Type plan: omgevingsvergunning
Naam van het plan: Blauwe Meije
Status: ontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.0632.omgvergmeije300-oOw2

Toelichting

1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Ten behoeve van een wijziging van de gebruiksfunctie van het bestaande bedrijf De Blauwe Meije, Meije 300, te Zegveld is een aanvraag omgevingsvergunning in de zin van de artikelen 2.1, eerste lid sub c, alsmede artikel 2.12, eerste lid aanhef, alsmede de sub a onder 3 Wabo op 4 juni 2015 ingediend. Naar aanleiding van zienswijzen tegen de ontwerp – omgevingsvergunning heeft de gemeente Woerden aanvrager op de hoogte gebracht dat de zienswijzen niet onredelijk zijn. Daarbij heeft de gemeente Woerden aangegeven dat er twee opties zijn, te weten het gegeven dat zij het ontwerpbesluit intrekt, dan wel dat aanvrager komt met een aanvulling op haar aanvraag waarin duidelijk wordt aangegeven wat het beoogde gebruik van de gronden of het bouwwerk wordt indien het handelingen betreft die strijdig zijn met het vigerende bestemmingsplan, te weten bestemmingsplan “Landelijk gebied Woerden, Kamerik, Zegveld”. Van laatstgenoemde optie heeft aanvrager gebruik gemaakt. De aanvraag is op 6 en 10 januari 2017 aangevuld. De voorliggende ruimtelijke onderbouwing ziet dan ook op de onderhavige aanvullingen van 6 en 10 januari 2017.
 
De aanvraag omgevingsvergunning betreft: 
  • Het gebruiken van de hooimijt als ruimte voor:
    1. theesalon/lunchroom.
    2. Kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten inclusief ondersteunende catering.
    3. Detailhandel in zelfgemaakte, - bewerkte, - gekweekte of geteelde producten.
    4. proeflokaal.
    5. Galerie;
    6. Internetverkoop;
    7. Huwelijkssluitingen
  • Het gebruiken van het bedrijfsgebouw (atelier/galerie) ten behoeve van:
    1. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten inclusief ondersteunende catering
    2. detailhandel in zelfgemaakte, - bewerkte, - gekweekte of geteelde producten
    3. proeflokaal;
    4. internetverkoop;
    5. Galerie.
    6. Huwelijkssluitingen
  • Het gebruiken van het perceel ten behoeve van verhuur van vaartuigen zijnde kano’s, sup’s en sloepen;
  • Het gebruiken van bepaalde delen van het perceel ten behoeve van terras
  • Het gebruiken van het perceel ten behoeve van delen van aanwezige gebouwen als ruimte voor het realiseren van recreatief nachtverblijf op de verdiepingsvloeren;
  • Het gebruiken van het perceel ten behoeve van extensief recreatief (mede) gebruik.
  • Het gebruiken van het deel van het perceel als bedrijfswoning ten behoeve van de hiervoor genoemde activiteiten
  • Verruiming van de hiervoor genoemde activiteiten naar 7 dagen per week gedurende het hele jaar.
Deze activiteiten vinden 7 dagen per week het gehele jaar plaats.
Het doel en belang van de handelingen betreft het exploiteren van de genoemde activiteiten op het perceel Meije 300 dat in eigendom is van de initiatiefnemer. Gezien de wens om de door haar aangevraagde activiteiten op haar perceel uit te oefenen, heeft de initiatiefnemer belang bij de in de aanvraag beschreven handelingen/activiteiten.
 
Gezien de strijdigheid met het vigerende bestemmingsplan "Landelijk gebied Woerden, Kamerik, Zegveld" zal de procedure zoals omschreven in de artikelen 3.10 en verder  Wabo juncto afdeling 3.4 Awb worden doorlopen. Op grond van artikel 2.12, aanhef alsmede aanhef onder a sub 3, Wabo dient de omgevingsvergunning te voldoen aan een goede ruimtelijke ordening en dient de omgevingsvergunning vergezeld te gaan van een goede ruimtelijke onderbouwing. De onderhavige omgevingsvergunning bestaat uit een aanvraag met bijlagen, alsmede een ruimtelijke onderbouwing die voldoet aan de eisen welke aan een goede ruimtelijke onderbouwing worden gesteld.
 
De aanvraag omgevingsvergunning  heeft tot doel om de volgende gebruiksfuncties te wijzigen ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan;     
  • Wijziging van de gebruiksfunctie van de hooimijt als ruimte voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, theesalon/lunchroom, detailhandel in zelfgemaakte, - bewerkte, - gekweekte of geteelde producten, bij de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten behorende ondersteunende catering, proeflokaal, galerie, internetverkoop, huwelijkssluitingen;
  • Wijziging van het bepaalde in artikelen 5, 35 en 37 van de planvoorschriften behorende bij het bestemmingsplan “Landelijk gebied Woerden, Kamerik, Zegveld, naar een situatie waarbij de eis van de ondergeschiktheid komt te vervallen en de openingstijden van de activiteiten waarop de aanvraag ziet worden verruimd naar  7 dagen per week gedurende het gehele jaar;
  • Wijziging van de gebruiksfunctie van het bedrijfsgebouw van galerie naar kleinschalige bedrijfsactiviteiten inclusief ondersteunende catering, detailhandel in zelfgemaakte, - bewerkte, - gekweekte of geteelde producten, proeflokaal, internetverkoop, galerie, huwelijkssluitingen.
  • Wijziging van de gebruiksfunctie ten behoeve van verhuur van vaartuigen waaronder kano’s, sup’s en sloepen;
  • Wijziging van bepaalde onderdelen van het perceel naar gebruik als terras.
  • Wijziging van gebruik als bedrijf naar gebruik in de vorm van extensief recreatief (mede) gebruik.
  • Wijziging van de gebruiksfunctie van de atelier/galerie van een deel van het cultuurhistorisch waardevol gebouw als ruimte voor het realiseren van recreatief nachtverblijf op de verdiepingsvloeren;
  • Wijzigen van het gebruik  van het deel van het perceel als bedrijfswoning ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten naar gebruik als bedrijfswoning ten behoeve van de hiervoor genoemde activiteiten.
  • Wijziging van het gebruik als cultuurhistorisch waardevol bijgebouw ten behoeve van het bedrijfsgebouw (atelier/galerie) naar gebruik van cultuurhistorisch waardevol gebouw ten behoeve van zowel het bedrijfsgebouw (atelier/galerie) als de hooimijt.
  • Wijziging van het gebruik van een deel van het perceel met de bestemming “bedrijf” in artikel 5 van het bestemmingsplan “Landelijk gebied Woerden, Kamerik Zegveld” naar gebruik in de vorm van ontsluiting naar de op Nieuwkoops grondgebied gelegen beeldentuin en terras. Het gebruik in de vorm van ontsluiting eindigt op de grens van Woerden en Nieuwkoop en is op de hieronder opgenomen afbeelding zichtbaar. 
 
De Blauwe Meije ligt zowel in de gemeente Nieuwkoop (provincie Zuid-Holland) als in de gemeente Woerden (provincie Utrecht). Onderhavige ruimtelijke onderbouwing heeft betrekking op de gronden die liggen in de gemeente Woerden. Desalniettemin is de provincie Zuid – Holland in kennis gesteld van de onderhavige aanvraag omgevingsvergunning.
1.2 Ligging en begrenzing
De Blauwe Meije bevindt zich op het adres Meije 300 te Zegveld. Het gebied waarop de aanvraag ziet is gelegen tussen de watergang en de openbare weg (beiden De Meije genoemd). Op het terrein bevinden zich momenteel een bedrijfswoning, een hooiberg, een bedrijfsgebouw en bijbehorende voorzieningen, zoals parkeerplaatsen. De percelen Meije 300 te Zegveld zijn kadastraal bekend gemeente Zegveld, ZVD00 sectie G nummer 1187 G 0 en gemeente Zegveld ZVD00 sectie G nummer 118 G 0.
 
Globale ligging van het gebied waar de aanvraag op ziet
 
Begrenzing van het gebied waar de aanvraag op ziet
1.3 Vigerend bestemmingsplan
Het perceel Meije 300 is in het vigerende bestemmingsplan “Landelijk gebied Woerden, Kamerik, Zegveld” aangeduid met de bestemming “Bedrijf”, met nadere bestemming “Galerie”. Blijkens de plankaart en artikel 5.1, aanhef onder a, van de planvoorschriften heeft het perceel Meije 300 voorts de aanduiding "vrijkomende agrarische bebouwing" (hierna: vab). Het bijgebouw, zijnde de galerie, is in het bestemmingsplan aangeduid als “cultuurhistorisch waardevol bijgebouw”. 
 
Uitsnede verbeelding vigerend bestemmingsplan
 
Het vigerende bestemmingsplan "Landelijk Gebied Woerden, Kamerik, Zegveld" is op 3 juli 2008 vastgesteld door de gemeenteraad van Woerden en is op 3 maart 2009 goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Utrecht.
1.4 Verklaring van geen bedenkingen
Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd tot het verlenen van een omgevingsvergunning waarbij wordt afgeweken van het bestemmingsplan. Alvorens de omgevingsvergunning kan worden verleend is op grond van artikel 6.5, eerste lid van het Besluit omgevingsrecht (Bor) een ‘verklaring van geen bedenkingen’ van de gemeenteraad vereist, waarbij de raad verklaart geen bedenkingen te hebben ten aanzien van de ontwikkeling. De gemeenteraad van Woerden heeft bij besluit van 1 maart 2012, nr. 12R.00057, besloten dat geen verklaring van geen bedenkingen voor de verleende omgevingsvergunning vereist is voor projecten die passen in de door de raad vastgestelde ruimtelijke structuurvisie, of de door de raad voor het betreffende project vastgestelde stedenbouwkundige kaders (stedenbouwkundig plan, masterplan, beleidsnotitie, e.d.), of de door de raad vastgestelde beleidskaders, waarbij onder meer valt te denken aan de “Ruimte voor Ruimteregeling”, de notitie van uitgangspunten voor het Buitengebied.
 
De gemeenteraad heeft op 24 november 2016 bij besluit, nr. 16R.00677, het bestemmingsplan “Meije 300” vastgesteld. Het gebruik van de hooimijt en het terras voor horeca zijn meegenomen in dit bestemmingsplan. Daarnaast past de aanvraag om omgevingsvergunning binnen de geldende structuurvisie van de gemeente Woerden. De Woerdense Structuurvisie 2009-2030 bepaalt dat het buitengebied de komende jaren beter toegankelijk wordt voor fietsers, voetgangers, ruiters en ook kano’s. Zo wordt het landschap beter beleefbaar en ontstaan aantrekkelijke routes die de stad en land verbinden. Zoals volgt uit het Wijzigingsvoorstel Structuurvisie 2009 – 2030 blijft het recreatiebeleid sinds de vaststelling van de Structuurvisie in 2009 ongewijzigd.
 
De Woerdense toeristische opgave is het ontwikkelen van de recreatieve potentie van Woerden door in het buitengebied het routenetwerk voor fiets, voetganger en kano te verbeteren en uit te breiden, routes in stad en buitengebied met elkaar te verbinden en door recreatieve voorzieningen uit te breiden. Het gemeentelijk actieprogramma in de Nota recreatie en toerisme richt zich op vrij liggende fietspaden, netwerken van paardrijdmogelijkheden en ruiterroutes bij stallingsvoorzieningen en het vergroten van de wandelmogelijkheden tussen Kamerik en Zegveld, Houtkade en de Grecht, aan de westzijde van Woerden en een binnenstadsroute in Woerden. Ook hebben we de ambitie om de komende jaren waterrecreatie als speerpunt verder uit te werken, mede via de natuur- en recreatieplas Cattenbroek. Zoals volgt uit het Wijzigingsvoorstel Structuurvisie 2009 – 2030 blijft vorenstaande, als opgenomen in bijlage II van de structuurvisie uit 2009, ongewijzigd.
 
Vorenstaande passages uit de geldende Structuurvisie, alsmede het vastgesteld bestemmingsplan vormen de beleidskaders waardoor ingevolge voornoemd raadsbesluit van 1 maart 2012 een verklaring van geen bedenkingen niet is vereist.
2 Beschrijving van de activiteiten waar de aanvraag op ziet
2.1 Beschrijving en situering van de activiteiten
De activiteiten behorend bij de aanvraag en deze ruimtelijke onderbouwing betreffen:  
  • Het gebruiken van de hooimijt als ruimte voor:
    1. theesalon/lunchroom.
    2. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten inclusief ondersteunende catering.
    3. detailhandel in zelfgemaakte, - bewerkte, - gekweekte of geteelde producten.
    4. proeflokaal.
    5. Galerie;
    6. internetverkoop;
    7. huwelijkssluitingen
  • Het gebruiken van het bedrijfsgebouw (atelier/galerie) ten behoeve van:
    1. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten inclusief ondersteunende catering;
    2. detailhandel in zelfgemaakte, - bewerkte, - gekweekte of geteelde producten
    3. proeflokaal;
    4. internetverkoop;
    5. Galerie.
    6. Huwelijkssluitingen
  • Het gebruiken van het perceel ten behoeve van verhuur van vaartuigen zijnde kano’s, sup’s en sloepen;
  • Het gebruiken van bepaalde delen van het perceel ten behoeve van terras
  • Het gebruiken van het perceel ten behoeve van delen van aanwezige gebouwen als ruimte voor het realiseren van recreatief nachtverblijf op de verdiepingsvloeren;
  • Het gebruiken van het perceel ten behoeve van extensief recreatief (mede) gebruik.
  • Het gebruiken van het deel van het perceel als bedrijfswoning ten behoeve van de hiervoor genoemde activiteiten.
  • Verruiming van de hiervoor genoemde activiteiten naar 7 dagen per week.
  • Ontsluiting.
In deze paragraaf wordt beschreven wat concreet onder de voornoemde activiteit wordt verstaan en waar deze zich concreet op het perceel bevinden dan wel worden uitgeoefend: 
  1. In de op het perceel aanwezige hooimijt zullen de volgende activiteiten plaatsvinden:          
  • kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten uitsluitend op de begane grond. Dit betreft bedrijfsmatige exploitatie, namelijk het beheren/exploiteren van alle  op het perceel uitgeoefende bedrijfsactiviteiten  op het gebied van cultuureducatie en recreatie, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen gebruik. Onder recreatie wordt verstaan: vrijetijdsbesteding, bestaande uit dagrecreatie, verblijfsrecreatie en zakelijke recreatieve arrangementen. Verder betreffen kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedrijvigheid in de vorm van seminars, symposia, workshops, meetings, lezingen, trainingen.  Onder trainingen wordt in dit kader verstaan: oefening, het machtig worden van vaardigheden of een bijeenkomst, een activiteit of een (korte) praktische cursus van een dag of meerdere dagen met als doelstelling training en kennisuitwisseling, waarbij deelnemers specifieke kennis meekrijgen over een bepaald onderwerp (zowel theoretisch als praktisch) en waarbij van de deelnemers een hoge mate van participatie wordt verwacht; naar de aard daarmee gelijk te stellen gebruik.
  • Onder workshop wordt verstaan: een bijeenkomst, een activiteit of een (korte) praktische cursus van een dag of meerdere dagen met als doelstelling training en kennisuitwisseling, waarbij deelnemers specifieke kennis meekrijgen over een bepaald onderwerp (zowel theoretisch als praktisch) en waarbij van de deelnemers een hoge mate van participatie wordt verwacht;
  • Ten behoeve van de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten vindt ondersteunende catering plaats. Onder ondersteunende catering wordt verstaan: het leveren van eten en drinken ter ondersteuning van de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
  • Detailhandel in zelfgemaakte, - bewerkte, - gekweekte of geteelde producten bij de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten behorende ondersteunende catering.  Hieronder wordt verstaan:  
  • het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van zelfgemaakte, bewerkte gekweekte of geteelde producten voor gebruik, verbruik of aanwending aan particulieren.
  • Theesalon/lunchroom, dit betreft horeca bestaande uit het verstrekken van in hoofdzaak kleinere maaltijden, broodjes, ijs, gebak, koffie, thee en overige dranken, met een sluitingstijd tot 23 uur. Een hotel, cafetaria, café, bar, restaurant en partycentrum vallen niet onder theesalon/lunchroom;
  • Proeflokaal, hieronder wordt verstaan:  onderzoeken, keuren en toetsen van spijzen en dranken;
  • Galerie, dit betreft  een locatie waarin tentoonstellingen van kunst worden georganiseerd al dan niet met de bedoeling deze kunst(werken) te verkopen. Het gaat daarbij om kunst in deze meest brede zin des woords zoals (bronzen) beelden, beeldhouwkunst, glaskunst, geblazen glas, grafiek, houtsnijwerk, (kunstenaars) boeken, schilderkunst, schilderijen, olieverf op doek, aquarellen, tekeningen, grafiek,edelsmeedkunst, foto’s en nieuwe media of een naar de aard daarmee gelijk te stellen gebruik. Deze locatie kan tevens gebruikt worden als ontvangst – en exploitatieruimte (ten behoeve van huwelijkssluitingen (alleen voltrekkingen, geen huwelijksfeest). Er kan maximaal 1 huwelijkssluiting per dag op het perceel plaatsvinden.
  • huwelijkssluitingen (alleen voltrekkingen, geen huwelijksfeest). Er kan maximaal 1 huwelijkssluiting per dag op het perceel plaatsvinden.
  • Internetverkoop, hieronder wordt verstaan: verkoop van artikelen via internet, waarbij op het perceel alleen opslag/magazijnruimte voor deze artikelen aanwezig is en waarbij de artikelen (eventueel per post) bij de klant worden thuisbezorgd;
  • Verruiming van de bestaande openingstijden naar 7 dagen per week gedurende het hele jaar en betreft  de hiervoor genoemde activiteiten die in de hooimijt plaatsvinden.  
  1. In het op het perceel aanwezige bedrijfsgebouw (atelier/galerie) zullen de volgende activiteiten plaatsvinden:         
  • kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten uitsluitend op de begane grond. Dit betreftbedrijfsmatige exploitatie, namelijk het beheren/exploiteren van alle  op het perceel uitgeoefende bedrijfsactiviteiten, op het gebied van cultuureducatie en recreatie, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen gebruik.
  • Onder recreatie wordt verstaan: vrijetijdsbesteding, bestaande uit dagrecreatie, verblijfsrecreatie en zakelijke recreatieve arrangementen. Verder betreffen kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedrijvigheid in de vorm van seminars, symposia, workshops, meetings, lezingen, trainingen.  
  • Onder trainingen wordt in dit kader verstaan: oefening, het machtig worden van vaardigheden of een bijeenkomst, een activiteit of een (korte) praktische cursus van een dag of meerdere dagen met als doelstelling training en kennisuitwisseling, waarbij deelnemers specifieke kennis meekrijgen over een bepaald onderwerp (zowel theoretisch als praktisch) en waarbij van de deelnemers een hoge mate van participatie wordt verwacht; naar de aard daarmee gelijk te stellen gebruik.
  • Onder workshop wordt verstaan: een bijeenkomst, een activiteit of een (korte) praktische cursus van een dag of meerdere dagen met als doelstelling training en kennisuitwisseling, waarbij deelnemers specifieke kennis meekrijgen over een bepaald onderwerp (zowel theoretisch als praktisch) en waarbij van de deelnemers een hoge mate van participatie wordt verwacht;
  • Ten behoeve van de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten vindt ondersteunende catering plaats. Onder ondersteunende catering wordt verstaan: het leveren van eten en drinken ter ondersteuning van de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.          
  • detailhandel in zelfgemaakte, - bewerkte, - gekweekte of geteelde producten. .  Hieronder wordt verstaan:  het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van zelfgemaakte, bewerkte gekweekte of geteelde producten voor gebruik, verbruik of aanwending aan particulieren.  
  • Proeflokaal, hieronder wordt verstaan:  onderzoeken, keuren en toetsen van spijzen en dranken;
  • Galerie, dit betreft  een locatie waarin tentoonstellingen van kunst worden georganiseerd al dan niet met de bedoeling deze kunst(werken) te verkopen. Het gaat daarbij om kunst in deze meest brede zin des woords zoals (bronzen) beelden, beeldhouwkunst, glaskunst, geblazen glas, grafiek, houtsnijwerk, (kunstenaars) boeken, schilderkunst, schilderijen, olieverf op doek, aquarellen, tekeningen, grafiek,edelsmeedkunst, foto’s en nieuwe media of een naar de aard daarmee gelijk te stellen gebruik. Deze locatie kan tevens gebruikt worden als ontvangst – en exploitatieruimte; 
  • huwelijkssluitingen (alleen voltrekkingen, geen huwelijksfeest). Er kan maximaal 1 huwelijkssluiting per dag op het perceel plaatsvinden.
  • Internetverkoop, hieronder wordt verstaan: verkoop van artikelen via internet, waarbij op het perceel alleen opslag/magazijnruimte voor deze artikelen aanwezig is en waarbij de artikelen (eventueel per post) bij de klant worden thuisbezorgd;
  • Verruiming van de bestaande openingstijden naar 7 dagen per week gedurende het hele jaar en betreft  de hiervoor genoemde activiteiten die in het bedrijfsgebouw (atelier/galerie)plaatsvinden.
  • Recreatief nachtverblijf op de verdiepingsvloer van het bedrijfsgebouw (atelier/galerie). Onder recreatief nachtverblijf wordt verstaan: (deel van) gebouw in gebruik als verblijfsrecreatie, niet zijnde permanente bewoning door een persoon, gezin of andere groep van personen. Recreatief nachtverblijf is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
  1. dat een nachtregister wordt bijgehouden;
  2. sprake is van bedrijfsmatige exploitatie;
  3. aangesloten is bij een recreatie organisatie;
  4. voorzien wordt in voldoende parkeerplaatsen;
  5. geen permanente bewoning plaatsvindt door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen. 
  1. Op het perceel zullen twee terrassen worden geexploiteerd waarop de volgende activiteiten zullen plaatsvinden: 
  • Onder terras wordt verstaan: een buiten de besloten ruimte van de gebouwen liggend deel van het perceel waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt; 
  • Een terras bevindt zich langs het bedrijfsgebouw (atelier/galerie) , aan het water, heeft een omvang van 34 m². Het tweede terras bevindt zich meer naar de weg toe, naast de bedrijfswoning. Dit terras heeft een omvang van 6 m². Op het perceel Meije 300 is daarmee in totaal 40 m² terras aanwezig.
  • Op het terras worden de volgende activiteiten uitgeoefend: ondersteunende catering van de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, theesalon/lunchroom, proeflokaal, internetverkoop en  huwelijkssluitingen (alleen voltrekkingen, geen huwelijksfeest). Er kan maximaal 1 huwelijkssluiting per dag op het perceel plaatsvinden . Met betrekking tot de beschrijving van deze activiteiten wordt verwezen naar het onder a en b gestelde.
  • Verruiming van de bestaande openingstijden 7 dagen per week gedurende het hele jaar en betreft  de hiervoor genoemde activiteiten die  op de beide terrassen plaatsvinden.       
  1. Op het perceel zal een bedrijfswoning aanwezig zijn waarin de volgende activiteiten zullen plaatsvinden: 
  • Onder bedrijfswoning wordt verstaan: een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, slechts bestemd voor één persoon, gezin of andere groep van personen, die één huishouden vormen, van wie huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of terrein, noodzakelijk is voor controle en toezicht buiten de normale werkuren.
  • In de bedrijfswoning vinden de volgende activiteiten plaats: wonen ten dienste van het bedrijf, kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, recreatief nachtverblijf, "vrij" beroep en kantoor aan huis mits de gezamenlijke vloeroppervlakte van de uitoefening van deze beroep- en bedrijfsactiviteiten, niet meer bedraagt dan 40% van de vloeroppervlakte van de betreffende woning en, samen met de daarbij behorende bijgebouwen in ieder geval niet meer dan 100 m² bedraagt en voorzien wordt in voldoende parkeerplaatsen;
  • Onder 'vrij' beroep wordt verstaan: beroep of beroepsmatige dienstverlening op administratief, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch en daarmee gelijk te stellen gebied.
  1.   Ontsluiting voor auto’s. 
Deze ontsluiting vindt plaats op een deel van het perceel dat is aangeduid op de overzichtsafbeelding.
 
  1. Verhuur van vaartuigen zijnde kano’s, sup’s en sloepen. 
Verhuur van vaartuigen  vindt plaats op een deel van het perceel dat is aangeduid op de overzichtsafbeelding.
 
  1. Extensief recreatief (mede) gebruik. 
Op het gehele perceel vindt de activiteit van extensief recreatief (mede) gebruik plaats. Hieronder wordt verstaan:
vormen van recreatief (mede) gebruik van gronden door middel van al dan niet aangelegde en aanwezige voorzieningen zoals wandelen, fietsen, varen, kanoën, vissen, picknicken of een naar de aard daarmee gelijk te stellen gebruik.
 
Ten aanzien van de onder d t/m g genoemde activiteiten geldt een verruiming van de openingstijden naar 7 dagen per week gedurende het gehele jaar.
 
In onderstaande overzichtsafbeelding is aangeduid welke activiteiten zich in welke gebouwen en op welke delen van het perceel plaatsvinden:
Bebouwing en gebruik binnen het gebied waar de aanvraag op ziet
 
Er is, gezien de omvang van het perceel Meije 300, de omvang van de  gebouwen, de genoemde activiteiten  en de locatie waar deze activiteiten plaats zullen vinden,  sprake van een (beperkte) verruiming van de huidige gebruiksmogelijkheden. De locatie heeft reeds een kleinschalig karakter en dat blijft zo, waarbij de omvang van het perceel Meije 300 en de bedrijfsgebouwen uitgangspunt is. De in de omgevingsvergunning aangevraagde activiteiten en het daarbij behorende afwijkende gebruik zijn niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening en leiden niet tot een onevenredige belasting wat betreft planologische of milieuaspecten. Een en ander blijkt uit de hoofdstukken 3 en 4  waarin zowel de beleids- en ruimtelijke aspecten alsmede de toets aan de omgevingsaspecten worden besproken. Van nadelige gevolgen voor planologische of milieuaspecten is geen sprake, waarbij wordt verwezen naar de toetsing aan beleids- en omgevingsaspecten van dit plan.
 
De onderhavige wijziging voldoet aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening, waarbij de effecten van deze wijziging tevens ruimtelijk acceptabel zijn, waarbij wordt verwezen naar toelichting hoofdstuk 3 en toelichting hoofdstuk 4, alsmede het onderzoek naar verkeer en parkeren door het bureau Goudappel Coffeng alsmede het onderzoek naar eventuele effecten van een nabij gelegen Natura 2000 gebied van Bureau Aandacht Natuur. Tenslotte is in hoofdstuk 5 de  uitvoering van het onderhavige project besproken. Deze ruimtelijke onderbouwing voldoet derhalve aan de eisen die aan een goede ruimtelijke onderbouwing zijn gesteld.
2.2 Verkeer, parkeren en ontsluiting
2.2.1 Verkeer
Door bureau Goudappel en Coffeng is een verkeersonderzoek uitgevoerd voor het perceel Meije 300 (zie bijlagen bij toelichting bijlage 1). In dit verkeersonderzoek zijn de verkeerskundige effecten beschreven op het perceel Meije 300:
  • Benodigde parkeergelegenheid;
  • Verkeersaantrekkende werking c.q. gevolgen voor de verkeersafwikkeling op de aansluitende openbare wegen.
Het verkeersonderzoek behandelt deze aspecten aan de hand van een beschrijving van de huidige en toekomstige verkeerssituatie en verkeersdruk. De huidige situatie is in het onderzoek weergegeven aan de hand van telmetingen die zijn uitgevoerd door de gemeente Woerden in de periode 17 – 30 september 2014. De telmetingen bevinden zich op korte afstand van het gebied waarop de aanvraag ziet in deze toelichting (telpunten 39, 40 en 41 Middenweg en de Meije, ten noorden en zuiden van de Middenweg).
 
In de beschrijving van de huidige situatie is tevens de huidige verkeersongevallensituatie opgenomen.
De toekomstige situatie is beschreven aan de hand van de toekomstige parkeersituatie. Hierbij is een parkeerbalans opgesteld, waarbij de parkeervraag van een ontwikkeling wordt afgezet tegen het parkeeraanbod. De parkeervraag is in het onderzoek vastgesteld aan de hand van de gemiddelde parkeerkencijfers van CROW voor “niet stedelijk gebied” en het beleid van Nieuwkoop en Woerden.
 
Het onderzoeksbureau verwacht dat ook met de aangevraagde activiteiten er op het perceel Meije 300 er een verkeersdruk zal ontstaan die lager is dan 1000 motorvoertuigen per etmaal, hetgeen vergelijkbaar is met een woonerf.
2.2.2 Parkeren
Door bureau Goudappel en Coffeng een verkeersonderzoek uitgevoerd voor het totale perceel Meije 300 (zie bijlagen bij toelichting bijlage 1). Voor het verkeersonderzoek is uitgegaan van het volgende programma:
 
Programma de Blauwe Meije (Voor het aantal m² van het Atelier is de aparte opgang naar de bovengelegen B&B (6,7 m²) niet meegerekend)
 
Daarna is het aanwezigheidspercentage van de verschillende functies en activiteiten bepaald.
Aanwezigheidspercentage
 
De toekomstige situatie is beschreven aan de hand van de toekomstige functies en activiteiten. Hierbij is een parkeerbalans opgesteld, waarbij de parkeervraag van een ontwikkeling wordt afgezet tegen het bestaande parkeeraanbod. De werkdagmiddag is daarbij maatgevend.
 
Parkeerberekening cq parkeerbalans
 
Op basis van de parkeerbalans kan worden geconcludeerd dat het maatgevende moment van de ontwikkeling de werkdagmiddag is, de parkeerbezetting is dan het hoogst. Er zijn dan 27 parkeerplaatsen ir. totaal nodig. In de bestaande situatie zijn er 14 parkeerplaatsen beschikbaar langs de openbare weg (De Meije), 2 parkeerplekken naast de bedrijfswoning en 6 in de beeldentuin. Vijf nieuwe parkeerplaatsen worden gerealiseerd in de beeldentuin in de gemeente Nieuwkoop, tegenover de zes bestaande parkeerplaatsen. Zodoende ontstaat een veld met 11 parkeerplaatsen.
 
 
2.2.3 Ontsluiting
De ontsluiting van De Blauwe Meije vindt plaats via de Meije. De ontsluiting van het weiland en de beeldentuin op de gronden van de gemeente Nieuwkoop vinden plaats vanaf de Meije over het erf van de Blauwe Meije. Deze ontsluiting moet ten alle tijde beschikbaar zijn. Deze gronden mogen dan ook niet ingericht worden met bouwwerken.
2.2.4 Fietsparkeren
Op Nieuwkoopse grond, vlak voor de watergang ter hoogte van de brug, zijn en worden voorzieningen getroffen voor fietsparkeerplekken. De situering van deze fietsplekken gaat niet ten koste van de parkeerplekken voor auto's en/of de toegangsroute naar de brug. Deze ontsluiting zal geheel gevrijwaard blijven van obstakels en dus ook fietsen. De situering van het fietsparkeren vindt dan ook plaats buiten de opgenomen aanduiding 'ontsluiting' behorende tot het bestemmingsplan Meije 300 als vastgesteld door de raad op 24 november 2016, wanneer deze zou worden doorgetrokken tot aan de brug.
   
Foto deel fietsparkeerplekken
 
Conclusie:
 
Gezien de inhoud van deze paragraaf is, ten aanzien van de aangevraagde activiteiten, sprake van voldoende parkeerplaatsen.
3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte beschrijft het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid van het Rijk voor de periode tot 2040. Het verstedelijkings- en landschapsbeleid laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei geënt op het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Bij het beheren en ontwikkelen van natuur krijgen boeren en particulieren in het landelijk gebied een grotere rol. Het roer moet om in de gebiedsontwikkeling. De daadwerkelijke vraag van bewoners, bedrijven en organisaties wordt daarin leidend. 
Het Rijk benoemt in de structuurvisie 13 nationale belangen. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. De ontwikkeling van het gebied waarop de aanvraag ziet is conform het beleid voor deze 13 nationale belangen opgesteld.
 
De belangrijkste nationale belangen die gevolgen hebben voor deze ruimtelijke onderbouwing zijn als volgt geformuleerd:
  • Efficiënt gebruik van de ondergrond
In de ondergrond moet onder andere rekening gehouden worden met archeologie, ondergrondse rijksinfrastructuur (tunnels en buisleidingen) en de bescherming van de grondwaterkwaliteit en - kwantiteit;
  • Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's
Het rijk en de waterschappen beschermen en verbeteren de waterkwaliteit door het treffen van fysieke maatregelen, het uitgeven van vergunningen en handhaving. Luchtkwaliteit, geluidsoverlast, wateroverlast, waterkwaliteit, bodemkwaliteit en het transport van gevaarlijke stoffen kennen een grote samenhang met de andere nationale belangen. Om toekomstige kosten en maatschappelijke schade te voorkomen, moeten bij ruimtelijke en infrastructurele ontwikkelingen de milieueffecten worden afgewogen;
  • Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten
Landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten geven identiteit aan een gebied. Bovendien zijn culturele voorzieningen en cultureel erfgoed van groeiend belang voor de concurrentiekracht van Nederland. Het rijk blijft verantwoordelijk voor het cultureel en natuurlijk UNESCO Werelderfgoed, kenmerkende stads- en dorpsgezichten, rijksmonumenten en het maritieme erfgoed. Het beleid ten aanzien van landschap laat het rijk over aan de provincies.
  • Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten
De natuur in de EHS blijft goed beschermd met een 'nee, tenzij'-regime. Binnen de EHS zijn nieuwe projecten, plannen en handelingen met een significant negatief effect op de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS niet toegestaan, tenzij er sprake is van een groot openbaar belang en reële alternatieven ontbreken. De flexibiliteit in begrenzing en de mogelijkheden om ontwikkelingen toe te staan, die in het beleidskader Spelregels EHS zijn uitgewerkt, blijven overeind;
  • Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten
Het rijk is verantwoordelijk voor een goed systeem van ruimtelijke ordening inclusief zorgvuldige, transparante ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dat betekent dat het systeem zo ingericht moet zijn dat integrale planvorming en besluitvorming op elk schaalniveau mogelijk is en dat bestaande en toekomstige belangen goed kunnen worden afgewogen. Gebruikswaarde, toekomstwaarde en belevingswaarde zijn hier onderdeel van. Het gaat dan zowel om belangen die conflicteren als belangen die elkaar versterken. Bij nieuwe ontwikkelingen, aanleg en herstructurering moet in elk geval aandacht zijn voor de gevolgen voor de waterhuishouding, het milieu en het cultureel erfgoed.
 
Aandachtspunten in het beleid welke verder een raakvlak hebben met de ontwikkeling van het gebied waarop de aanvraag ziet zijn onder andere het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland “waarbij het niet alleen gaat om kwalitatief hoogwaardige ruimte voor werken, verplaatsen en wonen (waaronder differentiatie in woonmilieus, het belang van openbaar vervoer voor de stedelijke regio en multimodaliteit ten behoeve van logistiek), maar ook om voldoende aanbod van onderwijs, cultuur, toegankelijk groen en recreatiemogelijkheden. Dit wordt ook wel de “quality of life” genoemd.
 
Daarnaast is het tevens voor een aantrekkelijk vestigingsklimaat in de stedelijke regio’s met een concentratie van topsectoren nodig om te beschikken “over een voldoende voorraad (kwalitatief en kwantitatief) woningen, bedrijfsterreinen, kantoren en andere voorzieningen. Ook natuur, hoogwaardige landschappen en recreatieve voorzieningen horen daarbij, alsmede het bieden van meer ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei”.
De geplande realisatie van het gebied waarop de aanvraag ziet houdt rekening met de nationale belangen. In toelichting hoofdstuk 4 is aangegeven hoe wordt omgegaan met diverse milieuaspecten, zoals archeologie, flora en fauna, luchtkwaliteit, bodem en water.
3.1.2 Agenda voor een Vitaal Platteland (2004)
Landbouw is niet meer de belangrijkste economische drager op het platteland. Het platteland verandert van voedselproducent naar consumptieruimte, voor álle Nederlanders. Aan de agenda is een meerjarenprogramma gekoppeld gericht op een leefbaar, vitaal en duurzaam platteland. Eén van de acht genoemde doelen is recreatie. Recreatie zet in op een aantrekkelijk en toegankelijk gebied. De regierol voor de Agenda Vitaal Platteland ligt bij de provincie en vindt zijn uitwerking in de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (zie bij het onderdeel “Provinciaal beleid”).
 
Overeenkomstig het gestelde in artikel 6.12 Besluit omgevingswet (hierna: Bor) wordt deze ruimtelijke onderbouwing meegestuurd met de aanvraag om omgevingsvergunning en de concept – omgevingsvergunning (ofwel: ontwerpbesluit) met de daarop betrekking hebbende stukken aan de Inspecteur van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu.
3.2 Provinciaal beleid
3.2.1 Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013 - 2028 en Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013
Provinciale Staten van Utrecht hebben in februari 2013 de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013 - 2028 (PRS) vastgesteld. Hierin staat welke doelstellingen de provincie van provinciaal belang acht, welk beleid bij deze doelstellingen hoort én hoe dit beleid uitgevoerd wordt. Een van de pijlers voor ruimtelijke ontwikkeling die van belang is voor het gebied waarop de aanvraag zietis een landelijk gebied met kwaliteit.
 
Tegelijk met de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 heeft de provincie Utrecht ook gewerkt aan een nieuwe Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV). De PRV 2013 is op 4 februari 2013 vastgesteld door Provinciale Staten van Utrecht. In de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) heeft de provincie regels opgenomen, die doorvertaald moeten worden in gemeentelijke bestemmingsplannen.
 
Voor het gebied waarop de aanvraag ziet zijn in de PRS en de PRV de aanduidingen 'algemene beleidslijn landelijk gebied', 'Veengebied (gevoelig voor bodemdaling)' en 'vrijwaringszone versterking regionale waterkering' relevant.
 
In hoofdstuk 6 van de provinciale ruimtelijke structuurvisie 2013-2028 (PRS) wordt het beleid ten aanzien van de landelijke kwaliteit beschreven. Uitgangspunt is ruimte voor dynamiek en kwaliteit. Om de kwaliteit en vitaliteit van het landelijk gebied te kunnen behouden voert de provincie een terughoudend beleid als het gaat om de ontwikkeling van niet aan het landelijk gebied gekoppelde functies. Slechts onder voorwaarden, met name ten aanzien van de kwaliteit van het landelijk gebied en van de vitaliteit van al aanwezige functies zijn ontwikkelingen van niet landelijk gebied functies aanvaardbaar. Voorkomen moet worden dat niet-agrarische bedrijven ruimtelijk zodanig beperkt worden in hun ontwikkeling, dat geen sprake meer kan zijn van voortzetting van de bestaande bedrijfsvoering. Daarom vindt de provincie 20% uitbreiding van de bebouwing aanvaardbaar. Voor de Blauwe Meije geldt dat er - met uitzondering van een nieuwe entree van de Hooimijt - geen fysieke uitbreiding van bebouwing plaatsvindt. Wel is er sprake van een uitbreiding qua functies en gebruik. Gezien de kleinschaligheid van deze bedrijfsvoering is dit goed inpasbaar in het landelijk gebied.
 
Gezien de gevoeligheden voor bodemdaling in het veengebied ziet de provincie bij voorkeur geen nieuwe bouwlocatie en bodembewerking in deze gebieden. Beide zijn niet aan de orde bij de beoogde ontwikkeling van de Blauwe Meije.
 
De gebouwen van de Blauwe Meije vallen binnen de vrijwaringszone waarvoor is opgenomen dat de waterkerende functies van deze gronden moeten worden beschermd en dat moet voorzien in een vrijwaringszone aan weerszijden van de waterkering. Het gebruik van de gronden en de aanwezige bebouwing leidt niet tot een vermindering van de waterkerende functie van de waterkering. 
 
Onderhavige ruimtelijke onderbouwing is derhalve in overeenstemming met het provinciale regelgeving, waaronder de genoemde structuurvisie en verordening.
 
Overeenkomstig het gestelde in artikel 6.12 Besluit omgevingswet (hierna: Bor) wordt deze ruimtelijke onderbouwing meegestuurd met de aanvraag om omgevingsvergunning en de concept – omgevingsvergunning (ofwel: ontwerpbesluit) met de daarop betrekking hebbende stukken aan Gedeputeerde Staten van Utrecht. Daar het perceel gesitueerd is in deels de provincie Zuid – Holland, worden voornoemde stukken ook verstuurd aan Gedeputeerde Staten van Zuid – Holland.
3.3 Gemeentelijk beleid
3.3.1 Ruimtelijke Structuurvisie Woerden 2009-2030
Op 2 juli 2009 heeft de gemeenteraad van Woerden de Ruimtelijke Structuurvisie Woerden 2009-2030 vastgesteld. Op 28 maart 2013 heeft de gemeenteraad het Aanpassingsvoorstel Structuurvisie Ruimtelijke Structuurvisie Woerden 2009-2030 vastgesteld. Dit Aanpassingsvoorstel omvat een actualisatie van de Structuurvisie 2009-2030.
 
De Ruimtelijke Structuurvisie biedt een ruimtelijk ontwikkelings- en toetsingskader voor de gemeente Woerden voor de periode tot 2030. De toeristische opgave is het ontwikkelen van de recreatieve potentie van Woerden door in het buitengebied het routenetwerk voor fiets, voetganger en kano te verbeteren en uit te breiden, routes in stad en buitengebied met elkaar te verbinden en door recreatieve voorzieningen uit te breiden. De watergang De Meije is een ecologische verbindingszone. Het streven is de ecologische hoofdstructuur zo veel mogelijk te combineren met het recreatieve netwerk, waardoor de natuur door recreanten ervaren kan worden.
 
Het gebied waarop de aanvraag ziet ligt in het gebied dat is aangemerkt als agrarisch gebied binnen het veenweidegebied. Het behouden en beschermen van de rust en openheid is het uitgangspunt voor dit veenweidegebied. Dit betekent niet dat het gebied op slot gaat. Het behoud van de agrarische functie, met name in het veenweidegebied, is een belangrijke voorwaarde voor het behoud van de bestaande landschappelijke kwaliteiten. Een verbreding van de agrarische sector wordt nagestreefd door het stimuleren van plattelandsvernieuwing. Ook de gemeente Woerden stimuleert ‘plattelandsvernieuwing’ door het realiseren van niet-agrarische nevenfuncties mogelijk te maken in de bestemmingsplannen. Ook wordt gestimuleerd de publieke toegankelijkheid van het landelijk gebied te vergroten, met name voor extensieve recreatie. Men beoogt daarom bij agrarisch-recreatieve projecten ook wandel-, fiets-, kano- en ruiterroutes te bevorderen.
 
De bedrijfsvoering van De Blauwe Meije is niet strijdig met het gemeentelijk beleid. De beoogde kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten van De Blauwe Meije bieden een meerwaarde voor het vergroten van de toegankelijk van het landelijk gebied. Hierbij is ook een duidelijk relatie met de recreatieve mogelijkheden die worden geboden op het perceel. De Blauwe Meije vormt daarmee een onderdeel van het recreatieve netwerk.
4 Milieu- en omgevingsaspecten
4.1 Archeologie en cultuurhistorie
Bekende en verwachte archeologische waarden
Informatie over bekende en verwachte archeologische waarden is in eerste instantie verzameld op basis van de verwachtingskaarten op Rijks en gemeentelijk niveau.
   
In september 2007 heeft de gemeente Woerden het beleidsplan archeologische monumentenzorg 'Bodemschatten van Woerden' vastgesteld. Het beleidsplan heeft drie doelstellingen, namelijk het behoud en de bescherming van de Woerdens bodemschatten, vermeerdering van kennis over de bewoningsgeschiedenis van Woerden en het omliggende landelijke gebied en optimaal gebruik maken van de kansen die voorlichting en educatie op het gebied van archeologie bieden. Bij bodemingrepen weegt de gemeente het behoud van archeologische waarden af tegen andere belangen. Om deze belangenafweging op adequate en verantwoorde wijze te kunnen maken, heeft de gemeenteraad van Woerden op 15 december 2010 de Archeologische beleidskaart vastgesteld voor haar grondgebied (Alkemade e.a., 2010). Een uitsnede van deze kaart is hieronder weergegeven.
 
 
Archeologische verwachting en onderzoeksverplichting
De archeologische verwachtingen in het gebied waarop de aanvraag ziethangen samen met de aanwezigheid van stroomgordels en eventueel bijbehorende crevasses in de ondergrond. Daarnaast vormen de ontginningsassen en locaties van oude woonplaatsen en molens, interessante archeologische en cultuurhistorische zones. Aan de lage, middelhoge en hoge verwachtingszones zijn beleidsregels van de gemeente Woerden gekoppeld. Deze beleidsregels beschrijven bij welke omvang en diepte van en ingreep archeologisch vooronderzoek vereist is. Tevens is in het gemeentelijk een vrijstellingsregeling voor archeologisch onderzoek opgenomen. Deze vrijstelling is niet van toepassing op het gebied waarop de aanvraag ziet omdat dit  onderdeel uitmaakt van een historische boerderijlint.
 
Eerder uitgevoerd onderzoek
In het gebied waarop de aanvraag ziet  is vooralsnog geen archeologisch veldonderzoek uitgevoerd.
 
Cultuurhistorie
De cultuurhistorische waarde van de gebouwen, met een aanduiding "cultuurhistorisch waardevol bijgebouw" in het bestemmingsplan "Landelijk gebied Woerden, Kamerik, Zegveld" is door de commissie ruimtelijke kwaliteit en erfgoed van de gemeente Woerden in haar vergadering van 26 augustus 2015 beoordeeld. Zij komt tot de conclusie dat de huidige aanduiding op het gebouw moet worden gehandhaafd en er daarnaast eveneens eenzelfde aanduiding voor de hooimijt moet worden opgenomen voor het gebied waarop de aanvraag zietDe uitspraak van de commissie is als bijlage aan deze onderbouwing toegevoegd (zie bijlagen bij toelichting bijlage 2).
Volledigheidshalve wijzen wij erop dat de vertaling van het advies van onderhavige commissie in het door de raad van Woerden op 24 november 2016 vastgesteld bestemmingsplan Meije 300 heeft plaatsgevonden
    
Conclusie
Volgens de archeologische verwachtingenkaart van de gemeente Woerden bevindt het gebied waarop de aanvraag zietzich binnen een gebied met hoge archeologische verwachting. Dit blijkt ook uit de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (http://archeologieinnederland.nl/bronnen-en-kaarten/amk-en-ikaw). Deze hoge verwachting is gebaseerd op de ligging in een oeverwalgebied. Op grond van deze kwalificatie is het noodzakelijk om aanvullend onderzoek te doen als het gebied waarop de aanvraag ziet  een oppervlakte van 100 m2 of meer bedraagt en er ontgraving plaatsvindt over een grotere diepte dan 0,30 cm. Er vinden in het kader van deze aanvraag geen ontgravingswerkzaamheden plaats bij de uitvoering van het gebied waarop de aanvraag ziet.Indien ontgravingswerkzaamheden plaatsvinden vallen deze onder de huidige planologische regeling welke geldt voor archeologie. Het is niet noodzakelijk aanvullend archeologisch onderzoek uit te voeren.
4.2 Bodem
Het gebied waarop de aanvraag ziet bevindt zich in een gebied dat als veenweidegebied wordt gekenmerkt. De ondergrond van het gebied waarop de aanvraag zietbestaat uit kleiig veen. Dit bodemtype wordt volgens bodemclassificatiesysteem gerekend tot het type hVb; Koopveen of bosveen (of eutroof broekveen) en het type Vc; Vlierveengronden op zeggeveen, rietveen of (mesotroof) broekveen.
 
Ter plaatse waar het perceel grenst aan de watergang De Meije bevindt zich meer klei in de bovengrond. Dit gedeelte van het gebied waarop de aanvraag zietbestaat uit het bodemtype pVb Weideveengrond op bosveen (of eutroof broekveen), bodemtype hVb; Koopveengrond op bosveen (of eutroof broekveen) en type pRv81 Liedeerdgrond (klei op veengrond). Deze gronden bestaan voornamelijk uit veengrond die niet is vergraven voor de turfwinning. Vanwege de aanwezigheid van kleidelen in de veengrond waren deze gronden minder geschikt voor turfwinning.
 
Via het Bodemloket van de provincie Utrecht is informatie opgezocht over de aanwezigheid van locatie waar in het verleden bodemverontreiniging is aangetoond (locaties Wet Bodembescherming). Volgens de bodemkaart bevinden zich binnen het gebied waarop de aanvraag zietgeen Wbb- locaties.
 
Conclusie
Het gebied waarop de aanvraag zietbevindt zich niet in een gebied waar ernstige bodemverontreiniging is geconstateerd. De aanvraag heeft betrekking op een wijziging in het gebruik. Nader onderzoek wordt daarom niet noodzakelijk geacht.
4.3 Externe veiligheid
Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer (BEVI) van kracht geworden. In overeenstemming met artikel 5 van dit BEVI dient bij een besluit in het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) onderzocht te worden in hoeverre er sprake is van aanwezigheid van risicovolle inrichtingen in de nabijheid van het
gebied waarop de aanvraag ziet waarop het Wro besluit betrekking heeft en dienen de risicocontour voor het plaatsgebonden risico (PR 10-6 contour) en het groepsrisico (GR) met de eventuele toename hiervan berekend te worden. Het GR dient in de toelichting op het besluit te worden verantwoord. Eenzelfde aanpak dient gevolgd te worden voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het water, het spoor en door de lucht en door buisleidingen. Het kader hiervoor wordt gegeven in de circulaire “Nota Risicozonering Vervoer Gevaarlijke Stoffen” (RNVGS). 
 
Gemeenten en provincies zijn in dat kader verplicht de normen uit het BEVI na te leven. Dit houdt onder meer in dat er voldoende afstand aangehouden moet worden tussen kwetsbare objecten en risicovolle bedrijven en transportroutes. Tevens houdt dat in dat rekening moet worden gehouden met het totale aantal aanwezige personen in de directe omgeving van een risicovol bedrijf of transportroute. Het aspect externe veiligheid brengt zodoende met zich mee dat afstemming tussen de drie taakvelden ruimtelijke ordening, milieu en rampenbestrijding van groot belang is.
 
In het kader van de externe veiligheid is het dus van belang om te onderzoeken of er in of in de nabijheid van het gebied waar de activiteiten plaatsvinden waarop de aanvraag ziet, in Woerden relevante inrichtingen en transportroutes aanwezig zijn en zo ja of nader onderzoek noodzakelijk is.
 
Er wordt in deze toelichting verwezen naar de risicokaart van de provincie Zuid-Holland en de provincie Utrecht, via de website www.nederland.risicokaart.nl. Uit deze kaart is op te maken dat er voor het gebied waarop de aanvraag zietgeen risicovolle zaken aan de orde zijn. Hieronder is deze risicokaart weergegeven.
 
Er kan worden geconstateerd dat er zich in de directe omgeving geen gevaarzettende ondergrondse leidingen dan wel Lpg-stations aanwezig zijn.
 
De wijziging van het gebruik op de betreffende locatie van de Blauwe Meije heeft geen invloed op deze situatie en levert ook geen extra risico op.
Risicokaart provincie Zuid-Holland en Utrecht
 
Conclusie
In de omgeving van het gebied waarop de activiteiten plaatsvinden waarop de aanvraag ziet zijn geen risicovolle inrichtingen gelegen. Tevens bevinden zich in de omgeving van het gebied waarop de aanvraag ziet ondergrondse leidingen dan wel Lpg-stations die een gevaar opleveren.
4.4 Flora en fauna
Bij ruimtelijke ingrepen moet rekening worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Gebiedsbescherming kan volgen uit de aanwijzing van een gebied (bijvoorbeeld Natura 2000). Wat betreft soortenbescherming is de Flora- en Faunawet van toepassing. Hier wordt onder andere de bescherming van plant- en diersoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Indien hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden aangevraagd.
 
Gebieds-en soortenbescherming
Uit onderstaande afbeelding met daarop een gedetailleerde begrenzing van het Natura 2000-gebied blijkt dat de bedrijfsbebouwing en functies van De Blauwe Meije die gelegen zijn in de gemeente Woerden buiten het Natura 2000-gebied Nieuwkoopse Plassen & de Haeck vallen. De beeldentuin en het weiland op Nieuwkoops grondgebied liggen wel binnen de grenzen van het Natura 2000-gebied.
  
Begrenzing Natura 2000-gebied Nieuwkoopse Plassen & de Haeck (bron: ministerie van Economische Zaken (luchtfoto uit circa 2010))
 
Gezien de ligging nabij het Natura 2000-gebied Nieuwkoopse Plassen & de Haeck gebied is er mogelijk sprake van verstoring van het habitat- en vogelrichtlijngebied.
 
In het kader van de bestemmingsplanprocedure voor het bestemmingsplan Landelijk gebied Woerden, Kamerik en Zegveld, herziening 3 destijds is een natuurtoets uitgevoerd door het Bureau Waardenburg (rapportage 13 februari 2015, rapportnummer 14-238). De locatie Meije 300 maakt onderdeel uit van deze natuurtoets.
 
In de effectbeoordeling van dit onderzoek is aangegeven dat relevante activiteiten die mogelijk effecten hebben op de natuur activiteiten zijn die zullen leiden tot:
  • meer verkeerbewegingen langs Meije,
  • mogelijk leiden tot verstoring als gevolg van verlichting, geluid en verontreinigende stoffen,
  • mogelijk leiden tot verstoring als gevolg van meer aanwezigheid van (groepen van) mensen. 
De conclusie van de natuurtoets is dat het gebied waarop de aanvraag zien geen significant effect heeft op de ecologische waarden. Gezien de wijzigingen ten opzichte van het vigerend bestemmingsplan en onderhavig plan is tevens een voortoets in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 uitgevoerd (zie bijlagen bij toelichting bijlage 3 en bijlagen bij toelichting bijlage 4). De eerder uitgevoerde natuurtoets is als bijlage gevoegd bij deze voortoets.
 
Met betrekking tot het Natura 2000-gebied Nieuwkoopse Plassen & de Haeck kan worden geconcludeerd dat er geen negatieve effecten zullen optreden door de functies en gebruik van De Blauwe Meije. De kwalificerende habitattypen, genoemd in de instandhoudingsdoelstellingen, worden niet aangetast of vernietigd door de beoogde activiteiten en wijziging in gebruik. Ook de kwalificerende habitatricht- en vogellijnsoorten ondervinden geen verstoring. Er kan van uit worden gegaan dat er geen extra verstorende effecten zijn te verwachten ten gevolge van cumulatie. Aangezien er geen negatieve effecten zijn te verwachten kan er vanuit worden gegaan dat ook cumulatie van effecten niet zullen optreden.
 
Op 29 september 2016 hebben Gedeputeerde Staten van Zuid – Holland een verklaring van geen bedenkingen verleend voor de Meije 300 aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nieuwkoop (kenmerk: ODH – 2016 – 00091362, zie bijlagen bij toelichting bijlage 6). De vergunningplicht heeft betrekking op het Natura 2000 gebied 'Nieuwkoopse Plassen & De Haeck' dat grotendeels gelegen is in Zuid – Holland en voor een klein deel in de provincie Utrecht. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 en 2 a van de Natuurbeschermingswet 1998 is het besluit, de verklaring van geen bedenkingen, tot stand gekomen in overeenstemming met de provincie Utrecht.
In dit besluit hebben Gedeputeerde Staten gesteld dat in de AERIUS – berekening van 15 juni 2016 de stikstofdepositie van het aantal verkeersbewegingen in de beoogde situatie (0,41 mol/ha/jr) vergeleken wordt met de stikstofdepositie van het aantal verkeersbewegingen in de huidige situatie (0,37 mol/ha/jr) (zie bijlagen bij toelichting bijlage 7). Hierbij zijn de verkeersberekeningen, toe te rekenen aan de gehele inrichting Blauwe Meije (zowel Woerdense, als Nieuwkoopse deel), betrokken, omdat voor het Natura 2000 – gebied de toename van de totale stikstofdepositie van de gehele inrichting van belang is. Uit de berekening blijkt dat maximaal 0,04 mol/ha/jr ontwikkelruimte nodig is. Deze ruimte is beschikbaar en in AERIUS Register toegekend voor dit project, aldus voornoemde Gedeputeerde Staten. Hierbij wordt opgemerkt dat de benodigde ontwikkelruimte past binnen zowel de Beleidsregel toedeling Ontwikkelingsruimte Programmatische Aanpak Stikstof Zuid – Holland 2015, segment 2 van de provincie Zuid – Holland, als de beleidsregels van de provincie Utrecht. Naast de AERIUS – berekening behorende bij de voornoemde verklaring van geen bedenkingen van Gedeputeerde Staten van Zuid – Holland, is er op 18 september 2015 bij de provincie Utrecht een melding gedaan (AERIUS kenmerk: 1EuymFisk) van de stikstofdepositie door de reeds vergunde activiteit voor het Natura 2000 – gebied 'Nieuwkoopse Plassen & De Haeck'.
 
Naast stikstofdepositie wordt in de voornoemde verklaring door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, zie bijlagen bij toelichting bijlage 6, ingegaan op de karakteristiek van het Natura 2000 – gebied en de aldaar zich bevindende habitattypen en habitatsoorten, waaronder de aanwezigheid van de meervleermuis die hun zomerverblijven in dit gebied hebben. Voor de meervleermuis kan de Meije een vliegroute zijn tussen hun (zomer) verblijfplaatsen en hun foerageergebied. Daarnaast kan de meervleermuis ook wateren in de omgeving van de beeldentuin gebruiken om te foerageren of als vliegroute. Door de activiteiten kunnen in de periode tot begin mei en in de periode na begin augustus over – of langsvliegende meervleermuizen verstoord worden door verlichting. In die hoedanigheid hebben Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland gemeend om een voorschrift te koppelen aan de door haar verleende verklaring van geen bedenkingen, te weten dat eventueel benodigde elektrische lichtbronnen neerwaarts moeten zijn gericht, met lage lichtsterkte en zodanig moeten zijn afgeschermd dat geen licht in het omringende Natura 2000 gebied schijnt. Ook op het terras op de vlonder tegenover de beeldentuin moeten de eventueel benodigde lichtbronnen, neerwaarts zijn gericht, en zo zijn afgeschermd dat geen licht op het water en in het Natura 2000 – gebied schijnt (zie VVGB bijlagen bij toelichting bijlage 6). Met de afschermende maatregelen is verstoring van de meervleermuis uitgesloten. 
     
Per 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming van kracht (Stb. 2016, nr. 34 en Stb.2016, nr. 384). De reeds afgeven verklaring van geen bedenkingen van Gedeputeerde Staten van Zuid – Holland  ex artikel 47b, eerste lid, Nbwet 1998 gelden als verklaringen als bedoeld in artikel 2.27, eerste lid, Wabo. Vorenstaande volgt uit artikel 9.4, vierde lid van voornoemde nieuwe wet.
 
De aanvullende aanvraag is ingediend op 6 en 10 januari 2017. Dit betekent dat de nieuwe wet hierop dient te worden toegepast. Het beschermingsregime van soorten als bedoeld in de Habitatrichtlijn wordt geregeld in paragraaf 3.2. In artikel 3.5. staat dat het verboden is om in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV onderdeel a bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijke verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen. In het vierde lid van dit artikel wordt gesteld dat het verboden is de voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van dieren – als bedoeld in eerste lid – te beschadigen of te vernielen.
 
Paragraaf 2.3. ziet op het beoordelen van plannen, projecten en andere handelingen. In artikel 2.7, tweede lid, van de nieuwe wet staat dat het verboden is om zonder vergunning van GS projecten te realiseren of andere handelingen te verrichten die gelet op de instandhoudingsdoelstellingen voor een Natura 2000- gebied de kwaliteit van de natuurlijke habitats of de habitats van soorten in dat gebied kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op soorten waarvoor dat gebied is aangewezen.
 
Op grond van artikel 2.1, eerste lid, onderdeel i van de Wabo is in artikel 2.2aa Bor geregeld dat de Natura 2000 – toets en de flora – en faunatoets onderdeel zijn van de omgevingsvergunning ingeval degene die de desbetreffende activiteit verricht daarvoor kiest. De flora – en fauna-ontheffing is vereist als een handeling zou leiden tot een inbreuk op een verbod ex artikel  3.5.van de Wet natuurbescherming. GS is in beginsel het orgaan om bij de behandeling van omgevingsvergunningen de inhoudelijke beoordeling van de natuuraspecten (artikel 6.10a, eerste en tweede lid Bor) en geven bij een positief oordeel een verklaring van geen bedenkingen af (Besluit van 11 oktober 2016, houdende regels ter uitvoering van de Wet natuurbescherming (Besluit natuurbescherming), Stb. 2016, nr. 383, p. 165)
 
Gelet op artikel 2.7 dient het effect van het plan onderzocht te worden “afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten”. Er moet dus rekening worden gehouden met de effecten van de reeds bestaande activiteiten en van activiteiten, die feitelijk nog niet zijn aangevangen maar die juridisch bezien al toelaatbaar worden geacht. De passende beoordeling bij de aanvraag om omgevingsvergunning moet aan een aantal eisen voldoen, zoals neergelegd in artikel 8.1, vierde lid, Regeling omgevingsrecht. Het gaat erom dat de passende beoordeling in elk geval gegevens bevat over het gebied met inbegrip van de instandhoudingsdoelstellingen voor dat gebied, voor welke specifieke instandhoudingsdoelstellingen het project mogelijk negatief of positief gevolgen heeft, een beschrijving van de mogelijke gevolgen per individuele instandhoudingsdoelstelling, alsmede de maatregelen die genomen kunnen worden om de gevolgen te verzachten of te voorkomen.
 
Gaat het om een aanvraag om omgevingsvergunning voor een activiteit waarbij bijvoorbeeld een beschermd soort wordt verstoord (artikel 3.5, tweede lid Wet natuurbescherming) dan dient de aanvrager ingevolge artikel 8.2 Regeling omgevingsrecht een beschrijving te geven van de handelingen die uitgevoerd zullen worden, alsmede het doel en het belang van de handelingen die plaats gaan vinden, voor welke beschermde soorten vergunning wordt gevraagd en voor welke handeling de vergunning wordt aangevraagd. Bijzonder is dat in artikel 8.2. tweede lid van voornoemde Regeling een activiteitenplan door de aanvrager dient te worden opgesteld, waarin ondermeer verantwoording van het onderzoek dat naar de effecten van de voorgenomen handelingen is gedaan en naar de verspreiding van de beschermde soort.
 
Voor de gemeente en provincie is de “Routeplanner beschermde natuur binnen de omgevingsvergunning” door het Ministerie van EZ opgesteld. Indien initiatiefnemer iets wil ontwikkelen dan zal hij of zij eerst informatie moeten verzamelen om erachter te komen of er sprake zou kunnen zijn van schadelijke effecten die optreden door de ontwikkeling van dit hotel om bij dit voorbeeld te blijven. Geadviseerd wordt om hulpmiddelen te gebruiken zoals informatie van RVO, een database met soorten, een effectenindicator soorten en een maatregelenindicator soorten. Al deze hulpmiddelen kan ingezet worden om te bepalen of schadelijke effecten kunnen ontstaan door de activiteit op de beschermde soort. Blijkt geen sprake te zijn van schadelijke effecten, dan kan initiatiefnemer de omgevingsvergunning aanvragen zonder het onderdeel “handelingen met gevolgen voor beschermde dier – en plantensoorten en/of beschermde natuurgebieden” in te vullen. Zijn er wel mogelijke schadelijke effecten te verwachten dan kan men of het initiatief aanpassen, dan wel het uitvoeren van een ecologisch onderzoek. Afhankelijk van de complexiteit kan dan een verdiepend ecologisch onderzoek volgen. Met de uitkomsten van het ecologisch onderzoek in de hand kan initiatiefnemer zijn of haar vergunning aanvragen
 
Met verwijzing naar de artikelen 8.1. en 8.2. van de Regeling Omgevingsrecht en de artikelen 2.2aa onderdeel a en b van het Besluit Omgevingsrecht, is er sprake van een handeling. In deze aanvraag is dan ook geen sprake van een project, maar van een handeling, zoals genoemd in deze artikelen. In het kader van de onderhavige aanvraag is geen sprake van een project omdat geen fysieke ingreep in natuurlijk milieu of landschap plaatsvindt. Er is sprake van een handeling waarbij wordt verwezen naar de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State d.d. 27 december 2012 met het nummer 201111811/1/A4,ECLI:NL:RVS:2012:BY7293 Dit geldt ook voor de ontsluitingsweg, immers vindt bij het enkel openstellen van een weg geen ingreep plaatst, temeer daar het enkel gaat om het openstellen van een bestaande verharde weg die zonder het treffen van maatregelen geschikt is om te dienen als ontsluitingsweg (zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 6 maarrt 2013, nr. 201113007/1/A4, ECLI:NL:RVS:2013:BZ3382 )
 
Met betrekking tot het bepaalde in artikel 8.1. van de Regeling Omgevingsrecht en het bepaalde in artikel 2.2.aa onderdeel a van het Besluit Omgevingsrecht kunnen de in deze aanvraag genoemde activiteiten gevolgen hebben voor het Natura 2000-gebied “De Nieuwkoopse Plassen & de Haeck” . De precieze afstand van de delen van het perceel waarop de bebouwing staat waarin de activiteiten plaatsvinden tot het Natura 2000 gebied bedraagt, inclusief de breedte van de rivier de Meije, 12,23 meter. Verwezen wordt naar de onderstaande afbeelding.
 
 
 
Met betrekking tot het bepaalde in artikel 8.1. van de Regeling Omgevingsrecht en het bepaalde in artikel 2.2.aa onderdeel a van het Besluit Omgevingsrecht kunnen de in deze aanvraag genoemde activiteiten gevolgen hebben voor het Natura 2000-gebied “De Nieuwkoopse Plassen & de Haeck” . De precieze afstand van de delen van het perceel waarop de bebouwing staat waarin de activiteiten plaatsvinden tot het Natura 2000 gebied bedraagt, inclusief de breedte van de rivier de Meije, 12,23 meter. In de zogenaamde “Voortoets”, bijlage behorend bij de bij deze aanvraag behorende ruimtelijke onderbouwing, is op pagina 9 tevens middels figuur 3 een kaartbeeld gevoegd waarop de locatie van de activiteit in relatie tot het betreffende Natura 2000 gebied opgenomen. Naar deze kaart wordt hierbij verwezen.
 
Met betrekking tot het bepaalde in artikel 8.2. van de Regeling Omgevingsrecht en het bepaalde in artikel 2.2.aa onderdeel b van het Besluit Omgevingsrecht wordt voldaan aan het bepaalde in het eerste lid van artikel 8.2. Regeling Omgevingsrecht:
 
Sub a:
In de aanvraag zijn de activiteiten genoemd die worden gezien als handelingen in de zin van de regeling omgevingsrecht. Een specifieke beschrijving van deze handelingen is te vinden in hoofdstuk 2 van deze ruimtelijke onderbouwing, waarnaar wordt verwezen.
 
Sub b:
Het doel en belang van de handelingen betreft het exploiteren van de in de aanvraag genoemde activiteiten op het perceel Meije 300 dat in eigendom is van de initiatiefnemer. Gezien de wens om de aangevraagde activiteiten op het perceel Meije 300 uit te oefenen, heeft de initiatiefnemer belang bij de onder sub a en in de aanvraag beschreven handelingen.
 
Sub c:
De beschermde soorten waarvoor een omgevingsvergunning wordt gevraagd, zijn opgenomen in de Voortoets, met name tabel 2 “Beoordeling huidige kwaliteit leefgebieden habitatsoorten (bron: beheerplan Natura 2000-gebied Nieuwkoopse Plassen en de Haeck, Provincie Zuid- Holland) “, op pagina 11, alsook Tabel 3 “Beoordeling huidige kwaliteit leefgebiedenbroedvogelsoorten en niet- broedvogelsoorten (bron: Ontwerp beheerplan Natura 2000-gebied Nieuwkoopse Plassen en de Haeck, Provincie Zuid-Holland)” op pagina 12 alsmede in bijlage 1 behorend bij de voortoets, met name in de essentietabel Natura 2000-gebied 103, Nieuwkoopse Plassen & Haeck.
 
Het betreft de volgende beschermde soorten:
 
Nederlandse naam                                              Wetenschappelijke naam
 
Zeggekorfslak                                                                       Vertigo Moulinsiana
 
Gestreepte waterroofkever                                                  Graphoderus bilineatus
 
Bittervoorn                                                                            Rhodus amarus
 
Kleine modderkruiper                                                         Cobitis taenia
 
Meervleermuis                                                                     Myotis dasycneme
 
Noordse woelmuis                                                               Microtus oeconomus
 
Groenknolorchis                                                                  Liparis Loeselii
 
Platte Schijfhoren                                                                Anisus vorticulus
 
Roerdomp                                                                             Botaurus stellaris
 
Purperreiger                                                                         Ardea purpurea
 
Zwartkopmeeuw                                                                   Ichthyaetus melanocephalus
 
Zwarte stern                                                                         Chilidonias niger
 
Snor                                                                                      Locustella luscinioides
 
Rietzanger                                                                            Acrocephalus schoenobaenus
 
Grote zilverreiger                                                                  Ardea Alba
 
Kolgans                                                                                Anser Albifrons
 
Smient                                                                                  Anas penelope
 
Krakeend                                                                              Anas strepera
     
Sub d:
Het gaat om handelingen bedoeld in artikel 3.1., 3.5. of 3.10 van de Wet Natuurbescherming.
Blijkens het onderzoek van Bureau Aandacht Natuur zijn geen significante negatieve effecten te verwachten van de activiteiten op de beschermde soorten en de beschermde habitats en habitats van soorten die in het Natura 2000 – gebied “Nieuwkoopse Plassen & De Haeck” voorkomen.
 
Conclusie
Het gebied waarop de aanvraag ziet is niet gelegen binnen een gebied dat is aangeduid tot EHS, Groene contour of een gebied met natuurwaarden buiten de EHS en Groene contour. Het gebied waarop de aanvraag ziet heeft geen nadelig effect op de instandhoudingsdoelen voor soorten uit de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn. Uit de berekening van Aerius ten aanzien van de stikstofdepositie blijkt dat voor het gebied waarop de aanvraag ziet geen significant effect heeft op de ecologische waarden. Tenslotte voldoen zowel de aanvraag als de ruimtelijke onderbouwing alsmede de bijbehorende bijlagen (onderzoeken en verklaring van geen bedenkingen) aan de eisen die gesteld worden in de Wet Natuurbescherming die per 1 januari 2017 geldt.
 
4.5 Milieuhinder bedrijvigheid
Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkómen van hinder en gevaar. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) kan dit gerealiseerd worden.
 
Binnen het huidige gebied waarop de aanvraag zietvindt een wijziging plaats van de bestemming “Bedrijven” naar de bestemming “Recreatie” en is er op grond van de huidige activiteiten een toetsing aan de afstandscriteria uitgevoerd die hieronder is beschreven.
 
Voor het bepalen van deze afstanden wordt getoetst conform:
  • VNG Handreiking ‘Bedrijven en milieuzonering’ (editie 2009);
  • Wet milieubeheer/Activiteitenbesluit.
Voor bedrijfsmatige activiteiten die een zekere mate van hinder en gevaar kunnen veroorzaken zijn afstandscriteria vastgesteld in het Activiteitenbesluit. Dit activiteitenbesluit is van toepassing op bedrijven die tot een inrichting worden gerekend ingevolge de Wet Milieubeheer.   
De bedrijfsmatige activiteiten worden tot een inrichting gerekend als een categorie uit bijlage I van het Besluit omgevingsrecht (Bor) van toepassing is.
 
In onderdeel C van bijlage I van het Besluit omgevingsrecht (Bor) staan enkele tientallen categorieën van milieuactiviteiten, waarbij is aangegeven:
  • of het een inrichting is
  • of een omgevingsvergunning milieu nodig is
  • of de provincie bevoegd gezag is
 
De activiteiten binnen het gebied waarop de aanvraag ziet  worden volgens onderdeel C van bijlage I van het Besluit omgevingsrecht (Bor) gerekend tot een inrichting categorie B waarvoor het Activiteitenbesluit van toepassing is. De activiteiten binnen het gebied waarop de aanvraag zietworden gerekend tot een inrichting categorie B op grond van het feit dat er voedingsmiddelen worden bereid voor personen afkomstig van buiten de inrichting. Dit
criterium is van toepassing op de eerdergenoemde kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en ondersteunende catering.
 
Op grond van de bovengenoemde activiteiten kunnen de afstandsnormen worden gehanteerd die zijn opgenomen in de handreiking “Bedrijven en milieuzonering 2009” van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG).
In die handreiking is ook een Staat van Bedrijfsactiviteiten opgenomen, waarbij per type bedrijf wordt aangegeven welke afstanden tussen milieugevoelige en milieubelastende bestemmingen moet worden aangehouden. Zo ontstaat in dit geval een zone rond een perceel met een recreatieve bestemming waar in principe geen milieugevoelige bestemmingen zijn toegestaan. Op deze wijze wordt geborgd dat er geen onaanvaardbare milieuoverlast voor milieugevoelige bestemmingen aan de orde zal zijn en een aanvaardbaar woon- en leefklimaat wordt gewaarborgd.
 
De planlocatie bevindt zich in buitenstedelijk gebied. In de directe omgeving zijn woningen en een kwekerij aanwezig. Deze bevinden zich op de volgende afstanden van het plangebied:
  
LocatieAfstand vanaf het gebied waarop de aanvraag ziet
Woningen met huisnummer 171110 meter
Woningen met huisnummer 175 50 meter
Woningen met huisnummer 298
15 meter
Woningen met huisnummer 290
98,5 meter
Kwekerij
13,5 meter
 
Op basis van de Staat van Bedrijfsactiviteiten in de handreiking van VNG kan het vigerende plangebied met de bestemming “Bedrijf” worden gerangschikt onder de categorie “Overige zakelijke dienstverlening”, subcategorie “veilingen van kunst”. Dergelijke activiteit valt onder categorie 1. Er is alleen ten aanzien van het aspect Geluid een afstandsnorm gehanteerd van 10 meter.
 
De aangevraagde activiteiten in het gebied waarop de aanvraag ziet resulteren niet in een wijziging van de bedrijfscategorie. Op basis van de Staat van Bedrijfsactiviteiten in de handreiking van VNG kunnen de activiteiten waarop de aanvraag ziet worden gerangschikt onder de categorie “Logies, maaltijden en drankenverstrekking” subcategorie “hotels en pensions met keuken, conferentieoorden en congrescentra” en de categorie “Detailhandel en reparatie t.b.v. particulieren”, subcategorie “detailhandel voor zover n.e.g.”
 
De activiteiten waarop de aanvraag ziet beperken zich volgens deze categorie tot het verstrekken van maaltijden en dranken voor consumptie ter plaatse. Er vindt geen vervaardiging van voedingsmiddelen en dranken plaats ten behoeve van de groothandel.
 
In de beschrijving van de activiteiten waarop de aanvraag ziet is aangegeven dat er streekproducten worden aangeboden. Deze activiteit valt onder de categorie “Detailhandel en reparatie t.b.v. particulieren”.
In de beschrijving van de activiteiten waarop de aanvraag ziet zijn meerdere activiteiten aangegeven, waaronder “ondersteunende catering”. Deze activiteit zal inhouden dat de bedrijfscategorie binnen het gebied waarop de aanvraag ziet zal wijzigen naar bedrijfscategorie 2. Echter is in de planbeschrijving binnen deze ruimtelijke onderbouwing aangegeven dat de catering voor eigen groepen zal plaatsvinden, zodat deze activiteit tot de eerder genoemde categorie “Logies, maaltijden en drankenverstrekking” kan worden gerekend.
 
Hieronder zijn de wijzigingen voor het gebied waarop de aanvraag ziet aangegeven op basis van de Staat van Bedrijfsactiviteiten in de publicatie van VNG.
 
 
Conclusie
Op grond van het Besluit Omgevingsrecht worden de activiteiten binnen het gebied waarop de aanvraag ziet gerekend tot een categorie B inrichting. Op grond van de VNG Handreiking ‘Bedrijven en milieuzonering’ gelden er afstandscriteria voor het gebied waarop de aanvraag ziet binnen de aanwezige woningen. Deze afstandsgrenzen vormen echter geen belemmering voor de geprojecteerde ontwikkelingen, zodat we kunnen concluderen dat de ontwikkelingen in het gebied waarop de aanvraag ziet leiden tot een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
4.6 Geluid
Wet geluidhinder / goede ruimtelijke ordening
Bij de vaststelling van een bestemmingsplan is de Wet geluidhinder (Wgh) van toepassing. De Wgh biedt
geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) bescherming tegen geluidhinder van wegverkeerlawaai,
spoorweglawaai en industrielawaai door middel van zonering.
 
De activiteiten in het gebied waarop de aanvraag ziet die van invloed kunnen zijn op geluidsgevoelige bestemmingen zijn hieronder gemotiveerd. Het blijkt dat deze activiteiten geen wijziging ten opzichte van de huidige situatie veroorzaken voor het aspect geluid.
   
Indirecte hinder
Indirecte hinder betreft het geluid vanwege vervoersbewegingen van- en naar de inrichting. Door verkeersbureau Goudappel Coffeng is de verwachting uitgesproken dat ook met de aangevraagde activiteiten er op de Meije (ter hoogte van het perceel Meije 300) een verkeersdruk zal ontstaan die lager is dan 1000 motorvoertuigen per etmaal. Gezien deze verkeersintensiteit en de geringe bijdrage van de onderhavige inrichting aan deze intensiteit, zal de geluidsbelasting vanwege de vervoersbewegingen van de inrichting op woningen van derden voldoen aan de voorkeurswaarde van 50 dB(A).
 
Activiteitenbesluit
Ten aanzien van (kleinschalige) horeca-activiteiten zijn milieuvoorschriften opgenomen in het Activiteitenbesluit. Het Activiteitenbesluit is van toepassing op het gebied waarop de aanvraag ziet. In het Activiteitenbesluit zijn ten aanzien van categorie B inrichtingen standaard geluidsnormen opgenomen en is geen aanvullend akoestisch onderzoek noodzakelijk. Hierna zijn enkele overwegingen uit het Activiteitenbesluit overgenomen waaruit blijkt dat het geluid afkomstig vanaf de terrassen niet bij de afweging ten aanzien van geluidshinder mag worden betrokken.
Ten aanzien van de activiteit “terras” is in het Activiteitenbesluit een overweging opgenomen met betrekking tot geluidshinder afkomstig van terrassen. In het kader van een goede ruimtelijke beoordeling is deze overweging hieronder meegenomen.
 
In het Activiteitenbesluit (Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer) staan (in art. 2.17) normen voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau van geluid bij inrichtingen en activiteiten binnen inrichtingen. (Deze betreffen niet alleen het gebouw maar ook het buitenterrein dat hoort tot de inrichting). Volgens het Activiteitenbesluit (in art 2.17 onder e) gelden de genoemde waarden in dit besluit slechts voor geluidsgevoelige ruimten en verblijfsruimten.
 
In artikel 2.18 van het Activiteitenbesluit staat dat op onverwarmde en onoverkapte terrassen (zover er geen sprake is van een binnenterrein) het stemgeluid niet meegeteld mag worden. Op verwarmde en overkapte terreinen (maar ook op binnenterreinen) moet het stemgeluid wel meegeteld worden. Als horecaondernemers het terras verwarmen of overkappen (of als er sprake is van een binnenterrein) zijn er wel mogelijkheden voor gemeenten om het stemgeluid mee te nemen.
 
Voor zover er geluidshinder wordt geconstateerd door omwonenden zal dit zich alleen kunnen beperken tot de hinder m.b.t. de verkeersbewegingen.
 
Uit de toelichting van het Activiteitenbesluit: ·’Met onoverdekt terrein wordt bedoeld een voor publiek toegankelijk onbebouwd deel van de inrichting, dus een buitenterrein zoals een tuin of terras. Met een overdekking wordt een vaste overdekking bedoeld en niet een zonnescherm of luifel.’
 
Voor de situatie bij de Blauwe Meije kan een bepaling worden opgenomen dat buiten gesloten gebouwen geen muziek of versterkt stemgeluid is toegestaan.
 
Conclusie
De activiteiten in het gebied waarop de aanvraag ziet veroorzaken geen wijziging ten opzichte van de huidige situatie voor het aspect geluid. Daarnaast vindt er geen wijziging plaats in de geluidssituatie van de omliggende bedrijven, zodat de geluidsgevoelige objecten binnen het gebied waarop de aanvraag ziet niet worden beïnvloed.
In hoofdstuk “bedrijven en milieuzonering” is aangegeven tot welke categorie het gebied waarop de aanvraag ziet behoort. Voor deze categorie geldt er ten aanzien van het aspect geluid een afstandscriterium van 10 meter, die geen belemmering vormt voor het ontwikkelen van het gebied waarop de aanvraag ziet. Nader onderzoek hoeft daardoor niet plaats te vinden.
 
Daarnaast is ook getoetst aan het Activiteitenbesluit, omdat er mogelijk geluidsoverlast van bezoekers wordt verwacht. Ten aanzien van het aspect geluid afkomstig van terrassen is in het Activiteitenbesluit opgenomen dat voor zover er geluidshinder wordt geconstateerd door omwonenden dit zich alleen zal kunnen beperken tot de hinder met betrekking tot de verkeersbewegingen.
 
4.7 Landschap - Groene hart
In de provinciale structuurvisie is de locatie van de aangevraagde activiteiten gelegen binnen het landschap Groene Hart. De provincie wil de volgende kernkwaliteiten behouden en versterken: 
  1. openheid;
  2. (veen)weidekarakter (incl. strokenverkaveling, lintbebouwing, etc.);
  3. landschappelijke diversiteit;
  4. rust & stilte. 
Deze kernkwaliteiten zijn benoemd in de Voorloper Groene Hart. De kernkwaliteiten hebben in de verschillende deelgebieden van het Groene Hart verschillende accenten. Een uitgebreidere beschrijving en handvatten voor het omgaan met de kernkwaliteiten heeft de provincie opgenomen in de Kwaliteitsgids voor de Utrechtse Landschappen.
 
Toelichting
Het Utrechtse deel van het Groene Hart heeft een divers landschap. Rust en open weidegebieden vormen haar essentie. Van oudsher kent het Groene Hart ook zones waar dynamiek de overhand heeft. Hier hebben oude economische dragers en transportassen - vooral rivieren en hun oevers - vaak moderne opvolgers gekregen, in de vorm van (rijks-)wegen, spoorlijnen en kanalen. Deze hebben op hun beurt weer nieuwe impulsen gegeven aan wonen en werken. Volgens het beleid van de provincie zijn intimiteit en beslotenheid zijn de kernbegrippen voor grote delen van het petgatenlandschap en de randen van (Nieuwkoopse) plassen.
Het Groene Hart ontleent zijn waarden en bestaansrecht mede aan het contrast met en belang voor de grote stedelijke agglomeraties er om heen. Economische dynamiek, infrastructuur, de interactie met het stedelijk gebied en de voor de bewoners van de grote steden zo belangrijke recreatiegebieden betekenen dat niet alleen rust, maar ook reuring van nature bij delen van het Groene Hart hoort. Het Utrechtse deel van het Groene Hart kent vaak eeuwenoude overgangen tussen landschappen. Deze zijn soms scherp, soms diffuus. Minstens zo belangrijk zijn de hedendaagse overgangen tussen stad en land en de manieren waarop snelwegen en de (groene) omgeving met elkaar ademen. Uit deze beschrijving komen twee typen landschappen naar voren:
  • zones (rivierlinten, oude stroomruggen): lineaire landschappen met een meanderende rivier als basis. Rond de rivier heeft zich een beschut en intiem landschap ontwikkeld, met een mozaïek van gemengd grondgebruik, hoge bomen en bosschages, linten langs slingerende wegen en af en toe een dorp of stadje aan de rivier. De rivieren vormden van oudsher de grote transportaders door het landschap. Deze functie is veelvuldig uitgebouwd met moderne grootschalige infrastructuur (wegen, spoor, etc.), parallel aan de rivier. Van oudsher kennen de stroomruggen(relatief) meer dynamiek;
  • velden (open polder, veen, droogmakerijen, waarden): vlakke, open landschappen met vergezichten tot aan de horizon. De open ruimte wordt bepaald door een tapijt van gras in een strokenverkaveling. Rechte sloten, weteringen, wegen, kades en dijken articuleren het vlak. Bebouwing ligt in rechte linten in de ruimte. Aan de horizon wordt de openheid begrensd door randen van linten en opgaande beplanting. De velden stralen rust en stilte uit. 
Bij ontwikkelingen in het landschap van het Groene Hart staat het versterken van de diversiteit op het schaalniveau van de verschillende typen landschap centraal. Daarbij dienen de kernkwaliteiten gerespecteerd en benut te worden om de contrasten tussen de verschillende typen landschap te behouden én te versterken. Enkel en alleen het accent leggen op rust en stilte doet geen recht aan het Groene Hart. Het waarborgen van rust vraagt ook het bieden van ruimte voor vormen van dynamiek. Daarbij ligt de focus op het vergroten van de contrasten in rust en dynamiek tussen de agrarische landschappen van de velden en de dynamische landschappen van de oude stroomruggen. De provincie geeft in haar beleid aan om zorgvuldig om te gaan met de open, lege ruimte en de dynamiek te concentreren in de ‘zones’.
 
Het gebied waarop de aanvraag ziet bevindt zich in de lintbebouwing langs het riviertje “De Meije”. Deze lintbebouwing is meer geconcentreerd rond de kern Meije en in een straal van circa 1,5 kilometer in oostelijke richting. Het gebied waarop de aanvraag zietbevindt zich op een afstand van circa 1,2 kilometer vanaf de dorpskern en zijn dus gelegen binnen de zone waarin de bebouwing meer geconcentreerd is.
   
Conclusie
Het gebied waarop de aanvraag zietis gelegen in een gebied met lintbebouwing. Deze lintbebouwing bevindt zich op redelijk korte afstand van de dorpskern. Ten opzichte van het plassengebied van Nieuwkoop en de agrarische open polder wordt de lintbebouwing gekenmerkt als een zone met meer dynamiek, waarbinnen het gebied waarop de aanvraag zietkan worden gesitueerd zonder afbreuk te doen aan het karakter van dit landschapstype.
4.8 Luchtkwaliteit
In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer is de regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteit vastgelegd.
In artikel 5.16 van de Wet milieubeheer is vastgelegd dat bestuursorganen bevoegdheden, zoals het vaststellen van een bestemmingsplan of het nemen van een Omgevingsvergunning waarin wordt afgeweken van het vigerende bestemmingsplan, mogen uitoefenen wanneer sprake is van één van de volgende gevallen: 
  • Er is geen sprake is van een (dreigende) overschrijding van de grenswaarden.
  • De concentratie van de desbetreffende stoffen in de buitenlucht verbetert of blijft ten minste gelijk.
  • Het plan draagt ‘niet in betekenende mate’ bij aan de concentratie van de desbetreffende stoffen in de buitenlucht.
  • De ontwikkeling is opgenomen in een vastgesteld programma, zoals het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). 
Een nadere uitwerking van de regelgeving met betrekking tot het begrip ‘niet in betekende mate’ is vastgelegd in het ‘Besluit niet in betekende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)’ en de ‘Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)’.
 
Voor ontwikkelingen die ‘niet in betekenende mate’ bijdragen aan de luchtverontreiniging hoeft niet te worden getoetst aan de grenswaarden. In de Regeling zijn categorieën van gevallen benoemd die in ieder geval als ‘niet in betekenende mate’ worden aangemerkt en waarvoor toetsing aan de grenswaarden dus zonder meer achterwege kan blijven.
 
In de paragraaf 2.2. Verkeer, parkeren en ontsluiting van deze ruimtelijke onderbouwing wordt een beschrijving gegeven van de verkeerstoename van de nieuwe activiteiten. Uitgaande dat:
  • Het gebruik als recreatief nachtverblijf 7 dagen/week het gehele jaar voor 24 uur (uitchecken voor 12.00 uur en inchecken na 18.00 uur);
  • Het terras, gedurende 7 dagen/week gedurende het gehele jaar, is geopend van 08.00 – 23.00 uur;
  • Verhuur van vaartuigen, waaronder kano's, subs en sloepen, gedurende 7 dagen/week gedurende het gehele jaar, is geopend van 08.00 – 23.00 uur;
Dan zouden deze activiteiten leiden tot 128 extra voertuigbewegingen per etmaal. Uit het verkeersonderzoek van Goudappel en Coffeng volgt namelijk uit tabel 5.1 (verkeersprognose) dat er in een “worst case” situatie 128 verkeersbewegingen per etmaal optreden.
 
In de NIBM-tool moet worden uitgegaan van de toename van het totale aantal extra motorvoertuigbewegingen per etmaal, uitgaande van het “weekdaggemiddelde”. Dit houdt in dat het verkregen getal (mtv/etmaal) is omgerekend naar het weekdaggemiddelde. Het verkregen cijfer is opgenomen in de NIBM-tool (versie 30-03-2015):
 
Uit de NIBM-tool blijkt dat de verkeer aantrekkende werking van de activiteiten niet in betekende mate is.
 
Vanaf 1 januari 2015 geldt er ook een grenswaarde voor een kleinere fractie van fijn stof namelijk PM2,5 . De grenswaarde voor PM2,5 bedraagt 25 μg/m³. Gezien het grote verschil tussen de grenswaarde en de achtergrondconcentratie zullen overschrijdingen van deze grenswaarde niet vaak voorkomen. Het blijkt dat als de grenswaarde voor PM10 niet wordt overschreden, er geen overschrijdingen van de grenswaarde voor PM2,5 zal zijn.
 
Conclusie
Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat wordt voldaan aan de luchtkwaliteitsconcentraties. Het aspect luchtkwaliteit is geen belemmering voor het plan.
 
4.9 Geur
 toelichting paragraaf 4.5 De nieuwe wet geurhinder en veehouderij wil gemeenten meer ruimte bieden voor het voeren van eigen beleid en het toepassen van maatwerk. Binnen bepaalde bandbreedten mogen gemeenten zelf de waarden van de toegestane geurbelasting en de afstandsnormen bepalen. Daarnaast hebben gemeenten de bevoegdheid gekregen om objecten aan te wijzen die niet worden aangemerkt als geurgevoelig object. In 2009 heeft de gemeente Woerden de verordening “Verordening lokaal geurbeleid veehouderijen landelijk gebied Woerden” vastgesteld. In deze verordening is een geurnorm voorgeschreven van ten minste 25 meter afstand vanaf het emissiepunt tot het geurgevoelig object.
 
Volgens de verordening geldt er een afstand van 25 meter voor het cultuurhistorisch waardevol gebouw en een afstand van 50 meter voor de overige bestemmingen. Binnen een afstand van 50 meter tot aan het
gebied waarop de aanvraag ziet bevinden zich langs de Meije geen veehouderijen.
 
De volgende veehouderijen bevinden zich in de omgeving van het gebied waarop de aanvraag ziet:
  • Dwarsweg 1 Zegveld op een afstand van 1000 meter vanaf het gebied waarop de aanvraag ziet;
  • Rondweg 36 Zegveld op een afstand van 1700 meter vanaf het gebied waarop de aanvraag ziet. 
Aan de overzijde van Meije 300 bevindt zich een boomkwekerij. Het kweekmateriaal bevindt zich op een afstand van 17 meter vanaf het gebied waarop de aanvraag ziet. Er zijn geen wettelijke bepalingen over minimaal aan te houden afstanden tussen gronden waarop gewassen in de open lucht worden geteeld en geurgevoelige objecten. De Europese wetgeving met betrekking tot het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen is met name gericht op de reductie van de risico’s van het gebruik van deze middelen voor mens en milieu. De teeltvrije zones die gehanteerd worden in het Activiteitenbesluit milieubeheer zijn opgenomen vanwege de bescherming van het watermilieu.
Ten aanzien van (kleinschalige) horeca-activiteiten zijn milieuvoorschriften opgenomen in het Activiteitenbesluit. Het Activiteitenbesluit is van toepassing op het gebied waarop het project ziet. In het Activiteitenbesluit zijn ten aanzien van categorie B inrichtingen standaard geurnormen opgenomen.
 
Conclusie
Het gebied waarop de aanvraag ziet is gelegen in een gebied wat volgens de berekening van de Rijksoverheid behoort tot een gebied met de laagste klasse aan luchtverontreiniging. Het gebied waarop de aanvraag zietzal geen wijziging in de kwaliteitscategorie veroorzaken. Dit betekent dat de activiteiten in het gebied waarop de aanvraag ziet worden gerekend tot de categorie, die “niet in betekenende mate” bijdragen aan de luchtkwaliteit.
 
Daarnaast is het gebied waarop de aanvraag zietniet gelegen binnen de geurcontouren die volgens de gemeentelijke verordening zijn voorgeschreven.
 
Tenslotte is in toelichting paragraaf 4.5 “Milieuhinder bedrijvigheid” aangegeven tot welke categorie het gebied waarop de aanvraag ziet behoort. Voor deze categorie geldt er ten aanzien van het aspect geur een afstandscriterium van 10 meter, die geen belemmering vormt voor het ontwikkelen van het gebied waarop de aanvraag ziet
.
4.10 Water
Het gebied waarop de aanvraag ziet bevindt zich naast het riviertje De Meije op het grondgebied van de gemeente Woerden. Het plangebied bevindt zich op de grens van twee waterschappen te weten Hoogheemraadschap Rijnland en Hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden. Op onderstaande kaart zijn de kernzone’ s en beschermingszones voor het Hoogheemraadschap Rijnland aangegeven.
 
 
In 2012 is een drietal parkeerplaatsen naast de woning vergund door het Hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden
(parkeerplaatsnrs. 15, 16, 17 op situatietekening van bureau ZOOM). De bestaande parkeervoorzieningen langs de openbare weg worden niet gewijzigd. Er vindt geen wijziging in de bebouwing plaats. Daarnaast worden er als gevolg van de aangevraagde activiteiten geen aanvullende werkzaamheden uitgevoerd, zoals het aanbrengen van bestrating en anderszins civieltechnische werkzaamheden.
 
Het Hoogheemraadschap Rijnland heeft (in overleg met het Hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden) de activiteiten in het gebied waarop de aanvraag ziet getoetst aan de daarvoor geldende eisen en is akkoord met dit plan, waarbij wordt verwezen naar de brief van 28 september 2015 welke als bijlage is opgenomen (zie bijlagen bij toelichting bijlage 8).
 
5 Uitvoerbaarheid
5.1 Economische uitvoerbaarheid
De initiatiefnemers zijn zich ervan bewust dat alle kosten die gemaakt worden in of ten behoeve van de procedure en de uitvoering voor rekening van de initiatiefnemers komen. Dit betreft onder meer de kosten voor de benodigde onderzoeken, de kosten voor het aanvragen van de omgevingsvergunning en de legeskosten die voldaan dienen te worden.
 
Een bedrijfsplan is ter beoordeling aan het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Woerden ter beschikking gesteld. In de ruimtelijke afwegingen zijn onderdelen vanuit het bedrijfsplan opgenomen die relevant zijn. Het overig deel van het bedrijfsplan wordt vertrouwelijk behandeld.
 
Door initiatiefnemers is een planschadeovereenkomst met de gemeente Woerden ondertekend. Omdat de betreffende aanvraag niet ziet op een bouwplan zoals bedoeld in de 'Grex-wet' is verder kostenverhaal niet wettelijk vereist.
 
5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
De omgevingsvergunning zal conform de wettelijke vereisten kenbaar worden gemaakt. Voor de voorliggende ontwikkeling wordt de navolgende procedure gevolgd: Aanvraagprocedure conform afdeling 3.4 Awb. De aanvraag omgevingsvergunning wordt ter inzage gelegd. Aanvullend wordt opgemerkt dat conform 6:12 eerste lid van het Besluit Omgevingsrecht de stukken ook toegezonden worden aan ondermeer Gedeputeerde Staten van Utrecht en de Inspecteur.
 
Op 4 juni 2015 hebben wij de aanvraag voor een omgevingsvergunning ontvangen voor het gebruiken van de hooimijt en het terras voor horeca voor 7 dagen per week, op het adres Meije 300, kadastraal bekend gemeente Zegveld ZVD00 sectie G nummer 1187 G 0 en gemeente Zegveld ZVD00 sectie G nummer 118 G 0. In de periode van 14 juli tot en met 24 augustus 2016 heeft de aanvraag, alsmede ons concept – omgevingsvergunning en de daarbij behorende stukken, ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn zienswijzen ingediend en hebben ons aanleiding gegeven om de aanvrager in de gelegenheid te stellen haar aanvraag aan te vullen, dan wel dat wij het ontwerpbesluit intrekken. Op 6 en 10 januari 2017 heeft de aanvrager haar aanvraag aangevuld. De voorliggende ruimtelijke onderbouwing richt zich dan ook op voornoemde aanvullingen van de aanvraag van 6 en 10 januari 2017.
 
Voor wat betreft de weerlegging van de zienswijzen verwijzen wij naar de in de bijlage opgenomen zienswijzennota.