Gezien de ligging nabij het Natura 2000-gebied Nieuwkoopse Plassen & de Haeck gebied is er mogelijk sprake van verstoring van het habitat- en vogelrichtlijngebied.
In het kader van de bestemmingsplanprocedure voor het bestemmingsplan Landelijk gebied Woerden, Kamerik en Zegveld, herziening 3 destijds is een natuurtoets uitgevoerd door het Bureau Waardenburg (rapportage 13 februari 2015, rapportnummer 14-238). De locatie Meije 300 maakt onderdeel uit van deze natuurtoets.
In de effectbeoordeling van dit onderzoek is aangegeven dat relevante activiteiten die mogelijk effecten hebben op de natuur activiteiten zijn die zullen leiden tot:
Met betrekking tot het Natura 2000-gebied Nieuwkoopse Plassen & de Haeck kan worden geconcludeerd dat er geen negatieve effecten zullen optreden door de functies en gebruik van De Blauwe Meije. De kwalificerende habitattypen, genoemd in de instandhoudingsdoelstellingen, worden niet aangetast of vernietigd door de beoogde activiteiten en wijziging in gebruik. Ook de kwalificerende habitatricht- en vogellijnsoorten ondervinden geen verstoring. Er kan van uit worden gegaan dat er geen extra verstorende effecten zijn te verwachten ten gevolge van cumulatie. Aangezien er geen negatieve effecten zijn te verwachten kan er vanuit worden gegaan dat ook cumulatie van effecten niet zullen optreden.
Per 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming van kracht (Stb. 2016, nr. 34 en Stb.2016, nr. 384). De reeds afgeven verklaring van geen bedenkingen van Gedeputeerde Staten van Zuid – Holland ex artikel 47b, eerste lid, Nbwet 1998 gelden als verklaringen als bedoeld in artikel 2.27, eerste lid, Wabo. Vorenstaande volgt uit artikel 9.4, vierde lid van voornoemde nieuwe wet.
De aanvullende aanvraag is ingediend op 6 en 10 januari 2017. Dit betekent dat de nieuwe wet hierop dient te worden toegepast. Het beschermingsregime van soorten als bedoeld in de Habitatrichtlijn wordt geregeld in paragraaf 3.2. In artikel 3.5. staat dat het verboden is om in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV onderdeel a bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijke verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen. In het vierde lid van dit artikel wordt gesteld dat het verboden is de voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van dieren – als bedoeld in eerste lid – te beschadigen of te vernielen.
Paragraaf 2.3. ziet op het beoordelen van plannen, projecten en andere handelingen. In artikel 2.7, tweede lid, van de nieuwe wet staat dat het verboden is om zonder vergunning van GS projecten te realiseren of andere handelingen te verrichten die gelet op de instandhoudingsdoelstellingen voor een Natura 2000- gebied de kwaliteit van de natuurlijke habitats of de habitats van soorten in dat gebied kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op soorten waarvoor dat gebied is aangewezen.
Op grond van artikel 2.1, eerste lid, onderdeel i van de Wabo is in artikel 2.2aa Bor geregeld dat de Natura 2000 – toets en de flora – en faunatoets onderdeel zijn van de omgevingsvergunning ingeval degene die de desbetreffende activiteit verricht daarvoor kiest. De flora – en fauna-ontheffing is vereist als een handeling zou leiden tot een inbreuk op een verbod ex artikel 3.5.van de Wet natuurbescherming. GS is in beginsel het orgaan om bij de behandeling van omgevingsvergunningen de inhoudelijke beoordeling van de natuuraspecten (artikel 6.10a, eerste en tweede lid Bor) en geven bij een positief oordeel een verklaring van geen bedenkingen af (Besluit van 11 oktober 2016, houdende regels ter uitvoering van de Wet natuurbescherming (Besluit natuurbescherming), Stb. 2016, nr. 383, p. 165).
Gelet op artikel 2.7 dient het effect van het plan onderzocht te worden “afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten”. Er moet dus rekening worden gehouden met de effecten van de reeds bestaande activiteiten en van activiteiten, die feitelijk nog niet zijn aangevangen maar die juridisch bezien al toelaatbaar worden geacht. De passende beoordeling bij de aanvraag om omgevingsvergunning moet aan een aantal eisen voldoen, zoals neergelegd in artikel 8.1, vierde lid, Regeling omgevingsrecht. Het gaat erom dat de passende beoordeling in elk geval gegevens bevat over het gebied met inbegrip van de instandhoudingsdoelstellingen voor dat gebied, voor welke specifieke instandhoudingsdoelstellingen het project mogelijk negatief of positief gevolgen heeft, een beschrijving van de mogelijke gevolgen per individuele instandhoudingsdoelstelling, alsmede de maatregelen die genomen kunnen worden om de gevolgen te verzachten of te voorkomen.
Gaat het om een aanvraag om omgevingsvergunning voor een activiteit waarbij bijvoorbeeld een beschermd soort wordt verstoord (artikel 3.5, tweede lid Wet natuurbescherming) dan dient de aanvrager ingevolge artikel 8.2 Regeling omgevingsrecht een beschrijving te geven van de handelingen die uitgevoerd zullen worden, alsmede het doel en het belang van de handelingen die plaats gaan vinden, voor welke beschermde soorten vergunning wordt gevraagd en voor welke handeling de vergunning wordt aangevraagd. Bijzonder is dat in artikel 8.2. tweede lid van voornoemde Regeling een activiteitenplan door de aanvrager dient te worden opgesteld, waarin ondermeer verantwoording van het onderzoek dat naar de effecten van de voorgenomen handelingen is gedaan en naar de verspreiding van de beschermde soort.
Voor de gemeente en provincie is de “Routeplanner beschermde natuur binnen de omgevingsvergunning” door het Ministerie van EZ opgesteld. Indien initiatiefnemer iets wil ontwikkelen dan zal hij of zij eerst informatie moeten verzamelen om erachter te komen of er sprake zou kunnen zijn van schadelijke effecten die optreden door de ontwikkeling van dit hotel om bij dit voorbeeld te blijven. Geadviseerd wordt om hulpmiddelen te gebruiken zoals informatie van RVO, een database met soorten, een effectenindicator soorten en een maatregelenindicator soorten. Al deze hulpmiddelen kan ingezet worden om te bepalen of schadelijke effecten kunnen ontstaan door de activiteit op de beschermde soort. Blijkt geen sprake te zijn van schadelijke effecten, dan kan initiatiefnemer de omgevingsvergunning aanvragen zonder het onderdeel “handelingen met gevolgen voor beschermde dier – en plantensoorten en/of beschermde natuurgebieden” in te vullen. Zijn er wel mogelijke schadelijke effecten te verwachten dan kan men of het initiatief aanpassen, dan wel het uitvoeren van een ecologisch onderzoek. Afhankelijk van de complexiteit kan dan een verdiepend ecologisch onderzoek volgen. Met de uitkomsten van het ecologisch onderzoek in de hand kan initiatiefnemer zijn of haar vergunning aanvragen
Met verwijzing naar de artikelen 8.1. en 8.2. van de Regeling Omgevingsrecht en de artikelen 2.2aa onderdeel a en b van het Besluit Omgevingsrecht, is er sprake van een handeling. In deze aanvraag is dan ook geen sprake van een project, maar van een handeling, zoals genoemd in deze artikelen. In het kader van de onderhavige aanvraag is geen sprake van een project omdat geen fysieke ingreep in natuurlijk milieu of landschap plaatsvindt. Er is sprake van een handeling waarbij wordt verwezen naar de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State d.d. 27 december 2012 met het nummer 201111811/1/A4,ECLI:NL:RVS:2012:BY7293 Dit geldt ook voor de ontsluitingsweg, immers vindt bij het enkel openstellen van een weg geen ingreep plaatst, temeer daar het enkel gaat om het openstellen van een bestaande verharde weg die zonder het treffen van maatregelen geschikt is om te dienen als ontsluitingsweg (zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 6 maarrt 2013, nr. 201113007/1/A4, ECLI:NL:RVS:2013:BZ3382 )
Met betrekking tot het bepaalde in artikel 8.1. van de Regeling Omgevingsrecht en het bepaalde in artikel 2.2.aa onderdeel a van het Besluit Omgevingsrecht kunnen de in deze aanvraag genoemde activiteiten gevolgen hebben voor het Natura 2000-gebied “De Nieuwkoopse Plassen & de Haeck” . De precieze afstand van de delen van het perceel waarop de bebouwing staat waarin de activiteiten plaatsvinden tot het Natura 2000 gebied bedraagt, inclusief de breedte van de rivier de Meije, 12,23 meter. Verwezen wordt naar de onderstaande afbeelding.
Met betrekking tot het bepaalde in artikel 8.1. van de Regeling Omgevingsrecht en het bepaalde in artikel 2.2.aa onderdeel a van het Besluit Omgevingsrecht kunnen de in deze aanvraag genoemde activiteiten gevolgen hebben voor het Natura 2000-gebied “De Nieuwkoopse Plassen & de Haeck” . De precieze afstand van de delen van het perceel waarop de bebouwing staat waarin de activiteiten plaatsvinden tot het Natura 2000 gebied bedraagt, inclusief de breedte van de rivier de Meije, 12,23 meter. In de zogenaamde “Voortoets”, bijlage behorend bij de bij deze aanvraag behorende ruimtelijke onderbouwing, is op pagina 9 tevens middels figuur 3 een kaartbeeld gevoegd waarop de locatie van de activiteit in relatie tot het betreffende Natura 2000 gebied opgenomen. Naar deze kaart wordt hierbij verwezen.
Met betrekking tot het bepaalde in artikel 8.2. van de Regeling Omgevingsrecht en het bepaalde in artikel 2.2.aa onderdeel b van het Besluit Omgevingsrecht wordt voldaan aan het bepaalde in het eerste lid van artikel 8.2. Regeling Omgevingsrecht:
Sub a:
In de aanvraag zijn de activiteiten genoemd die worden gezien als handelingen in de zin van de regeling omgevingsrecht. Een specifieke beschrijving van deze handelingen is te vinden in hoofdstuk 2 van deze ruimtelijke onderbouwing, waarnaar wordt verwezen.
Sub b:
Het doel en belang van de handelingen betreft het exploiteren van de in de aanvraag genoemde activiteiten op het perceel Meije 300 dat in eigendom is van de initiatiefnemer. Gezien de wens om de aangevraagde activiteiten op het perceel Meije 300 uit te oefenen, heeft de initiatiefnemer belang bij de onder sub a en in de aanvraag beschreven handelingen.
Sub c:
De beschermde soorten waarvoor een omgevingsvergunning wordt gevraagd, zijn opgenomen in de Voortoets, met name tabel 2 “Beoordeling huidige kwaliteit leefgebieden habitatsoorten (bron: beheerplan Natura 2000-gebied Nieuwkoopse Plassen en de Haeck, Provincie Zuid- Holland) “, op pagina 11, alsook Tabel 3 “Beoordeling huidige kwaliteit leefgebiedenbroedvogelsoorten en niet- broedvogelsoorten (bron: Ontwerp beheerplan Natura 2000-gebied Nieuwkoopse Plassen en de Haeck, Provincie Zuid-Holland)” op pagina 12 alsmede in bijlage 1 behorend bij de voortoets, met name in de essentietabel Natura 2000-gebied 103, Nieuwkoopse Plassen & Haeck.
Het betreft de volgende beschermde soorten:
Nederlandse naam Wetenschappelijke naam
Zeggekorfslak Vertigo Moulinsiana
Gestreepte waterroofkever Graphoderus bilineatus
Bittervoorn Rhodus amarus
Kleine modderkruiper Cobitis taenia
Meervleermuis Myotis dasycneme
Noordse woelmuis Microtus oeconomus
Groenknolorchis Liparis Loeselii
Platte Schijfhoren Anisus vorticulus
Roerdomp Botaurus stellaris
Purperreiger Ardea purpurea
Zwartkopmeeuw Ichthyaetus melanocephalus
Zwarte stern Chilidonias niger
Snor Locustella luscinioides
Rietzanger Acrocephalus schoenobaenus
Grote zilverreiger Ardea Alba
Sub d:
Het gaat om handelingen bedoeld in artikel 3.1., 3.5. of 3.10 van de Wet Natuurbescherming.
Blijkens het onderzoek van Bureau Aandacht Natuur zijn geen significante negatieve effecten te verwachten van de activiteiten op de beschermde soorten en de beschermde habitats en habitats van soorten die in het Natura 2000 – gebied “Nieuwkoopse Plassen & De Haeck” voorkomen.
Conclusie
Het gebied waarop de aanvraag ziet is niet gelegen binnen een gebied dat is aangeduid tot EHS, Groene contour of een gebied met natuurwaarden buiten de EHS en Groene contour. Het gebied waarop de aanvraag ziet heeft geen nadelig effect op de instandhoudingsdoelen voor soorten uit de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn. Uit de berekening van Aerius ten aanzien van de stikstofdepositie blijkt dat voor het gebied waarop de aanvraag ziet geen significant effect heeft op de ecologische waarden. Tenslotte voldoen zowel de aanvraag als de ruimtelijke onderbouwing alsmede de bijbehorende bijlagen (onderzoeken en verklaring van geen bedenkingen) aan de eisen die gesteld worden in de Wet Natuurbescherming die per 1 januari 2017 geldt.