Plan: | Bunkerstations |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0642.MP09bunkerstations-3001 |
Normstelling en beleid
In het kader van een bestemmingsplanprocedure is het wettelijk verplicht de gevolgen voor de luchtkwaliteit van het betreffende plan in beeld te brengen. In de Wet van 11 oktober 2007 tot wijziging van de Wet milieubeheer (Stb. 414, 2007, hoofdstuk 5, titel 5.2 Wm) is de Nederlandse wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit in de buitenlucht opgenomen. Deze wet is op 15 november 2007 in werking getreden. Omdat titel 5.2 over luchtkwaliteit gaat, staat deze ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'. Hierin zijn normen opgenomen voor de stoffen zwaveldioxide, stikstofdioxide, zwevende deeltjes (fijn stof, PM10, PM2,5), lood, koolmonoxide, benzeen, ozon, arseen, cadmium, nikkel en Benzo(a)pyreen (BaP). Het toetsingskader is beschreven in bijlage 2 van de Wet Milieubeheer.
In de Wet milieubeheer (Wm) zijn grenswaarden en richtwaarden opgenomen voor concentraties van stoffen in de buitenlucht. Voor grenswaarden geldt dat het voorgeschreven kwaliteitsniveau moet zijn bereikt en vervolgens in stand moet worden gehouden. Voor richtwaarden geldt dat het voorgeschreven kwaliteitsniveau zoveel mogelijk moet zijn bereikt en dat het, waar aanwezig, zoveel mogelijk in stand moet worden gehouden.
Niet in betekenende Mate Bijdragen
Op basis van de Wet luchtkwaliteit zijn plannen die 'niet in betekenende mate' bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit, vrijgesteld van toetsing (Wm; art. 5.16, lid 1 sub c). Dit betekent dus dat in overschrijdingssituaties plannen toch gerealiseerd kunnen worden indien de bijdrage van het plan 'niet in betekenende mate' is.In het kader van het NSL is het begrip 'niet in betekenende mate' gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10. Dit betekent dat voor zowel NO2 als PM10 planbijdragen zijn toegestaan van maximaal 1,2 µg/m³ in situaties waarin de jaargemiddelde concentraties de grenswaarde overschrijden.
In de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen' (Stcrt. 218, 2007) is een lijst met categorieën van inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties opgenomen, die als 'niet in betekenende mate' projecten worden beschouwd. Als een plan binnen de benoemde projectomvang valt, is het vrijgesteld van toetsing. Er is ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit dan geen verdere belemmering voor de realisatie van het project. Als een plan niet binnen een benoemde projectomvang valt, kan het alsnog als 'niet in betekenende mate' opgevoerd worden. Er moet dan aannemelijk gemaakt worden dat de bijdrage van het plan kleiner is dan 1,2 µg/m³. Bij een lichte verslechtering is compensatie met een maatregel mogelijk via de saldobenadering1 (Wm; art. 5.16, lid 1 sub b2). Plannen die wel in betekenende mate bijdragen, moeten individueel getoetst worden aan de 'Wet luchtkwaliteit'.
Onderzoek
Omdat bunkerstations niet zijn opgenomen in de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen' is het noodzakelijk door middel van berekeningen aan te tonen of het onderhavige project de luchtkwaliteit 'niet in betekenende mate' verslechtert. Indien het project wel 'in betekenende mate' bijdraagt, is het van belang om te toetsen of de grenswaarden niet overschreden worden. Indien geen overschrijding van de grenswaarden plaatsvindt, kan het project alsnog gerealiseerd worden.
Om vast te stellen of de bunkerstations 'in betekenende mate' bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit en of de grenswaarden overschreden worden, is door de OZHZ een luchtkwaliteit onderzoek uitgevoerd. Voor de bunkerstations aan de Oude Maas zijn de jaargemiddelde bijdrage-concentraties van de luchtverontreinigende stoffen stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) in 2011 en 2015 naar de omgeving berekend. Deze bijdrage-concentraties zijn het gevolg van de NOx- en PM10- emissies door de aankomende en wegvarende schepen en de stilliggende schepen (met draaiende motor). De berekeningen zijn uitgevoerd voor het jaar 2011 (het toetsingsjaar voor fijn stof) en 2015 (toetsingsjaar NO2).
Voor de jaren 2011 en 2015 is de situatie met de bunkerstations Fiwado en Bunkerrama aan de Oude Maas vergeleken met de situatie zonder de bunkerstations. Uit de berekeningen (totale gecumuleerde concentraties) blijkt dat alleen stikstofdioxide (NO2) 'in betekenende mate' bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Omdat in de situatie met de bunkerstations voor alle berekende stoffen de totale gecumuleerde concentraties aan alle wettelijke grenswaarden voldoen, bestaat er echter geen belemmering voor de realisatie van het plan. Voor alle berekende stoffen blijken de concentraties in de toekomst af te nemen. Deze afname is te verklaren uit de dalende achtergrondconcentraties als gevolg van schonere motoren en schonere brandstoftechnieken.
Conclusie
De Wet milieubeheer (luchtkwaliteiteisen) staat de plannen om de bunkerstations Bunkerrama en Fiwado te juridisch te repareren niet in de weg.