Plan: | Zeehaven en industrieterrein Sloe 2013 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | beheersverordening |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0654.BVSG2013-0002 |
In het kader van de beheersverordening heeft voor het beheersverordeningsgebied een scan plaatsgevonden van relevante omgevingsaspecten. Dit onderzoek is beperkt van aard, omdat de beheersverordening gericht is op instandhouding van de bestaande situatie met de bestaande kwaliteit en de bestaande planologische mogelijkheden. Het onderzoek richt zich erop te bepalen of in het gebied vanuit het oogpunt van milieu, natuur, verkeer of water aanleiding bestaat tot het treffen van maatregelen. Hiervoor is een toets uitgevoerd op het voldoen aan wet- en regelgeving.
Toetsingskader
Richtafstanden uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009).
Onderzoek en conclusie
Voor het Zeehaven en Industrieterrein Sloe is de reeds bestaande milieuzonering aangehouden. Voor milieugevoelige functies in de omgeving is bepaald vanaf welke afstand bepaalde bedrijfsmatige activiteiten kunnen worden toegelaten om hinder voor de omliggende gevoelige functies te voorkomen. Bij de milieuzonering is uitgegaan van de Staat van Bedrijfsactiviteiten uit het vigerende bestemmingsplan. De milieuzonering geeft de algemene toelaatbaarheid van bedrijven op het zeehaven- en industrieterrein weer. Hiermee wordt in het ruimtelijk spoor zo veel mogelijk voorkomen dat ter plaatse van de omliggende woningen en andere gevoelige functies in de omgeving van de bedrijven sprake zal zijn van onaanvaardbare milieuhinder. Hierbij wordt voor deze beheersverordening uitgegaan van de richtafstanden ten opzichte van omgevingstype 'rustige woonwijk'. Naar aanleiding van nieuw milieubeleid is er voor gekozen de oude milieuzonering voor deelgebied ZIII op te splitsen in ZIIIa en ZIIIb. Dit leidt tot het volgende:
Met uitzondering van de olieraffinaderij en de kerncentrale passen de bestaande aanwezige bedrijven binnen de algemene toelaatbaarheid. In het verordeningsgebied worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt ten opzichte van de huidige planologische situatie. Het aspect milieuzonering staat de vaststelling van de beheersverordening niet in de weg.
Toetsingskader:
Wet geluidhinder (Wgh).
Onderzoek en conclusie
Rond het Sloegebied is een geluidszone op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) vastgesteld. Het industrieterrein Sloegebied is daarmee een 'gezoneerd industrieterrein' conform de Wet geluidhinder.
Een geluidszone wordt vastgesteld rond industrieterreinen waar inrichtingen zijn gevestigd die 'in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken' zoals bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder (Wgh). Dergelijke bedrijven worden in de volksmond ook wel 'grote lawaaimakers' genoemd. In dat kader is in het verleden voor industrieterrein Sloegebied een geluidszone vastgesteld. Op grond van de Wgh behoort tot de geluidszone het gebied tussen het industrieterrein en de buitengrens van de zone. Het industrieterrein zelf maakt dus geen deel uit van de zone. Buiten een geluidszone mag de geluidsbelasting als gevolg van het betreffende industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) bedragen. Voor het gezoneerde industrieterrein zelf en daarop aanwezige of geprojecteerde bedrijfswoningen gelden geen geluidsnormen.
Figuur 4.1. Gezoneerd industrieterrein (groen) en geluidszone (groene stippellijn) (indicatief, (Geoloket provincie Zeeland, http://zldags.zeeland.nl/geoweb/geowebinternet/web/Viewer.aspx?Site=Geluidzones)
Om de akoestische leefkwaliteit van de bewoners en de bestaande rechten van de bedrijven te kunnen waarborgen, is door de provincie Zeeland, de gemeente Borsele en de gemeente Vlissingen een 'Beleidsregel zonebeheersysteem industrieterrein Vlissingen Oost' opgesteld met als bijlage het 'Akoestisch inrichtingsplan' (1 september 2008). In dit inrichtingsplan is de toelaatbare geluidsruimte van de bestaande bedrijven vastgelegd en een geluidsruimte voor toekomstige bedrijven. Deze geluidsruimte is opgesteld in dB's per m².
Binnen het verordeningsgebied c.q. de geluidszones industrielawaai, spoorweglawaai en wegverkeerslawaai worden geen nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk gemaakt. De beheersverordening zorgt tevens niet voor de realisatie van nieuwe gezoneerde geluidsbronnen. Deze geluidsaspecten vormen dan ook geen belemmering voor de beheersverordening.
Toetsingskader
Waterwet
Watertoets
Besluit ruimtelijke ordening.
Onderzoek en conclusie
Het verordeningsgebied ligt binnen het beheersgebied van het Waterschap Scheldestromen en Rijkswaterstaat Zee en Delta. Rijkswaterstaat is waterbeheerder van de Sloehaven en Westerschelde. Het Waterschap hanteert een watertabel bij ruimtelijke plannen. Ook voor deze beheersverordening is deze opgesteld. Het wateradvies is opgenomen in bijlage 5
thema en water(schaps)doelstelling | uitwerking |
Veiligheid waterkering Waarborgen van het veiligheidsniveau tegen water en de daarvoor benodigde ruimte. |
Er zijn geen consequenties voor waterkeringen. De verordening voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen. |
Wateroverlast (vanuit oppervlaktewater) Bij de bouw wordt voldoende hoog gebouwd om instroming van oppervlaktewater in maatgevende situatie(s) te voorkomen. Het plan biedt voldoende ruimte voor vasthouden/bergen/afvoeren van water. |
De verordening voorziet niet in nieuw te realiseren verhard oppervlak en/of ontwikkelingen. Er zal ten gevolge van de verordening dan ook geen (extra) wateroverlast ontstaan. |
Optimale werking van de zuiveringen/RWZI's en van de (gemeentelijke) rioleringen. Afkoppelen van (schone) verharde oppervlakken in verband met de reductie van hydraulische belasting van de RWZI, het transportsysteem en het beperken van overstorten. | De beheersverordening is gericht op het in stand houden van de bestaande situatie met de bestaande kwaliteit. Een optimalisering van het watersysteem is daarom niet aan de orde. |
Waterschapsobjecten Ruimtelijke ontwikkelingen mogen de werking van waterschapsobjecten niet belemmeren. Hierbij wordt gedacht aan milieucontouren rond RWZI's, rioolpersgemalen, poldergemalen, vrijverval- en/of persleidingen. |
Binnen de beheersverordening worden geen directe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. De waterschapsobjecten ondervinden geen belemmering ten gevolge van de beheersverordening. |
Watervoorziening/-aanvoer Het voorzien van de bestaande functie van (grond- en/of oppervlakte)water van de juiste kwaliteit en de juiste hoeveelheid op het juiste moment. Het tegengaan van nadelige effecten van veranderingen in ruimtegebruik op de behoefte aan water. |
Niet van toepassing. |
Volksgezondheid (water gerelateerd) Minimaliseren risico watergerelateerde ziekten en plagen. Voorkomen van verdrinkingsgevaar/-risico's via onder andere de daarvoor benodigde ruimte. |
Geen verandering ten opzichte van de huidige situatie. |
Bodemdaling Voorkomen van maatregelen die (extra) maaiveldsdalingen met name in zettingsgevoelige gebieden kunnen veroorzaken. |
Niet van toepassing. |
Grondwateroverlast Tegengaan/verhelpen van grondwateroverlast. |
Niet aanwezig in de huidige situatie, in de toekomstige situatie zal dit ook niet aangepast worden. |
Oppervlaktewaterkwaliteit Behoud/realisatie van goede oppervlaktewaterkwaliteit. Vergroten van de veerkracht van het watersysteem. |
Geen verandering. Rijkswaterstaat beheert de Sloehaven en de Westerschelde. In relatie daarmee monitoren zij de (koel)waterinname en lozingen. De vergroting van de veerkracht van het watersysteem is niet aan de orde. |
Grondwaterkwaliteit Behoud/realisatie van een goede grondwaterkwaliteit. |
Geen verandering ten opzichte van de huidige situatie. |
Verdroging (Natuur) Bescherming karakteristieke grondwater afhankelijke ecologische waarden; van belang in en rond natuurgebieden (hydrologische) beïnvloedingszone. |
Geen verandering ten opzichte van de huidige situatie. |
Natte natuur Ontwikkeling/bescherming van een rijke gevarieerde en natuurlijk karakteristieke aquatische natuur. |
De natuur wordt niet beïnvloed door de beheersverordening. |
Onderhoud waterlopen Oppervlaktewater moet adequaat onderhouden kunnen worden. |
Het onderhoud van waterlopen wordt niet beïnvloed door de beheersverordening. De beheersverordening zorgt niet voor belemmeringen rondom de waterlichamen. |
Waterschapswegen Goede bereikbaarheid en in stand houden van wegen in beheer en onderhoud bij het waterschap. |
De bereikbaarheid van de wegen wordt niet beïnvloed door de beheersverordening. |
Toetsingskader
Onderzoek en conclusie
In en rondom het verordeningsgebied zijn diverse EHS-gebieden en Natura 2000-gebieden gelegen. Deze zijn weergegeven in figuur 4.2.
Figuur 4.2. Natura 2000-gebieden, geografisch loket provincie Zeeland
De beheersverordening Zeehaven en industrieterrein Sloe 2013 maakt geen deel uit van een Natura 2000-gebied.
![]() |
![]() ![]() |
Figuur 4.3. EHS 2012
Delen die zijn aangewezen als EHS/bestaande natuur zijn de volgende (zie figuur 4.3 en navolgende tabel.
Naam object |
Locatie t.o.v. verordenings- gebied |
Status | Natuurdoeltype | Oppervlakte (ha) | |||
Binnendijk | nw | bestaande natuur en bosgebied in eigendom bij TBO | N12.01 Glanshaver- hooiland |
1,5 | |||
Sloekreek | no | bestaande natuur met aankooptitel | N04.03 Brak water | 10,2 | |||
Dijk Sloekreek | no | agrarische beheersdijk | A02.01 Botanisch waardevol grasland | 6,1 | |||
Dijk Sluisweg | no | agrarische beheersdijk | A02.01 Botanisch waardevol grasland | 1,7 | |||
Weelhoek / Galghoek | o /zo | sloegroen | N10.02 Vochtig hooiland | circa 100 | |||
Dijk Sloegebied | z.o. | agrarische beheersdijk | A02.01 Botanisch waardevol grasland | 2,6 |
Bij de aanwijzing tot Natura 2000-gebied is ook rekening gehouden met de aanwezigheid en de nog geldende ontwikkelingsmogelijkheden ter plaatse van het Zeehaven en industriegebied Sloe.
De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie heeft besloten, bekend gemaakt op 26 september 2012, de kaart, die hoort bij het besluit van 16 februari 2010 tot aanwijzing van Westerschelde & Saefthinge als Natura 2000-gebied te wijzigen, zodanig dat het gebied is uitgebreid met een groter deel van het Rammekensschor. Tegen dit besluit is door diverse belanghebbenden, waaronder de Gemeente Vlissingen en Zeeland Seaports, beroep aangetekend, omdat met dit besluit de exploitatie van het zeehavengebied zeer nadelig wordt beïnvloed. Nu dit besluit niet onherroepelijk is, is in de verordening uitgegaan van de vigerende planologische situatie (zeehaven- en industrieterrein). Overigens is het zo, dat, mocht ingebruikname van die gronden voor industriële doeleinden aan de orde komen, ook nu al rekening moet worden gehouden met het bepaalde in de Natuurbeschermingswet 1998. Dit aspect is specifiek van belang voor het Vlissingse deel van de beheersverordening.
De Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur staan de uitvoering van dit plan dan ook niet in de weg.
Toetsingskader
Onderzoek en conclusie
Inrichtingen
Voor het Sloegebied is een veiligheidscontour vastgesteld. Een veiligheidscontour geeft de grens aan tot waar de risicocontouren (PR10-6) van bedrijven mogen uitbreiden. Binnen de contour wordt niet meer getoetst aan de grenswaarden voor het plaatsgebonden risico. Zo kan het bevoegd gezag ruimte reserveren voor de groei van risicovolle bedrijven. Binnen de veiligheidscontour is woningbouw, of de bouw of vestiging van andere kwetsbare objecten, niet toegestaan. Binnen het verordeningsgebied zijn ongeveer 20 Bevi-inrichtingen gelegen met een bijbehorende PR 10-6-contour. Deze PR 10-6-contour overschrijdt de veiligheidscontour niet. Daarmee kan geconcludeerd worden dat in de huidige situatie voldaan wordt aan de grens- en richtwaarden voor het plaatsgebonden risico.
Figuur 4.4. Ligging PR 10-6-contouren Bevi-inrichtingen t.o.v. de veiligheidscontour
Op basis van de gegevens uit de professionele risicokaart blijkt dat het groepsrisico ten gevolge van alle inrichtingen onder de oriëntatiewaarde blijft. Voor bijna alle inrichtingen geldt zelfs dat het groepsrisico kleiner is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Voor de inrichtingen Vopak Terminal Vlissingen B.V. en Arkema geldt echter een groepsrisico tussen de 0,1 en 1 maal de oriëntatiewaarde.
De beheersverordening zorgt niet voor extra ontwikkelingen ten opzichte van de huidige planologische situatie en dus niet voor een toename van het groepsrisico. Derhalve kan met een beknopte verantwoording van het groepsrisico volstaan worden. Deze verantwoording groepsrisico is opgenomen in bijlage 4.
De veiligheidscontour is een zelfstandig instrument en wordt daarom niet geborgd in de beheersverordening.
Transport
Binnen het verordeningsgebied vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats via:
Hierbij geldt het volgende.
Binnen deze risicocontouren bevinden zich geen (beperkt) kwetsbare objecten en deze worden ook niet gerealiseerd ten gevolge van deze beheersverordening. De PR 10-6-contouren ten gevolge van het transport op en nabij het verordeningsgebied vormt derhalve geen belemmering voor de beheersverordening.
Op basis van de gegevens uit het basisnet weg, water en spoor en de professionele risicokaart blijkt dat het groepsrisico ten gevolge van het vervoer van gevaarlijke stoffen onder de oriëntatiewaarde blijft.
Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Westerschelde blijkt dat het groepsrisico tussen de 0,1 en 1 maal de oriëntatiewaarde blijft.
Het overige vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en door buisleidingen zorgt voor een groepsrisico dat zelfs kleiner is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde.
De beheersverordening zorgt niet voor extra ontwikkelingen ten opzichte van de huidige planologische situatie en dus niet voor een toename van het groepsrisico. Derhalve kan met een beknopte verantwoording van het groepsrisico volstaan worden, deze is opgenomen in bijlage 4.
Ontsluiting gemotoriseerd verkeer
Voor de ontsluiting van het Sloegebied over de weg wordt gebruikgemaakt van een rondweg (Europaweg) die aangesloten is op de hoofdverkeersstructuur van Zeeland. Deze hoofdverkeersstructuur bestaat in west-oostrichting uit de A58 tussen Vlissingen, Bergen op Zoom en Eindhoven. Voor het verkeer in noordelijke en/of zuidelijke richting zijn de N62 (Westerscheldetunnel, Sloeweg) de N57 (via de N254) en de A4 (via de A58) beschikbaar.
Vanaf het bedrijventerrein zijn diverse aansluitingen op de Europaweg aanwezig. Aan de noordwestzijde van het gebied verzorgen de Engelandweg en de Denemarkenweg de ontsluiting naar de rondweg. Aan de noordzijde zijn dit de Letlandweg en de Finlandweg. Aan de oostzijde wordt de ontsluiting naar de rondweg verzorgd door de Estlandweg, de Frankrijkweg en de Luxemburgweg.
Langzaam verkeer
Langs de gehele Europaweg is een vrijliggende (brom)fietsvoorziening aanwezig. Dit fietspad maakt deel uit van het provinciaal fietsnetwerk en verbindt het Sloegebied met de omliggende kernen, waaronder ook Vlissingen en Middelburg. Tevens zijn vrijliggende (brom)fietsvoorzieningen aanwezig langs de Engelandweg, de Denemarkenweg, de Frankrijkweg en de Luxemburgweg. Deze (brom)fietspaden verzorgen de interne ontsluiting voor het langzaam verkeer.
Openbaar vervoer
In 2009 is de goederenspoorverbinding aangepast en is er een directe geëlectrificeerde verbinding tot stand gekomen tussen het Sloegebied en het Zeeuwse hoofdspoor.
Ten behoeve van het personenvervoer zijn bushaltes aanwezig ter hoogte van de kruispunten van de Europaweg met de Ritthemsestraat en de Engelandweg. Hier halteren bussen in de richting van Vlissingen en Middelburg.
Archeologie
Toetsingskader
Onderzoek en conclusie
Door burgemeester en wethouders van de gemeente Borsele is archeologiebeleid vastgesteld (d.d. 11 oktober 2011), waarmee invulling wordt gegeven aan de beleidsruimte die de Monumentenwet aan gemeenten biedt.
Op basis van de beleidskaart, die bestaat uit een samenhangend pakket van kaarten en een toelichting, kan worden bepaald of voor een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling op een specifieke locatie al dan niet archeologisch onderzoek moet plaatsvinden. Er wordt daarbij onderscheid gemaakt in 8 categorieën, waarvan enkele categorieën bekende archeologische waardevolle gebieden omvatten en andere een bepaalde verwachtingswaarde op archeologische vondsten weergeven. Aan elke categorie, uitgezonderd categorie 1, is een, aan oppervlakte van grondverstoring gebonden, vrijstelling voor archeologisch onderzoek gekoppeld. Bij alle categorieën, wederom uitgezonderd categorie 1, geldt in ieder geval dat geen onderzoek hoeft plaats te vinden indien de bodem niet dieper dan 40 cm wordt verstoord. De gehanteerde categorieën zijn:
Figuur 4.5. Archeologiebeleid gemeente Borsele, Archeologische verwachtingswaarde (laag Walcheren)
In de beheersverordening Zeehaven en industrieterrein Sloe 2013 zijn 3 categorieën van toepassing:
Voor deze relevante zones zijn de volgende besluitvlakken opgenomen.
categorie | besluitvlak |
categorie 4 | Waarde - Archeologie - 2 |
categorie 5 | Waarde - Archeologie - 3 |
categorie 6 | Waarde - Archeologie - 4 |
Figuur 4.6. Geen onderzoeksplicht Vlissingen Oost op basis van zeer lage trefkans
Cultuurhistorie
Toetsingskader
Onderzoek
Binnen het verordeningsgebied is één monument aanwezig. Het betreft het rijksmonument (Landlust). Rijksmonumenten worden door de Monumentenwet 1988 voldoende beschermd. Een specifieke regeling is in deze beheersverordening dan ook niet nodig.
Conclusie
Zowel het aspect archeologie als het aspect cultuurhistorie vormen geen belemmering voor de beheersverordening.
Toetsingskader
Onderzoek en conclusie
In de Wet bodembescherming is bepaald dat bij functiewijzigingen onderzocht dient te worden of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. Binnen de beheersverordening worden geen functiewijzigingen mogelijk gemaakt ten opzichte van de planologische situatie. Derhalve is geen verkennend bodemonderzoek noodzakelijk. Het aspect bodem staat de vaststelling van de beheersverordening niet in de weg.
Toetsingskader
Onderzoek en conclusie
De beheersverordening maakt geen ontwikkelingen mogelijk die van invloed zijn op de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Formele toetsing aan de grenswaarden uit de Wet milieubeheer kan daarom achterwege blijven.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is wel een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de monitoringstool (www.nsl-monitoring.nl) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat in 2011 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof direct langs de aanliggende en maatgevende weg, de Bernhardweg-west, ruimschoots onder de grenswaarden uit de Wet milieubeheer zijn gelegen. Voor stikstofdioxide betreft dit maximaal 27,9 µg/m³ en voor fijn stof maximaal 25,4 µg/m³ (grenswaarden voor beide stoffen: 40 µg/m³ als jaargemiddelde). Het aantal overschrijdingsdagen voor fijn stof betreft 17. Ook hierbij wordt ruimschoots aan de norm uit de Wet Milieubeheer voldaan. Binnen het gehele verordeningsgebied wordt daarmee voldaan aan de normen uit de Wet milieubeheer. De gehalten stikstofdioxide en fijn stof nemen af naarmate de afstand tot de weg toeneemt. Het aspect luchtkwaliteit vormt daarmee geen belemmering voor deze beheersverordening.
Toetsingskader
Onderzoek en conclusie
Naast de in paragraaf 4.3.6 genoemde buisleidingen, waardoor gevaarlijke stoffen vervoerd worden, zijn binnen het plangebied nog meer planologisch relevante leidingen aanwezig. Het betreffen onder andere hoogspanningsleidingen. Deze leidingen zijn weergegeven op een kaart die als bijlage 4 van de regels is opgenomen. Voor deze leidingen geldt een belemmeringen strook van 5 m en voor de hoogspanningsleidingen een belemmeringenstrook van 5 m waarbinnen niet gebouwd mag worden. Als zodanig zijn de leiding met een besluitvlak op de verbeelding bevestigd. In de regels zijn de waarden van de leidingen beschermd.