Plan: | Molenvliet - Ter Steeghe |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0642.bp10molensteeghe-3001 |
Beleid en normstelling
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken3 en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoeras. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Risicovolle inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Aan grenswaarden moet altijd worden voldaan, van richtwaarden kan om gewichtige reden worden afgeweken. Zowel de grenswaarde als de richtwaarde liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan de grenswaarde worden voldaan en met de richtwaarde rekening worden gehouden, ongeacht of het een bestaande of een nieuwe situatie betreft.
Op basis van het Bevi geldt een verantwoordingplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. Als oriëntatiewaarde voor het GR geldt:
De gemeente heeft een uitgebreide verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt. Ook bedrijven waarop het Bevi niet van toepassing is, kunnen risico's voor de omgeving met zich meebrengen. Voor nieuwe situaties geldt voor het PR in principe een norm van 10-6 per jaar en voor bestaande situaties 10-5 per jaar. Voor het GR geldt de hierboven genoemde norm.
Kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten
Voorbeelden van kwetsbare objecten zijn woningen, ziekenhuizen en gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig te zijn (zoals kantoorgebouwen en hotels met een brutovloeroppervlak van meer dan 1.500 m² per object). Voorbeelden van beperkt kwetsbare objecten zijn kantoorgebouwen en hotels met een brutovloeroppervlak van maximaal 1.500 m² per object. Ook een bedrijf is in principe een beperkt kwetsbaar object. Bedrijven vallen echter onder het begrip kwetsbaar object indien in het gebouw doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn. Het Bevi zelf specificeert niet wat onder 'grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag' moet worden verstaan. Uit de Nota van Toelichting bij het Bevi en informatie van het ministerie van VROM (www.infomil.nl) blijkt dat het gaat om een bedrijf met meer dan 50 medewerkers. |
Vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoor
In december 2009 is de aangepaste Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RVGS) gepubliceerd. In deze Circulaire is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen opgenomen. Op basis van de Circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Op basis van de Circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties. De Circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.
In de toekomst wordt het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen vastgesteld. Momenteel (eind 2011) is een nieuwe AMvB voor het transpoort van gevaarlijke stoffen over wegen, water en spoorlijnen in voorbereiding. In deze AMvB zal worden aangesloten bij de risiconormering uit het Bevi.
Vervoer gevaarlijke stoffen door leidingen
Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. Deze AMvB sluit aan bij de risiconormering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). De toetsings- en bebouwingsafstand zijn vervangen door een grenswaarde voor het plaatsgebonden risico (PR) en een oriëntatiewaarde voor het groepsrisico (GR). Voor het PR geldt dat er binnen de risicocontour van 10-6 geen kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Voor het GR wordt een oriëntatiewaarde als ijkpunt gehanteerd. Het groepsrisico in de omgeving van buisleidingen moet worden verantwoord. Dit geldt zowel voor bestaande situaties als voor ontwikkelingen die zorgen voor een toename van het groepsrisico. In een aantal situaties kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het GR. Het betreft de volgende situatie:
Bij een beperkte verantwoording kan worden volstaan met het vermelden van:
Ten aanzien van de laatste twee aspecten dient het bevoegd gezag de regionale brandweer in staat te stellen om een advies uit te brengen.
In verband met de bescherming en het beheer van de leiding, wordt tevens een belemmeringenstrook bestemd. Binnen deze afstand is in beginsel geen bebouwing toegestaan.
Onderzoek en conclusie
Het voorliggend bestemmingsplan is een consoliderend bestemmingsplan. Dit houdt in dat er geen ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Het bestemmingsplan voorziet slechts in het positief bestemmen van reeds bestaande (planologische) situaties. De mogelijkheden die het bestemmingsplan via binnenplanse afwijkingsbevoegdheden biedt, zijn in de regels dusdanig aan banden gelegd dat deze geen invloed kunnen hebben op de hoogte van het GR. Met dergelijke marges die de afwijkingsmogelijkheden bieden, wordt in een berekening van het GR namelijk rekening gehouden. Tevens wordt in een berekening van het GR rekening gehouden met een gemiddeld aantal mensen per bedrijfsoppervlakte. Van het aannemen van meer mensen in een bedrijf zal in een berekening van het GR dan ook niets te merken zijn.
Ook zullen de afwijkingsmogelijkheden er niet toe leiden dat een bedrijf, dat momenteel als beperkt kwetsbaar object kan worden beschouwd, na gebruik te hebben gemaakt van de afwijkingsmogelijkheid in de categorie kwetsbaar object valt. Ook hier geldt dat de afwijkingsmogelijkheden hierop afgestemd zijn.
Risicovolle inrichtingen Kijfhoek
In het noorden grenst het bedrijventerrein Molenvliet direct aan het rangeerterrein Kijfhoek. Dit terrein is een inrichting die onder het Bevi valt. Het rangeerterrein beschikt over een milieuvergunning. Deze vergunning is op 16 juni 2009 door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland ambtshalve gewijzigd. De wijziging betrof het toepassen van een andere rekenmethodiek voor het berekenen van risico's, het opleggen van de risicomonitoringssystemen en het aanpassen van de voorschriften met betrekking tot de risico's. In het kader van deze wijziging is een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) uitgevoerd.
Plaatsgebonden risico (PR)
Uit de berekening blijkt dat binnen het plangebied één beperkt kwetsbaar object, namelijk een gebouw met verschillende bedrijven, gelegen aan de Molenvliet 99, 103, 107 binnen de PR 10-6-contour van het rangeerterrein Kijfhoek ligt. In dit bedrijfsgebouw vinden bedrijfsmatige activiteiten plaats waarbij weinig mensen aanwezig zijn. Deze gebouwen en bijbehorende bedrijfsactiviteiten worden in het bestemmingsplan consoliderend bestemd. Het bestemmingsplan handhaaft dus een reeds bestaand beperkt kwetsbare object binnen de PR 10-6-contour. Aan het eind van deze subparagraaf wordt onderbouwd waarom de ligging van dit beperkt kwetsbare object binnen de PR 10-6-contour geen belemmering vormt voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Groepsrisico (GR)
Naast het PR is het invloedsgebied van het GR van het rangeerterrein Kijfhoek van belang. Dit invloedsgebied bedraagt 5 km. Aangezien voorliggend bestemmingsplan consoliderend van aard is, heeft de vaststelling geen invloed op het GR. Uit de hierboven genoemde QRA blijkt dat het de oriëntatiewaarde van het GR niet wordt overschreden. Een uitgebreide verantwoording van het GR is daarom niet noodzakelijk.
Ontwikkelingen
Prorail, de exploitant van het rangeerterrein Kijfhoek, heeft op 31 mei 2007 een revisievergunning aangevraagd. De PR 10-6-contour verschuift wanneer de revisievergunning wordt verleend. Binnen deze 'nieuwe' contour ligt het perceel Molenvliet 95, waar conform het vigerende bestemmingsplan een beperkt kwetsbaar object in de zin van het Bevi, namelijk een kleinschalig bedrijf, mogelijk is. Na verlening van de revisievergunning liggen binnen het plangebied dus twee reeds bestaande beperkt kwetsbare objecten binnen de PR 10-6-contour van het rangeerterrein Kijfhoek. Hieronder wordt ingegaan op de toelaatbaarheid van beperkt kwetsbare objecten binnen een PR 10-6-contour.
Toelaatbaarheid bestaand beperkt kwetsbaar object binnen de PR 10-6-contour
De bedrijfsbebouwing op de percelen Molenvliet 95 en Molenvliet 99, 103, 107 zijn als een bestaand beperkt kwetsbaar object te beschouwen. De PR 10-6-contour is een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Van deze richtwaarde kan, om gewichtige reden worden afgeweken. Hierbij moet goed in het oog worden gehouden dat momenteel alleen het perceel Molenvliet 99, 103 en 107 binnen de PR 10-6-contour van het rangeerterrein Kijfhoek ligt. Het perceel Molenvliet 95 komt pas binnen deze contour te liggen wanneer de revisievergunning wordt verleend. In het geval van Molenvliet 95 en Molenvliet 99, 103, 107 zijn er twee redenen om van deze richtwaarde af te wijken, namelijk:
Hierom vindt de gemeente het toelaatbaar dat het bestaande beperkt kwetsbare object aan de Molenvliet 99,103 en 107 binnen de PR 10-6-contour ligt en het bestaande beperkt kwetsbare object aan de Molenvliet 95 binnen deze contour komt te liggen.
Overige risicovolle inrichtingen
Op het deel Ter Steeghe is aan de Ter Steeghe Ring 15 een opslag met ontplofbare stoffen gelegen. Deze installatie valt niet onder het Bevi en heeft een PR 10-6-risicocontour van 25 m. Voor deze installatie geldt geen invloedsafstand voor het GR. Binnen de PR 10-6-risicocontour liggen geen gebouwen. Deze instelling vormt dan ook geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan, omdat geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt worden.
Aan de Parklaan 3 ligt, op ongeveer 150 m van het zuidelijk deel van het plangebied, een zwembad. Bij dit zwembad wordt chloorbleekloog opgeslagen. De inrichting valt niet onder het Bevi. De PR 10-6-risicocontour is niet buiten de inrichting gelegen en er geldt geen invloedsafstand van het GR. Dit zwembad vormt dan ook geen knelpunt voor vaststelling van het bestemmingsplan.
Aan de Molenvliet 43 wordt vuurwerk opgeslagen. Aangezien hier minder dan 10 ton consumentenvuurwerk op wordt geslagen, gelden geen veiligheidsafstanden. Deze (kleine) opslag van vuurwerk staat de vaststelling van het bestemmingsplan dan ook niet in de weg.
In de omgeving van het plangebied liggen vier tankstations met lpg-installaties. Drie liggen op ruim 600 m noordoostelijk van het plangebied langs de rijksweg A16. Eén ligt ongeveer 500 m zuidwestelijk van het plangebied aan de Munnikensteeg 26. Deze installaties vallen onder het Bevi. Voor lpg-installaties gelden verschillende PR 10-6-risicocontouren. De grootste is die rond het vulpunt. Voor twee van de tankstations, beide gelegen langs de A16, bedraagt deze contour 110 m, voor de andere 45 m. Het invloedsgebied van het GR bedraagt voor alle vier de installaties 150 m. Het plangebied ligt zowel buiten de PR 10-6-contouren als buiten het invloedsgebied van het GR.
Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg
Uit bovengenoemde Circulaire risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen blijkt dat over de A16 gevaarlijke stoffen vervoerd worden. De PR 10-6-contour bedraagt hier volgens deze circulaire 29 m, gemeten vanaf de wegas. Naast deze PR 10-6-contour geldt voor deze weg ook een plasbrandaandachtsgebied van 30 m buiten de wegrand. Binnen dit aandachtsgebied is de bouw van kwetsbare objecten slechts mogelijk wanneer hier een deugedelijke motivering aan ten grondsalg ligt. Het plangebied grenst direct aan de weg. De dichtstbijzijnde kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten binnen het plangebied liggen echter op ongeveer 30 m van de wegrand, dus buiten de PR 10-6-contour en buiten het PAG. Omdat het bestemmingsplan geen ontwikkelingen mogelijk maakt, heeft de vaststelling van het plan geen effect op het GR. Uit het basisnet weg (Arcadis, 2009) blijkt dat het GR in de huidige situatie kleiner dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde is. Een uitgebreide onderbouwing van het GR is daarom niet nodig. Geconcludeerd wordt dat het vervoer van gevaarlijke stoffen over de A16 geen belemmering oplevert voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor
Ook over de doorgaande spoorverbinding Breda-Rotterdam worden gevaarlijke stoffen vervoerd. De kleinste afstand tussen deze spoorlijn en het plangebied bedraagt ongeveer 40 m. Uit het advies van de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid (10 oktober 2011, kenmerk 2011/2328/IdU) blijkt dat zich bij de huidige vervoersintensiteiten binnen het plangebied geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten binnen de PR 10-6-contour liggen. Ook in de toekomst, wanneer er uit wordt gegaan van het ontwerp Basisnet Spoor, is dit niet het geval. Het plaatsgebonden risico vormt dan ook geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan. Voor de spoorlijn geldt ook een plansbrandaandachtsgebied. Deze bedraagt 30 m. Het plangebied ligt hier buiten. Het plangebied valt voor een groot deel binnen het invloedsgebied van het GR. Het groepsrisico is zowel in de huidige situatie als in de toekomst (wanneer er uit wordt gegaan van het ontwerp Basisnet Spoor) kleiner dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Omdat het bestemmingsplan geen ontwikkelingen mogelijk maakt, heeft de vaststelling van het plan geen effect op het GR. Een uitgebreide onderbouwing van het GR is daarom niet nodig. Geconcludeerd wordt dat het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor geen belemmering oplevert voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Vervoer van gevaarlijke stoffen door leidingen
Zowel in het plangebied als in de omgeving daarvan zijn gasleidingen gelegen. De gegevens over deze leiding staan in tabel 5.2.
Tabel 5.2 Vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen nabij het plangebied
volgnummer | druk | uitwendige diameter | afstand PR 10-6-contour | Inventarisatieafstand GR | kortste afstand tot het plangebied | zakelijke rechtstrook |
W-507-01-KR | 40,00 | 12 | 0 | 140 | 0 | 4 |
W-507-03-KR | 40,00 | 12 | 0 | 140 | 135 | 4 |
A-555-KR | 66,20 | 42,01 | 0 | 490 | 530 | 5 |
Waterstof- leiding4 | 44.00 | 2,37 | 12 | 355 | 0 | 5 |
Uit bovenstaande tabel blijkt dat bij geen van de aardgasleidingen de PR 10-6-risicocontour buiten de leiding ligt. Twee leidingen, namelijk de aardgasleiding W-507-01-KR en de waterstofleiding lopen door het deelgebied Molenvliet. Voor deze leidingen geldt een zakelijk rechtstrook van 4 respectievelijk 5 m. Binnen deze zakelijk rechtstrook is momenteel geen bebouwing aanwezig. Ook maakt het bestemmingsplan hier geen bebouwing mogelijk. Hieruit volgt dat ook binnen de PR 10-6-risicocontour van de gasleiding W-507-01-KR geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten aanwezig zijn, aangezien deze risicocontour kleiner is dan de zakelijke rechtstrook. Het westelijke deel van het bedrijfsverzamelgebouw aan de Molenvliet 99, 103, 107 ligt binnen de PR 10-6-contour van de waterstoftransportleiding. Omdat het hier om een bestaande situatie en een beperkt kwetsbaar object gaat, staat deze situatie de vaststelling van het bestemmingsplan echter niet in de weg. Op het overige deel van het plangebied liggen geen gebouwen binnen de PR 10-6-contour van de waterstofleiding.
Voor alle leidingen geldt dat het plangebied binnen de inventarisatieafstand voor het GR ligt. Het plan maakt echter geen ontwikkelingen mogelijk. De vaststelling van het bestemmingsplan heeft dan ook geen invloed op het GR. Uit het advies van de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid (10 oktober 2011, kenmerk 2011/2328/IdU) blijkt dat het GR voor deze leidingen in de huidige situatie kleiner dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde is. Daarom kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het GR.
Verantwoording GR
Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van het GR van Kijfhoek, de A16, de doorgaande spoorverbinding Rotterdam-Breda, de waterstofleiding en twee hogedruk aardgastransportleidingen. Mede aan de hand van het advies van de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid heeft de gemeente een verantwoording van het GR opgesteld. Deze verantwoording is opgenomen in Bijlage 4.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat voldaan wordt aan de eisen omtrent externe veiligheid. Dit aspect staat de vaststelling van het bestemmingsplan daarom niet in de weg.