direct naar inhoud van 2.3 Regionaal beleid
Plan: Kwadrant/Van Tuyll sportpark/Brinkhage/Lansinghage
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0637.BP00027-0004

2.3 Regionaal beleid

2.3.1 Hoogheemraadschappen

Het plangebied ligt voor het overgrote deel in het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. Het dijklichaam ter plaatse van de Zegwaartseweg behoort tot het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Rijnland.

2.3.1.1 Hoogheemraadschap van Schieland en Krimpenerwaard

Het beleid van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (verder HHSK) is vastgelegd in het waterbeheerplan HHSK 2010-2015, de Keur van Schieland en de Krimpenerwaard, peilbesluiten en de leggers. Het HHSK streeft ernaar om samen met gemeenten als partners op te trekken. Er moet worden ingezet op intensief overleg met gemeentebesturen voor het kunnen realiseren van projecten. De ruimtelijke ordening en de waterhuishouding moeten in onderlinge relatie worden ontwikkeld. Op basis van ervaring en deskundigheid adviseert HHSK over de mogelijkheden voor een duurzaam watersysteem. De laatste jaren is het inzicht gegroeid dat op een duurzamer wijze met het stedelijk waterbeheer dient te worden omgegaan, mede gezien de klimaatveranderingen. Aandachtspunten voor het duurzame stedelijk waterbeheer zijn het minimaliseren van wateroverlast, het realiseren van voldoende waterberging waarbij zoveel mogelijk een ecologische inrichting wordt nagestreefd, het verantwoord afkoppelen van verhard oppervlak en het voorkomen van diffuse verontreinigingen door toepassing van duurzame bouwmaterialen.

De visie is uitgewerkt in een concreet maatregelenplan:

  • Het woongenot, de belevingswaarde en de recreatieve mogelijkheden op en in het water voor burgers nemen toe;
  • De waterkwaliteit voldoet tenminste aan de algemene milieukwaliteitseisen;
  • Het waterhuishoudkundig systeem kent goede aan- en afvoermogelijkheden, waarbij de doorspoelbaarheid en de mogelijkheid om onder normale omstandigheden het waterpeil binnen zekere marges te handhaven, voldoende worden gewaarborgd;
  • Het watersysteem is zo ingericht dat het de ontwikkeling van biologisch gezond water bevordert.

Voor ontwikkelingen is het waterbeheerplan van HHSK 2010 – 2015 van het Hoogheemraadschap van belang. Ontwikkelingen gaan vaak gepaard met een toename van het verharde oppervlak. In het waterbeheerplan van HHSK 2010 – 2015 is beschreven hoe het Hoogheemraadschap omgaat met het bergen van oppervlaktewater bij een toenemende verharding van het oppervlak. In zijn algemeenheid geldt verder dat voor aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingsysteem bij het Hoogheemraadschap een vergunning dient te worden aangevraagd op grond van de Keur. Dit geldt bijvoorbeeld voor de aanleg van overstorten, van de hemelwaterafvoer op het oppervlaktewater, het dempen en graven van water en het aanbrengen van verhard oppervlak. De Keur maakt het mogelijk dat het Hoogheemraadschap haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren.

In grote lijnen hanteert HHSK de volgende uitgangspunten voor ontwerp en inrichting van gebieden:

  • het watersysteem voldoet aan de normen voor berging, aan- en afvoer;
  • de waterkwaliteit gaat niet achteruit, en wordt mogelijk verbeterd;
  • de inrichting dient beheer en onderhoud op een verantwoorde en efficiënte wijze mogelijk te maken;
  • waar negatieve effecten niet te voorkomen zijn, dienen mitigerende en compenserende maatregelen te worden getroffen;
  • er dient geen afwenteling plaats te vinden vindt van negatieve effecten voor waterkwantiteit of waterkwaliteit tussen wateren en gebieden;
  • er dient rekening te wordt gehouden met toekomstige ontwikkelingen, waaronder het klimaat.

Deze aspecten worden gewaarborgd via het proces van de watertoets. Afspraken en aanpassingen dienen uiteindelijk te worden vastgelegd in de watervergunning en in het bestemmingsplan.

In de ‘Handleiding en Checklist Water in nieuwbouwplannen HHSK’ zijn de aspecten verder gespecificeerd in randvoorwaarden:

  • verhardingstoename compenseren met waterberging binnen plan- of peilgebied, volgens NBW systematiek (maatwerk);
  • demping van watergangen 100% compenseren;
  • minimaal 50% natuurvriendelijke oevers.

2.3.1.2 Hoogheemraadschap van Rijnland

Waterbeheerplan Rijnland
Op 1 januari 2010 is het nieuwe Waterbeheerplan 4 (2010-2015) van Rijnland van kracht geworden. In dit plan geeft Rijnland aan wat haar ambities voor de komende planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen. Het nieuwe Waterbeheerplan legt meer dan voorheen accent op uitvoering. De drie hoofddoelen zijn veiligheid tegen overstromingen, voldoende water en gezond water. Wat betreft veiligheid is het cruciaal dat waterkeringen voldoende hoog en stevig zijn en blijven en dat rekening wordt gehouden met mogelijk toekomstige dijkverbeteringen. Wat betreft voldoende water gaat het erom het complete watersysteem goed in te richten, goed te beheren en goed te onderhouden. Daarbij wil Rijnland dat het watersysteem op orde en toekomstvast wordt gemaakt, rekening houdend met klimaatverandering. Immers de verandering van het klimaat leidt naar verwachting tot meer lokale en hevigere buien, perioden van langdurige droogte en zeespiegelstijging. Het waterbeheerplan sorteert voor op deze ontwikkelingen.

Keur 2009 en Beleids- en Algemene regels 2011
Op 22 december 2009 is de Keur in werking getreden. In deze Keur zijn bepalingen toegevoegd over het onttrekken van grondwater en het infiltreren van water in de bodem. De Keur 2009 en Beleids- en Algemene regels 2011 maken het mogelijk dat het Hoogheemraadschap van Rijnland haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren. De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels (gebods- en verbodsbepalingen) voor waterkeringen (onder andere duinen, dijken en kaden), watergangen (onder andere kanalen, rivieren, sloten en beken) en andere waterstaatswerken (onder andere bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen). De Keur bevat verbodsbepalingen voor werken en werkzaamheden in of bij de bovengenoemde waterstaatswerken. Er kan een ontheffing van de in de Keur vastgestelde gebods- en verbodsbepalingen worden aangevraagd om een bepaalde activiteit wel te mogen uitvoeren. Als Rijnland daarin toestemt wordt dat geregeld in een keurvergunning. De keur is derhalve een belangrijk instrument om het watersysteem op orde te houden. In de Beleids- en Algemene regels 2011 is het beleid van Rijnland nader uitgewerkt.

Voorkeursvolgorde voor afvalwater
Overeenkomstig het rijksbeleid (de voorkeursvolgorde uit artikel 29 a van de Wet milieubeheer en de doelmatigheidsdoelstelling uit het bestuursakkoord waterketen 2007) geeft Rijnland de voorkeur aan het scheiden van hemelwater en afvalwater, mits het doelmatig is. De voorkeursvolgorde voor de omgang met afvalwater houdt in dat het belang van de bescherming van het milieu vereist dat:

  • a. het ontstaan van afvalwater wordt voorkomen of beperkt;
  • b. verontreiniging van afvalwater wordt voorkomen of beperkt;
  • c. afvalwaterstromen worden gescheiden gehouden, tenzij het niet gescheiden houden geen nadelige gevolgen heeft voor een doelmatig beheer van afvalwater;
  • d. huishoudelijk afvalwater en afvalwater dat daarmee wat biologische afbreekbaarheid betreft overeenkomt, worden ingezameld en naar een inrichting als bedoeld in artikel 15a van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren getransporteerd;
  • e. ander afvalwater dan bedoeld in onderdeel d zo nodig na zuivering bij de bron, wordt hergebruikt;
  • f. ander afvalwater dan bedoeld in onderdeel d lokaal, zo nodig na retentie of zuivering bij de bron, in het milieu wordt gebracht;
  • g. ander afvalwater dan bedoeld in onderdeel d dat naar een inrichting als bedoeld in artikel 15a van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren wordt getransporteerd.

De gemeente kan gebruik maken van deze voorkeursvolgorde bij de totstandkoming van het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP). Deze voorkeursvolgorde is echter geen dogma. De uiteindelijke afweging zal lokaal moeten worden gemaakt, waarbij doelmatigheid van de oplossing centraal moet staan.

Zorgplicht en preventieve maatregelen voor hemelwater
Voor de behandeling van hemelwater wijst Rijnland op de zorgplicht en op het nemen van preventieve maatregelen een en ander vooruitlopend op de definitieve invoering van het Besluit lozingen buiten inrichtingen. Het verdient aanbeveling daar waar mogelijk aandacht te besteden aan brongerichte maatregelen. Het argument daarbij is dat vanuit een wijder milieuperspectief preventie de voorkeur heeft boven 'end-of-pipe' maatregelen.

Uitgangspunt is dat het te lozen hemelwater geen significante verslechtering van de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater mag veroorzaken en emissie van vervuilende stoffen op het oppervlaktewater waar mogelijk wordt voorkomen. Door bijvoorbeeld:

  • duurzaam bouwen;
  • het toepassen van een berm- of bodempassage;
  • toezicht en controle tijdens de aanlegfase ter voorkoming van verkeerde aansluitingen;
  • juridische verankering van de particuliere verantwoordelijkheden (vergunningverlening);
  • handhaving tijdens de beheerfase ter voorkoming van verkeerde aansluitingen (bijvoorbeeld door middel van controleputjes op de erfgrens);
  • het regenwaterriool uit te voeren met (straat)kolken voorzien van extra zand- slibvang of zakputten (putten met verdiepte bodem) op tactische plekken in het stelsel;
  • adequaat beheer van straatoppervlak, straatkolken en zakputten (straatvegen en kolken/putten zuigen);
  • het toepassen van duurzaam onkruidbeheer;
  • aangepaste gladheidbestrijding;
  • het voorkomen van afstroming van hondenuitwerpselen;
  • de bewoners, gebruikers en beheerders voor te lichten over de werking van de riolering en een juist gebruik hiervan;
  • het vermijden van vervuilende activiteiten op straat zoals auto's wassen en repareren en chemische onkruidbestrijding.

Daar waar ondanks de zorgplicht en de preventieve maatregelen het te lozen hemelwater naar verwachting een aanmerkelijk negatief effect heeft op de oppervlaktewaterkwaliteit, kan in overleg tussen gemeente en waterschap gekozen worden voor aanvullende voorzieningen, een verbeterd gescheiden stelsel of, als laatste keus, aansluiten op het gemengde stelsel. Ook kan de gemeente in overleg met het waterschap kiezen voor een generieke 'end-of-pipe' aanpak. Deze keuze moet dan expliciet gemaakt worden in het GRP.

2.3.1.3 Waterplan Zoetermeer

De gemeente Zoetermeer heeft in samenwerking met het Hoogheemraadschap van Schieland en Krimpenerwaard, het Hoogheemraadschap van Rijnland en het Waterschap Wilck en Wiericke het Waterplan Zoetermeer opgesteld dat in februari 2002 door de raad is vastgesteld. Het plan wordt in paragraaf 2.4.9 van deze plantoelichting nader toegelicht.

2.3.2 Stadsgewest Haaglanden

Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020
Op 16 april 2008 heeft het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden het "Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020" (RSP) vastgesteld.

Het RSP is een integraal plan voor de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden en het kader voor het regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie en voor locale plannen, zoals de bestemmingsplannen. Het vastgestelde RSP kijkt naar 2020 (en soms 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen, zoals verkeer, wonen, werken, water en groen.

Het bestuur van het Stadsgewest Haaglanden heeft het RSP samengevat in tien regionale investeringsprioriteiten. De negen Haaglandengemeenten spreken hiermee de ambitie uit om door te groeien als internationaal concurrerende regio, als goed functionerend stedelijk netwerk en als regio die kwaliteit van leven biedt. De tien prioriteiten werken door in beleid en investeringen van het Stadsgewest en de betrokken gemeenten en als het aan Haaglanden ligt, ook in beleids- en investeringsprogramma's op hogere schaalniveaus, zoals het Urgentieprogramma Randstad en het Bestuurlijk Platform Zuidvleugel.

Op kaart 1 "Ontwikkelingsbeeld Haaglanden 2030" van het RSP is het plangebied aangewezen als "Vitaal en intensief benut stedelijk gebied". De algemene opgave is het verder ontwikkelen als zelfstandige en volwassen stad. De toenemende variatie in het woningaanbod moet gekoppeld worden aan een milieudifferentiatie, waarin woonmilieus worden afgewisseld met woonwerk- en meer stedelijke milieus.

Het Van Tuyllpark aangeduid als "Groen-blauwe schakel tussen groengebieden" met eigen groene en recreatieve kwaliteiten. De groenblauwe schakels versterken de structuur van het groene raamwerk en vergroten de recreatieve toegankelijkheid. Daarnaast is het Van Tuyllpark aangeduid als leisure-voorziening als onderdeel van de leisure-as van Scheveningen tot Zoetermeer. Dit zijn toeristisch- recreatieve voorzieningen met een (boven)regionale reikwijdte. De potentie die Zoetermeer heeft opgebouwd als belangrijke leisurestad moet verder worden ontwikkeld tot kennis- en expertisecentrum op het gebied van leisure, met daaraan gekoppeld een centrum voor mbo- en hbo-leisureopleidingen.

Op de kaart 24 "Projectenkaart Haaglanden 2020" heeft het plangebied meerdere aanduidingen:

  • het Van Tuyllpark is aangeduid als stadspark/ stadsrandpark;
  • Kwadrant-Bedrijven is aangeduid als een tot hoogwaardig bedrijventerrein te herstructureren gebied;
  • rondom het geplande station van de Stedenbaan is een deel van de bedrijventerreinen Lansinghage en Brinkhage aangeduid als nieuw bedrijventerrein;
  • de bedrijventerreinen Lansinghage en Brinkhage zijn aangeduid als bedrijventerreinen waar de bestaande ruimte beter benut zou kunnen worden;
  • langs de oostzijde van het plangebied is het nieuwe tracé van de Randstadrail met het station BleiZo aangegeven;
  • parallel en ten zuiden van de A12 is de Stedenbaan met nieuw station aangegeven.

In dit bestemmingsplan zijn geen ontwikkelingen voorzien die in strijd zijn met het RSP.

2.3.3 Regionale Structuurvisie Detailhandel (2006)

Op 13 december 2006 is de Regionale Structuurvisie Detailhandel Stadsgewest Haaglanden 2006-2011 vastgesteld. Het doel is een meer dynamisch en kwalitatief beter winkelaanbod te bewerkstelligen zodat de consument meer keuze en kwaliteit wordt geboden. Dit heeft weer een gunstige invloed op de komst van bedrijven en organisaties naar de regio en daarmee op de regionale economie. De kern van deze structuurvisie is dat prioriteit wordt gegeven aan het instandhouden en kwalitatief versterken van de bestaande detailhandelstructuur in Haaglanden. De inzet is om de bestaande structuur te behouden en daar waar nodig kwalitatief te verbeteren. Het concentratiebeleid wordt derhalve voortgezet. Voor het instandhouden van de structuur is bundeling van winkelvoorzieningen immers belangrijk.

Beperkte verkoop van artikelen (tot enkele tientallen m² wvo) aan consumenten buiten bundelingslocaties en reguliere detailhandelslocaties wordt onder de volgende voorwaarden toegestaan: a) verkoop van consumentenartikelen binnen op consumenten gerichte voorzieningen, zoals maneges en grootschalige recreatievoorzieningen en b) verkoop van door consumenten bestelde producten op een bestaande bedrijfslocatie waar deze producten zijn geassembleerd en/of geproduceerd en c) initiatiefnemers kunnen aantonen dat dit de bestaande verzorgingsstructuur niet aantast. Ondersteunende detailhandel op bedrijventerreinen wordt bij recht toegestaan op bedrijventerreinen tot een oppervlakte van 125 m². Een groter oppervlak kan worden toegestaan voor zover deze detailhandel het bedrijventerrein als verzorgingsgebied heeft en met onderzoek is aangetoond dat de bestaande verzorgingsstructuur niet wordt aangetast.

Het bestemmingsplan maakt alleen bovengenoemde detailhandel mogelijk. Er wordt niet voorzien in nieuwe grootschalige/zelfstandige detailhandel. Dit past binnen het regionale detailhandelsbeleid.

2.3.4 Ontwerp Intergemeentelijke Structuurvisie BleiZo

Voor het plangebied is de Intergemeentelijke Structuurvisie BleiZo, het Kwadrant en omgeving (hierna intergemeentelijke structuurvisie genoemd), samen met bijbehorende planMER, in voorbereiding. In deze intergemeentelijke structuurvisie zijn vele ontwikkelingen beschreven die gewenst zijn in het plangebied. Het gaat om ontwikkelingen die in het plangebied ten noorden van de Bleiswijkseweg plaatsvinden.

In de structuurvisie zijn voor dit bestemmingsplan de volgende deelgebieden onderscheiden:

  • 1. Bedrijventerreinen Brinkhage en Lansinghage;
  • 2. Kwadrant - Van Tuyllpark (dit zijn de leisurevoorzieningen);
  • 3. Kwadrant - Bedrijven (betreft bedrijventerrein tussen Franklinstraat en Australiëweg);
  • 4. Kwadrant - West (betreft het volkstuinencomplex).

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00027-0004_0004.jpg"

Figuur 2.1: Visiekaart Structuurvisie

Bedrijventerreinen Lansinghage en Brinkhage

In de intergemeentelijke structuurvisie is het volgende opgenomen ten aanzien van de bedrijventerreinen die onderdeel uitmaken van voorliggend bestemmingsplan. "Voor de bedrijventerreinen Brinkhage en Lansinghage zijn er op dit moment geen plannen. Er zal een consoliderend bestemmingsplan voor de beide terreinen worden opgesteld, daarbij zal worden gekeken naar aanvullende functies zoals bijvoorbeeld onderwijs en interne opleidingen.Wel wordt in de structuurvisie aandacht besteed aan een mogelijke toekomstige opwaardering of transformatie. Uitgangspunt is vooralsnog dat dit niet ten koste gaat van de toelaatbare milieucategorieën".

De verwachting is dat mogelijk op langere termijn een intensivering van het gebruik of transformatie naar meer intensieve functies plaatsvindt in het gebied aansluitend op de knooppuntontwikkeling. Dit valt echter buiten de scope van de structuurvisie.

Het beleid is gericht op het niet onmogelijk maken van de opwaardering of transformatie van de bedrijventerrein Brinkhage en Lansinghage. De toelaatbare milieucategorieën dienen gehandhaafd te blijven". Nieuw (provinciaal) beleid en het bestaande (legale) gebruik en bebouwing worden in dit bestemmingsplan vastgelegd.

In dit bestemmingsplan zijn voor dit gebied geen nieuwe ontwikkelingen voortvloeiend uit de structuurvisie opgenomen.

Kwadrant - Van Tuyllpark

In het Van Tuyllpark zijn nu reeds enkele grootschalige toeristisch-recreatieve voorzieningen ondergebracht, zoals Dutch Water Dreams en Silverdome. Daarnaast biedt het park plaats aan diverse sportverenigingen. Op dit moment zijn er verschillende initiatieven voor nieuwe voorzieningen en ook voor de uitbreiding van bestaande voorzieningen. In samenhang met de verschillende ontwikkelingen en initiatieven wordt nagedacht over een nieuwe inrichting van het totale park.

Het beleid is gericht op een kwaliteitsverbetering van het vrijetijdscluster met als hoofdfunctie recreatie/leisure en sportvoorzieningen. Herinrichting en uitbouw van leisurevoorzieningen met versterking van het groene openbare parkkarakter en betere en aantrekkelijke verbindingen met de omgeving zoals het knooppunt BleiZo.

In dit bestemmingsplan zijn voor dit gebied geen nieuwe ontwikkelingen voortvloeiend uit de structuurvisie opgenomen. Wanneer de plannen concreet zijn uitgewerkt, wordt hiervoor een aparte procedure gevolgd.

Kwadrant - Bedrijven

De plannen voorzien in de herontwikkeling van het voormalige Miss Etam terrein tot regulier bedrijventerrein. Het gebied heeft al een bedrijfsbestemming.

Het beleid is gericht op herstructurering van het bestaand bedrijventerrein naar regulier bedrijventerrein met een hoogwaardige uitstraling en mogelijkheden voor grootschalige detailhandel.

Het bestemmingsplan maakt reguliere bedrijvigheid mogelijk. De activiteiten van de autodealer Impala zijn ook mogelijk gemaakt in dit bestemmingsplan.

Kwadrant- West

Dit deel van het Kwadrant heeft betrekking op het huidige complex van de TV Seghwaert en de gronden tot aan de Zegwaartseweg. Het voornemen is het tuinencomplex te verplaatsen naar een nieuwe locatie buiten het plangebied (Buytenpark). Het tuinencomplex komt daardoor vrij voor herontwikkeling. De plannen voor herontwikkeling zijn op dit moment onvoldoende concreet uitgewerkt. Gelet op het voorgaande is besloten de locatie niet mee te nemen in dit bestemmingsplan. Wanneer de herontwikkelingsplannen zijn uitgekristalliseerd, zal voor deze locatie een aparte ruimtelijke procedure worden gevolgd.

2.3.5 Regionale Nota Mobiliteit Haaglanden (2005)

Het Stadsgewest Haaglanden geeft in de Regionale Nota Mobilitiet (RNM) aan met welk samenhangend pakket aan beleid en projecten het de regio voor de periode tot 2020 beter bereikbaar, verkeersveiliger en leefbaarder wil maken. Het aantal instappers in het regionaal openbaar vervoer neemt sterk toe als gevolg van de verwachte mobiliteitsgroei van 20 tot 30% in 2015. Om de toename van het reizigersaanbod te kunnen accommoderen wordt ingezet op een verhoging van het aandeel openbaar vervoer binnen de totale mobiliteit. Haaglanden wil deze doelstelling realiseren met het continueren van gefinancierde projecten en het voorzieningenniveau in stand houden. In de periode tot 2011 wordt het lijnennet in de regio Haaglanden uitgebreid door een groot aantal projecten. Deze projecten zijn op dit moment in uitvoering of worden in de periode tot 2011 uitgevoerd.

Het stadsgewest zet zich in voor het verbeteren van de bereikbaarheid van het plangebied. Dit gebeurt door te zorgen voor een busstation en door de verbetering van de functie van deelgebied BleiZo in de ketenmobiliteit. Hiermee hangt de realisatie van P&R-plekken en fietsvoorzieningen samen. Ook investeert het stadsgewest in goede reisinformatie, zowel statisch als dynamisch. De stadsregio draagt ook bij aan de stationsontwikkeling.