direct naar inhoud van 5.3 Cultuurhistorie en archeologie
Plan: Deltaplein
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0626.2012Deltaplein-BP20

5.3 Cultuurhistorie en archeologie

5.3.1 Wettelijk kader

In 1992 heeft Nederland het Europese Verdrag van Malta ondertekend en in 1998 geratificeerd. Doel van dit Verdrag is een betere bescherming van het Europese archeologische erfgoed door een structurele inpassing van de archeologie in ruimtelijke ordeningstrajecten. Eén van de belangrijkste uitgangspunten van het Verdrag van Malta is dat archeologische waarden zoveel mogelijk in situ in de bodem bewaard dienen te blijven. Alleen als behoud in situ niet mogelijk is, wordt overgegaan tot behoud van de archeologische informatie ex situ, door middel van opgraven en bewaren in depot. Het onderzoek naar de aanwezigheid van archeologische waarden dient in een zo vroeg mogelijk stadium plaats te vinden, zodat hiermee bij de planontwikkeling rekening gehouden kan worden.

Het Verdrag van Malta heeft in Nederland geresulteerd in een ingrijpende herziening van de Monumentenwet uit 1988, die op 1 september 2007 met de Wet op de Archeologische Monumentenzorg van kracht is geworden. Hiermee zijn de uitgangspunten van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. In de nieuwe wetgeving is de bescherming van het archeologische erfgoed, de inpassing hiervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van het archeologische onderzoek geregeld.

De belangrijkste bepalingen van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg zijn de volgende:

  • Archeologische waarden dienen zoveel mogelijk in de bodem behouden en beschermd te worden;
  • De verantwoordelijkheid voor het archeologische erfgoed ligt bij de gemeenten, die – binnen de kaders van de wetgeving – dienen te beschikken over een gemeentelijke beleidsnota archeologie en een beleidskaart archeologie;
  • Gemeenten kunnen archeologische randvoorwaarden opleggen aan omgevingsvergunningen en projectbesluiten. Het instrument hiertoe is het bestemmingsplan, waarin de archeologische monumentenzorg wordt geregeld en waarin het gemeentelijke archeologiebeleid wordt vertaald naar concrete eisen aan archeologisch onderzoek en aan de eventuele inpassing van archeologische waarden in planontwikkeling en -uitvoering. Het is ook mogelijk dat een vergunning in het belang van de archeologische monumentenzorg niet wordt verleend;
  • De initiatiefnemer van de bodemverstorende activiteit is financieel en operationeel verantwoordelijk voor het door de gemeente verplicht gestelde archeologische onderzoek en de eventuele inpassing van archeologische waarden in de planontwikkeling en –uitvoering (principe “de verstoorder betaalt”);
  • Elk archeologisch onderzoek dient te worden uitgevoerd conform de vigerende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) door een archeologisch bedrijf met opgravingsvergunning.

De gemeenten Leidschendam-Voorburg, Wassenaar en Voorschoten hebben een gezamenlijk archeologiebeleid ontwikkeld, dat is vastgelegd in de Nota “Het bodemarchief ontrafeld” en op de bijbehorende beleidskaart archeologie (november 2008). De Nota en de beleidskaart zijn in 2009 vastgesteld. In de Nota archeologie wordt een globaal overzicht van het archeologische erfgoed van de drie gemeenten gegeven en zijn de beleidsregels ten aanzien van de omgang met het archeologische bodemarchief geformuleerd.

De archeologische beleidskaart toont de globale archeologische verwachting per (soort) gebied met de daarbij behorende beleidsregels. Op de kaart wordt vermeld welke eventuele beperkende maatregelen van toepassing zijn en welk archeologisch onderzoek bij bodemverstorende activiteiten verplicht is gesteld.

5.3.2 Plangebied
5.3.2.1 Archeologie

Voor het plangebied (Deltaplein) geldt een hoge archeologische verwachting voor de periode Neolithicum tot en met Nieuwe Tijd. Dit wordt veroorzaakt door:

  • de ligging van het plangebied op een gordel van strandwallen, die zich vanaf circa 4000 v. Chr. heeft gevormd, en die van oudsher een aantrekkelijke vestigingsplaats is geweest voor de mens. De oudst bekende bewoningssporen op de strandwallen dateren uit het Midden Neolithicum en worden gerekend tot de zogenaamde Vlaardingencultuur (3400-2500 v. Chr.);
  • de ligging van het plangebied binnen de oude dorpskern van Voorschoten. Het dorp Voorschoten is ontstaan in de Vroege Middeleeuwen. De naam Forschate wordt voor het eerst genoemd op een goederenlijst van de Sintmaartenskerk te Utrecht uit circa 930, waartoe de kerk van Voorschoten behoorde. Het plangebied bevindt zich in het westelijke gedeelte van de oude dorpskern.

Op de beleidskaart archeologie wordt het plangebied aangemerkt als historische kern (waarde 3). De bijbehorende beleidsregel meldt dat alle bodemverstorende activiteiten met een oppervlakte groter dan 10 m² moeten worden voorafgegaan door archeologisch onderzoek.

afbeelding "i_NL.IMRO.0626.2012Deltaplein-BP20_0014.png"

Afbeelding 5.1: Uitsnede archeologische beleidskaart met plangebied groen omcirkeld

In Februari 2012 heeft IDDS Archeologie daarom een archeologisch bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek (IVO) verkennende fase, uitgevoerd in het plangebied (IDDS Archeologie rapport 1350, A.M.H.C. Koekelkoren & S. Moerman 2012). Het definitieve rapport is als Bijlage 3 bij dit bestemmingsplan gevoegd.

Op basis van de resultaten van het inventariserend veldonderzoek is door IDDS geadviseerd om vervolgonderzoek uit te laten voeren. De meest geschikte methode hiervoor is het uitvoeren van een proefsleuvenonderzoek. De locatie van de proefsleuven, de uitvoering en de werkwijze moeten worden vastgelegd in een Programma van Eisen. In verband met de uitvoering van het bouwproject is het wenselijk om in een zo vroeg mogelijke fase aan te vangen met dit onderzoek.

5.3.2.2 Cultuurhistorie

In april 1968 is het beschermd dorpsgezicht van Voorschoten vastgesteld. In paragraaf 3.3.1 is een afbeelding opgenomen met de begrenzing van het beschermd dorpsgezicht. Het plangebied zelf is niet gelegen binnen het beschermd dorpsgezicht, maar er is in de planvorming rekening gehouden met de directe relatie die het plangebied met het beschermd dorpsgezicht heeft. De doelstellingen die samen met het beschermd dorpsgezicht zijn vastgesteld worden dan ook gerespecteerd.

5.3.3 Conclusie

In het plangebied is een archeologisch bureau- en boorondezoek uitgevoerd dat de hoge archeologische verwachting voor het plangebied heeft bevestigd. Dit betekent dat er een proefsleuvenonderzoek moet worden uitgevoerd. Doel hiervan is vast te stellen of er in het plangebied waardevolle archeologische resten aanwezig zijn. Een tweetal scenario's behoort daarbij tot de mogelijkheden:

  • ofwel de onbebouwde delen van het plangebied zullen nog vóór aanvang van de sloopwerkzaamheden middels proefsleuven worden onderzocht;
  • dan wel zal het proefsleuvenonderzoek na de sloopwerkzaamheden worden uitgevoerd.

Op basis van de resultaten hiervan beslist de gemeente als bevoegd gezag over archeologie over eventuele vervolgacties. De vervolgacties kunnen bestaan uit aanvullend proefsleuvenonderzoek en/of opgravingen en/of beschermende bepalingen in het op te stellen bestemmingsplan.

Voor het behoud van de archeologische waarden en het afdwingen van een gedegen vervolgonderzoek is daarom een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' opgenomen voor het plangebied.

De aanwezigheid van het beschermd dorpsgezicht van het centrum van Voorschoten in de directe nabijheid van het plangebied levert opzichzelf ook geen problemen op voor realisatie van het voorgenomen initiatief.