Plan: | Nutrihage |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0637.BP00025-0004 |
De Stadsvisie 2030 is vastgesteld door de gemeenteraad van Zoetermeer op 15 december 2008. Zoetermeer ziet het als de beleidsmatige kernopgave op het gebied van ruimtelijke ordening om op weg naar 2030 de bestaande kwaliteiten te behouden en te versterken. De stad heeft de ambitie voor inwoners en gebruikers een aantrekkelijk woon-, werk- en verblijfsklimaat te bieden. De hoofdopgaven voor Zoetermeer voor de periode tot 2030 zijn:
De gemeente Zoetermeer wil het stadscentrum doorontwikkelen tot een sfeervolle, bruisende,veilige binnenstad. Een belangrijke opgave daarbij is intensivering grondgebruik en benutting (verborgen) capaciteit. Vooral plekken die hun functie verliezen, verouderd zijn of een extensief grondgebruik kennen (verborgen capaciteit) transformeren tot intensief gebruikte locaties. De gemeente Zoetermeer zet vooral in op versterking van het kerngebied van het stadscentrum.
De beoogde ontwikkelingen die voorzien zijn in het bestemmingsplan, dragen bij aan het behoud en de versterking van de economische structuur. Er is sprake van een efficiënter grondgebruik, hetgeen past bij de uitgangspunten uit de Stadsvisie 2030.
Figuur 2.4: Kaart uit de Stadsvisie 2030
Het Stedelijk Beleidskader Economie is vastgesteld op 10 januari 2011 en betreft een actualisatie van het economische beleid van de gemeente naar aanleiding van de veranderende economische positie van Zoetermeer binnen de Randstad en andere recente gemeentelijke beleidsvisies. Het betreft een beleidskader voor vijf jaar en zorgt voor afstemming tussen verschillende economische deelbeleidsterreinen. De inzet van de gemeente en de interactie richting het lokale en regionale bedrijfsleven zijn hierbij onderdeel. De inzet is het versterken van de Zoetermeerse economie door deze zowel te verbreden als meer onderscheidend te maken aan de hand van drie doelstellingen:
Hiertoe doet de gemeente Zoetermeer investeringen op het gebied van onderzoek (monitoring en benchmarking), aquisitie en promotie en concrete economische projecten zoals revitalisering van bedrijventerreinen en het project De Zoetermeerse Start.
Door de beoogde transformatie van Nutricia op het bestaande gunstig gelegen terrein kan het bedrijf zich vernieuwen, moderniseren, uitbreiden en groeien. Eventuele verplaatsing zou kapitaalvernietiging met zich meebrengen en mogelijk voor lokale werknemers negatieve gevolgen met zich meebrengen. De mogelijkheden die het bestemmingsplan bieden, dragen dan ook bij aan de doelen van het Stedelijk Beleidskader Economie.
In december 2008 heeft de gemeenteraad de Transformatiestudie kantoorlocaties en de studie Functiemenging op bedrijventerreinenen vastgesteld. Uit de eerstgenoemde studie is gebleken dat er in de komende twintig jaar een aantal bestaande kantoorlocaties (met name in en rondom het centrum van Zoetermeer) in aanmerking kan komen voor transformatie naar een andere functie, zoals bijvoorbeeld een woonfunctie. Daarnaast is het een optie om op enkele nog te ontwikkelen kantoorlocaties toch voor een andere functie te kiezen. De daadwerkelijke mogelijkheden zullen afhangen van de financiële haalbaarheid, alsook de wensen en eisen die er op de verschillende locaties gelden op het gebied van lucht- en geluidkwaliteit.
De studie Functiemenging op bedrijventerreinen concludeert dat een woonfunctie op de bestaande bedrijventerreinen vaak moeilijk te realiseren is en ook niet wenselijk in verband met onder andere geluidhinder, stank- en verkeersoverlast. Binnen specifieke, kleine deelgebieden van de bestaande bedrijventerreinen kunnen daarentegen wel mogelijkheden ontstaan om gericht aantrekkelijke – en gewilde – bedrijfswoningen toe te voegen. De studie ziet verder een duidelijke kans in het verplaatsen van nu nog in of aan de rand van woonwijken gesitueerde bedrijven, zoals bijvoorbeeld autodealers, naar de bestaande bedrijventerreinen. Op die manier kunnen er enkele plekken vrijkomen die aantrekkelijk zijn voor een woonfunctie. Op de lange termijn (de komende twintig jaar) houdt de studie een volledige transformatie van één van de bestaande bedrijventerreinen naar een woonfunctie als optie open. De kans hierop is afhankelijk van de mogelijkheden om thans gevestigde bedrijven te verplaatsen naar nieuwe locaties elders in de stad.
Uitvoeringsplan Transformatie Kantoorlocatie Zoetermeer (2011)}
Het Uitvoeringsplan Transformatie Kantoorlocaties Zoetermeer volgt op de Transformatiestudie en is in maart 2011 door de gemeenteraad vastgesteld. Het Uitvoeringsplan voorziet in een aanpak om op een verantwoorde manier aan de slag te gaan met het uitvoeren van de transformatieopgave. Het benoemt de maatregelen en acties die nodig zijn om als gemeente transformaties binnen de stad te stimuleren, faciliteren en in de komende jaren daadwerkelijk de gewenste resultaten te kunnen boeken
In dit bestemmingsplan zijn geen locaties die in de Transformatiestudie zijn benoemd. Het bestaande kantoorgebouw aan de Eerste Stationsstraat is dan ook positief bestemd.
De Hoogbouwvisie Zoetermeer is vastgesteld op 1 juni 2004 en beschouwt alle bebouwing met een hoogte van meer dan 30 meter als hoogbouw. Het betreft een visie in de zin van zonering en geeft aan op welke locaties hoogbouw kan fungeren ter verbetering van de oriëntatie, de stadsstructuur, markering van locaties en de presentatie van Zoetermeer. De visie laat zich daarmee kenschetsen als een “zoneringsplan” en is uitdrukkelijk geen locatieonderzoek. Dit betekent dat initiatieven voor hoogbouw -ook al is deze gesitueerd in de aangegeven zones en ook al wordt voldaan aan de opgenomen indicatieve maximale bouwhoogten- altijd moeten passen in een voor die locatie op te stellen stedebouwkundig plan en bestemmingsplan. De consequenties van hoogbouw voor de omgeving (o.a. windhinder, bezonning, uitzicht, privacy en zichtlijnen) moeten in deze planvormen aan de orde komen.
In dit bestemmingsplan is niet voorzien in het realiseren van hoogbouw als bedoeld in de Hoogbouwvisie.
Het Stadsnatuurplan geeft richting aan het natuurbeleid van Zoetermeer. In het Stadsnatuurplan wordt antwoord gegeven op de vraag hoe de gemeente wil omgaan met de natuur die zij nu al rijk is en hoe het nog beter zou kunnen. Het doel van het Stadsnatuurplan is het realiseren van meer en betere natuur en het vergroten van het draagvlak voor de natuur. Het gemeentelijk natuurbeleid kent drie niveaus met elk een eigen ambitie: groen op regioniveau, groen op stadsniveau en groen op wijkniveau. Voor natuur op regioniveau geldt het compensatiebeginsel. Dit betekent dat bij verlies van natuur compensatie moet plaatsvinden door nieuwe natuur. Op stads- en wijkniveau geldt de natuurimpulsregel. Hierbij dient het natuurbelang nadrukkelijk te worden meegewogen in de besluitvorming over (her)ontwikkelingslocaties. Op stads- en wijkniveau is het gemeentelijk natuurbeleid vooral gericht op het creëren van soortenrijke natuur.
De zone langs de A12 is aangeduid als stadsnatuur met een nadere typering van natuur van ruigte en struweel.
Het Waterplan Zoetermeer is opgesteld door de gemeente Zoetermeer tezamen met het voormalige waterschap Wilck en Wiericke (dat inmiddels deel uitmaakt van het Hoogheemraadschap van Rijnland) en het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. De doelstelling van het Waterplan Zoetermeer is het behouden en versterken van een duurzaam watersysteem. Kortom een watersysteem dat betrouwbaar, levend en boeiend is. Om ook in de toekomst een veilig en goed functionerend watersysteem in Zoetermeer te behouden, moet meer ruimte voor water worden gerealiseerd. In het Waterplan Zoetermeer is afgesproken dat bij herontwikkeling gestreefd wordt naar het realiseren van extra water in het gebied dat (her)ontwikkeld wordt. In het stedelijk gebied wordt daarnaast ingezet op het vertragen van piekafvoeren, onder meer door het toepassen van open verharding of het realiseren van vegetatiedaken.
Een ander aandachtspunt uit het Waterplan is de waterkwaliteit. De kaderrichtlijn water (KRW) voorziet in het verbeteren van de waterkwaliteit. Er wordt gestreefd naar een waterkwaliteit, die minimaal voldoet aan de landelijk geldende normen en ook een aantrekkelijk leefgebied vormt voor plant en dier. Hiervoor is het van belang dat geen uitlogende, milieubelastende materialen, zoals zink, koper en lood, worden toegepast in oppervlakken welke direct of via het schoonwaterriool afwateren naar het oppervlaktewater.
Lange duikers hebben een negatief effect op de waterkwaliteit, omdat het water aan licht en lucht onttrokken wordt. Bovendien is het water in duikers niet zichtbaar. In het Waterplan wordt er dan ook naar gestreefd waterpartijen zoveel mogelijk via open water met elkaar te verbinden.
In paragraaf 5.6 wordt nader ingegaan op hoe omgegaan wordt met het aspect water in dit bestemmingsplan.
Het Milieubeleidsplan, dat op 31 januari 2005 is vastgesteld door de gemeenteraad, heeft als algemene doelstelling: het realiseren van een duurzame ontwikkeling, het zoeken naar oplossingen en/of maatregelen waarmee de leefbaarheid voor de huidige en toekomstige bewoners, hier en elders wordt gediend. Aspecten van duurzaamheid zijn een volwaardige afwegingsfactor bij alle gemeentelijke (beleids)beslissingen. Er wordt gestreefd naar een ruimtelijke inrichting binnen de compacte stad waarin leefbaarheid, integratie van functies en meervoudig ruimtegebruik centraal staan. De fysieke groei van Zoetermeer heeft tot nog toe op een grotendeels duurzame manier plaatsgevonden (dat wil zeggen er is rekening gehouden met lokale milieuaspecten). De uitdaging naar de toekomst toe is om deze kwaliteiten te behouden en waar mogelijk verder uit te bouwen.
De doelstellingen in het beleidsplan zijn van een hoger abstractieniveau, waardoor het moeilijk is concrete plannen hier aan te toetsen. De ontwikkelingen die in dit plan mogelijk worden gemaakt, zijn een intensivering van het bestaande bedrijventerrein. Er wordt efficiënt omgegaan met de ruimte. Dit past binnen de doelstellingen van het Milieubeleidsplan.
De Nota Duurzaam Bouwen (vastgesteld door de gemeenteraad 21 september 2009) besteedt aandacht aan nieuwbouw, bestaande bouw en gemeentelijke gebouwen. Daarnaast wordt specifiek aandacht besteed aan klimaatbeleid, omdat het een speerpunt is binnen het Programma Duurzaam Zoetermeer. In de Nota is bepaald dat voor projecten vanaf 25 woningen of vergelijkbare grootte de ontwikkelaar van het vastgoed een energievisie dient uit te werken. Daarnaast geldt voor nieuwbouwlocaties met meer dan 1 woning dat GPR-gebouw wordt toegepast. Voor overige locaties zal voor alle labels van het instrument GPR een ambitieniveau van minimaal 7 worden gehanteerd. Voor 6 locaties die in het programma Duurzaam Zoetermeer waren aangewezen als innovatieve gebieden of projecten (Stadsboerderij Oosterheem, Paltelaan, Denenmarkenlaan, Bleizo, Culturele as en Vlek A Oosterheem) blijven scherpen ambities gelden op energiebeleid.
In dit bestemmingsplan ziet niet op een van deze projecten. De uitvoering van de nota Duurzaam Bouwen zal doorgang vinden in het traject van de omgevingsvergunning.
De klimaatveranderingen, de groei van Zoetermeer en de toenemende luchtvervuiling vragen om maatregelen. In het Programma Duurzaam Zoetermeer (dat is vastgesteld door de gemeenteraad op 26 november 2007) zijn afspraken opgenomen om Zoetermeer in de toekomst leefbaar te houden. De ambities zijn hoog: Zoetermeer wil tot de tien duurzaamste gemeenten van Nederland behoren. De basis voor het programma Duurzaam Zoetermeer ligt in het collegeprogramma 2006-2010. Daarin staat dat Zoetermeer een groene, schone en milieuvriendelijke stad moet zijn, waarin we zuinig zijn op natuurlijke hulpbronnen en de beschikbare groene ruimte. Duurzaam Zoetermeer geeft hier op een praktische manier invulling aan, samen met lokale milieuorganisaties, het bedrijfsleven en de inwoners van Zoetermeer.
Het Programma Duurzaam Zoetermeer 2030 bevat maatregelen om te komen tot een duurzame ontwikkeling van Zoetermeer. Dit is noodzakelijk vanwege diverse ontwikkelingen:
Het Programma bestaat uit drie delen:
Voor ondernemers wil de gemeente bereiken dat zij meer doen aan bewust inkopen en maatschappelijk verantwoord ondernemen. Daarbij hoort het streven gebruik te maken van warmte/koude-opslag in de grond, het laten uitvoeren van energie-scans voor bestaande bedrijven en kantoren.
Nutricia is een bedrijf dat maatschappelijk verantwoord ondernemen hoog in het vaandel heeft staan, de carbonfoodprintreductie programma's en het door de overheid goedgekeurde bedrijfsmilieuplan inclusief de jaarlijks aan de overheid gestuurde voortgangsrapportages zijn daar enkele sprekende voorbeelden van.
De gemeente Zoetermeer heeft aangegeven haar wegennet te willen inrichten volgens de uitgangspunten en uitwerkingsprincipes van Duurzaam Veilig. Dit komt onder meer tot uiting in de nota Duurzaam Veilig 1e fase (1998). In het kader van Duurzaam Veilig wordt onderscheid gemaakt in de volgende functies van wegen: stroomwegen, drukke gebiedsontsluitingswegen, stille gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen.
Aangenomen wordt dat het streven naar een duurzaam veilig verkeerssysteem in Zoetermeer leidt tot:
De extra voorzieningen die vanuit dit verkeersveiligheidsbeleid voortvloeien betekenen in algemene zin een verhoging van de beheerlast en een afname van groen. Hoe hoog dit zal zijn hangt af van de mate waarin de voorgestelde aanpassingen doorgang vinden.
De nabij het plangebied gelegen wegen zijn gecategoriseerd als gebiedsontsluitingsweg (50 km/h). De huidige toegangsweg van en naar Nutricia/Numico, de Frans Halsstraat, is gecategoriseerd als erftoegangsweg (30 km/h).
De Nota Mobiliteit Zoetermeer biedt het kader om de komende jaren invulling te geven aan het verkeers- en vervoersbeleid. De nota analyseert voor welke uitdagingen Zoetermeer staat, nu en in de toekomst. De aanwezige en de te verwachten knelpunten zijn hierin betrokken, alsmede de daarbij behorende oplossingsrichtingen. De nota beschrijft het verkeers- en vervoersbeleid en geeft een doorkijk naar 2025. Elk jaar wordt in het kader van de Nota Mobiliteit een uitvoeringslijst met urgente verkeersmaatregelen vastgesteld welke noodzakelijk zijn om de doelstellingen van de Nota Mobiliteit te kunnen bereiken. Modelonderzoek naar de situatie in 2011 laat zien dat er sprake is van een hoge verkeersdruk op het hoofdwegenstelsel en de aansluitingen op de A12. De huidige ringstructuur rust zwaar op maatregelen die het verkeer op bepaalde plekken vasthouden om het verkeer op de ring zelf te laten doorstromen, of verkeer snel van de ring te laten afvloeien.
De intentie van deze nota is het leveren van een substantiële bijdrage aan de bereikbaarheid van Zoetermeer. Een belangrijk onderdeel van de studie is het onderzoeken en aanbrengen van relaties tussen huidige, vastgestelde en potentiële uitbreidingslocaties voor voorzieningen, kantoren en wonen en de effecten daarvan op de interne en externe bereikbaarheid, verkeersroutes en de gevolgen die een aantal verkeersbeperkende maatregelen zal hebben op deze routes. Bovengenoemde aspecten worden in onderlinge samenhang bezien en zijn gerelateerd aan de Toekomstvisie 2025 en het Masterplan Zoetermeer 2025.
Het gemeentelijk beleid met betrekking tot verkeer en vervoer staat beschreven in de “Nota Mobiliteit Zoetermeer”. Mede op basis van deze nota over mobiliteit kunnen een aantal algemene randvoorwaarden en uitgangspunten voor verkeersregelinstalllaties en kruispunten gedefinieerd worden. In de Standaard verkeerskundige randvoorwaarden voor verkeersregelinstallaties 2008 zijn deze standaard verkeerskundige bepalingen en randvoorwaarden vastgelegd.
Indien het verkeer op een kruispunt geregeld moet worden, is het uitgangspunt dat, daar waar mogelijk, voor een rotonde wordt gekozen. Hierop zijn uitzonderingen van toepassing. De belangrijkste zijn:
Op 21 mei 2012 heeft de gemeenteraad de Integrale kaderstellende beleidsnotitie (auto)parkeren Zoetermeer en de Nota Parkeernormen en uitvoeringsregels opgesteld. Deze nota's vervangen het vorige parkeerbeleid uit 2005.
Integrale kaderstellende beleidsnotitie (auto)parkeren Zoetermeer
De Integrale kaderstellende beleidsnotitie (auto)parkeren Zoetermeer geeft uitwerking aan het parkeerbeleid. Als basis voor het nieuwe parkeerbeleid in Zoetermeer geldt: 'vraagvolgend' waar dat kan en 'sturend' waar dat moet. Met andere woorden: parkeerplaatsen realiseren op die plaatsen waar daar behoefte aan is én er de mogelijkheden zijn (ruimtelijk en financieel) en sturen op het gebruik van beschikbare parkeerplaatsen waar de vraag naar parkeercapaciteit groter is dan het aanbod en uitbreiding van parkeercapaciteit niet aan de orde is. In deze beleidsnotitie is vastgelegd hoe zal worden omgegaan met parkeervraagstukken in de bestaande stad. Hierbij wordt onderscheid gemaakt naar verschillende gebruikersgroepen zoals bewoners, bezoekers en werknemers.
Nota Parkeernormen en uitvoeringsregels
In de Nota Parkeernormen en uitvoeringsregels zijn voor uiteenlopende functies en voorzieningen parkeernormen opgenomen. Bij de parkeernormen is veelal sprake van een bandbreedte en kan per situatie bepaald worden welke norm binnen de bandbreedte het meest geschikt is. De parkeernormen worden toegepast bij nieuwe ontwikkelingen. Het parkeernormenbeleid van de gemeente Zoetermeer is dan ook bedoeld om parkeeroverlast door nieuwe ontwikkelingen te voorkomen. Er zijn echter altijd situaties die enige flexibiliteit vragen in de toepassing van de parkeernormen. Hiertoe bevat de nota uitvoeringsregels welke kunnen worden toegepast. De parkeernormen gelden voor nieuwe ontwikkelingen binnen de gemeente. Indien nader onderbouwd, bestaat de mogelijkheid om af te wijken van de parkeernormen. Bij nieuwe ontwikkelingen geldt dat parkeercapaciteit zoveel mogelijk binnen de ontwikkelkavel (op eigen terrein) moet worden aangelegd. Als dat in alle redelijkheid en billijkheid niet lukt, dan kan gekeken worden of de gemeente binnen de kaders van de overige beleidsuitgangspunten de restvraag aan parkeerplaatsen in het openbare gebied kan realiseren.
De parkeernormen zijn gelieerd aan de bouwverordening. Bij de toetsing van bouwplannen dient altijd getoetst te worden aan de bouwverordening en daarmee aan de parkeernormen. In het nieuwe parkeerbeleid is een overgangsregeling opgenomen die, kort gezegd, bepaalt dat voor bouwplannen/ initiatieven waarover reeds overeenstemming is met de gemeente, de parkeernormen uit 2005 van toepassing zijn.
Het doel van het Fietsplan is het bevorderen van het fietsgebruik in en rondom Zoetermeer en het verbeteren van de kwaliteit van het netwerk van fietspaden. Het Fietsplan geeft een integrale visie op de fietsroutes in Zoetermeer, waarbinnen onder andere voorstellen worden gedaan ter verbetering van de het fietsnetwerk in Zoetermeer en welke nieuwe plannen voor het fietsverkeer ontwikkeld kunnen worden.
In het Fietsplan is het fietsnetwerk onderverdeeld in drie functies: hoofdnet, verbindend net en ontsluitend net. Nabij het plangebied bevinden zich fietsroutes via de 1e Stationsstraat (fietsstroken), langs de Rokkeveenseweg (vrijliggend tweerichtingenfietspad) en parallel aan de A12 (vrijliggend tweerichtingenfietspad) welke onderdeel uitmaken van het hoofdfietsnet. Het tweerichtingenfietspad langs de Rokkeveenseweg maakt onderdeel uit van het regionale fietsnetwerk. Het tweerichtingenfietspad langs de A12 maakt eveneens onderdeel uit van het regionale fietsnetwerk en de “fietssnelweg” tussen Gouda en Den Haag.
Bouwplannen moeten worden getoetst aan ´redelijke eisen van welstand´, zo zegt de Woningwet. Naast het bestemmingsplan is het welstandsbeleid een middel om de ruimtelijke kwaliteit van de publieke omgeving te waarborgen bij de vele bouwplannen die in de stad worden gerealiseerd. Sinds 1 juli 2004 moet iedere gemeente de gehanteerde welstandscriteria vastleggen in een Welstandsnota, die door de raad moet worden vastgesteld. In Zoetermeer is dat in maart 2010 gebeurd, onder de titel ´Welstandsnota Zoetermeer´.
De Welstandsnota heeft een duidelijke relatie met de bestemmingsplannen. Het bestemmingsplan beschrijft naast de toegelaten functies in stedenbouwkundige termen de toegestane bouwmassa´s in een gebied en de plaats waar deze mogen worden gebouwd. Het is de taak van welstandsbeleid te borgen dat bij veranderingen de verschijning van de bouwmassa´s passend is en blijft in de omgeving. De Welstandsnota verdeelt de gemeente hierbij op basis van de opbouw en ontstaansgeschiedenis in tien verschillende soorten gebieden, met ieder hun eigen gebiedsgerichte criteria. Daarbij maakt de Welstandsnota onderscheid in drie niveaus, afgestemd op functie en karakter van de omgeving. Het zwaarste niveau heeft betrekking op de belangrijke stedelijke elementen. Het lichtste, welstandsvrije niveau op delen van bedrijventerrein en terreinen die nauwelijks of geen relatie met het openbaar gebied hebben. De meeste gebieden kennen het gemiddelde niveau; een voldoende kwaliteit is hier de norm. Daarnaast kent de Welstandsnota uniforme ´loketcriteria´ voor een aantal veelvoorkomende kleine licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken.
Figuur 2.6: Kaart uit de Welstandsnota
Voor het plangebied geldt een intensief welstandsbeleid. Het gebied valt onder gebied 14; “snelweg, hoofdwegenstelsel en Randstadrail”. Het welstandsbeleid is gericht op continuïteit in de beleving van de wegenstructuur en het zichtbaar maken van de ruimtelijke kwaliteit van de stad. De aanvullende welstandscriteria richten zich op:
In het kader van de procedure van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, worden de bouwplannen getoetst of deze voldoen aan de criteria uit de Welstandsnota.
Op grond van de gemeentelijke erfgoedverordening (vastgesteld door de gemeenteraad op 15 november 2010) zijn vijf beschermde stadsgezichten aangewezen, te weten:
Het plangebied behoort niet tot één van deze gebieden.
In deze rapportage zijn de archeologisch waardevolle gebieden in de gemeente Zoetermeer opgenomen. Op grond van de Erfgoedverordening Zoetermeer is het verboden om in een archeologisch monument de bodem dieper dan 50 cm onder de oppervlakte te verstoren.
Het terrein van Nutricia en omgeving behoort niet tot één van deze archeologisch waardevolle gebieden.
Eind 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders, in opdracht van de raad, een scenariostudie verricht naar de mogelijkheden van binnenstedelijk bouwen in Zoetermeer. Doel van deze studie was het bieden van inzicht in de noodzaak, mogelijkheden en effecten van binnenstedelijk bouwen zodat weloverwogen keuzes kunnen worden gemaakt over het verder ontwikkelen van de stad. De eindrapportage "Bouwen aan Zoetermeer" bevat de resultaten van deze studie. Hierin zijn drie scenario's uitgewerkt voor het binnenstedelijk bouwen.
Op 27 juni 2005 heeft de raad een besluit genomen ten aanzien van de locaties uit de studie "Bouwen aan Zoetermeer". Het braakliggende bedrijventerrein ten oosten van Nutricia heeft de raad ook aangewezen als locatie. De bedoeling is dat dit bedrijventerrein (dat voorheen behoorde tot Nutricia) een andere invulling zal krijgen met bedrijvigheid, kantoren en wonen. Op dit moment wordt hiervoor ook een plan opgesteld. Dit plan is onvoldoende uitgewerkt om in dit bestemmingsplan mee te nemen.
De nota Grondbeleid (vastgesteld door de gemeenteraad op 29 januari 2009) schetst de uitgangspunten van het grondbeleid van de gemeente Zoetermeer, binnen de kaders van het ruimtelijk en sectoraal beleid. In de nota staat hoe de gemeente omgaat met grondverwerving, gronduitgifte, kostenverhaal en risicomanagement. Ook staat in de nota hoe ruimtelijk-fysieke ontwikkelingen financieel worden beheerd. Ten slotte is in de nota vastgelegd hoe winst uit het Grondbedrijf wordt genomen en op welke manier de gemeente verliesgevende projecten financiert.