direct naar inhoud van Artikel 6 Gemengd - 1
Plan: Meerzicht - Westerpark
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0637.BP00032-0004

Artikel 6 Gemengd - 1

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met daaraan ondergeschikt:

  • d. groenvoorzieningen;
  • e. kunstwerken;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. objecten van beeldende kunst;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. reclameobjecten;
  • j. speelvoorzieningen;
  • k. verblijfsgebied en terrassen;
  • l. vlaggenmasten en lichtmasten;
  • m. water;
  • n. wegen en paden;

met de daarbij behorende bouwwerken.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen en overkappingen
  • a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan met de aanduiding is aangegeven;
  • c. de totale oppervlakte aan erfbebouwing op een perceel bedraagt maximaal 60 m²;
  • d. de goothoogte van erfbebouwing bij een gebouw mag maximaal 0,3 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het gebouw bedragen.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van een erfafscheiding mag achter en in de voorgevelrooilijn maximaal 2 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een erfafscheiding mag voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten, speelvoorzieningen en lichtmasten mag maximaal 10 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van objecten van beeldende kunst mag maximaal 15 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde mag maximaal 3 m bedragen.
6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.2 onder a en b voor het bouwen van een erfafscheiding met een maximale bouwhoogte van 3 m, indien dit noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering, waaronder begrepen de beveiliging, en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
6.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. gebruik van gebouwen ten behoeve van wonen;
  • b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
  • c. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
  • d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
  • e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1 Afwijken milieucategorie

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 6.1 onder a en b voor het gebruik ten behoeve van activiteiten behorende tot ten hoogste 1 categorie hoger dan in dat lid genoemd;
  • b. het bepaalde in lid 6.1 onder a en b voor het gebruik ten behoeve van activiteiten die niet zijn genoemd in Bijlage 1 bij deze regels behorende 'Lijst van bedrijfsactiviteiten'.
6.5.2 Voorwaarden afwijken milieucategorie

Het bevoegd gezag verleent de onder lid 6.5.1 genoemde omgevingsvergunning, indien de activiteiten die mogelijk worden gemaakt met de afwijking, naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kunnen worden te behoren tot de op grond van lid 6.1 onder a en b toegestane milieucategorieën.