direct naar inhoud van Regels
Plan: Blankenburgverbinding A15/A20 (tracébesluit)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0622.0266bpBbvb2021-0032

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Blankenburgverbinding A15/A20 (tracébesluit) met identificatienummer NL.IMRO.0622.0266bpBbvb2021-0032 van de gemeente Vlaardingen.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waar gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

1.6 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.7 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.8 bedrijf

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen, verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen.

1.9 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.10 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.11 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.12 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.13 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.14 geluidsgevoelige objecten

woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

1.15 geluidzone - industrie

de met de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie' aangegeven zone, zoals bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder.

1.16 gezoneerd industrieterrein

een terrein waaraan in hoofdzaak een bestemming is gegeven voor de vestiging van bedrijven en waarvan de bestemming voor het gehele terrein of een gedeelte daarvan de mogelijkheid insluit van vestiging van bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

1.17 hoofdgebouw

een gebouw of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.18 peil
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie
  • a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  • b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.3 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 breedte, lengte en diepte van een gebouw

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.

2.5 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt voor motorbrandstoffen, met lpg': uitsluitend voor een verkooppunt voor motorbrandstoffen, inclusief lpg, met daarbij behorende andere detailhandel en een autowasstraat;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen.
3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

3.2.1 Gebouwen

Ten aanzien van de in lid 3.1 bedoelde gronden gelden voor het bouwen van gebouwen de volgende bouwregels:

  • a. de gezamenlijke grondoppervlakte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan 120 m2;
  • b. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 4 meter.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van de in lid 3.1 bedoelde gronden gelden voor het bouwen van andere bouwwerken de volgende bouwregels:

  • c. de grondoppervlakte van een luifel mag niet meer bedragen dan 300 m2;
  • d. de bouwhoogte van een luifel mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  • e. de bouwhoogte van andere bouwwerken ten behoeve van de rijksweg mag niet meer bedragen dan 15 meter;
  • f. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 6 meter.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Detailhandel is slechts toegestaan als ondergeschikt en niet-zelfstandig onderdeel van het bedrijf.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 5.2.1 onder a ten behoeve van het vergroten van de gezamenlijke grondoppervlakte van gebouwen tot 225 m2;
  • b. lid 5.2.2 onder a ten behoeve van het vergroten van de grondoppervlakte tot 1.000 m2;

met dien verstande dat voorwaarden kunnen worden gesteld aan de situering.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. landschappelijke inpassing;
  • b. groen, water, bermen en beplanting, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'tunnel', een ondergronds gelegen landtunnel ten behoeve van wegverkeer;
  • d. bij deze bestemming behorende nutsvoorzieningen, straatmeubilair, kunstwerken, oevers en oeververbindingen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Ten aanzien van de in lid 4.1 bedoelde gronden gelden voor het bouwen van gebouwen de volgende bouwregels:

  • a. er mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd, met een inhoud van ten hoogste 25 m3;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'tunnel' is een landtunnel mogelijk met bijbehorende bouwwerken ten behoeve van het beheer, gebruik en onderhoud van de weg tot een hoogte van maximaal 10,0 meter ten opzichte van NAP.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van de in lid 4.1 bedoelde gronden gelden voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde de volgende bouwregels:

  • a. er mogen andere bouwwerken, geen overkapping anders dan speelvoorzieningen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van licht-, reclame- en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 12 meter;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 5 meter.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ontsluitingen met hoofdzakelijk een verkeersfunctie, waarbij geldt dat voor de rijksweg A20 het aantal rijstroken niet meer mag bedragen dan 2 x 4 rijstroken, met de in- en uitvoegstroken medebegrepen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'brug' tevens voor een brug;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'tunnel', een tunnel ten behoeve van wegverkeer;
  • d. wegen en paden;
  • e. geluidswerende voorzieningen (wallen, schermen);
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, straatmeubilair, kunstwerken, water, oevers en oeververbindingen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Ten aanzien van de in lid 5.1 bedoelde gronden gelden voor het bouwen van gebouwen de volgende bouwregels:

  • a. er mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd, met een inhoud van ten hoogste 25 m3;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van de in lid 5.1 bedoelde gronden gelden voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde de volgende bouwregels:

  • a. er mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.
  • b. de bouwhoogte van licht-, reclame- en vlaggenmasten, bewegwijzering en verkeersregulering mag niet meer bedragen dan 12 meter.de bouwhoogte van andere bouwwerken ten behoeve van de rijksweg, waaronder geluidswerende voorzieningen, mag niet meer bedragen dan 15 meter;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 5 meter.

Artikel 6 Verkeer - Railverkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. spoorwegen;
  • b. spoorwegvoorzieningen;
  • c. geluidswerende voorzieningen (wallen, schermen);
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, straatmeubilair, kunstwerken, wegen, water, oevers en oeververbindingen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Ten aanzien van de in lid 6.1 bedoelde gronden gelden voor het bouwen van gebouwen de volgende bouwregels:

  • a. de oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 75 m2 per gebouw;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter.

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van de in lid 6.1 bedoelde gronden gelden voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde de volgende bouwregels:

  • a. er mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van constructies ten behoeve van de bovenleiding mag niet meer dan 6 meter bedragen, gemeten vanuit de bovenkant van de spoorstaaf;
  • c. de bouwhoogte van licht-, reclame- en vlaggenmasten, bewegwijzering en verkeersregulering mag niet meer bedragen dan 12 meter;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 5 meter.

Artikel 7 Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water;
  • b. waterberging;
  • c. waterhuishouding;
  • d. waterlopen en waterpartijen;
  • e. infiltratievoorzieningen;
  • f. oevers;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'tunnel', een tunnel ten behoeve van wegverkeer;
  • h. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, kunstwerken en oeververbindingen.
7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 10 m;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'tunnel' is een landtunnel mogelijk met bijbehorende bouwwerken ten behoeve van het beheer, gebruik en onderhoud van de weg tot een hoogte van maximaal 10,0 meter ten opzichte van NAP.

Artikel 8 Verkeer - Voorlopig Werkterrein

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Voorlopig Werkterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. werk- en transportgebied ten behoeve van de aanleg van een weg;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals bouwwegen, bouwkranen, ketenpark, projectkantoor, kleed- en schaftruimten en sanitaire voorzieningen;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals water, voorzieningen voor waterhuishouding en andere kunstwerken voor de waterhuishouding.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen

De bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 10 m.

8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 10 m.

8.3 Geldigheidstermijn van de voorlopige bestemming

De termijn waarvoor de voorlopige bestemming geldt zoals bedoeld in 8.1, bedraagt 5 jaar, gerekend vanaf de dag van inwerkingtreding van het bestemmingsplan 'Blankenburgverbinding A15/A20 (tracébesluit)'.

8.4 Definitieve bestemming

Na afloop van de geldigheidstermijn zijn:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'groen' de regels van artikel 4 van toepassing;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'water' de regels van artikel 7 van toepassing.

Artikel 9 Leiding - Brandstof

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Brandstof' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – primair bestemd voor (de bescherming va) een brandstofleiding met de daarbij behorende belemmeringenstrook.

9.2 Voorrangsbepaling

Indien er strijd ontstaat tussen het bepaalde in de bestemming 'Leiding - Brandstof' en het bepaalde in de overige daar voorkomende bestemmingen, prevaleert het bepaalde in de bestemming Leiding - Brandstof.

9.3 Bouwregels
9.3.1 Gebouwen

Ten aanzien van de in lid 9.1 bedoelde gronden gelden voor het bouwen van gebouwen de volgende bouwregels:

  • a. er mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming als bedoeld in lid 9.1;
  • b. de inhoud van gebouwen mag niet meer bedragen dan 25 m3;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter.

9.3.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van de in lid 9.1 bedoelde gronden gelden voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde de volgende bouwregels:

  • a. er mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming als bedoeld in lid 9.1;
  • b. de maximale bouwhoogte voor het bouwen van andere bouwwerken bedraagt 3,5 meter.
9.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.3.1 sub a en lid 9.3.2 sub a en toestaan dat ten behoeve van en volgens de regels van de secundaire bestemming en (eventuele) dubbelbestemming gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding, en er vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding.

9.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.5.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Brandstof zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

9.5.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 9.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 9.4 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

9.5.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding en vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende beheerder van de leiding.

Artikel 10 Leiding - CO2

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - CO2' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – primair bestemd voor (de bescherming va) een CO2-leiding met de daarbij behorende belemmeringenstrook.

10.2 Specifieke gebruiksregels

Indien er strijd ontstaat tussen het bepaalde in de bestemming 'Leiding - CO2' en het bepaalde in de overige daar voorkomende bestemmingen, prevaleert het bepaalde in de bestemming Leiding - CO2.

10.3 Bouwregels
10.3.1 Gebouwen

Ten aanzien van de in lid 10.1 bedoelde gronden gelden voor het bouwen van gebouwen de volgende bouwregels:

  • a. er mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming als bedoeld in lid 10.1;
  • b. de inhoud van gebouwen mag niet meer bedragen dan 25 m3;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter.

10.3.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van de in lid 10.1 bedoelde gronden gelden voor het bouwen van andere bouwwerken de volgende bouwregels:

a. er mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming als bedoeld in lid 10.1;

b. de maximale bouwhoogte voor het bouwen van andere bouwwerken bedraagt 3,5 meter.

10.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.3.1 sub a en lid 10.3.2 sub a en toestaan dat ten behoeve van en volgens de regels van de secundaire bestemming en (eventuele) dubbelbestemming gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding, en er vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding.

10.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.5.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - CO2 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

10.5.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 10.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 10.4 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

10.5.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding en vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende beheerder van de leiding.

Artikel 11 Leiding - Gas

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – primair bestemd voor (de bescherming van) een gasleiding met bijbehorende voorzieningen en met de daarbij behorende belemmeringenstrook.

11.2 Voorrangsbepaling

Indien er strijd ontstaat tussen het bepaalde in de bestemming 'Leiding - Gas' en het bepaalde in de overige daar voorkomende bestemmingen, prevaleert het bepaalde in de bestemming Leiding - Gas.

11.3 Bouwregels
  • a. Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 11.1 genoemde bestemming uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
  • b. Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwen betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
11.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.3 en toestaan dat ten behoeve van en volgens de regels van de onderliggende bestemming en (eventuele) dubbelbestemming(en), gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd, mits de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

11.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan van goederen, met uitzondering van het opslaan van goederen ten behoeve van inspectie en onderhoud van de gastransportleiding;
  • b. het wijzigen van het gebruik van bestaande gebouwen, indien daardoor een kwetsbaar object wordt toegelaten.
11.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.6.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Gas zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen en/of rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

11.6.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 11.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 11.4 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. betrekking hebben op graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken.

11.6.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding en vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende beheerder van de leiding.

Artikel 12 Leiding - Riool

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – primair bestemd voor (de bescherming van) een rioolpersleiding met de daarbij behorende belemmeringenstrook.

12.2 Voorrangsbepalinng

Indien er strijd ontstaat tussen het bepaalde in de bestemming 'Leiding - Riool' en het bepaalde in de overige daar voorkomende bestemmingen, prevaleert het bepaalde in de bestemming Leiding - Riool.

12.3 Bouwregels
12.3.1 Gebouwen

Ten aanzien van de in lid 12.1 bedoelde gronden gelden voor het bouwen van gebouwen de volgende bouwregels:

  • a. er mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming als bedoeld in lid 12.1;
  • b. de inhoud van gebouwen mag niet meer bedragen dan 25 m3;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter.

12.3.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van de in lid 12.1 bedoelde gronden gelden voor het bouwen van andere bouwwerken de volgende bouwregels:

a. er mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming als bedoeld in lid 12.1;

b. de maximale bouwhoogte voor het bouwen van andere bouwwerken bedraagt 3,5 meter.

12.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.3.1 sub a en lid 12.3.2 sub a en toestaan dat ten behoeve van en volgens de regels van de secundaire bestemming en (eventuele) dubbelbestemming gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding, en er vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding.

12.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.5.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Riool zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

12.5.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 12.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 12.4 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

12.5.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 12.5.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.

Artikel 13 Leiding - Warmtetransportleiding

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Warmtetransportleiding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. ondergrondse warmtetransportleidingen met de daarbij behorende beschermingszone;

Een en ander met de bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en bijbehorende voorzieningen.

13.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd waarbij de volgende regels gelden:

  • a. Uitsluitend mogen worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de in lid 13.1 genoemde bestemming.
  • b. Bouwwerken, geen gebouwen zijn toegestaan tot een bouwhoogte van ten hoogste 3 m,
  • c. De hartlijn van de warmtetransportleiding wordt gerealiseerd ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - warmtetransport' dan wel binnen een afstand van 1 meter uit deze aanduiding.
13.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels als bedoeld onder 13.2 onder a, b en c voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen, indien het leidingbelang niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder(s) en voorts onder de voorwaarde dat:

  • a. met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende bouwregels wordt gebouwd en het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Warmtetransportleiding' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen en parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem, daaronder mede begrepen lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • g. het permanent opslaan van goederen.

13.4.2 Uitzondering op het verbod

Het verbod van lid 13.4.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend;
  • b. het normaal onderhoud en beheer ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • c. graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten betreffen;
  • d. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning;
  • e. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

13.4.3 Toelaatbaarheid

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 13.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet wordt geschaad. Alvorens te beslissen op een aanvraag voor een omgevingsvergunning zoals bedoeld in lid 13.4.1, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de betrokken leidingbeheerder(s). Het vermelde advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.

Artikel 14 Leiding - Water

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor een ondergrondse waterleiding.

14.2 Specifieke gebruiksregels

Indien er strijd ontstaat tussen het bepaalde in de bestemming 'Leiding - Water' en het bepaalde in de overige daar voorkomende bestemmingen, prevaleert het bepaalde in de bestemming Leiding - Water.

14.3 Bouwregels
14.3.1 Primair

Op de in lid 14.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van niet meer dan 3 m.

14.3.2 Secundair

Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mogen geen bouwwerken worden gebouwd.

14.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.3.2 voor de bouw van bouwwerken ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen, onder de voorwaarde, dat:

  • a. de belangen met betrekking tot de betrokken leidingen dit toelaten;
  • b. alvorens omgevingsvergunning te verlenen schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leiding.
14.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.5.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden ten behoeve van het leidingbelang ter plaatse van de gronden als bedoeld in lid 14.1 de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van burgemeester en wethouders:

  • a. het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze ingraven dan wel indrijven van voorwerpen;
  • c. het uivoeren van grondwerkzaamheden;
  • d. het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen.

14.5.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het bepaalde in lid 14.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. worden uitgevoerd in het kader van het onderhoud en beheer van de leiding;
  • b. van geringe omvang zijn of gericht op en noodzakelijk zijn voor de instandhouding van de leiding;
  • c. niet van ingrijpende betekenis zijn.

14.5.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in 14.5.1 wordt uitsluitend verleend indien gebleken is dat door de werkzaamheden geen schade kan ontstaan aan de leiding.

14.5.4 Advies

Burgemeester en wethouders winnen ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 14.5.1 schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder.

 

Artikel 15 Waarde - Archeologie 1

15.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor Waarde - Archeologie 1 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de aanwezige archeologische waarden.
  • b. Indien er strijd ontstaat tussen het bepaalde in de bestemming Waarde - Archeologie 1 en het bepaalde in de overige daar voorkomende bestemmingen, behalve de bestemmingen voor de leidingen, prevaleert het bepaalde in de bestemming Waarde - Archeologie 1.
15.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.2.1 Verbod op werken, geen bouwwerken zijnde

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden grondbewerkingen uit te voeren, waartoe worden gerekend ploegen, graven en afgraven.

15.2.2 Uitzondering
  • a. Het verbod zoals bedoeld onder lid 15.2.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden waarvan de bodemverstoring niet dieper gaat dan 2,0 meter onder NAP;
  • b. Het verbod zoals bedoeld onder lid 15.2.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. Het verbod zoals bedoeld onder lid 15.2.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die betrekking hebben op reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
  • d. Het verbod zoals bedoeld onder lid 15.2.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die betrekking hebben op het verrichten van archeologisch onderzoek.

15.2.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, kan worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het (mogelijk) aanwezige archeologische materiaal en een rapport wordt overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, is onderzocht waaruit naar het oordeel van burgemeester en wethouders is gebleken dat het terrein in voldoende mate is vastgesteld.

15.2.4 Adviesprocedure

Alvorens omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld onder lid 15.2.1 wint het bevoegd gezag advies in bij de gemeentelijk archeoloog omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de archeologische waarden van het terrein onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.

15.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Waarde - Archeologie 1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

 

Artikel 16 Waarde - Archeologie 2

16.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor Waarde - Archeologie 2 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de aanwezige archeologische waarden.
  • b. Indien er strijd ontstaat tussen het bepaalde in de bestemming Waarde - Archeologie 2 en het bepaalde in de overige daar voorkomende bestemmingen, behalve de bestemmingen voor de leidingen, prevaleert het bepaalde in de bestemming Waarde - Archeologie 2.
16.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.2.1 Verbod op werken, geen bouwwerken zijnde

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden grondbewerkingen uit te voeren, waartoe worden gerekend ploegen, graven en afgraven.

16.2.2 Uitzondering
  • a. Het verbod zoals bedoeld onder lid 16.2.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden waarvan de bodemverstoring niet dieper gaat dan 2,0 meter onder NAP;
  • b. Het verbod zoals bedoeld onder lid 16.2.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden waarvan de oppervlakte niet meer bedraagt dan 100 m²;
  • c. Het verbod zoals bedoeld onder lid 16.2.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • d. Het verbod zoals bedoeld onder lid 16.2.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die betrekking hebben op reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
  • e. Het verbod zoals bedoeld onder lid 16.2.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die betrekking hebben op het verrichten van archeologisch onderzoek.

16.2.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, kan worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het (mogelijk) aanwezige archeologische materiaal en een rapport wordt overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, is onderzocht waaruit naar het oordeel van burgemeester en wethouders is gebleken dat het terrein in voldoende mate is vastgesteld.

16.2.4 Adviesprocedure

Alvorens omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld onder lid 16.2.1 wint het bevoegd gezag advies in bij de gemeentelijk archeoloog omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de archeologische waarden van het terrein onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.

16.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Waarde - Archeologie 2 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 17 Waterstaat - Waterkering

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de waterkering.

17.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 17.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 5 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
17.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 17.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

17.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructie, installaties of apparatuur;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

17.4.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen
  • c. werken of werken die betrekking hebben op reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.

17.4.3 Voorwaarden omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterkering en vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende beheerder van de waterkering.

Artikel 18 Waterstaat - Waterstaatkundige functie

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – primair bestemd voor (de bescherming van) het (stroomvoerend deel van het) rivierbed, watersystemen als fysiek systeem van waterlopen en andere met de waterhuishouding samenhangende voorzieningen en waterbergingsgebieden. .

18.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 18.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 5 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
18.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken bepaalde in lid 18.2 sub a toestaan dat ten behoeve van en volgens de regels van de secundaire bestemming en (eventuele) dubbelbestemming gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd, mits:

  • a. er sprake is van
    • 1. een zodanige situering van de bestemming dat het veilig en doelmatig gebruik van het oppervlaktewaterlichaam gewaarborgd blijft;
    • 2. geen feitelijke belemmering voor de vergroting van de afvoercapaciteit van de rivier;
    • 3. een zodanige situering van de bestemming dat de waterstandverhoging of afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is;
    • 4. een zodanige situering van de bestemming dat de ecologische toestand van het oppervlaktewaterlichaam niet verslechtert.
  • a. er vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende vaarweg.
18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

18.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructie, installaties of apparatuur;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

18.4.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen
  • c. werken of werken die betrekking hebben op reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.

18.4.3 Voorwaarden omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterkering en vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende beheerder van het waterstaatswerk.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 19 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 20 Algemene aanduidingsregels

20.1 Vrijwaringszone - dijk
20.1.1 Functie

Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - dijk' zijn de gronden, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens aangewezen voor het onderhoud, de veiligheid of mogelijkheden voor versterking van de primaire waterkering.

20.1.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk'
a Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de aanduiding 'Vrijwaringszone - dijk' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, aan te leggen, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verlagen of ophogen van de bodem met meer dan 0,25 m ten opzichte van het huidige maaiveld;
  • b. het wijzigen of verwijderen van oeverwerken, de oeverbescherming en/of kademuren.

b Uitzonderingen op het aanlegverbod

Het in artikel 20.1.2 onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud betreffen;
  • b. waarvoor een omgevingsvergunning is verleend;
  • c. waarvoor een watervergunning is verleend.

c Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 20.1.2 onder a bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de uitvoering ervan geen gevaar oplevert voor de waterkering of het goed functioneren ervan. Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden, wint het bevoegd gezag advies in bij de beheerder van de waterkering.

20.2 Vrijwaringszone - waterstaatswerk
20.2.1 Functie

Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - waterstaatswerk' zijn de gronden, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens aangewezen voor de bescherming, het beheer of mogelijkheden voor versterking van de waterstaatskering.

20.2.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de overige bestemmingen mag op de gronden zoals bedoeld in

lid 20.2.1 niet worden gebouwd.

20.2.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 20.2.2 voor

het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere

bestemming(en),

• mits vooraf een watervergunning is verkregen en/ of

• positief advies is ontvangen van de beheerder van de betreffende waterkering.

20.3 Geluidzone - industrie
20.3.1 Botlek/Pernis

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie 1' geldt een zone als bedoeld in artikel 40 en artikel 41, eerste en tweede lid van de Wet geluidhinder. Binnen deze zone mogen geen nieuwe geluidgevoelige objecten worden gerealiseerd. Vervanging van bestaande geluidgevoelige objecten is slechts toegestaan indien wordt voldaan aan de bepalingen van de Wet geluidhinder.

20.3.2 Vulcaanhaven/Koningin Wilhelminahaven, Klein Vettenoord

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie 2' geldt een zone als bedoeld in artikel 40 en artikel 41, eerste en tweede lid van de Wet geluidhinder. Binnen deze zone mogen geen nieuwe geluidgevoelige objecten worden gerealiseerd. Vervanging van bestaande geluidgevoelige objecten is slechts toegestaan indien wordt voldaan aan de bepalingen van de Wet geluidhinder.

20.3.3 Key en Kramer (tegenwoordig Conline)

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie 3' geldt een zone als bedoeld in artikel 40 en artikel 41, eerste en tweede lid van de Wet geluidhinder. Binnen deze zone mogen geen nieuwe geluidgevoelige objecten worden gerealiseerd. Vervanging van bestaande geluidgevoelige objecten is slechts toegestaan indien wordt voldaan aan de bepalingen van de Wet geluidhinder.

20.4 Veiligheidszone - Vervoer gevaarlijke stoffen
20.4.1 Algemeen

Ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen’ zijn nieuwe bouwwerken niet toegestaan.

20.4.2 Bouwverbod

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 20.4.1:

  • a. om nieuwe bouwwerken toe te laten in het gebied tussen 25 en 40 m vanaf de kade, indien:
    • 1. er sprake is van een groot maatschappelijk of bedrijfseconomisch belang;
    • 2. de veiligheid voldoende wordt gegarandeerd;
    • 3. de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond advies heeft uitgebracht;
  • b. om nieuwe kleinschalige voorzieningen ter ondersteuning van het dagrecreatieve karakter van de oever, zoals restaurants, cafés en kiosken, alsmede nieuwe bouwwerken die noodzakelijk zijn voor het functioneren van de vaarweg of de haven, zoals radarposten en kranen, toe te laten, indien:
    • 1. de bereikbaarheid van de oever voor hulpverleningsdiensten en de mogelijkheden voor optreden van deze diensten hierdoor niet worden belemmerd;
    • 2. er voldoende vluchtmogelijkheden (van de risicobron af gericht) zijn;
    • 3. het scheepvaartverkeer niet wordt belemmerd (zichtlijnen, radarwerking etc.);
    • 4. de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond en de beheerder van de vaarweg of haven advies hebben uitgebracht.
20.5 Vrijwaringszone - Vaarweg
20.5.1 Algemeen

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - vaarweg' zijn bestemd voor de veilige doorvaart van de scheepvaart.

20.5.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de daar voorkomende bestemmingen mogen op de in lid 20.5.1 bedoelde gronden, geen gebouwen worden gebouwd.

20.5.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsververgunning afwijken van het bepaalde in lid 20.5.2 ten behoeve van het bouwen van gebouwen, onder de voorwaarde dat belemmeringen worden voorkomen voor:

  • a. de doorvaart van de schaapvaart in de breedte, hoogte en diepte;
  • b. de zichtlijnen van de bemanning en de op het schip aanwezige navigatieapparatuur voor de scheepvaart;
  • c. het contact van de scheepvaart met bedienings- en begeleidingsobjecten;
  • d. de toegankelijkheid van de rijksvaarweg voor hulpdiensten;
  • e. het uitvoeren van beheer en onderhoud van de rijksvaarweg.

20.5.4 Voorwaarde omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de waterbeheerder van de rijksvaarweg.

Artikel 21 Algemene afwijkingsregels

21.1 Maten en bouwgrenzen

Tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is, kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van de regels voor:

  • a. afwijkingen van maten met ten hoogste 10%;
  • b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 22 Algemene wijzigingsregels

22.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 23 Overgangsrecht

23.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
23.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 24 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Blankenburgverbinding A15/A20 (tracébesluit)'.