direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Linten 3
Status: ontwerp
Plantype: uitwerkingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0627.upTriangellinten3-0301

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doelstelling

De Triangel is de nieuwe grootschalige uitbreidingswijk aan de zuidzijde van Waddinxveen dat ruimte biedt aan circa 2.700 nieuwe woningen, 3 hectare aan voorzieningen en 5 hectare aan bedrijven/ kantoren. Voor het gehele plangebied is op 24 september 2008 het bestemmingsplan Triangel vastgesteld.
Met het oog op de lange doorlooptijd waarin De Triangel zal worden ontwikkeld is in dit bestemmingsplan gekozen voor een flexibele planologisch- juridische regeling: er is in nagenoeg het gehele plangebied sprake van uit te werken bestemmingen. Dit houdt in dat door middel van uitwerkingsplannen ex artikel 3.6 Wro ontwikkelingen gefaseerd mogelijk worden gemaakt.

Tweede Bloksweg 30

Voorliggend uitwerkingsplan 'Triangel Linten 3' betreft twee kavels. Het plangebied van dit uitwerkingsplan ligt aan de Tweede Bloksweg. Op basis van het moederplan is langs deze weg de bouw mogelijk van extra woningen.

De eerste kavel van onderhavig uitwerkingsplan betreft het adres Tweede Bloksweg 30. Dit is een bestaande woning waar de bewoners voornemens zijn een bijbehorend bouwwerk te realiseren. Er is geen sprake van de bouw van een nieuwe woning. Om het bijbehorend bouwwerk te kunnen realiseren zal een uitwerkingsplan opgesteld moeten worden om zodoende het bouwverbod uit het moederplan op te heffen. Voor het bijbehorend bouwwerk wordt marginaal getoetst aan gemeentelijk beleid en milieuaspecten. Op de verbeelding en in de regels is dit perceel meegenomen, zodat het bijbehorend bouwwerk gerealiseerd kan worden.

Het tweede kavel betreft het perceel naast (zuidzijde) Tweede Bloksweg 30. Hier wordt een nieuwe woning gebouwd met bijgebouw. Het bijgebouw zal aansluiten bij het bijgebouw op het adres Tweede Bloksweg 30.

Deze weg vormt een oorspronkelijk lint waarbinnen op basis van het uitwerkingsplan de bouw mogelijk is van vrijstaande woningen. In 2012 is het eerste uitwerkingsplan 'Triangel Linten 1' voor de linten vastgesteld en in 2013 'Plan 1' en 'Triangel Linten 2'. De milieuonderzoeken en beleidsdocumenten die voor die plannen zijn opgesteld/ behandeld, zijn de basis voor onderliggend uitwerkingsplan.

1.2 Ligging plangebied en begrenzing plangebied

De Triangel ligt ingesloten tussen de spoorlijn Alphen/Gouda en de Beijerincklaan.
De Tweede Bloksweg loopt parallel aan de Beijerincklaan aan de westzijde van De Triangel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0627.upTriangellinten3-0301_0001.jpg"

Ligging De Triangel in Waddinxveen

De begrenzing van het plangebied is afgestemd op het toekomstig perceel Tweede Bloksweg 30 en het perceel hiernaast.

afbeelding "i_NL.IMRO.0627.upTriangellinten3-0301_0002.jpg" Ligging plangebied

1.3 Bestemmingsplan Triangel

Vanaf het begin heeft de gemeente Waddinxveen een hoog ambitieniveau nagestreefd voor de ontwikkeling van De Triangel. Daarnaast zijn er enkele uitdagende ruimtelijke aspecten die beperkingen opleggen aan de stedenbouwkundige ontwikkelingen in het plangebied. Bovendien heeft de gemeente vanaf het begin gezocht naar een breed draagvlak voor de ontwikkeling van De Triangel.
Ten behoeve van de ontwikkeling van De Triangel heeft de gemeente Waddinxveen een masterplan op laten stellen. Hierin wordt na afweging van verschillende opties, waarbij ook door de burgers van Waddinxveen is mee gedacht over de beoogde ontwikkeling, de stedenbouwkundige randvoorwaarden en uitgangspunten voor de ontwikkeling van De Triangel besproken. De gemeente heeft het masterplan vervolgens samen met een marktpartij verder uitgewerkt in een Integraal Ontwikkelingsplan Park Triangel (IOP). Het IOP is een pakket van stedenbouwkundige, kwalitatieve, juridisch-planologische, financiële en contractuele elementen. Op 22 januari 2014 heeft de gemeenteraad de uitwerkingen in lijn met het IOP bekrachtigd.

Het bestemmingsplan Triangel is één van de vijf onderdelen van het IOP. De opgaaf van het bestemmingsplan Triangel is om de ontwikkeling van De Triangel juridisch-planologisch mogelijk te maken. Daartoe is de bestemming van de gronden omgezet naar een bestemming die woningbouw mogelijk maakt. Er is gewerkt met uit te werken bestemmingen.

Voor het opstellen van het (moeder)bestemmingsplan Triangel is een m.e.r.-procedure doorlopen en er zijn bij het opstellen van het bestemmingsplan verschillende aanvullende onderzoeken uitgevoerd. Hiermee is de haalbaarheid van de nieuwe ontwikkelingen aangetoond.
Voor de uitwerkingsplannen zal ook daar waar mogelijk terug worden gegrepen naar de reeds uitgevoerde onderzoeken en het beschreven beleidskader. Daar waar nodig zijn gegevens geactualiseerd.

1.4 Opzet uitwerkingsplan

In hoofdstuk 2 wordt kort het beleidskader beschreven. In hoofdstuk 3 wordt de 'Visie inpassing Tweede Bloksweg en Tuinbouwweg toegelicht aangezien het plangebied binnen deze zone ligt.
De planologische en milieutechnische randvoorwaarden zijn beschreven in hoofdstuk 4 en in hoofdstuk 5 is de juridische bestemmingsregeling toegelicht.
Hoofdstuk 6 en 7 behandelen achtereenvolgens de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

Voor het plangebied vigeert het bestemmingsplan Triangel. Het plangebied is voorzien van uit te werken bestemmingen. Voorliggend uitwerkingsplan maakt, in overeenstemming met de uitwerkingsregels en het IOP (zie 2.2.6), de bouw mogelijk van één woning.

De beleidsmatige afweging met betrekking tot de inrichting van De Triangel is reeds gemaakt in het kader van het moederplan. In de tussentijd is geen nieuw beleid geformuleerd of geactualiseerd dat van invloed is op deze afweging. Daarom wordt met betrekking tot het rijks- en provinciaal beleid verwezen naar het moederplan. In voorliggend uitwerkingsplan wordt derhalve niet concreet ingegaan op het daar benoemde beleid.
Wel wordt recent (na september 2008) relevant ruimtelijk beleid kort beschreven.

2.1 Provinciaal/regionaal beleid

2.1.1 Structuurvisie- Visie op Zuid-Holland en Verordening Ruimte

De Visie op Zuid-Holland (Actualisering vastgesteld op 30 januari 2013) bestaat uit de Provinciale Structuurvisie, de Verordening Ruimte en de Uitvoeringsagenda. Hierin beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen (structuurvisie), stelt zij regels aan ruimtelijke ontwikkelingen (verordening) en geeft zij aan wat nodig is om dit te realiseren (uitvoeringsagenda). Visie op Zuid-Holland is in de plaats gekomen van de vier streekplannen en de Nota Regels voor Ruimte.

De Triangel is in de provinciale plannen binnen de rode contour gelegd. Dit houdt in dat stedelijke ontwikkelingen, zoals woningbouw, kunnen plaatsvinden. De ligging in de rode contour brengt met zich mee dat vanuit de provinciale Verordening Ruimte geen bijzonderheden gelden. De nieuwe ontwikkelingen die in dit uitwerkingsplan zijn voorzien doen geen afbreuk aan provinciale belangen.

2.1.2 Visie Ruimte en Mobiliteit

De provincie heeft de taak om op (boven)regionaal niveau te sturen op de inrichting en de ruimtelijke kwaliteit van verschillende functies over de schaarse ruimte in Zuid-Holland. Hiermee werkt zij aan een aantrekkelijke leefomgeving en goede internationale concurrentiepositie. Dat doet zij met de Visie Ruimte en Mobiliteit, de Verordening ruimte 2014, het Programma Ruimte, en het Programma Mobiliteit. Deze instrumenten komen in de plaats van de huidige Provinciale Structuurvisie, de Verordening Ruimte en het provinciaal Verkeer- en vervoersplan. Provinciale Staten stellen de nieuwe Visie, Verordening en de Programma’s in juli 2014 vast.

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland hebben de Ontwerpvisie Ruimte en Mobiliteit (VRM) vastgesteld. De ontwerpvisie ligt ter inzage van 8 januari 2014 tot en met 18 februari 2014. In de ontwerpvisie en bijbehorende documenten beschrijft het college van Gedeputeerde Staten het provinciale beleid, de regels en de wijze van uitvoering voor de ruimtelijke ontwikkeling en het mobiliteitsbeleid in de provincie Zuid-Holland.

Het pakket ontwerpdocumenten omvat:

  • Ontwerpvisie Ruimte en Mobiliteit
  • Ontwerpverordening Ruimte
  • Ontwerpprogramma Ruimte
  • Ontwerpprogramma Mobiliteit

In de Visie Ruimte en Mobiliteit is De Triangel op de kaart 'Handelingskader ruimtelijke kwaliteit' aangeduid als de groene ruimte, beschermingscategorie 3. Dit houdt in dat ruimtelijke ontwikkelingen zoveel mogelijk moeten bijdragen aan instandhouding en versterking van de gebiedskenmerken en de ruimtelijke kwaliteit, zoals benoemd op de vier lagen van de kwaliteitskaart. Ook aan transformaties in de groene ruimte worden eisen met betrekking tot de ruimtelijke kwaliteit gesteld. Instandhouding en versterking van de ruimtelijke kwaliteit kan via de gebiedsprofielen voor de gehele provincie een gebiedsspecifieke invulling krijgen.

2.1.3 Waterbeheerplan 2010 - 2015

Het beleid van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (verder HHSK) is vastgelegd in het waterbeheerplan 2010-2015, de Keur van Schieland en de Krimpenerwaard, peilbesluiten en de leggers. Het HHSK streeft ernaar om samen met gemeenten als partners op te trekken. Er moet worden ingezet op intensief overleg met gemeentebesturen voor het kunnen realiseren van projecten. De ruimtelijke ordening en de waterhuishouding moeten in onderlinge relatie worden ontwikkeld.
Op basis van ervaring en deskundigheid adviseert het HHSK over de mogelijkheden voor een duurzaam watersysteem. De laatste jaren is het inzicht gegroeid dat op een duurzamer wijze met het stedelijk waterbeheer dient te worden omgegaan, mede gezien de klimaatveranderingen. Aandachtspunten voor het duurzame stedelijk waterbeheer zijn het minimaliseren van wateroverlast, het realiseren van voldoende waterberging waarbij zoveel mogelijk een ecologische inrichting wordt nagestreefd, het verantwoord afkoppelen van verhard oppervlak en het voorkomen van diffuse verontreinigingen door toepassing van duurzame bouwmaterialen.

De visie is uitgewerkt in een concreet maatregelenplan:

  • het woongenot, de belevingswaarde en de recreatieve mogelijkheden op en in het water voor burgers nemen toe;
  • de waterkwaliteit voldoet ten minste aan de algemene milieukwaliteitseisen;
  • het waterhuishoudkundig systeem kent goede aan- en afvoermogelijkheden, waarbij de doorspoelbaarheid en de mogelijkheid om onder normale omstandigheden het waterpeil binnen zekere marges te handhaven, voldoende worden gewaarborgd;
  • het watersysteem is zo ingericht dat het de ontwikkeling van biologisch gezond water bevordert.

Voor ontwikkelingen is het waterbeheerplan 2010 – 2015 van het HHSK van belang. Ontwikkelingen gaan vaak gepaard met een toename van het verharde oppervlak. In het waterbeheerplan 2010 – 2015 is beschreven hoe het HHSK omgaat met het bergen van oppervlaktewater bij een toenemende verharding van het oppervlak.

Op 28 november 2012 heeft het Hoogheemraadschap een nieuw peilbesluit genomen. Dit besluit is op 6 december 2012 in werking getreden.

In het kader van het bestemmingsplan Triangel is uitgebreid aandacht besteed aan water. Ook in de toelichting van het voorliggend uitwerkingsplan wordt aangegeven op welke wijze met de waterafspraken (zie paragraaf Water) wordt omgegaan.

2.2 Gemeentelijk/lokaal beleid

2.2.1 Intergemeentelijk Structuurplan Zuidplas (ISP)

Het intergemeentelijk Structuurplan Zuidplas (februari 2006) verwoordt het integraal ruimtelijk plan van de, destijds, vijf Zuidplasgemeenten Gouda, Moordrecht, Nieuwerkerk aan de IJssel, Zevenhuizen-Moerkapelle en Waddinxveen.

Het plangebied De Triangel is geen onderdeel van het Intergemeentelijk Structuurplan Zuidplas. De ruimtelijke planvorming sluit er wel op aan.

2.2.2 Structuurvisie Waddinxveen 2030

In de Structuurvisie "Waddinxveen 2030, positief en realistisch naar 2030" (vastgesteld 3 oktober 2012) is opgenomen dat Waddinxveen zich moet profileren als een vitale gemeente met een sterke identiteit op de overgang tussen stad en Groene Hart. De diversiteit en dorpse kwaliteiten moeten behouden worden. In deze structuurvisie worden de ambities uit de Structuurvisie 2006 en de wijze waarop deze worden gerealiseerd geactualiseerd. Er is opnieuw gekeken naar de kansen en mogelijkheden die Waddinxveen heeft op het gebied van ruimtelijke ontwikkelingen. De gemeente Waddinxveen heeft daardoor opnieuw een duidelijk kader voor toekomstige ontwikkelingen tot 2030.

De gemeente Waddinxveen beoogt met de structuurvisie verscheidene doelen te bereiken:

  • integrale visievorming voor de lange termijn;
  • bijeenbrengen en afwegen van belangen (inhoudelijk en procesmatig);
  • toetsings- en inspiratiekader voor ruimtelijke beslissingen;
  • basis voor uitwerking in sectoraal beleid, gebiedsgerichte visies en in juridisch-planologische kaders (zoals bestemmingsplannen);
  • basis voor uitvoering: zoals het stellen van locatie-eisen en verhalen van kosten.

De Triangel is in de Structuurvisie aangeduid als nieuw woongebied en er is prioriteit gegeven aan deze ontwikkeling.

2.2.3 Woonvisie Waddinxveen 2012-2017

De Woonvisie schetst het beleid van de gemeente Waddinxveen op het gebied van het wonen voor de korte en lange termijn. Voor het woongebied zijn twee hoofdopgaven geformuleerd:

  • voorzien in de woningbehoefte van doelgroepen;
  • inzet op de kwaliteit van woning en woonomgeving.

In de Woonvisie wordt ingezet op de ontwikkeling van De Triangel.

2.2.4 Mobiliteitsplan 2013-2020

Het Mobiliteitsplan 2013-2020 is op 26 juni 2013 door de gemeenteraad vastgesteld. Het mobiliteitsplan vervangt de verkeersvisie uit 2006. In het mobiliteitsplan staan ambities: een optimaal bereikbaar Waddinxveen, verkeersveiligheid voor alle verkeersdeelnemers, stimuleren van het fietsgebruik en het optimaal benutten van het openbaar vervoer. Het doel van het mobiliteitsplan is om deze vier ambities te realiseren. Hiervoor is een routeboek opgesteld. Dit routeboek bestaat uit beleidskaders die gebruikt worden bij diverse (integrale) ontwikkelingen en maatregelen waarmee de grootste knelpunten aangepakt kunnen worden.

Tijdens het opstellen van het mobiliteitsplan is veelvuldig gebruik gemaakt van kennis en kunde van inwoners, het bedrijfsleven en diverse maatschappelijke organisaties van Waddinxveen. Het mobiliteitsplan is een sectorale uitwerking van de in oktober 2012 vastgestelde “Structuurvisie Waddinxveen 2030”. In het mobiliteitsplan staan geen detailuitwerkingen. Hiervoor worden, waar relevant, aparte plannen gemaakt.

In het Mobiliteitsplan is rekening gehouden met de nieuwe woonwijk Triangel.

2.2.5 Waterplan Boskoop en Waddinxveen

Het gemeentelijke beleid is vastgelegd in het Waterplan Boskoop en Waddinxveen (februari 2010). Dit Waterplan is gezamenlijk door de gemeenten Waddinxveen en Boskoop, het hoogheemraadschap van Rijnland en het HHSK opgesteld om knelpunten in het watersysteem aan te pakken en kansen op verbeteringen te benutten. Een opgave voor het Waterplan is te voorzien in de lokale implementatie van het nieuwe waterbeleid (Kaderrichtlijn Water, Nationaal Bestuursakkoord Water). Ook willen de gemeenten en de hoogheemraadschappen zorgen voor een optimale, gezamenlijke aanpak van de wateropgaven. Het waterplan focust op de maatregelen in het bebouwde gebied.

Het waterplan heeft tot doel een integrale visie op te stellen over alle aspecten van het water (met uitzondering van drinkwater en zwembaden) en het implementeren van duurzaam waterbeleid in het bebouwd gebied van beide gemeenten. Het waterplan resulteert uiteindelijk in een maatregelenpakket om te komen tot:

  • een veilig en robuust watersysteem;
  • het voorkomen van wateroverlast en watertekort;
  • een goede waterkwaliteit en een ecologisch gezond watersysteem;
  • het benutten van mogelijkheden voor beleving en recreatie;
  • het optimaliseren van beheer en onderhoud;
  • het optimaliseren van communicatie binnen en tussen partijen.

In het kader van het bestemmingsplan Triangel is uitgebreid aandacht besteed aan water. Ook in de toelichting van het voorliggend uitwerkingsplan wordt aangegeven op welke wijze met de waterafspraken (zie paragraaf 4.8) wordt omgegaan.

2.2.6 Masterplan Triangel/ IOP

In het Masterplan zijn de ruimtelijke kaders voor de ontwikkeling van het gebied aangegeven. Na het Masterplan zijn diverse uitwerkingen opgesteld, zoals visies en ontwikkelingsprogramma's waaronder het IOP.

In februari 2010 heeft de gemeenteraad van Waddinxveen het IOP voor Park Triangel vastgesteld. Dit plan bestaat uit vijf onderdelen:

  • 1. het Stedenbouwkundig Plan met het bijbehorende functionele programma;
  • 2. het Kwaliteitsinstrumentarium, de beschrijving van de te bereiken product- en proces kwaliteit;
  • 3. het Bestemmingsplan Triangel als het vigerende juridisch planologisch kader;
  • 4. de Grondexploitatie van de door de gemeente Waddinxveen en Bouwfonds Ontwikkeling op te richten GEM;
  • 5. de Samenwerkingsovereenkomst tussen de gemeente Waddinxveen en Bouwfonds Ontwikkeling, waarin partijen hun afspraken over de samenwerking bij de ontwikkeling van De Triangel hebben vastgelegd.
2.2.7 Nota archeologiebeleid gemeente Waddinxveen

Gemeentelijk archeologiebeleid (14 november 2012) dient te voldoen aan de uitgangspunten uit de Monumentenwet 1988. Ook voor het gemeentelijk archeologiebeleid van Waddinxveen gelden daarom de volgende uitgangspunten:

  • archeologische resten zoveel mogelijk in de bodem bewaren en alleen opgraven als behoud in de bodem (in situ) niet mogelijk is;
  • de relatie tussen archeologie en ruimtelijke ordening versterken zodat behoud van het bodemarchief onderdeel wordt van het planologische besluitvormingsproces;
  • bodemverstoorders betalen archeologisch vooronderzoek en mogelijke opgravingen en zijn hiervoor operationeel verantwoordelijk.

Het archeologiebeleid is opgebouwd uit vier documenten:

  • de archeologische waarden- en verwachtingenkaart gemeente Waddinxveen;
  • de archeologische beleidskaart gemeente Waddinxveen;
  • de geomorfologische kaart;
  • de cultuurhistorische kaart;
  • de archeologische inventarisatiekaart;
  • een toelichting (verantwoording) op de archeologische waarden en verwachtingenkaart en de beleidskaart;
  • een beleidsnota.

De archeologische waarden- en verwachtingenkaart geeft inzicht in de (opbouw) van het bodemarchief. Op welke plaatsen in de gemeente Waddinxveen zijn er (zo goed als zeker) archeologische sporen aan te treffen, op welke plaatsen zijn er mogelijk archeologische sporen te verwachten, en waar ook zo goed als zeker niet. De archeologische beleidskaart geeft inzicht hoe de gemeente met deze waarden en verwachtingen in het kader van haar ro-beleid om wil gaan: waar geldt wel en waar geldt geen archeologische onderzoeksplicht voor vergunningaanvragers. De bronnen en de argumentatie op basis waarvan de archeologische waarden- en verwachtingenkaart en de beleidskaart tot stand zijn gekomen zijn vermeld in de 'Toelichting op de archeologische beleidskaart Waddinxveen'.

In paragraaf 4.7 wordt nader op dit onderwerp ingegaan.

2.2.8 Beleidsnota externe veiligheid

De gemeente Waddinxveen heeft op 3 oktober 2012 de Beleidsnota externe veiligheid vastgesteld. In de beleidsnota zijn de volgende veiligheidsambities geformuleerd:

  • woongebieden worden zo veilig mogelijk ingericht;
  • de vestiging van nieuwe risicobedrijven in woongebieden is niet toegestaan;
  • binnen het 100% letaliteitsgebied van risicobronnen zijn nieuwe bestemmingen voor verminderd zelfredzame personen niet toegestaan;
  • de vestiging van nieuwe risicobedrijven op bedrijventerrein Coenecoop is uitsluitend toegestaan onder strikte voorwaarden;
  • de vestiging van nieuwe risicobedrijven is toegestaan op Distripark Doelwijk en op het nog te ontwikkelen bedrijventerrein A12 Noord;
  • nieuwe woon- en verblijfsgebouwen worden standaard uitgevoerd met afschakelbare ventilatie;
  • routering gevaarlijke stoffen;
  • aardgasleidingen.


Voor de uitvoering van deze ambities zijn planologische kaders opgenomen, waaraan bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen kan worden getoetst. Om de uitvoering te borgen wordt deze beleidsnota externe veiligheid gekoppeld aan de nieuwe Structuurvisie Waddinxveen 2030 (zie paragraaf 2.2.2) en wordt bij het opstellen van bestemmingsplan rekening gehouden met de geformuleerde ambities. In paragraaf 4.3 wordt nader op dit onderwerp ingegaan.

Hoofdstuk 3 Visie inpassing Tweede Bloksweg en Tuinbouwweg

Op basis van de onderdelen Stedenbouwkundig Plan en Kwaliteitsinstrumentarium, heeft CV Park Triangel een studie gedaan naar de inpassing van de bestaande linten Tweede Bloksweg en Tuinbouwweg. Deze 'Visie inpassing Tweede Bloksweg en Tuinbouwweg' is vastgesteld op 5 januari 2011 en als bijlage bij deze uitwerking gevoegd. Het perceel aan de Tuinbouwweg 30 betreft een bestaand woonhuis. Het bijbehorend bouwwerk is getoetst en geconcludeerd is dat deze binnen de uitgangspunten ten aanzien van bijgebouwen past.

3.1 Huidige situatie

Wegprofielen
De Tweede Bloksweg ligt parallel aan de Beijerincklaan. De wegen worden gescheiden door een brede groenstrook. De Tweede Bloksweg wordt gebruikt als ontsluitingsweg voor de woningen aan de Tweede Bloksweg en de Tuinbouwweg. De Beijerincklaan is een provinciale weg en is een onderdeel van de verbinding van de kern van Waddinxveen met de Rijksweg.
Aan beide zijden van de weg zijn sloten aanwezig. De sloten fungeren mede als erfscheidingen. De woningen aan de Tweede Bloksweg zijn bereikbaar door middel van bruggen en duikers.

Bebouwing
De bestaande bebouwing is gedocumenteerd en onderverdeelt in verschillende typologieën. Deze typologieën zijn;

  • één bouwlaag met zadelkap;
  • één bouwlaag met dwarskap;
  • één bouwlaag met mengvorm kap;
  • twee bouwlagen met zadelkap;
  • één bouwlaag bungalow;
  • één bouwlaag schuur met zadelkap.

Langs de Tweede Bloksweg komen voornamelijk drie hoofdtypologieën voor, te weten één bouwlaag met zadelkap, één bouwlaag met mengvorm kap en de schuur met zadelkap.

Rooilijnen
Langs de Tweede Bloksweg liggen de woningen langs een rooilijn van ongeveer 10 tot 11 meter. Voor de woning ligt de tuin en een sloot. De woningen zijn vanaf de weg goed zichtbaar. De langwerpige schuren liggen op 12 - 15 meter vanaf de voorzijde van de kavel. Wanneer sprake is van een erf dan liggen de schuren op 20 meter vanaf de kavelgrens.
Groen
In het openbare groen is geen duidelijke groenstructuur aanwezig. De Tweede Bloksweg heeft af en toe beplanting in berm, tussen Tweede Bloksweg en de Beijerincklaan.
Bij de Tweede Bloksweg is er een open karakter doordat de percelen gescheiden worden door sloten.

3.2 Visie

De visie benoemt enkele concrete spelregels waaraan de toekomstige bebouwing moet voldoen. Deze spelregels zijn voor zover mogelijk in de planregels en op de verbeelding van dit uitwerkingsplan verwerkt. Overige eisen zullen door welstand worden toegepast bij hun advisering omtrent omgevingsvergunningen.

Tweede Bloksweg
Vanaf de Tweede Bloksweg zijn meerdere plekken waar er vanaf de weg zicht is op het achterliggende land. Deze zichtlijnen worden in De Triangel behouden en tevens gaan ze fungeren als auto-ontsluitingswegen voor de bewoners van de Tweede Bloksweg.
Om de kleinschaligheid te bewaren zijn alleen grondgebonden eengezins- of twee-onder-één-kapwoningen toegestaan. Deze woningen komen langs de eerste rooilijn, liggend 10 tot 11 meter vanaf de voorperceelsgrens.

Andere spelregels zijn:

  • de woningen bestaan uit één bouwlaag met kap;
  • bijgebouwen liggen terug ten opzichte van het hoofdgebouw. Bijgebouwen zijn toegestaan vanaf 5 meter van de voorgevellijn;
  • bij kavels kleiner dan 700 m2 geldt een maximaal bebouwingspercentage van 25% (inclusief bijgebouwen). Bij kavels van 700 - 900 m2 geldt een maximale footprint van 175 m2 (inclusief bijgebouwen). Bij kavels groter dan 900 m2 geldt een maximaal bebouwingspercentage van 20% (inclusief bijgebouwen);
    afbeelding "i_NL.IMRO.0627.upTriangellinten3-0301_0003.jpg"  
  • bij nieuwe ontwikkelingen heeft de woning (exclusief bijgebouwen) een volume van maximaal 750 m3;
  • maximale breedte van een bouwblok is 11-14 meter als sprake is van een zadelkap (de gootlijn evenwijdig aan de straat) en 7-10 meter als een dwarskap wordt toegepast;
  • de maximale breedte voor de duiker of brug is 6 meter. Bij twee-onder-een kapwoning wordt een gecombineerde duiker of brug voor beide woningen toegepast;
  • de ontsluiting van gebouwen vindt in principe plaats vanaf de Tweede Bloksweg;
  • woningen hebben een voorzijde aan de Tweede Bloksweg en indien van toepassing naar de hoofdinfrastructuur;
  • achterzijden van woningen en achtertuinen zijn niet zichtbaar vanaf de openbare weg;
  • de afstand tussen de woningen is divers. Er worden verschillende kapvormen toegepast, zodat het huidige gevarieerde beeld langs de Tweede Bloksweg behouden blijft;
  • verdraaiing van woningen wordt langs de Tweede Bloksweg niet toegepast;
  • de materialisering van de bebouwing moet aansluiten bij de bestaande bebouwing langs de linten met dien verstande dat er geen geelbruine of witte baksteen mag worden toegepast. Bij voorkeur wordt een roodbruine baksteen toegepast en antracietkleurige pannen of leien;
  • grote, beeldbepalende bomen dienen zo veel mogelijk behouden te blijven;
  • langs de Tweede Bloksweg wordt geen erfafscheiding toegepast, de sloot is de erfafscheiding.

De meeste van de bovengenoemde spelregels zijn vertaald in de planregels behorende bij de woonbestemming. Een beperkt deel van de eisen heeft betrekking op aspecten van beeldkwaliteit, zoals de zichtbaarheid van de openbare ruimte, het materiaalgebruik en (het ontbreken van) erfafscheidingen langs de Tweede Bloksweg. Dit deel van de spelregels is onderdeel van het kwaliteitsinstrumentarium (zie paragraaf 3.3).

3.3 Kwaliteitsinstrumentarium / beeldkwaliteit

De regels voor beeldkwaliteit uit het Kwaliteitsinstrumentarium van het IOP zijn van toepassing op ontwikkelingen aan de linten. De regels uit het Kwaliteitsinstrumentarium worden uitgewerkt in een beeldkwaliteitplan voor het gehele gebied, waarbinnen de ontwikkeling van De Triangel zal komen. Deze zal als addendum op de Welstandsnota worden vastgesteld. De regels voor de linten zijn reeds beschreven in de spelregels uit de Visie (zie paragraaf 3.2).
De spelregels uit de 'Visie inpassing Tweede Bloksweg en Tuinbouwweg' die betrekking hebben op de beoogde beeldkwaliteit zijn eveneens als Addendum op de Welstandsnota worden vastgesteld.
Het 'Kwaliteitsinstrumentarium, IOP Park Triangel' is als bijlage 2 bij deze uitwerking gevoegd.

3.4 Uitwerkingsplan Tweede Bloksweg 30/ naast 30

Tweede Bloksweg 30

In dit uitwerkingsplan wordt de ontwikkeling van één nieuwe woonkavel langs de Tweede Bloksweg mogelijk gemaakt. Dit betreft een vrije kavel. De eerder genoemde spelregels zijn in dit uitwerkingsplan voor zover mogelijk vertaald in een planologisch- juridische regeling.

Eén particulier heeft een bouwplan ingediend. Dit bouwplan is beoordeeld en er is geconcludeerd dat deze past binnen de uitgangspunten van het Kwaliteitsinstrumentarium, IOP Park Triangel en de 'Visie inpassing Tweede Bloksweg en Tuinbouwweg'. Vervolgens is er een exploitatieovereenkomst gesloten tussen de gemeente en de initiatiefnemer. Daarna is overgegaan tot het opstellen van onderliggend uitwerkingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0627.upTriangellinten3-0301_0004.jpg"

Bouwplan bijgebouw Tweede Bloksweg 30 en nieuwe woning naast nr. 30

Op het perceel Tweede Bloksweg naast 30 wordt, ten zuiden van de bestaande woning, een extra vrijstaande woning (één bouwlaag met een zadelkap) mogelijk gemaakt. Met de plannen wordt voldaan aan de spelregels uit de visie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0627.upTriangellinten3-0301_0005.jpg"

Vooraanzicht toekomstige woning Tweede Bloksweg naast 30

Zoals genoemd zal op het adres Tweede Bloksweg 30 een nieuw bijbehorend bouwwerk gerealiseerd worden. Aan de bestaande woning verandert niets.

In dit uitwerkingsplan wordt het nieuwe bijbehorend bouwwerk mogelijk gemaakt door het bouwverbod uit het moederplan (2008) op te heffen. De berging wordt maximaal 5 meter hoog. De bebouwing op het perceel voldoet aan de genoemde eisen uit de Visie Tweede Bloksweg en Tuinbouwweg.

Hoofdstuk 4 Milieu

Het milieubeleid is primair bedoeld om een optimale leefomgeving te realiseren. Dit kan er soms toe leiden dat beperkingen worden opgelegd aan gewenste ruimtelijke ontwikkelingen.

Voor het plangebied De Triangel is in 2008 al een bestemmingsplan vastgesteld. Ten behoeve van dit bestemmingsplan zijn destijds al meerdere haalbaarheidsonderzoeken uitgevoerd. Deze onderzoeken zijn in dit uitwerkingsplan achterwege gelaten aangezien de haalbaarheid reeds is aangetoond. Waar nodig zijn in het voorliggende uitwerkingsplan de resultaten van aanvullend onderzoek beschreven of zijn de belangrijkste conclusies herhaald.

Door de Milieudienst is een milieukundig advies opgesteld. Het Milieukundig advies 'Uitwerkingsplannen Tweede Bloksweg en Tuinbouwweg' te Waddinxveen (Milieudienst Midden-Holland, nr. 201123263, d.d. 5 december 2011) is als bijlage 3 bijgevoegd. De Milieudienst is tevens gevraagd specifiek over dit uitwerkingsplan te adviseren. Hun reactie is verwerkt in dit hoofdstuk en is eveneens in te zien in bijlage 4.
In het advies zijn randvoorwaarden en aandachtspunten opgesteld voor de milieuaspecten wegverkeerslawaai, spoorwegverkeerslawaai, bedrijven en milieuzonering, externe veiligheid en ecologie.
In onderstaande worden de conclusies voor de verschillende aspecten beschreven. Het bijbehorend bouwwerk dat op het adres Tweede Bloksweg 30 mogelijk wordt gemaakt is vanuit milieuaspect niet relevant en hoeft daarom ook niet getoetst te worden. Er is vanuit de aspecten bodem en archeologie geen sprake van belemmeringen.

4.1 Geluid

4.1.1 Wegverkeerlawaai

In het 'Milieukundig advies 'Uitwerkingsplannen Tweede Bloksweg en Tuinbouwweg' te Waddinxveen' is aangegeven dat langs de Tweede Bloksweg de voorkeursgrenswaarde van 48 dB als gevolg van de gezoneerde wegen wordt overschreden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0627.upTriangellinten3-0301_0006.jpg"

De maximale grenswaarde van 63 dB wordt niet overschreden. Voor het plangebied De Triangel zijn bij de vaststelling van het bestemmingsplan reeds hogere waarden verleend. Bij de nadere uitwerking van de bouwplannen in het betreffende plangebied kan pas bekeken worden of de reeds verleende hogere waarden voldoende zijn. Mocht dat niet zo zijn dan is het op basis van de Crisis- en herstelwet mogelijk om bij een uitwerkingsplan een Hogere Waarde vast te stellen, dan wel gewijzigde Hogere Waarden.

In het milieuadvies wordt geadviseerd vervolgonderzoek in te stellen, waarbij het uitwerkingsplan ook getoetst wordt aan de Beleidsregel Hogere Waarden regio Midden-Holland (zie paragraaf 4.1.2).

4.1.2 Vervolgonderzoek

Door de Milieudienst Midden- Holland is een akoestisch vervolgonderzoek uitgevoerd. Het 'Akoestisch onderzoek Uitwerkingsplan Triangel linten' (Milieudienst Midden-Holland, nr. 201123263, d.d. 9 december 2011) is als bijlage 5 bijgevoegd.
In het akoestisch vervolgonderzoek zijn voor de in het rapport aangegeven bouwvlakken geluidsberekeningen uitgevoerd.

Op diverse punten wordt de voorkeursgrenswaarde overschreden. Daarnaast zijn de berekeningsresultaten getoetst aan de reeds verleende hogere waarden voor het bestemmingsplan Triangel. Uit het rapport blijkt dat wordt verwacht dat het aantal woningen waarvoor reeds een hogere waarde is verleend niet wordt overschreden.

Er is geen specifiek geluidonderzoek gedaan naar de kavel naast Tweede Bloksweg 30, maar de betreffende woning valt binnen de 'woningen' waarvoor Besluit hogere waarden (PZH, DGWM/2007/4850A, dd. 14 aug. 2007) en Beschikking hogere waarden (Gemeente Waddinxveen, dd. 3 maart 2009) van toepassing zijn. Voorgaande betekent dat Tweede Bloksweg naast 30 kan worden gerealiseerd met een maximale geluidsbelasting van 55 dB, rekening houdend met de (bron)maatregelen zoals genoemd in betreffende besluit en beschikking.

4.1.3 Spoorweglawaai

In het milieuadvies van de Milieudienst wordt aangegeven dat uit de berekeningsresultaten voor spoorweglawaai blijkt dat, rekening houdend met de toekomstige situatie, het deel van het plangebied langs de Tweede Bloksweg geen overschrijding kent van de voorkeursgrenswaarde.

4.2 Bedrijven en milieuzonering

4.2.1 Conclusies milieuonderzoek

Uit het 'Milieukundig advies 'Uitwerkingsplannen Tweede Bloksweg en Tuinbouwweg' te Waddinxveen blijkt dat er zich in en om het plangebied verschillende bedrijven bevinden die een mogelijke belemmering vormen voor de ontwikkeling van woningbouw in het plangebied:

  • vanwege het hoveniersbedrijf aan de Tweede Bloksweg 42A en het bedrijventerrein Coenecoop III is woningbouw in bepaalde delen van het plangebied niet zonder meer mogelijk;
  • uit eerder onderzoek van de Milieudienst is gebleken dat de relevante geluidscontouren rondom het afvalbrengstation aan de Zuidelijke Rondweg 250 verder reiken dan de richtafstand van 50 meter en deels over het plangebied De Triangel ligt. Realisatie van een scherm van 2,20 meter langs het afvalbrengstation, maakt dat voor het plangebied ten zuiden van de Zuidelijke Rondweg er een aanvaardbaar woon- en leefklimaat zal zijn. Voor het plangebied van dit uitwerkingsplan is het afvalbrengstation echter niet relevant aangezien het op grotere afstand ligt;
  • verder zal minimaal 15 meter aangehouden moeten worden tussen het gasdruk- en meetstation en de nieuw te realiseren woningbouw.
    In het geval van voorliggend uitwerkingsplan is deze afstand groter;
  • de 3,0 ge/m3 (98 percentiel) contour van de Wagro ligt buiten het plangebied. De ligging van de overige contouren (99,5 en 99,9 percentiel) is niet bekend.

De kavel Tweede Bloksweg naast 30 ligt buiten de aangegeven contouren. Er zijn aldus geen belemmeringen vanuit de milieuzonering te verwachten.

4.3 Externe veiligheid

4.3.1 Conclusies milieuonderzoek

Uit het 'Milieukundig advies 'Uitwerkingsplannen Tweede Bloksweg en Tuinbouwweg' te Waddinxveen' blijkt dat binnen of in de directe nabijheid van het plangebied geen spoor- en vaarwegen zijn gelegen, die in het kader van externe veiligheid een beperking vormen voor het plangebied.
De volgende risicobronnen zijn wel relevant voor het plangebied:

  • gasdruk meet- en regelstation;
  • transport van gevaarlijke stoffen over de Beijerincklaan;
  • aardgastransportleiding.

Het plaatsgebonden risico in verband met deze risicobronnen vormt geen belemmering voor het plangebied.

Het groepsrisico in verband met het transport over de weg en de aardgasleiding is zeer beperkt (kleiner dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde). Bij het berekenen van het groepsrisico is in het milieuadvies rekening gehouden met de volledige invulling van het bestemmingsplan Triangel (2.900 woningen).
Ter beperking van het groepsrisico worden de volgende maatregelen geadviseerd:

  • nieuwe gebouwen voorzien van uitschakelbare ventilatie, zodat toxisch gas niet naar binnen wordt gezogen;
  • bereikbaarheid en bluswatervoorzieningen uitvoeren volgens de praktijkrichtlijnen van de Regionale Brandweer Hollands-Midden;
  • in de uitwerkingsplannen opnemen dat de vestiging van functies of objecten voor verminderd zelfredzame personen niet zijn toegestaan binnen 80 meter van de Beijerincklaan;
  • in de uitwerkingsplannen opnemen dat de vestiging van functies of objecten voor verminderd zelfredzame personen niet zijn toegestaan binnen 70 meter van de gasleiding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0627.upTriangellinten3-0301_0007.png"

Uitsnede kaart externe veiligheid (www.risicokaart.nl)

In het voorliggende uitwerkingsplan wordt langs de Tweede Bloksweg (i.c. Beijerincklaan) één nieuwe woning mogelijk gemaakt, dit is geen functie of object voor verminderd zelfredzame personen. Op de verbeelding wordt bovendien de 'Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' aangegeven.

4.3.2 Verantwoording groepsrisico

In het kader van het globale bestemmingsplan Triangel is door de gemeente de situatie rond externe veiligheid beschouwd. In het kader van het uitwerkingsplan Linten I is hier wederom nadere aandacht aan besteed.
In Wet milieubeheer is bepaald dat bij ruimtelijk besluiten het groepsrisico verantwoord moet worden. Als vervolg op deze onderzoeken is door de gemeente, in het kader van de verantwoordingsplicht van het groepsrisico, een rapportage voor geheel De Triangel opgesteld. De rapportage 'Verantwoording Groepsrisico Triangel' (d.d. 23 december 2011) is als bijlage 6 bij de toelichting gevoegd.

In de rapportage 'Verantwoording Groepsrisico Triangel' wordt De Triangel onderverdeeld in een aantal deelgebieden. Het onderhavige uitwerkingsplan valt binnen de deelgebied 2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0627.upTriangellinten3-0301_0008.png"  

Afbeelding - onderscheiden deelgebieden (bron: IOP)

Voor de deelgebieden 2, 3 en 4 is het vervoer van gevaarlijke stoffen (i.c. LPG) over de Beijerincklaan relevant. Vanuit externe veiligheid is het van belang om binnen een zone van 80 meter van de weg de vestiging van functies of objecten voor 'verminderd zelfredzame personen' tegen te gaan.
In het voorliggende uitwerkingsplan wordt langs de Tweede Bloksweg (i.c. Beijerincklaan) uitsluitend een nieuwe woning mogelijk gemaakt. Dit zijn geen functies of objecten voor verminderd zelfredzame personen. Op de verbeelding wordt bovendien de betreffende veiligheidszone vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg aangegeven.

4.4 Ecologie

In het kader van het 'Milieukundig advies 'Uitwerkingsplannen Tweede Bloksweg en Tuinbouwweg' te Waddinxveen' heeft een actualisering van eerder onderzoek plaatsgevonden. Op basis van dit onderzoek wordt geconcludeerd dat er geen verschillen zijn wat betreft de conclusies tussen het gehele Triangelgebied en het plangebied van het uitwerkingsplan Linten 1. De effecten en daarmee eventuele vervolgonderzoeken hangen af van het type werkzaamheden.

Er ligt beschermd gebied binnen de invloedssfeer van het onderzoeksgebied. Effecten voor de Smient zijn reeds in detail onderzocht, maar een gedetailleerde GIS-analyse wordt aanbevolen in het rapport uit 2008. Ook is het nodig te onderzoeken in hoeverre er sprake kan zijn van effecten op de kleine zwaan door de ontwikkelingen. Effecten op het Natura2000-gebied dienen nog te worden beoordeeld.
Voor de ontwikkellocatie De Triangel is naast de Natuurbeschermingswet 1998 ook de Flora- en faunawet van toepassing. Getoetst is of tengevolge van de uitwerkingsplannen de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet worden overtreden (planologische uitvoerbaarheid).

Gedurende alle werkzaamheden (uitwerkingsplannen Tweede Bloksweg/Tuinbouwweg en gehele De Triangel gebied) is voor alle in het onderzoeksgebied aanwezige dier- en plantensoorten de zorgplicht van kracht. Er is geen ontheffing nodig voor algemene soorten en mogelijk aanwezige tabel 1- soorten.
Uit de toetsing aan de Flora- en faunawet komt dat bij werkzaamheden rekening moet worden gehouden met:

  • Vleermuizen:
    Het voorkomen van vleermuizen en de aanwezigheid van gebruiksfuncties (verblijfplaats in stenen bebouwing, foerageergebied en/of vliegroute) in het onderzoeksgebied kan niet op voorhand worden uitgesloten. Om negatieve effecten op de functionaliteit van het leefgebied uit te sluiten dan wel te voorkomen, dient een vleermuizeninventarisatie te worden uitgevoerd in geval van sloop van stenen gebouwen, bij verwijdering van groenstructuren en/of bomenrijen of bij sterke verlichting van het terrein. In verband met het mogelijk voorkomen van vleermuizen is door middel van een omgevingsvergunningplicht geregeld dat de sloop van het bestaande pand pas is toegestaan na het onderzoek naar vleermuizen.
  • Vogels:
    Werkzaamheden als sloop van stenen gebouwen (schuren en/of woningen) en het verwijderen van bomen en struikgewas, dienen gezien te worden als een voor vogels verstorende activiteit. Om verstoring te voorkomen dienen dergelijke werkzaamheden buiten de broedperiode te starten of uitgevoerd te worden. De broedperiode loopt grofweg van 15 maart tot 15 juli, maar ook buiten het broedseizoen zijn in gebruik zijnde nesten en de functionele omgeving hiervan beschermd. De aanwezigheid van mogelijke verblijfplaatsen van de gierzwaluw en huismus (beiden categorie 2) in het onderzoeksgebied kan niet worden uitgesloten. De nestlocaties van deze soorten genieten een jaarronde bescherming. Nader onderzoek voorafgaand aan eventuele sloopwerkzaamheden is daarom noodzakelijk. In de boom langs het spoor zijn hoogstwaarschijnlijk enkele nestlocaties aanwezig van een zwarte kraai. Er zijn geen zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden zijn die deze verblijfplaatsen een jaarronde beschermde toekennen. Nader onderzoek is daarom niet noodzakelijk.
    De aanwezigheid van de huiszwaluw (categorie 5-soort), kan niet met zekerheid worden uitgesloten. De nestlocaties van deze soort geniet een jaarronde bescherming, indien zwaarwegende feiten en ecologische omstandigheden dit rechtvaardigen. Nader onderzoek voorafgaand aan eventuele sloopwerkzaamheden is daarom noodzakelijk. Nestlocaties van overige vogelsoorten opgenomen in categorie 5, die een jaarronde bescherming kunnen verkrijgen door zwaarwegende feiten en ecologische omstandigheden, worden niet verwacht.
    Indien sloopwerkzaamheden worden uitgevoerd, dan dient rekening te worden gehouden met broedvogels die in en rondom de huidige bebouwing kunnen zitten. Als in een later stadium gebouwen gesloopt moeten worden kan nader onderzoek naar vogels met een jaarrond beschermde nestplaats (huismus, zwaluwen) nodig zijn.
  • Vissen:
    De aanwezigheid van kleine modderkruiper, bittervoorn en grote modderkruiper in het onderzoeksgebied kan niet op voorhand worden uitgesloten. Indien werkzaamheden worden verricht aan de watergangen (dempen, vergraven etc.) dient vooraf een visseninventarisatie te worden uitgevoerd om aan- of afwezigheid van genoemde soorten vast te stellen. Bij aanwezigheid van de soorten dienen mitigerende maatregelen te worden getroffen volgens een goedgekeurd ecologisch werkprotocol.
  • Amfibieën:
    Gezien de mobiliteit van de rugstreeppad en het voorkomen van de soort in de nabije omgeving van het onderzoeksgebied, kan aanwezigheid van de rugstreeppad rondom kassen en op locaties met graafwerkzaamheden niet op voorhand worden uitgesloten. Indien kassen worden gesloopt, dan is een inventarisatie naar rugstreeppadden noodzakelijk. Bovendien is het raadzaam om voorzorgsmaatregelen te treffen voor aanvang van (graaf)werkzaamheden, bijvoorbeeld door het plaatsen van een amfibieënscherm, om te voorkomen dat de soort zich alsnog in het onderzoeksgebied vestigt.
  • Platte schijfhoren:
    Aanwezigheid van de platte schijfhoren in het onderzoeksgebied kan niet met zekerheid worden uitgesloten, daarom is nader onderzoek noodzakelijk wanneer werkzaamheden worden verricht aan de watergangen (dempen, vergraven etc.).

Afhankelijk van de aard van de werkzaamheden en de te verwijderen gebouwen en groenstructuren, dient mogelijk aanvullend onderzoek plaats te vinden. Voor de uitwerkingsplannen geldt dat de ingrepen lokaal zijn en op perceelsniveau plaatsvinden. Indien de beschreven werkzaamheden waarbij effecten optreden niet plaatsvinden is geen nader onderzoek noodzakelijk.

Mogelijk benodigd soortgericht onderzoek ten behoeve van uitwerkingsplannen:

  • indien sloop van stenen gebouwen plaatsvindt:
    - vleermuizeninventarisatie naar mogelijk aanwezig(e) verblijfplaatsen;
    - nader onderzoek naar vogels met een jaarrond beschermde nestplaats (huismus, zwaluwen);
  • indien werkzaamheden aan watergangen worden uitgevoerd:
    - visseninventarisatie;
    - inventarisatie platte schijfhoren;
  • indien sloop van kassen plaatsvindt:
    - inventarisatie rugstreeppad;
  • indien groenstructuren en/of bomenrijen worden verwijderd of sterk verlicht:
    - vleermuizeninventarisatie naar mogelijk aanwezig(e) vliegroutes en foerageergebied.

Bij onderliggend uitwerkingsplan is alleen sprake van de sloop van een bestaande tuinersloods met daaraan een garage en warenhuisje gebouwd. Het betreft hier echter geen stenen bebouwing (er is gebruik gemaakt van damwandprofielen, hout en glas) zodat een vleermuizeninventarisatie en nader onderzoek naar vogels achterwege kan blijven.

4.5 Luchtkwaliteit

In het kader van het bestemmingsplan Triangel heeft in 2008 reeds luchtonderzoek plaatsgevonden door de regionale Milieudienst Midden-Holland. Uit het betreffende onderzoek blijkt dat zowel in de huidige als toekomstige situatie voldaan wordt aan de grenswaarden voor zowel stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10).
(Bron: 'Aanvullend Akoestisch en Luchtonderzoek', regionale Milieudienst Midden-Holland, nr. 0715001.3 d.d. september 2008).

4.6 Bodemkwaliteit

In 2011 is ter plaatse van de Tweede Bloksweg 30 en het perceel ten zuiden daarvan een verkennend onderzoek uitgevoerd door Geofox-Lexmond b.v. (kenmerk 20111274/ENIJ, dd. augustus 2011, zie bijlage Verkennend bodemonderzoek Tweede Bloksweg 30 te Waddinxveen). Uit het onderzoek is gebleken dat in de bovengrond lichte verontreinigingen met zware meta-len, hexachloobenzeen en som aldrin / dieldrin en endrin aanwezig zijn. In de ondergrond zijn geen verontreinigingen aangetroffen. Het grondwater is licht verontreinigd met barium. Op de locatie is ook een puin- grondverharding aanwezig. Deze is licht verontreinigd met zware metalen, PAK, PCB en minerale olie. Op basis van het beoordeelde onderzoek wordt geconcludeerd dat de locatie geschikt is voor gebruik ‘wonen (met moestuin) en kinderspeelplaatsen’.

4.7 Archeologie

De gemeentelijke "Nota archeologiebeleid gemeente Waddinxveen" geeft op de Archeologische Beleidskaart voor het plangebied van dit uitwerkingsplan aan dat sprake is van een gebied waar archeologische vereisten gelden. Het beleid voor de waarde WA3 is gericht op behoud in situ. Indien in plangebieden werkzaamheden groter dan 1.000 m2 en bodemingrepen dieper dan 30 cm -mv plaats vinden dan is archeologisch onderzoek vereist.

afbeelding "i_NL.IMRO.0627.upTriangellinten3-0301_0009.jpg"

Uitsnede gemeentelijke archeologische beleidskaart 

In het kader van het bestemmingsplan Triangel heeft archeologisch onderzoek plaatsgevonden. Tijdens dit onderzoek zijn in het plangebied geen archeologische resten aangetroffen. Verder onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht (Bron: bestemmingsplan Triangel 2008 en gemeentelijke archeologische beleidskaart). Gezien de beperkte omvang van de nieuwbouw is volgens de archeologische beleidskaart geen onderzoek vereist.

4.8 Water

In het kader van het bestemmingsplan Triangel is uitvoerig op het thema water ingegaan en zijn ook afspraken gemaakt met de waterbeheerders over de omgang met dit thema, zoals waterberging, veiligheid en waterkwaliteit. Tevens heeft uitvoerig onderzoek plaatsgevonden.

In onderstaande is de omgang met dit thema uit het bestemmingsplan Triangel overgenomen.

Veiligheid en voorkomen van wateroverlast
Door de aanleg van De Triangel treedt functieverandering op in de Zuidplaspolder. Daardoor neemt mogelijke schade bij een dijkdoorbraak toe. De vraag is dan of de schadeklasse van de boezemkades moet worden verhoogd. Maatgevend hierbij is een doorbraak van de waterkering langs de Gouwe. De boezemkade langs de Gouwe heeft als normering schadeklasse V. Dit is de zwaarste klasse. Het verzwaren van de boezemkades is dan ook voor De Triangel niet relevant.

In december 2005 is in opdracht van de provincie een onderzoek uitgevoerd naar de gevolgen van een overstroming voor de Zuidplaspolder. Onder andere voor plangebied De Triangel zijn de maximaal optredende waterstanden berekend. Deze waterstand ligt 15 cm lager dan het beoogde vloerpeil van toekomstige woningen (dit was aanvankelijk NAP -5,05 m en voor nieuwe woningen recentelijk verhoogd naar NAP -4,85 m). Deze waterstand treedt op bij een dijkdoorbraak langs de Gouwe tussen Waddinxveen en de A12. Door provincie en het Hoogheemraadschap is geconcludeerd dat gezien de geringe waterdiepte, de verwaarloosbare stroomsnelheden van het water en de beschikbare evacuatietijd geen aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn.

Als gevolg van de toename aan verharding in het plangebied dient ter compensatie in totaal 11% van het bruto-plangebied (geheel De Triangel) nieuw oppervlaktewater gerealiseerd te worden. Dit komt neer op ongeveer 48.000 m2. De toename van de verharding als gevolg van het voorliggende uitwerkingsplan is hierbij meegenomen.

In eerste instantie wordt de benodigde waterberging in De Triangel gerealiseerd binnen het plangebied door de aanleg van waterpartijen (zoals in het centrale park) als door peilverhoging in de bestaande (en te handhaven) waterlopen. Hiermee wordt voldaan aan de waterbergingsbehoefte in relatie tot de NBW-norm.

De gemeente Waddinxveen en het HHSK hebben eveneens overeenstemming bereikt (brief 2008.08780 d.d. 2 september 2008) om maximaal 5 ha van de benodigde waterberging te kunnen realiseren in de Vredenburghzone. Deze zone ligt ten zuiden van het plangebied en hiervoor is een ecologische functie beoogd. Om de toekomstige waterberging in de Vredenburghzone goed te kunnen benutten, dient een verbinding van voldoende capaciteit tussen het plangebied en de Vredenburghzone aangelegd te worden. Hiertoe zal een hoofdwatergang vanuit De Triangel gerealiseerd moeten worden. De bestaande peilvakgrens tussen het plangebied De Triangel en de Vredenburghzone zal in zuidelijke richting worden verlegd, zodat De Triangel en de Vredenburghzone onderdeel gaan uitmaken van hetzelfde peilgebied.

Vooralsnog wordt er van uitgegaan dat extra waterberging in de Vredenburghzone niet noodzakelijk is.

Voorkomen van grondwateroverlast
In het plangebied zullen de bestaande zomer- en winterpeilen gehandhaafd worden. Het toekomstige wegpeil in het plangebied wordt dusdanig gekozen dat de minimale drooglegging is gewaarborgd. De drooglegging, het verschil tussen het wegpeil en het waterpeil, voor het waterrijke plangebied met zettingsgevoelige bodem die is overeengekomen met Hoogheemraadschap en gemeente bedraagt 0,9 m. Hiermee wordt de nodige veiligheid geboden tegen grondwateroverlast.
Doordat de landbouw binnen de Zuidplaspolder in de toekomst minder belangrijk wordt, streeft het Hoogheemraadschap op termijn naar het realiseren van een flexibel peilbeheer waarbij de waterstand zich bevindt binnen een marge van NAP -6,15 m tot NAP -6,3 m.
Het watersysteem van De Triangel zal zo worden ingericht dat het geen belemmering vormt voor het in de toekomst instellen van het genoemde peil in het gehele peilgebied waarbinnen De Triangel valt. Dit betekent dat er bij het bepalen van de drooglegging en aanleghoogtes al rekening wordt gehouden met een peil van NAP -6,15 m. Vooralsnog zal echter worden aangesloten bij het huidige zomer- en winterpeil in het betreffende peilgebied, zijnde NAP -6,32/-6,42 m (peilbesluit Hoogheemraadschap Van Schieland en Krimpenerwaard, 4 december 2012).
NB: Op basis van de huidige inzichten wordt voor nieuw te bouwen woningen een bouwpeil/aanleghoogte voor de begane grondvloer gehanteerd van NAP -4,85 m. Voor de bestaande woningen die een lager vloerpeil hebben is bij verbouwing een bouwpeil/aanleghoogte NAP -5,05 m mogelijk. Bij vervangende nieuwbouw moet de ook NAP -4,85 m worden. Dit wordt opgenomen in de planregels.

Tegengaan bodemdaling veengebied
Voorafgaand aan de bouw en bewoning (gebruiksfase) zal het plangebied bouwrijp gemaakt worden. Hierbij zal gedurende 8 maanden tot 3 jaar de bodemdaling (zetting) kunstmatig worden versneld (door bijvoorbeeld de toepassing van verticale drainage, eventueel in combinatie met een extra bovenbelasting bestaande uit een grondlichaam en/of het afgraven van zettingsgevoelige bodemlagen zoals klei en veen en het terugbrengen van zand) teneinde gedurende de gebruiksfase de bodemdaling te beperken tot acceptabele waarden (norm). De norm die hiervoor gehanteerd wordt is dat een restzetting van 10 cm wordt geaccepteerd ter plaatse van wegen en riolering. Ter plaatse van tuinen wordt voorzien in een restzetting van 0 cm. De nadere uitwerking hiervan, zoals de systeemkeuze van de versnelde consolidatie, dient in overleg met het Hoogheemraadschap tot stand te komen. Het Hoogheemraadschap spreekt haar bezorgdheid uit over een toename van kwel.

Riolering en waterkwaliteit
In het gebied wordt een verbeterd gescheiden stelsel aangelegd waarbij, waar mogelijk, afstromend hemelwater van schone oppervlakken direct wordt afgevoerd naar het oppervlaktewater. Het afkoppelen geschiedt met inachtneming van de daarvoor bij het Hoogheemraadschap geldende richtlijnen. Voorbeelden van oppervlakken die relatief schoon zijn, zijn onder andere daken en verkeersluwe wegen. Hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater afgevoerd wordt naar de afvalwaterrioolzuiveringsinstallatie. Verder zal het Nationaal Pakket Duurzaam Bouwen toegepast worden, alsmede niet-uitlogende en milieuvriendelijke beschoeiing en betuining.

Hiermee wordt verontreiniging van het afstromende hemelwater beperkt. Omwille van de waterkwaliteit, worden in het plangebied geen doodlopende watergangen aangelegd, hetgeen de doorspoelbaarheid gunstig beïnvloed.

Inrichting en ecologie
In het plangebied zullen de oevers ter plaatse van de openbare ruimte natuurvriendelijk worden ingericht. Het hoogheemraadschap stelt dat minimaal 50% van de totale oeverlengte op deze wijze wordt ingericht. Een natuurvriendelijke oeverinrichting bestaat uit oevers met een flauw talud, zodat de waterdiepte geleidelijk afneemt. Hiermee wordt een variatie aan vegetatietypen gestimuleerd. Door een inrichting van het watersysteem met een waterdiepte van minimaal 1 m wordt een robuust watersysteem gerealiseerd. De natuurvriendelijke oevers dragen bij aan de doelstellingen van de Kaderrichtlijn Water (KRW).

Het plangebied is gesitueerd in een gebied met wateraanvoer waardoor de doorspoeling goed is. In combinatie met de aanstaande sanering van lozingen van de glastuinbouw zal de waterkwaliteit naar verwachting verbeteren.

Beheer en onderhoud
Alle hoofdwatergangen zijn in beheer en in onderhoud bij het hoogheemraadschap. De gemeente is in principe verantwoordelijk voor het onderhoud van de overige watergangen en het beheer en onderhoud van de riolering en hemelwaterafvoer, alsmede de daarmee samenhangende kosten.

De gemeente en het hoogheemraadschap hebben echter de intentie uitgesproken dat het dagelijks en buitengewoon onderhoud van alle watergangen bij wijze van pilot zal worden uitgevoerd door het hoogheemraadschap. Voorwaarde hierbij is dat alle watergangen vanaf de kant bereikbaar dienen te zijn voor onderhoud en dat een obstakelvrije onderhoudsstrook (breedte 5 m) aanwezig is over de volle lengte van de watergangen. Daarnaast dienen de kruisingen met wegen doorvaarbaar te zijn voor varend onderhoudsmaterieel.

Tevens dienen de bewoners te worden ingelicht over de plichten, geboden en verboden met betrekking tot het onderhoud en activiteiten ter plaatse van het aangrenzende open water (de toepassing van geschikte bouwmaterialen, de eisen ten aanzien van bebouwing en steigers etc.). In dit opzicht is de aanwezigheid van bomen en grote struiken langs de oevers in algemene zin niet gewenst omdat dit leidt tot te veel beschaduwing en overmatige bladval in het water. Bouwen langs of in de hoofdwatergang is niet toegestaan omdat dan de bereikbaarheid voor het onderhoud wordt belemmerd. Daarnaast zal de benodigde transportcapaciteit van de hoofdwatergang ontoelaatbaar worden beperkt indien bebouwing plaatsvindt.

Opgemerkt wordt dat voor aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingsysteem vergunning dient te worden aangevraagd bij het hoogheemraadschap op grond van de "Keur" (ex artikel 77 en 80 van de Waterschapswet). In de keur is ook geregeld dat "beschermingszone" voor watergangen in acht dienen te worden genomen. Het komt erop neer dat binnen de beschermingszone vanaf de insteek van de watergang (bovenkant talud) enkele meters niets gebouwd en opgeslagen mag worden. De laatst genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit van het profiel wordt aangetast, de aan- en/of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd.

Voor het afkoppelen en direct lozen op het oppervlaktewater dient bij het Hoogheemraadschap vergunning te worden aangevraagd in het kader van de Waterwet.

Hoofdstuk 5 Juridische aspecten

5.1 Opzet regels

Uitgangspunt bij een uitwerkingsplan is dat dit juridisch bezien deel gaat uitmaken van het 'moederplan', in dit geval het bestemmingsplan Triangel. Ter plaatse van het uitwerkingsplan wordt de globale bestemming 'Uit te werken Woongebied (UW)' in het 'moederplan' vervangen door gedetailleerde bestemmingen, i.c. de bestemmingen 'Wonen' en 'Water; dit alles binnen het juridisch kader van het 'moederplan'.
In principe zijn de voorschriften van het bestemmingsplan Triangel, direct van toepassing op dit uitwerkingsplan. Met name het grootste deel van Hoofdstuk III Algemene bepalingen en de overgangsbepalingen in Hoofdstuk IV van de voorschriften van dat 'moederplan' gelden direct voor dit uitwerkingsplan. Die bepalingen worden dan ook niet meer opgenomen in de regels van dit uitwerkingsplan.
In dit uitwerkingsplan zijn alleen die regels opgenomen, die nodig of nuttig zijn voor de toepassing van de in dit plan opgenomen bestemmingen.

De regels van het onderhavige uitwerkingsplan zijn ingedeeld in vier hoofdstukken, conform de voorschriften in de SVBP2012 (Standaard vergelijkbare bestemmingsplannen 2012), te weten:

Inleidende regels
Dit hoofdstuk bevat twee artikelen. In artikel 1 Begrippen zijn de begrippen omschreven die worden gehanteerd in het plan en die een eenduidige omschrijving behoeven. Diverse begrippen, zoals 'plan' en 'bestemmingsplan', hebben de omschrijving gekregen die is voorgeschreven in de SVBP2012. In artikel 2 Wijze van meten is bepaald hoe de diverse maten, als bouwhoogte, goothoogte, inhoud en oppervlakte van bouwwerken worden gemeten. Ook deze regels zijn voorgeschreven in de SVBP2012. Toegevoegd is de wijze van meten van de breedte van een voorgevel, aangezien de regels in de bestemming 'Wonen' ter zake bepalingen bevatten.

Bestemmingsregels
In dit hoofdstuk worden regels gegeven voor de binnen het plangebied toegestane functies. Per bestemming zijn de doeleinden c.q. de toegelaten gebruiksvormen van de gronden aangegeven. In beginsel is iedere vorm van bebouwing, die past binnen de desbetreffende bestemming tot een bepaalde omvang rechtstreeks (dus zonder eventuele afwijkingsvergunningen of wijzigingen) toegestaan.

Indien wordt voldaan aan de voorgeschreven maatvoering (bebouwingspercentage, goothoogte en dergelijke) en wordt gebouwd op de aangegeven plaats, kan hiervoor in de regel zonder meer omgevingsvergunning worden verleend.
In het geval van bijbehorende bouwwerken (vroeger: aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen) kan meestal zonder omgevingsvergunning worden gebouwd, mits gebleven wordt binnen de regels van het bestemmingsplan (zie artikel 3, Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht).

Algemene regels
In dit hoofdstuk is de minimale aanleghoogte van de begane grondvloer van hoofdgebouwen (i.c. woningen) geregeld. Deze regel vloeit voort uit de waterparagraaf en is ter bevordering van de waterhuishouding en om problemen met grondwateroverlast problemen met grondwateroverlast te voorkomen.
Verder zijn bepalingen ten aanzien van strijdig gebruik van gronden en bouwwerken opgenomen. Daarmee wordt onder meer de vestiging van seksinrichtingen in het plangebied voorkomen.

Overgangs- en slotregels
Dit hoofdstuk, waarvan de titel zo is voorgeschreven door de SVBP2012, bevat enkel de slotregel. Een uitwerkingsplan gaat juridisch deel uitmaken van het bestemmingsplan, waarvan het een uitwerking is, in dit geval het bestemmingsplan Triangel. Het overgangsrecht van dat bestemmingsplan blijft daarmee gelden voor dit uitwerkingsplan. Vandaar dat het uitwerkingsplan geen overgangsrecht bevat.
In de slotregel is bepaald wat de officiële naam van het uitwerkingsplan is.

5.2 Bestemmingsregels

In dit uitwerkingsplan is sprake van een tweetal bestemmingen, de bestemmingen 'Water' en 'Wonen'.

Water
De bestemming 'Water' is gegeven aan de aanwezige en te behouden hoofdwatergang langs de Tweede Bloksweg.

Wonen
Deze bestemming regelt de nieuwe bouwkavel. De bestemmings- en bouwregels in dat artikel zijn gebaseerd op de uitwerkingsregels in artikel 6, Uit te werken Woongebied (UW), van het 'moederplan' en op de spelregels zoals genoemd in de gemeentelijke Visie inpassing Tweede Bloksweg en Tuinbouwweg (d.d. 5 januari 2011).
Zo zijn het bouwvlak, het toegestane woningtype, de hoogtematen en de aan te houden afstanden tot de zijdelingse perceelsgrenzen op de verbeelding en in de regels overgenomen. Hierbinnen kunnen de ontwikkelingen plaatsvinden.

Naast een regeling voor hoofdgebouwen (de woningen) zijn tevens regels opgenomen ten aanzien van bijbehorende bouwwerken en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Ook deze zijn zo veel mogelijk afgestemd op de eerder genoemde uitwerkingsregels en Visie.
Hetzelfde geldt voor de regels die zijn opgenomen ten aanzien van het uitoefenen van een beroep of bedrijf aan huis. In een woning en bijbehorende bouwwerken is de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit toegestaan. Daarbij is detailhandel expliciet uitgesloten. Internetwinkels, die wel detailhandel zijn, maar dan zonder de fysieke vorm of uitstraling van een winkel, zijn wél toegestaan. Van het begrip 'internetwinkel' is een omschrijving opgenomen in artikel 1 van de regels.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

De gemeente heeft samen met Bouwfonds een gemeenschappelijke exploitatie maatschappij (GEM) opgericht voor de ontwikkeling van De Triangel. Voor deze ontwikkeling is een gezamenlijke grondexploitatie vastgesteld en zijn kredieten gereserveerd waaruit de realisatie van de nieuwe woonwijk grotendeels wordt betaald. Afspraken hierover zijn vastgelegd in een samenwerkingsovereenkomst.
Daarnaast is door middel van een exploitatie-overeenkomst medewerking verleend aan dit particuliere initiatief voor het bouwen van een extra woning. In deze overeenkomst zijn afspraken gemaakt over onder andere het kostenverhaal. Daarom is het niet noodzakelijk om een grondexploitatieplan vast te stellen.

Voor de uitwerking van het perceel Tweede Bloksweg 30 (bijgebouw) is geen kostenverhaal noodzakelijk.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Informatievoorziening

In een vroegtijdig stadium is de omgeving door C.V. Park Triangel bij de planvorming voor de gehele ontwikkeling van De Triangel betrokken. Er is intensief overleg met de omwonenden en dan in het bijzonder de bewoners aan de Tweede Bloksweg, de Tuinbouwweg en de Pater Jornaweg. Dit overleg vindt soms één op één plaats en soms in de vorm van informatieavonden. Op 1 februari 2011 en op 19 september 2012 hebben dergelijke informatieavonden plaatsgevonden waarin omwonenden zijn geïnformeerd over de stand van zaken van de plannen en de komende bouwactiviteiten in hun omgeving. Ten aanzien van onderliggend uitwerkingsplan is geen specifieke extra informatie verstrekt.

Ter inzage legging

Een ontwerp van dit uitwerkingsplan zal voor de duur van zes weken ter inzage worden gelegd.