direct naar inhoud van 5.8 Natuurwaarden
Plan: Stadscentrum Zuid (Culturele As)
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0637.BP00008-0004

5.8 Natuurwaarden

5.8.1 Flora- en Faunawet

Op 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden. Deze wet biedt een integraal wettelijk kader voor de bescherming van dier- en plantensoorten. Met deze wet is het soortenbeschermingsbeleid van de Europese Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving verwerkt. De Flora- en faunawet kent geen koppeling met het ruimtelijke ordeningsbeleid. Dat doet niet af aan het feit dat bezien moet worden of de Flora- en faunawet de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan in de weg staat. Dit brengt met zich mee dat, als er een redelijk vermoeden bestaat dat beschermde planten- en diersoorten in het plangebied kunnen voorkomen in het kader van de planprocedure onderzoek moet worden gedaan naar de aanwezigheid van deze soorten (ABRvS, 23 februari 2005, Leeuwarden).

In opdracht van de gemeente Zoetermeer is in 2007 door bSR Ecologisch advies onderzoek verricht naar de eventuele aanwezigheid van beschermde natuurwaarden in het plangebied. Dit onderzoek is uitgevoerd in het kader van de Flora- en faunawet. Het onderzoek is bijgevoegd in Bijlage 11 .

Het onderzoek wees destijds uit dat de Grote Dobbe en delen van de oever werden gebruikt als foerageergebied door vier soorten vleermuizen, te weten de Gewone dwergvleermuis, de Ruige dwergvleermuis, de Watervleermuis en de Gewone grootoorvleermuis. Daarnaast zijn broedende vogels aanwezig in de groenstructuren in het gebied, waaronder de Grote bonte specht. Overige beschermde soorten zijn toen niet aangetroffen en werden onder de bestaande omstandigheden niet verwacht. Omdat er slechts kleine aantallen vleermuizen werden aangetroffen en er in principe geen essentieel leefgebied verloren ging, was voor geen van de waargenomen vleermuissoorten de gunstige staat van instandhouding van de lokale populatie in het geding. Er werden geen verblijfplaatsen van vleermuizen gevonden in het gebied waar ruimtelijke ontwikkelingen zouden plaatsvinden.
Geconcludeerd werd dat een ontheffing van de Flora- en faunawet in relatie tot de ruimtelijke plannen rond de Grote Dobbe niet nodig was. Wel werd geadviseerd om bestaande groenstructuren langs de plas zoveel mogelijk te behouden of te versterken, zodat een gunstig leefklimaat voor vleermuizen behouden kon blijven. Daarnaast is geadviseerd eventuele rooi- en kapwerkzaamheden zoveel mogelijk in het winterseizoen uit te voeren om verstoring van broedende vogels te voorkomen. Voor verstoring van broedende vogels kan geen ontheffing worden verkregen. Buiten de wettelijk streng beschermde vleermuizen en vogels werden geen beschermde soorten gevonden. Op basis van de gesteldheid van het onderzoeksgebied werd de kans op vestiging van overige streng beschermde soorten klein geacht.
In relatie tot de voorgenomen plannen werd daarom geconcludeerd dat de kans op overtreding van de Flora- en faunawet nihil is. Hierbij dient te worden aangemerkt dat voor Tabel 1 soorten een vrijstelling geldt bij ruimtelijke ontwikkeling, zodat voor deze groep geen ontheffing nodig is. Ten slotte moet bij werkzaamheden de zorgplicht in acht worden genomen, een algemeen geldende fatsoenseis ten aanzien van de omgang met flora en fauna, ook voor de niet beschermde soorten.

Aanvullend op het onderzoek uit 2007 is in november 2011 in opdracht van de gemeente Zoetermeer door bSR een quick-scan uitgevoerd naar de verwachte beschermde natuurwaarden in het plangebied. De quick-scan is bijgevoegd in Bijlage 12 en vormt deels een actualisatie van het onderzoek dat in 2007 is uitgevoerd. Samenvattend luiden de resultaten van de quick-scan als volgt:

  • Omdat in het gebouw van de voormalige Nicolaasschool een beschermde vaste verblijfplaats van de Gewone dwergvleermuis aanwezig is, moet een mitigatie- en compensatieplan worden opgesteld om aan te geven hoe men hiermee om denkt te gaan. Vanwege de aanwezigheid van de soort mag het pand in principe niet worden gesloopt.
  • Aanvullend voorjaarsonderzoek van het Nicolaasschoolpand moet tevens de eventuele aanwezigheid van verblijfplaatsen van Laatvlieger of andere vleermuissoorten uitwijzen.
  • Aanvullend onderzoek in het voorjaar is nodig om vast te stellen of het pand van de Nicolaasschool ook als kraamverblijfplaats door Gewone dwergvleermuis wordt gebruikt.
  • Voor de sloop van het gebouw van Obs De Vuurtoren hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd. De quick scan wijst uit dat er nauwelijks potenties zijn voor vleermuizen. Wel moet rekening worden gehouden met broedende vogels. Dit betekent dat sloop bij voorkeur in de winter (oktober-februari) plaatsvindt. Wanneer men ervoor kiest toch in een andere periode te slopen dan moet het gebouw kort voorafgaand aan de sloop worden gecontroleerd op aanwezigheid van broedende vogels.
  • De bomen naast de boerderij aan de Vlamingstraat mogen worden gekapt zonder dat daar vanuit de Flora- en faunawet eisen aan zijn verbonden, mits dit buiten het broedseizoen van te verwachten broedvogelsoorten plaatsvindt (dus niet in de periode 1 maart-1 september).
  • Bij voorkeur wordt in de nieuwbouw vleermuis- en vogelvriendelijk gebouwd waardoor de omgeving voor deze diergroepen aantrekkelijk blijft.
  • Het park achter de Nicolaaskerk, tussen het Nicolaasplein, voormalige huisvesting van Obs de Vuurtoren en Dobbeplas, heeft enkele oude bomen met holtes en heeft veel potentie als leefgebied voor vleermuizen en vogels. Het verdient sterke aanbeveling om dit park haar huidige karakter te laten behouden: gesloten, geen paden en voorzien van een weelderige onderbegroeiing. Iedere verandering ten aanzien van deze zaken doet hier afbreuk aan de ecologische kwaliteit van dit park en haar omgeving
  • Voor ontwikkelingen gepland op de locaties Vlamingstraat, Marseillepad, Markt en Stadhuis zijn geen aanvullende maatregelen in relatie tot de vigerende natuurwetgeving nodig.
  • Op alle locaties met uitzondering van Marseillepad, Markt en Stadhuis moet in de planning van werkzaamheden worden gelet op de mogelijkheid van broedende vogels. Verstoring hiervan is verboden.
  • De laagbouw in de overige delen van het onderzochte gebied heeft op veel plaatsen potentie voor broedende vogels en vleermuizen. Wanneer men voornemens is daar sloop of renovatie te plegen is aanvullend ecologisch onderzoek vereist.

Er wordt ingestemd met de resultaten van het onderzoek en de adviezen worden ter harte genomen.

Het Pastoorsbos behoudt z'n groene karakter, maar wordt wel openbaar toegankelijk gemaakt. Bij de nieuw aan te leggen wandelpaden door het Pastoorsbos worden de thans aanwezige bomen zoveel mogelijk gerespecteerd, waarbij rekening gehouden wordt met het nesthol van de Grote bonte specht in één van de bomen.

Ten behoeve van de geplande sloop van de Nicolaasschool is een Activiteitenplan opgesteld en een verzoek om een ontheffing van de Flora- en faunawet ingediend bij Dienst Regelingen van het Minsterie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Op 1 november 2012 is door het Ministerie ontheffing verleend (van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 11 van de Flora- en faunawet voor zover dit betreft het beschadigen, vernielen of verstoren van holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van de gewone dwergvleermuis). Aan deze ontheffing zijn voorschriften verbonden. De ontheffing is bijgevoegd in Bijlage 13.

Bij concrete bouwplannen dient door de initiatiefnemer te worden aangeven op welke wijze invulling wordt gegeven aan de conclusies en bevindingen van het ecologisch advies, het Activiteitenplan en de verleende ontheffing.