op basis van de Wgh niet-gezoneerd. Akoestisch onderzoek zou achterwege kunnen blijven.

Gemeentelijk beleid t.a.v. de voorkeursgrenswaarden en de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting

In het beleid van de gemeente is aangegeven dat 30 km/h wegen geen zone hebben in het kader van de Wet geluidhinder. Toetsing aan de Wgh is dus niet aan de orde. Wel is in het kader van toetsing aan het Bouwbesluit noodzakelijk de geluidbelasting van deze wegen te kennen.

In het gemeentelijk beleid is ten aanzien van vast te stellen hogere grenswaarden opgenomen dat toepassing van maatregelen gericht op het terugbrengen van de verwachte geluidbelasting op de betrokken woningen tot de geldende voorkeursgrenswaarde de voorkeur heeft. Indien dit niet mogelijk is of onvoldoende doeltreffend dan wel leidt tot overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeers- of vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard, dan zal gebruik worden gemaakt van de hoogst toelaatbare geluidbelasting voor woningen.

Rekenmethoden

Het akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai (zie bijlage 1) is uitgevoerd met behulp van de Standaard Rekenmethode 2 (SRM 2). De resultaten zijn getoetst aan de Wgh en het geluidbeleid van de gemeente Middelburg.

Invoergegevens

Verkeersintensiteiten

De toekomstige verkeersintensiteiten op alle voor het akoestisch model relevante wegen zijn weergegeven in tabel 3.1. De verkeersintensiteiten voor de toekomstige situatie in 2022 zijn bepaald door de autonome verkeersintensiteit te vermeerderen met de verkeersproductie en –attractie (verkeergeneratie) voortvloeiend uit de beoogde ontwikkelingen.

Autonome verkeersintensiteit

De autonome verkeersintensiteiten op de wegen in het akoestisch model zijn gebaseerd op het beschikbare verkeersmodel Walcheren 2020. In bijlage 1 bij het akoestisch onderzoek is van het verkeersmodel een uitsnede voor het plangebied weergegeven.

Het verkeersmodel geeft de verkeersintensiteiten weer voor 2020 en gaat uit van een gemiddelde werkdag. Volgens de Wgh dient uitgegaan te worden van een planperiode van 10 jaar (2022) en een gemiddelde weekdagintensiteit. De gemiddelde intensiteit voor een weekdag in 2022 is bepaald met behulp van de omrekenfactor 0,9 (van werkdag naar weekdag) en een autonome groei van 2% per jaar.

Extra ontwikkelingen (ten opzichte van het verkeersmodel)

In het verkeersmodel is voor Mortiere rekening gehouden met 1330 woningen (inclusief de eerdere ophoging van circa 400 woningen). In het nieuwe bestemmingsplan worden 50 woningen extra mogelijk gemaakt. De exacte locatie van deze 50 woningen binnen het plangebied staat niet vast. De verkeersintensiteit op de wegen in het gebied is daarom opgehoogd met de verkeersgeneratie ten gevolge van die 50 woningen.

De verkeersgeneratie ten gevolge van deze extra woningen is berekend aan de hand van kentallen van de CROW–. Voor het woonmilieutype groen-stedelijk is het kengetal 6,3 mvt/weekdagetmaal/woning. Voor 50 woningen komt dit uit op 315 mvt/etmaal. De verkeersgeneratie uit de kentallen van de CROW komt overeen met de verkeersgeneratie die in het verkeersmodel is toegepast.

Toekomstige verkeersintensiteit

De toekomstige verkeersintensiteit voor de verschillende wegen is in de tabel weergegeven.

Tabel 3.1. Verkeersintensiteiten in 2022 (afgerond op 100-tallen)

weg   wegvak   intensiteit 2022  
N57   N57 ten noorden van afslagen met Arnestein   27.100  
  op en afritten Arnestein noordzijde   5.300  
  N57 tussen op en afritten Arnestein   17.100  
  afrit Arnestein zuidzijde (oost)   5.200  
  oprit Arnestein zuid (west)   4.600  
  N57 tussen op en afritten en A58   26.800  
  oprit A58 richting Goes   9.200  
  afrit A58 vanaf Goes   9.500  
  oprit A58 richting Vlissingen   4.600  
  afrit A 58 vanaf Vlissingen   3.900  
Schietbaan     12.000  
rotondes   kruispunten met op- en aftritten N57 (west)   9.100  
  kruispunten met op- en aftritten N57 (oost)   6.900  
weg tussen rotondes     10.600  
nieuwe toegangsweg tot Mortiere     3.700  
Torenweg     11.300  

Verdeling per voertuigcategorie

In tabel 3.2 zijn de verdelingen per voertuigcategorie weergegeven.

  • De voertuigverdeling per voertuigcategorie voor de N57 is gebaseerd op telcijfers van Rijkswaterstaat die zijn uitgevoerd in september en oktober 2011.
  • Voor de verdeling per voertuigcategorie op de Schietbaan en de nieuwe toegangsweg tot Mortiere is van dezelfde verdeling uitgegaan als voor de N57.
  • De verdeling op de Torenweg is ontleend aan gegevens uit het akoestisch onderzoek voor het “Uitwerkingsplan Mortiere fase 4c3” van het bestemmingsplan Mortiere.

Voor de voertuigverdeling zijn de meest actuele cijfers gehanteerd.

Tabel 3.2. Verdelingen per voertuigcategorie

weg   lichte mvt   middel-
zware mvt  
zware mvt  
N57   91,3 %   5 %   3,7 %  
Schietbaan   91,3 %   5 %   3,7 %  
nieuwe toegangsweg tot Mortiere (en 30 km/uur-wegen)   91,3 %   5 %   3,7 %  
Torenweg   96 %   3 %   1 %  

Verdeling per periode uur (dag-, avond- en nachtperiode)

De verdelingen per periode-uur geeft het percentage weer van het aandeel verkeer dat per uur in een etmaal verwerkt wordt (tabel 3.3). De percentages zijn ontleend aan dezelfde bronnen als voor de verdeling per voertuigcategorie.

Tabel 3.3. Percentages per periode-uur

weg   dagperiode
(7 – 19 uur)  
avondperiode
(19 – 23 uur)  
nachtperiode
(23 – 7 uur)  
N57   6,86%   2,7%   0,85%  
Schietbaan   6,86%   2,7%   0,85%  
nieuwe toegangsweg tot Mortiere (en 30 km/uur-wegen)   6,86%   2,7%   0,85%  
Torenweg   7 %   3 %   0,5 %  

Maximumsnelheid en verhardingssoort

Voor het berekenen van de geluidemissie ten gevolge van wegverkeerslawaai zijn ook gegevens over de maximumsnelheid en verhardingssoort van de wegen van belang. In tabel 3.4 zijn deze weergegeven.

Tabel 3.4. Maximumsnelheid en verhardingssoort

weg   maximumsnelheid   verhardingssoort  
N57   100 km/u (lichte mvt);
80 km/u (middelzware en zware mvt)  
1L – ZOAB  
Schietbaan   60 km/u (alle mvt)   W0 – referentiewegdek  
rotondes   50 km/u (alle mvt)   W0 – referentiewegdek  
nieuwe toegangsweg tot Mortiere
(en 30 km/uur-wegen)  
50 km/u (alle mvt) en
30 km/u  
W0 – referentiewegdek  
Torenweg   50 km/u (alle mvt)   W0 – referentiewegdek  

Waarneemhoogtes en waarneempunten

In dit onderzoek is ervan uitgegaan dat de woningen bestaan uit maximaal twee bouwlagen en een kap. De vastgestelde waarneemhoogtes liggen op 1,5 m, 4,5 m en 7,5 m, ten opzichte van het maaiveld. De waarneempunten zijn zo geplaatst dat de geluidbelastingen aan de gevels worden berekend van de bestaande en nieuwe woningen die zich het dichtst bij een weg bevinden.

Hoogtelijnen

Voor het akoestisch model zijn verschillende hoogtemetingen van de bestaande wegen, zoals de N57, uitgevoerd en in de berekening opgenomen.

Geluidschermen

Langs de N57 en langs de op- en afritten van de A58 zijn verschillende geluidschermen en aarden wallen aanwezig. Deze hebben invloed op de geluidbelasting aan de gevels in het plangebied.

  • Langs de afrit van de A58 (vanaf Goes) naar de N57 is aan de noordzijde een scherm geplaatst met een hoogte van 3,5 meter. In het akoestisch onderzoek is de locatie van het scherm weergegeven.
  • Naast de N57 staan ter plaatse van de afslag Arnestein verschillende schermen en zijn aarden wallen aanwezig. In het akoestisch onderzoek is de locatie van het scherm weergegeven.

Resultaten

Het akoestisch onderzoek is uitgevoerd conform de uitgangspunten in hoofdstuk 3. De hoogst berekende geluidbelastingen ten gevolge van het wegverkeerslawaai van de relevante wegen zijn weergegeven in tabel 3.5.

Tabel 3.5. Hoogste berekende geluidbelasting aan de gevels

weg   voorkeurs- en uiterste grenswaarde   waarneemhoogte  
    tuin   1,5 m   4,5 m   7,5 m  
N57   48 dB – 53 dB   52 dB   52 dB   54 dB   55 dB  
Schietbaan   48 dB – 63 dB     31 dB   33 dB   33 dB  
nieuwe toegangsweg tot Mortiere (50 km/uur)   48 dB – 63 dB     56 dB   56 dB   56 dB  
verlengde nieuwe toegangsweg in Mortiere (30 km/uur)   48 dB – 63 dB     54 dB   54 dB   54 dB  
Torenweg   48 dB – 63 dB     44 dB   45 dB   46 dB  

N57 en Nieuwe toegangsweg tot Mortiere

Uit de tabel blijkt dat het volgende.

  • De geluidbelasting van het wegverkeer op de N57 overschrijdt de uiterste grenswaarde.
  • Bij de woningen aan de nieuwe toegangsweg tot Mortiere wordt de voorkeursgrenswaarde overschreden.

Hierbij dient een onderscheid te worden gemaakt tussen:

  • woningen die direct gebouwd kunnen worden op basis van uitwerkingsplannen die al rechtskracht hebben;
  • woningen ter plaatse van gronden die in het vigerende en nieuwe bestemmingsplan een uit te werken woonbestemming hebben en krijgen.

Indien er geen maatregelen getroffen worden is sprake van de volgende situatie.

  • Voor 115 te projecteren woningen (uitwerkingsgebieden) is het noodzakelijk een hogere grenswaarde vast te stellen; de geluidbelasting ligt onder de uiterste grenswaarde.
  • Voor 15 direct te bouwen woningen ligt de geluidbelasting boven de voorkeursgrenswaarde maar onder de uiterste grenswaarde.
  • Voor 20 woningen die direct kunnen worden gebouwd, is sprake van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde en van de uiterste grenswaarde.

Voordat een hogere waarde kan worden vastgesteld is onderzoek nodig naar eventueel te treffen maatregelen om de geluidbelasting te verlagen. Dit is zeker gewenst, in verband met een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, wanneer de uiterste grenswaarde wordt overschreden. Een kanttekening is dat voor de woningen die onderdeel uit maken van het uitwerkingsplan fase 3D/5A direct vergunning kan worden verleend en geen nieuw bestemmingsplan of uitwerkingsplan nodig is.

Schietbaan en Torenweg

De geluidbelasting ten gevolge van het wegverkeer op de Schietbaan en Torenweg ligt onder de voorkeursgrenswaarde van 48 dB en voldoet daarmee aan de wettelijke normen uit de Wgh.

Verlengde nieuwe toegangsweg Mortiere (30 km/uur-weg)

De woningen langs de verlengde nieuwe toegangsweg (30 km/uur-weg) hebben een geluidbelasting (54 dB) die hoger ligt dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Gemotiveerd dient te worden dat ter plaatse sprake is van een goed woon- en leefklimaat (zie hierna).

De geluidbelasting op de woningen en de daarbij horende achtertuinen van het wegverkeerslawaai van de nieuwe toegangsweg, overschrijdt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Onderzoek naar maatregelen om de geluidbelasting terug te dringen is noodzakelijk. De Wgh stelt dat achtereenvolgens maatregelen aan de bron, in het overdrachtsgebied en bij de ontvanger dienen te worden onderzocht.

Maatregelen

Maatregelen voor de N57

Voor de N57 zijn de maatregelen aan de bron, in het overdrachtsgebied en bij de ontvanger onderzocht. In het akoestisch onderzoek bijlage 9 zijn deze uitgewerkt.

De enige doeltreffende maatregel is het plaatsen van schermen langs de N57. Het plaatsen van schermen is hierna verder uitgewerkt.

Maatregelen nieuwe toegangsweg Mortiere

Voor de nieuwe toegangsweg Mortiere zijn de maatregelen aan de bron, in het overdrachtsgebied en bij de ontvanger onderzocht. In het akoestisch onderzoek bijlage 9 zijn deze uitgewerkt.

Redelijkerwijs zijn geen maatregelen mogelijk om het wegverkeerslawaai van de 30 km/uur-wegen te verlagen. Er is geen ruimte voor maatregelen. Het akoestisch klimaat ten gevolge van het wegverkeerslawaai van deze wegen wordt om de volgende redenen aanvaardbaar geacht.

  • De geluidbelasting voor de woningen langs de verlengde nieuwe toegangsweg (30 km/uur-weg) zal naar verwachting 54 dB bedragen. De maximaal aanvaardbare waarde van 63 dB wordt niet overschreden.
  • Indien sprake zou zijn van gezoneerde wegen het nemen van een besluit hogere waarde mogelijk zou zijn.
  • Met behulp van vrij eenvoudige gevelmaatregel kan een wettelijke binnenwaarde van 33 dB gegarandeerd worden.

Voor de woningen langs de 30 km/uur-wegen in Mortiere kan een goed woon- en leefklimaat worden gewaarborgd.

Uitwerking geluidscherm N57

Geluidscherm optie 1

In de eerste optie is een geluidscherm berekend waarbij voor alle geluidgevoelige functies in Mortiere de geluidbelasting wordt gereduceerd tot 48 dB of minder. Er is dan een scherm nodig met een hoogte van 2,30 meter ten opzichte van het wegdek van de N57 over een lengte van circa 650 meter. Op figuur 3.1 is de situering van het geluidscherm weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPMOR-VW02_0002.jpg"

Figuur 3.1. Geluidscherm tussen N57 en Mortiere (optie 1)

Met deze optie van het scherm wordt overal aan de voorkeursgrenswaarde voldaan.

Geluidscherm optie 2

Een tweede berekening is uitgevoerd voor een lager scherm over een beperktere lengte: 1,5 meter hoog over een lengte van 510 meter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPMOR-VW02_0003.jpg"

Figuur 3.2. Geluidscherm tussen N57 en Mortiere

Deze optie heeft de volgende kenmerken.

  • In deze optie is ervan uitgegaan dat in de tuinen van de woningen (begane grond) een maximale geluidbelasting van 48 dB zal optreden.
  • Op de gevels van de desbetreffende woningen mag de geluidbelasting op de eerste en tweede bouwlaag hoger zijn dan de voorkeursgrenswaarde maar lager dan de uiterste grenswaarde.
  • Voor deze woningen dient een hogere waarde te worden vastgesteld. In tabel 3.6. zijn de maximale gevelbelastingen in het gebied opgenomen.

Tabel 3.6. Hogere waarden

weg   waarneemhoogte    
  Tuin   1,5 m   4,5 m   7,5 m  
N57 (inclusief scherm 1,50 m)   48 dB   48 dB   50 dB   52 dB  

Keuze en conclusie

Door te kiezen voor het geluidscherm van 2,30 meter en 650 m lang wordt overal voldaan aan de voorkeursgrenswaarde. Echter deze maatregel leidt tot overwegende bezwaren van stedenbouwkundige en landschappelijke aard. Hierdoor is de keuze voor een lager scherm van 1,50 meter over een lengte van 510 meter legitiem. Door deze variant te kiezen wordt bij alle woningen in de tuin voldaan aan de 48 dB. Door te kiezen voor deze variant blijft het zicht op de wijk beter gewaarborgd.

Daarnaast sluit een scherm van 1,5 meter aan op het scherm dat langs de N57 staat aan de zijde van Arnestein.

Wat de beeldkwaliteit betreft wordt zoveel mogelijk aangesloten op het scherm dat op de Havendijk Punt (nabij de Havendijkstraat) is toegepast. Dit scherm is begroeid met klimop. Daarnaast heeft een scherm begroeid met klimop het voordeel dat dit aantrekkelijker geprijsd is. De kosten voor een scherm begroeid met klimop zijn 1/5de van een glazen scherm met fundering.

3.5.3 Industrielawaai

Algemeen

Ten oosten van Mortiere ligt het industrieterrein Arnestein. Op dit terrein zijn inrichtingen toegestaan die "in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken" zoals bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder.

Volgens artikel 53 van deze Wet dienen dergelijke terreinen te worden gezoneerd. Buiten de zone mag de geluidbelasting vanwege de terreinen niet meer dan 50 dB(A) bedragen. Binnen de geluidzone geldt voor nieuw te bouwen woningen een voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) en voor bestaande woningen 55 dB(A).

Geluidzone

Rond het industrieterrein Arnestein is een geluidzone vastgesteld. Deze geluidzone valt deels over het plangebied Mortiere. Binnen de geluidzone van het industrieterrein worden geen geluidgevoelige functies mogelijk gemaakt. Hiermee zal in het stedenbouwkundig plan rekening worden gehouden. De geluidzone wordt op de verbeelding opgenomen.

Conclusie

De geluidzone ligt over de oostrand van Mortiere. Omdat er geen geluidgevoelige functies binnen de zone mogelijk worden gemaakt, vormt het aspect industrielawaai geen belemmering voor het voorliggende bestemmingsplan.

3.5.4 Luchtkwaliteit

Wettelijk kader

De Wet luchtkwaliteit (Wlk) vormt geen belemmering voor voorliggend plan. Het plan voldoet uit het oogpunt van luchtkwaliteit aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening.

Op basis van de Grootschalige Concentratiekaarten Nederland (achtergrondconcentratie geleverd door het Planbureau voor de Leefomgeving; PBL) in combinatie met de afwezigheid van substantiële lokale bronnen is geconcludeerd dat ter plaatse de concentraties stikstofdioxide en fijn stof onder de betreffende grenswaarden liggen. Ook de prognose voor 2015 en 2022 voorspelt geen overschrijding.

Niet in betekende mate

Van een significante toename van het verkeer als gevolg van voorliggend bestemmingsplan is geen sprake. Met behulp van de NIBM-tool van het ministerie van VROM is bepaald dat de ontwikkelingsmogelijkheid in dit plan een project is dat in niet betekende mate (NIBM) bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Immers het aantal nieuwe woning van circa 500 ligt onder de 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en onder de 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen.

Gezien de lage achtergrondconcentraties en de niet in betekende mate bijdrage van de ontwikkeling, is verder onderzoek met behulp van berekeningen niet nodig. Om toch een beeld te geven van luchtkwaliteit ter plaatse van de ontwikkeling is luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd. In bijlage 7 is dat onderzoek gevoegd.

Ook uit het luchtkwaliteitsonderzoek blijkt dat de concentraties van stikstof en fijn stof ter plaatse van de ontwikkeling ook na de realisatie van de ontwikkeling in de jaren 2012, 2015 en 2022 ver onder de grenswaarden blijven van het Wlk. Hiermee wordt voldaan aan een goede ruimtelijke ordening.

3.5.5 Bodemonderzoek

Bodemonderzoeken

Voor de ontwikkelingen van het woongebied, het bedrijvengebied en het gemengde gebied in de Mortiere zijn diverse bodemonderzoeken verricht. Naar aanleiding van deze onderzoeken hebben er verschillende saneringen plaatsgevonden.

In het plangebied bevinden zich uitsluitend gronden die voor wat betreft bodemkwaliteit voldoen aan een goed woon- en leefklimaat. Uitsluitend in de dijk bij de golfbaan is grond verwerkt uit categorie 1 van het bouwstoffenbesluit.

Conclusie

De bodem van het plangebied is geschikt voor de beoogde functies.

3.5.6 Externe veiligheid

Normstelling en beleid

Het algemene rijksbeleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege:

  • het gebruik, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen (inrichtingen);
  • het transport van gevaarlijke stoffen (openbare wegen, water- en spoorwegen, buisleidingen);
  • het gebruik van luchthavens.

In onderstaande tabel is een opsomming gegeven met de relevante wetgeving- en beleidsdocumenten, die daarna worden behandeld.

Tabel 3.7. Wettelijk kader en beleidsdocumenten

aard van de risicobron   relevante wetgeving en/of beleidskader  
risicovolle bedrijven   Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi)  
transport gevaarlijke stoffen over de weg, water en het spoor   Nota Vervoer Gevaarlijke Stoffen (NRVGS, 1996)
Circulaire Vervoer Gevaarlijke Stoffen (CRVGS, 2009)
Basisnet Weg
Basisnet Water  
transport gevaarlijke stoffen door buisleidingen   Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb)¹
Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb)
Circulaire K1, K2- en K3-stoffen (1991)  
divers   Beleidsvisie EV provincie Zeeland (2005)
Beleidsvisie EV gemeente Middelburg (2006)
Nota van toelichting bij de gemeentelijke beleidsvisie EV (2011)  

¹ Gedeeltelijk in werking getreden op 1 januari 2011. Deze regeling geldt vooralsnog enkel voor buisleidingen bestemd voor het transport van aardgas of aardolieproducten. Voor het transport van andere gevaarlijke stoffen gelden momenteel geen wettelijke normen. Hierop zijn de veiligheidsafstanden uit de circulaire K1, K2- en K3-vloeistoffen uit 1991 van toepassing.

In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

  • Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom risicobronnen.
  • Het groepsrisico (GR) drukt de kans per jaar uit dat een groep personen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Daarbij is rekening gehouden met de beleving van een ongeval. Dat wil zeggen de omvang van maatschappelijke ontwrichting die dat tot gevolg kan hebben. Om die reden is de oriëntatiewaarde voor het GR niet evenredig aan de kans op een groep slachtoffers. Hoe groter de groep slachtoffers, hoe kleiner de kans op die groep mag zijn. In figuur 3.3 is de oriëntatiewaarde voor het GR grafisch weergegeven in een curve waarin het aantal personen op de x-as is afgezet tegen de kans per jaar op (tegelijk) overlijden op de y-as. Volgens de definitie van het GR wordt het GR pas beschouwd vanaf een groepsgrootte van tenminste 10 slachtoffers.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPMOR-VW02_0004.png"

Figuur 3.3. Oriëntatiewaarde van het GR (FN-curve) voor Bevi-inrichtingen

Bij een groepsrisicoberekening wordt onder andere het mogelijk aantal slachtoffers en de normwaarde ten opzichte van de oriëntatiewaarde bepaald.

Het GR is niet genormeerd. Hiervoor geldt enkel een oriëntatiewaarde (streefwaarde).

Besluit Externe veiligheid Inrichtingen (Bevi)

Voor risicovolle bedrijven (inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer) is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van toepassing. Het besluit stelt normen voor het plaatsgebonden risico die in acht moeten worden genomen bij de aanvraag om een milieuvergunning en bij besluiten op grond van de Wet ruimtelijke ordening. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door de nabijheid van risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken.

Voor het PR geldt de risicocontour van de kans één op een miljoen per jaar (10-6 per jaar) als grenswaarde voor kwetsbare objecten. Voor kwetsbare objecten kan van deze norm niet worden afgeweken. Voor beperkt kwetsbare objecten werkt deze norm slechts als een richtwaarde waarvan, na een uitgebreide motivering, eventueel wel kan worden afgeweken. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de kans van één op de honderdduizend per jaar (10-5 per jaar) als grenswaarde.

Bij de toetsing van het PR wordt onderscheid gemaakt tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Kwetsbare objecten zijn objecten waar personen doorgaans langere tijd verblijven en/of grote groepen mensen bijeenkomen en/of een slechtere mobiliteit kennen. Voorbeelden van kwetsbare objecten zijn woningen, scholen en ziekenhuizen. Beperkt kwetsbare objecten zijn overige objecten waar personen kunnen verblijven, zoals (kleinere) kantoren, winkels en sportterreinen.

Het Bevi geeft in artikel 1 een opsomming van objecten die als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar worden beschouwd. Deze opsomming is niet-limitatief. Het bevoegd gezag heeft de vrijheid om zelf andere objecten als kwetsbaar aan te merken.

Tegelijkertijd met het Bevi is een ministeriële regeling, de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi), in werking getreden. In deze regeling zijn onder meer veiligheidsafstanden tot kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten opgenomen voor bedrijven met standaardrisico's, zoals LPG-tankstations. Die regeling bevat verder regels die nodig zijn voor een goede werking van het besluit, zoals rekenregels.

Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (CRVGS)

Voor het transport van gevaarlijke stoffen gelden de normen voor het PR en de oriëntatiewaarde voor het GR zoals hiervoor aangegeven. Het belangrijkste beleidsdocument is daarbij de Nota Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (NRVGS) uit 1996. De uitgangspunten van de NRVGS zullen op hoofdlijnen overgenomen worden in een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) op grond van de Wet milieubeheer. Het gaat om het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev). Als voorbode van de AMvB is op 4 augustus 2004 de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (CRVGS) in de Staatscourant gepubliceerd. Deze is in december 2009 gewijzigd. Het Bevb en Bevt zullen de NRVGS en de CRVGS gaan vervangen. Het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) zal naar verwachting in 2012 in werking treden.

Basisnet Vervoer Gevaarlijke Stoffen

Momenteel wordt het Basisnet Vervoer Gevaarlijke Stoffen ontwikkeld. Voor hoofdvaarwegen, rijkswegen en spoorwegen wordt beoogd een duurzaam evenwicht tussen ruimtelijke ontwikkelingen, vervoer van gevaarlijke stoffen en veiligheid te creëren. Dit gebeurt door de wegen in te delen in categorieën. Deze categorieën verschillen in de mate waarin er beperkingen gelden voor vervoer op de wegen en ruimtelijke ontwikkelingen langs deze wegen. Hierbij geldt dat beperkingen voor het vervoer worden vastgelegd in een gebruiksruimte, terwijl beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen worden vastgelegd in een veiligheidszone. Voor de modaliteiten water en weg zijn reeds voorlopige indelingen gemaakt. Hieraan kunnen nog geen rechten worden ontleend. Het streven is het basisnet voor de modaliteiten spoor, weg en water tegelijk vast te stellen. In de eerder genoemde Btev wordt het Basisnet vervolgens van een juridische basis voorzien.

In december 2009 is, vooruitlopend op de inwerkingtreding van het Btev, een wijziging gepubliceerd van de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Deze wijziging houdt in dat ten aanzien van de risico's die samenhangen met het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg en over het water reeds moet worden aangesloten bij de benadering van het Basisnet Weg. Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg is een bijlage aan de circulaire toegevoegd waarin de maatgevende contour voor het PR (10-6) per wegvak is aangegeven.

Voor het GR geldt voor het vervoer over de weg een verantwoordingsplicht voor ruimtelijke plannen indien daardoor het aantal aanwezige personen in het invloedsgebied wordt vergroot. Als invloedsgebied geldt de grootste afstand gemeten aan de hand van 1%-letaliteitsgrens. Oftewel het gebied waarbinnen als gevolg van een calamiteit 1% van de aanwezige personen komt te overlijden.

Op grond van de CRVGS geldt voorts dat het treffen van maatregelen op een afstand van meer dan 200 meter van een route niet noodzakelijk is. Dit laat onverlet dat bestuursorganen in verband met de mogelijke effecten van een ongeval met gevaarlijke stoffen, die soms verder reiken dan de genoemde 200 meter, wel andere maatregelen kunnen overwegen.

Indien nodig moeten bij de overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR (mede) als gevolg van de kwetsbaarheid van de omgeving buiten dit gebied, wel andere beperkingen worden getroffen. Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan om maatregelen in de sfeer van de zelfredzaamheid van de bevolking, zoals het belang van goede vluchtwegen, slimme bouwvoorschriften en specifieke voorlichting.

Basisnet Weg

Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg is een bijlage aan de CRVGS toegevoegd waarin de maatgevende contour voor het PR (10-6 per jaar) per wegvak is aangegeven. De in de CRVGS genoemde afstanden moeten bij het vaststellen van een bestemmingsplan (of ander ruimtelijk besluit) in acht worden genomen.

Plasbrandaandachtsgebied

Het Basisnet Weg werkt met een plasbrandaandachtsgebied (PAG). Bij een ongeval met een tankwagen met (zeer) brandbare vloeistoffen kan deze stof uitstromen en in brand raken (plasbrand). Dat kan in een zone van 30 meter langs de weg tot slachtoffers leiden. De zone van 30 meter langs wegen waar veel zeer brandbare vloeistoffen vervoerd worden daarom aangeduid als PAG. In beginsel is het niet toegestaan om binnen een PAG nieuwe bebouwing op te richten (zowel kwetsbare als beperkt kwetsbare objecten). De gemeente moet bij ruimtelijke ontwikkelingen binnen een PAG dan ook uitdrukkelijk verantwoorden waarom deze locatie geschikt is om te bouwen. Uiteraard dient daarbij de betreffende wegbeheerder te worden geconsulteerd.

Beleidsvisie Externe Veiligheid provincie Zeeland

Bij ruimtelijke plannen is op basis van de provinciale beleidsvisie Externe Veiligheid (mei 2005) en het gemeentelijke milieubeleid geen uitgebreide verantwoording van het GR noodzakelijk wanneer:

  • de geplande (kwetsbare) objecten buiten het invloedsgebied liggen (dan is er geen GR), of
  • het een enkel (kwetsbaar) object in een nagenoeg maagdelijke omgeving betreft (dan is het GR zeer laag), of
  • het een enkel (kwetsbaar) object in een al zeer volle omgeving betreft, waardoor het effect op het GR marginaal is.

Als de risicosituatie niet voldoet aan de hiervoor genoemde voorwaarden a, b of c, is dus wel een uitgebreide verantwoording van het GR vereist. Hierbij moet aandacht worden besteed aan de aspecten:

  • zelfredzaamheid van personen;
  • beheersbaarheid van het ongeval;
  • de resteffecten die overblijven als alle redelijkerwijs te treffen maatregelen zijn getroffen.

Beleidsvisie Externe Veiligheid (gemeente Middelburg, 2006) en bijbehorende Nota van Toelichting (2011)

De gemeente sluit zich aan bij de normen uit het rijksbeleid. De algemene motivatieplicht van het GR, zoals die in het BEVI wordt vereist, beperkt de gemeente in aansluiting op het provinciaal beleid, tot relevante gevallen (indien het GR de oriëntatiewaarde (bijna) overschrijdt of wanneer sprake is van een aanzienlijke toename (>10%) van het aantal slachtoffers). Voor die gevallen vereist de gemeente een uitgebreide verantwoording van het groepsrisico, waarbij aandacht wordt besteed aan de criteria zelfredzaamheid, beheersbaarheid en resteffecten.

Een (verslechtering van) risicosituatie wordt in een aantal gevallen geaccepteerd. Daarbij wordt gedacht aan inbreidingslocaties of vervangende nieuwbouw in bestaand stedelijk gebied, een voor de specifieke locatie belangrijke ontwikkeling, of een situatie waarbij anders de externe veiligheidsproblematiek elders (sterk) zou toenemen.

De gemeente zorgt voor een goede afstemming van de procedures en de inhoud van alle vergunningen waarbij externe veiligheid een rol speelt (omgevingsvergunning voor milieu/bouwen/gebruik, meldingen en dergelijke).

Analyse

Inleiding

Het stedenbouwkundig plan voor de wijk Mortiere gaat uit van de bouw van 1.380 woningen. Destijds heeft geen afweging van het groepsrisico plaatsgevonden. Op dit moment zijn er ongeveer 500 woningen gerealiseerd. Voorliggend bestemmingsplan zal derhalve nog maximaal 900 woningen mogelijk maken. Dit komt neer op een toename van 2.160 inwoners.

In het plangebied is één risicovolle inrichting gevestigd, het LPG-tankstation aan de Schroeweg. Tevens is in het plangebied een hogedruk aardgasleiding aanwezig.

Buiten het plangebied zijn meerdere risicobronnen aanwezig. De volgende zijn relevant voor dit bestemmingsplan:

  • de Rijksweg N57;
  • de Rijksweg A58;
  • het bedrijf Eastman Chemical Middelburg BV;
  • het bedrijf Kloosterboer Vlissingen VOF;
  • de kerncentrale EPZ.

In de navolgende tekst worden deze risicobronnen behandeld. Daarbij is gebruik gemaakt van de volgende rapporten:

  • Groepsrisicoberekening LPG-tankstation Ravensteijn aan de Schroeweg te Middelburg, Cauberg-Huygen, referentie 20110996-07, 10 februari 2012.
  • Rapportage externe veiligheid ten behoeve van het bestemmingsplan Mortiere te Middelburg, Cauberg-Huygen, referentie 20110996-06, 13 maart 2012.

De rapportage van Cauberg-Huygen is opgesteld op basis van een concept voorontwerpbestemmingsplan. In het definitieve voorontwerpbestemmingsplan Mortiere is het aantal woningen in het woongebied van de wijk Mortiere ten opzichte van het eerdere concept toegenomen van 1329 naar 1380 woningen. Naast de justitiële inrichting is een deel van de zone (bestemd als groen cq verkeer) alsnog bestemd als uit te werken gemengd conform het geldende bestemmingsplan. In deze zone worden geen kwetsbare objecten in de zin van het Bevi toegestaan.

Er zijn met deze aanpassingen ten opzichte van het conceptvoorontwerp geen nieuwe berekeningen uitgevoerd door Cauberg-Huygen. Op het gehele aantal personen in het plangebied gaat het hier om een kleine verandering. Bij de verantwoording groepsrisico wordt hier nader op ingegaan.

Risicovolle inrichtingen binnen het plangebied

Aan de Schroeweg is een LPG-tankstation van Total aanwezig. Het is een risicovolle inrichting die valt binnen de werkingssfeer van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Het is bovendien een risicovolle inrichting waarop de standaard risicobenadering uit de Regeling externe veiligheid inrichting (Revi) van toepassing is. Dat houdt in dat bij het vaststellen van het nieuwe bestemmingsplan de risicoafstanden en het invloedsgebied zoals genoemd in tabel 1 van het Revi in acht moeten worden genomen. Hierbij is de vergunde jaarlijkse LPG-doorzet bepalend. Deze is beperkt tot 1.000 m³.

Plaatsgebonden risico (PR)

Uit bijlage 1 van het Revi volgt dat de maatgevende contour van het plaatsgebonden risico (PR), de contour met kans 10-6 is gelegen op een afstand van 45 m vanaf het vulpunt. Voor het ondergrondse reservoir en de afleverzuil geldt respectievelijk een afstand van 25 en 15 m. Binnen deze contouren zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig of geprojecteerd. Daarmee wordt voldaan aan de normstelling uit het Bevi.

Groepsrisico (GR)

Door Cauberg-Huygen is eerder een risicoanalyse met behulp van de LPG-rekentool uitgevoerd (rapport: 20110996-04, 20 oktober 2011). Hieruit bleek dat er mogelijk sprake kon zijn van een overschrijding van de oriëntatiewaarde. Daarom is een groepsrisicoberekening uitgevoerd door Cauberg-Huygen, met Safeti-Nl (rapport 20110996-07, 10 februari 2012, zie Bijlage 8). Naar aanleiding van de berekening wordt in het rapport geconcludeerd dat voor het tankstation het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde blijft. Voorliggend bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen binnen het invloedsgebied van het tankstation. Er is derhalve geen sprake van een toename van het groepsrisico. Het groepsrisico dient echter wel verantwoord te worden.

Risicovolle inrichtingen buiten het plangebied

Op het bedrijventerrein Arnestein is het bedrijf Eastman Chemical Middelburg aanwezig. Kloosterboer Vlissingen V.O.F bevindt zich op het bedrijventerrein Vlissingen Oost. Beide inrichtingen zijn aangewezen als 'niet-categoriale inrichtingen'. Dat houdt in dat er een risico-analyse (QRA) opgesteld moet worden om de risico's ten aanzien van externe veiligheid te toetsen aan de normen uit het Bevi.

Verder is binnen de gemeente Borsele de kerncentrale EPZ gevestigd. Voor wat betreft de kerncentrale valt het plangebied binnen de schuilzone en de Jodiumprofylaxe-zone. De Jodiumprofylaxe-zone houdt in het innemen van jodiumprofylaxe (van personen tot maximaal 45 jaar). De kerncentrale valt onder de Kernenergiewet en verder niet onder de wetgeving m.b.t. externe veiligheid.

Eastman Chemical Middelburg

Plaatsgebonden risico

Op basis van de QRA blijkt dat de maatgevende contour van het PR (de contour met kans 10-6) nabij het terrein van de inrichting ligt. Deze contour ligt dan ook niet in de buurt van het bestemmingsplan Mortiere.

Groepsrisico

Het invloedsgebied, berekend door middel van de QRA, voor het groepsrisico bedraagt 492 meter. De afstand tot aan het plangebied is circa 475 meter van de inrichtingsgrens van het bedrijf. Het plangebied van dit bestemmingsplan valt daarom voor een klein gedeelte binnen het invloedsgebied van Eastman. Voor het deel dat binnen het invloedsgebied ligt is een uit te werken gemengde bestemming opgenomen. Ter plaatse zijn, na uitwerking van de bestemming, bedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (bedrijventerrein), dienstverlenende bedrijven, kantoren, maatschappelijke voorzieningen en vrijetijdscentra en leisure-functies mogelijk. Van belang daarbij is dat bij de uitwerking van de bestemming aandacht moet worden besteed aan het aspect externe veiligheid.

De mogelijkheden die het bestemmingsplan Mortiere biedt, zullen gelet op de grote afstand nauwelijks bijdragen aan het groepsrisico. In de directe nabijheid van Eastman bevinden zich op het industrieterrein Arnestein diverse bedrijven met een redelijk grote hoeveelheid aanwezige personen. Ondanks de aanwezigheid van de personen, is het groepsrisico en het maximale aantal dodelijke slachtoffers laag. De binnen het op veel grotere afstand gelegen plangebied van het bestemmingsplan Mortiere aanwezige personen, zullen daarom niet (of nauwelijks) bijdragen aan het groepsrisico. Op dit moment zijn er geen (beperkt) kwetsbare objecten binnen het invloedsgebied aanwezig.

Kloosterboer Vlissingen V.O.F.

Plaatsgebonden risico

Op basis van de QRA blijkt dat de maatgevende contour van het PR (de contour met kans 10-6) voor het bedrijf Kloosterboer eveneens binnen of nabij het terrein van de inrichting ligt. Binnen deze contour zijn dan ook geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig. Daarom wordt voldaan aan de normstelling uit het Bevi.

Groepsrisico

Uit de QRA blijkt dat het invloedsgebied van de inrichting tot 6.500 meter reikt. Over een deel van het plangebied ligt het invloedsgebied van de inrichting Kloosterboer, op- en overslag. Het invloedsgebied reikt tot 6.500 meter. Het bestemmingsplan Mortiere valt binnen de laatste 2.000 meter van dit invloedsgebied. De contour van het invloedsgebied is berekend voor de worst case (meest giftige stof, maximale hoeveelheid aanwezig en het weertype F 1,5). Aangenomen kan worden dat mogelijke wijzigingen in de rand van het invloedsgebied (op een grotere afstand dan 1.500 meter) geen noemenswaardige veranderingen in het groepsrisico veroorzaken. In de Nota van Toelichting bij de gemeentelijke Beleidsvisie Externe Veiligheid is aangesloten bij het beleid van de provincie Zuid-Holland. Hierin staat beschreven dat de populatie op grote afstand van de bron nauwelijks invloed heeft op de grootte van het groepsrisico.

Het bevoegd gezag wordt geadviseerd om de Veiligheidsregio Zeeland in de gelegenheid te stellen advies uit te brengen over hulpverlening en zelfredzaamheid indien er sprake is van invloedsgebieden van risicobronnen die op een grotere afstand dan 1.500 meter aanwezig zijn en er binnen het plangebied nieuwe of bestaande objecten of functies van meer dan 250 personen bevinden.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg

De routering gevaarlijke stoffen binnen de gemeente Middelburg is via de N57. De N57 ligt dicht langs de grens van het bestemmingsplan Mortiere. Daarnaast vindt ook transport van gevaarlijke stoffen plaats over de A58, die ten zuiden van het plangebied ligt.

N57

De risicoberekening is uitgevoerd met behulp van het rekenprogramma RBM II. Het invloedsgebied van de N57 wordt bepaald door het transport van toxische vloeistoffen (categorie LT1) en bedraagt 730 meter (1%-letaliteit bij weersklasse F1,5). Voor meer informatie zie Bijlage 9.

Plaatsgebonden risico

In het Basisnet worden vaste waarden gegeven voor de veiligheidsafstand. Uit het Basisnet Weg en de Circulaire Vervoer Gevaarlijke Stoffen (CRVGS) blijkt dat voor de rijksweg N57 geen sprake is van een plasbrandaandachtsgebied ter hoogte van het plangebied.

Met behulp van RBM II is het plaatsgebonden risico van de N57 bepaald. Aan de hand van de ingeschatte vervoerscijfers met en zonder de GF3-plafondwaarde zijn de PR-contouren in beeld gebracht. Zie tabel 3.8.

Tabel 3.8. Gemiddelde plaatsgebonden risicocontouren van N57 in meters

PR-contour (/jr)   N57
2020  
N57
2020 incl. GF3-plafond  
10-5   --   --  
10-6   --   --  
10-7   22   73  
10-8   85   180  

Uit tabel 3.8. blijkt dat geen sprake is van een plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar.

Groepsrisico

Voor de N57 is het groepsrisico berekend voor de huidige en toekomstige situatie. Tevens is het groepsrisico bepaald met het in het Basisnet Weg vastgestelde plafond voor LPG-transporten. Het groepsrisico wordt per kilometer bepaald.

In tabel 3.9. zijn de waarden voor de N57 ter hoogte van het bestemmingsplan Mortiere weergegeven.

Tabel 3.9. Waarden bij de N57

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPMOR-VW02_0005.png"

Uit de tabel blijkt dat het groepsrisico niet wijzigt ten gevolge van de ontwikkelingen binnen het bestemmingsplan Mortiere. Het maximale aantal slachtoffers neemt zelfs af. Wel valt een toename te constateren ten gevolge van de verwachte groei van het transport van gevaarlijke stoffen in de toekomst.

A58

De risicoberekening is uitgevoerd met behulp van het rekenprogramma RBM II. Het invloedsgebied voor de A58 wordt bepaald door het transport van brandbare gassen (categorie GF3) en bedraagt 325 meter.

Plaatsgebonden risico

Omdat de A58 onderdeel uitmaakt van het Basisnet is geen berekening voor het PR uitgevoerd. In het Basisnet worden vaste waarden gegeven voor de veiligheidsafstand. Uit het Basisnet Weg en de Circulaire Vervoer Gevaarlijke Stoffen (CRVGS) blijkt dat voor de rijksweg A58 geen sprake is van een plasbrandaandachtsgebied ter hoogte van het plangebied, net voorbij het plangebied, op het traject vanaf de afslag Arnestein tot aan Heinkenszand is wel sprake van een PAG. Uit de CRVGS blijkt daarnaast dat dit wegvak geen maatgevende contour heeft voor het PR (contour met kans 10-6 ligt op de weg, niet erbuiten).

Groepsrisico

Voor de A58 is het groepsrisico berekend voor de huidige en toekomstige situatie. Tevens is het groepsrisico bepaald met de prognosecijfers voor 2020 inclusief het in het Basisnet Weg vastgestelde

plafond voor LPG-transporten. Het groepsrisico wordt per kilometer bepaald.

In tabel 3.10. zijn de waarden voor de A58 ter hoogte van het bestemmingsplan Mortiere weergegeven.

Tabel 3.10. Groepsrisico van de A58 ter hoogte van bestemmingsplan Mortiere

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPMOR-VW02_0006.png"

Uit de tabel blijkt dat het groepsrisico in alle gevallen zeer ruim onder de oriëntatiewaarde ligt. Door de ontwikkelingen binnen het bestemmingsplan Mortiere neemt het groepsrisico in geringe mate toe.

Dit geldt alleen op basis van de prognosecijfers 2020. Tevens valt op dat het maximale aantal slachtoffers toeneemt. Ook ten gevolge van de verwachte toekomstige toename van het vervoer van gevaarlijke stoffen neemt het groepsrisico in geringe mate toe.

De invloed van de uitbreiding van Hotel Van der Valk op het groepsrisico is eveneens inzichtelijk gemaakt. Bij een vergelijking van de resultaten uit tabel 3.10 met de waarden uit tabel 3.11 blijkt dat de uitbreiding van het Hotel Van der Valk geen enkele invloed heeft op de hoogte van het groepsrisico.

Tabel 3.11. Groepsrisico van de A58 ter hoogte van bestemmingsplan Mortiere inclusief de uitbreiding Hotel Van der Valk

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPMOR-VW02_0007.png"

Vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Aan de noordoostzijde van het plangebied loopt een hogedruk aardgasleiding (Z-567-04). De leiding heeft een diameter van 219,1 mm en een werkdruk van 40 bar. Uit het Revb volgt dat voor deze leiding het PR leiding op een afstand van 4 meter gemeten uit het hart van de leiding niet hoger mag zijn dan 10-6 per jaar.

Ten behoeve van de aanleg van de hoofdtransportleiding is daarom een risicostudie uitgevoerd voor het tracé (zie Bijlage 9).

Berekening en analyse

Uit de berekening blijkt dat de leiding in het plangebied geen 10-6 en 10-7 per jaar PR contouren heeft. Binnen het bestemmingsplan Mortiere is slechts op een tweetal locaties (gelegen op de aanwezige golfbaan) sprake van een plaatsgebonden risicocontour van 10-8 per jaar.

Het PR van de leiding voldoet in het beschouwde gebied aan de in het Bevb gestelde voorwaarde. Het niveau van 10-6 per jaar wordt niet bereikt en dus wordt tevens voldaan aan de voorwaarde dat er zich geen kwetsbare objecten binnen deze contour bevinden.

Voor de beschouwde leiding is het GR berekend. De maximale overschrijdingsfactor voor dit tracé is gelijk aan 6,178*10-5. Het groepsrisico ligt zeer ruim onder de oriëntatiewaarde.

Omdat van het bestemmingsplan Mortiere alleen de golfbaan en 8 gerealiseerde woningen zijn gelegen binnen het invloedsgebied van de hogedruk aardgasleiding, is het huidige groepsrisico gelijk aan het toekomstige groepsrisico.

Verantwoording

Volgens de wetgeving omtrent Externe Veiligheid dient het groepsrisico te worden verantwoord.

Gezien voorgaande tekst is er voor bestemmingsplan Mortiere alleen een geringe toename van het groepsrisico te zien bij de A58.

Hiernaast is er na het uitvoeren van de berekeningen nog een aantal kleine wijzigingen doorgevoerd aan het bestemmingsplan. Ook is er voor het LPG-tankstation een verantwoording nodig.

Deze punten zullen hierna verder worden toegelicht.

Groepsrisico algemeen

Zowel de A58 als de N57 zijn ingericht voor het transport van gevaarlijke stoffen. Hierdoor neemt het risico op een ongeval af.

Binnen het plangebied is het mogelijk om te vluchten van de diverse risicobronnen af. In het midden van het plangebied is een sirenepaal aanwezig waardoor de mensen welke zich binnen het plangebied bevinden zich snel in veiligheid kunnen brengen.

Binnen Veiligheidsregio Zeeland is een Regionaal Zeeuws Crisisplan opgesteld. De gemeente Middelburg heeft een rampenbestrijdingsplan opgesteld.

In het crisisplan wordt de aanpak van alle mogelijke crisissituaties in de regio, met een beschrijving van afgesproken bevoegdheden, taken en verantwoordelijkheden en afspraken met de ketenpartners over voorwaardenscheppende processen beschreven. De plannen hebben tot doel een zo adequaat mogelijke voorbereiding op de rampenbestrijding te bewerkstelligen.

De ramp of het (zwaar) ongeval moet worden bestreden, de effecten en gevolgen zoveel mogelijk ingeperkt en er moet aansluiting zijn bij de reguliere bestrijding en hulpverlening (de dagelijkse taken van de betrokken organisaties).

Overheden zijn verplicht om burgers actief te informeren over de risico's in hun woonomgeving. Om dit inzichtelijk te maken is onder meer de Risicokaart ontwikkeld. Op 1 oktober 2010 is de Wet veiligheidsregio's in werking getreden. Deze wet verplicht de veiligheidsregio's (namens de colleges van burgemeester en wethouders) om de inwoners te informeren over:

  • de rampen en (zware) ongevallen die de inwoners kunnen treffen;
  • de maatregelen die getroffen zijn ter voorkoming en verspreiding van deze rampen en zware ongevallen;
  • de te volgen gedragslijn.

A58

Langs de A58 ter hoogte van het plangebied ligt over bijna de gehele lengte de golfbaan. Bij de afslag 39 richting het centrum van Middelburg ligt het ZEP terrein en Hotel Van der Valk. Op 200 meter afstand van de A58 is alleen de golfbaan met clubgebouw aanwezig.

Door de ontwikkelingen binnen het bestemmingsplan Mortiere neemt het groepsrisico in geringe mate toe. Dit geldt alleen op basis van de prognosecijfers 2020.

Het onderzoek van Cauberg-Huygen is aangevuld met de toekomstige uitbreiding van hotel Van der Valk. De resultaten laten zien dat de uitbreiding en hiermee samenhangend het toenemen van het aantal personen in het invloedsgebied geen enkele invloed heeft op de hoogte van het groepsrisico en het aantal slachtoffers.

Het is vooral de verwachte toekomstige toename van het vervoer welke een toename van het groepsrisico laat zien. Het groepsrisico ligt zo ruim onder de oriëntatiewaarde dat deze geringe toename geen aanleiding is voor verdere maatregelen.

Gebied tussen de justitiële inrichting en de N57

Het onderzoek externe veiligheid welke is uitgevoerd door Cauberg-Huygen is gebaseerd op basis van een concept bestemmingsplan 2011. Hierna zijn er in het bestemmingsplan enkele kleine veranderingen doorgevoerd. Deze veranderingen zijn van dien aard dat het onderzoek nog steeds bruikbaar is gebleven. Zie voor nadere informatie Bijlage 10.

Toename woningen

De rapportage van Cauberg-Huygen is opgesteld op basis van een concept voorontwerpbestemmingsplan. In het definitieve voorontwerpbestemmingsplan Mortiere is het aantal woningen in het woongebied van de wijk Mortiere ten opzichte van het eerdere concept toegenomen van 1329 naar 1380 woningen. Dit houdt een toename in van 51 woningen. De extra woningen binnen het plangebied Mortiere zullen liggen op ruim 200 meter afstand van de N57 en de A58. De CRVGS stelt dat er in principe geen beperkingen aan het ruimtegebruik hoeven te worden gesteld in het gebied dat op meer dan 200 meter van een route of tracé ligt. Dit laat onverlet dat bestuursorganen in verband met de mogelijke effecten van een ongeval met gevaarlijke stoffen, die soms verder reiken dan de genoemde 200 meter, wel andere maatregelen kunnen overwegen.

Verder wordt in de CRVGS aangegeven dat het niet noodzakelijk is het externe veiligheidsrisico te kwantificeren indien de drempelwaarden uit het Paarse Boek (PGS 3) niet worden overschreden. In die gevallen bestaat er formeel gezien geen extern veiligheidsprobleem, ofschoon er altijd de kans aanwezig is dat er ongevallen plaatsvinden waarbij gevaarlijke stoffen vrijkomen. In het Paarse Boek wordt gekeken naar de gemiddelde dichtheid van personen binnen de afstand van 200 meter van de weg. De extra woningen komen op minimaal 300 meter afstand van de weg.

Verder is een toename van 1329 naar 1380 woningen marginaal. Zoals in de Nota van Toelichting bij de gemeentelijke beleidsvisie is aangegeven. Dit is een toename van 3,84%. In de Nota wordt aangegeven dat een toename tot en met 10% als marginaal wordt beschouwd.

Tot slot is gebleken uit de berekening welke Cauberg-Huygen heeft uitgevoerd dat het groepsrisico ruim onder de oriënterende waarde zit.

Gezien bovenstaande achten wij het niet nodig om het risico te kwantificeren. Er kan worden volstaan met risicocommunicatie.

LPG-tankstation

Uit berekeningen is gebleken dat het groepsrisico niet wordt overschreden en door het bestemmingsplan ook niet toeneemt. Bij de verantwoording van het groepsrisico dient gekeken te worden naar bronmaatregelen en alternatieven. Het LPG-tankstation is in het bezit van een recente milieuvergunning. Bronmaatregelen zijn hier derhalve niet aan de orde. Alternatieven zijn in deze situatie ook niet aan de orde daar er sprake is van een bestaande situatie.

Conclusie

Voor zover wij hebben kunnen nagaan en hierboven hebben beschreven vormt externe veiligheid geen belemmering voor het bestemmingsplan Mortiere. Wel dient er zoveel mogelijk rekening gehouden te worden met de zelfredzaamheid en hulpverlening. In verband met het groepsrisico is het bestuur van de veiligheidsregio in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen over de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp en over de zelfredzaamheid van personen in het invloedsgebied.

3.5.7 Planologisch relevante leidingen

In het plangebied bevinden zich verschillende planologisch relevante leidingen. Deze leidingen zijn vastgelegd op de verbeelding.

  • Over de zuidoostelijke punt van het plangebied loopt een bovengrondse hoogspanningsleiding (150 kV) met een daaraan verbonden 'zakelijk rechtstrook': binnen een afstand van 30 meter uit het hart van deze leiding mag niet worden gebouwd en mag geen hoogopgaande beplanting worden aangebracht.
  • In het plangebied ligt van zuidwest naar noordoost een rioolpersleiding. Aan weerszijden van deze leiding dient een zone van 4 meter bebouwingsvrij te blijven.
  • Aan de oostzijde van het plangebied ligt een gasleiding. Aan weerszijden van deze leiding mag in een zone van 5 meter niet worden gebouwd.
  • Ten westen van de Meubelboulevard Mortiere is een watertransportleiding aanwezig. Gebouwen en verhardingen voor autoverkeer dienen minimaal 1,5 meter uit het hart van deze leiding te worden gerealiseerd.