direct naar inhoud van 4.6 Archeologie
Plan: Agrarisch bouwperceel Broekseweg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0617.bpbw-vg99

4.6 Archeologie

Regelgeving en beleid

Monumentenwet

De Monumentenwet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: 'de veroorzaker betaalt'.

Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.

Gemeentelijk beleid archeologie

De gemeente Strijen heeft geen eigen gemeentelijk archeologisch beleid vastgesteld. De gemeente hanteert de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Zuid-Holland.

Onderzoek

Het plangebied heeft een lage verwachtingswaarde conform de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Zuid-Holland. De verwachtingskaart van de Hoeksche Waard geeft echter voor het plangebied een middelhoge verwachtingswaarde aan. In dat kader is door IDDS een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennende fase) voor het plangebied ten noorden van de Broekseweg (waar een bouwvlak op komt te liggen) uitgevoerd (Bijlage 3).

Tijdens het onderzoek is geconstateerd dat op basis van het veldonderzoek de archeologische verwachting van het plangebied uit het bureauonderzoek niet bevestigd kan worden. Op basis van de resultaten van het inventariserend veldonderzoek wordt daarom geadviseerd om geen vervolgonderzoek uit te laten voeren. Het is echter mogelijk dat in het veraarde veen nog archeologische resten kunnen voorkomen uit de periode IJzertijd tot de Late-Middeleeuwen. Als er daarom ten behoeve van de voorgenomen bouwwerkzaamheden dieper wordt gegraven dan 2,2 m –mv of -3,5 m NAP, de diepte vanaf waar het veraarde veen zich in de ondergrond bevindt, is het advies om archeologisch vervolgonderzoek uit te laten voeren in de vorm van proefsleuven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0617.bpbw-vg99_0007.jpg"

Figuur 4.1 Uitsnede verwachtingskaart Hoeksche Waard

afbeelding "i_NL.IMRO.0617.bpbw-vg99_0008.jpg"

Conclusie

Voor het plangebied worden twee verschillende archeologische dubbelbestemmingen opgenomen. Aan de noordkant van de Broekseweg Waarde - Archeologie - 1 en aan de zuidkant van de Broekseweg Waarden - Archeologie 2.

Dat betekent dat voorafgaand aan eventuele toekomstige werkzaamheden in deze delen van het plangebied archeologisch onderzoek dient te worden uitgevoerd. Voor de gebieden met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 1 zijn dit ingrepen met een oppervlak van meer dan 100 m² en dieper dan 2,2 m. Voor de gebieden met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 2 zijn dit ingrepen met een oppervlak van meer dan 100 m² en dieper dan 30 cm (aangezien hier nog geen archeologisch onderzoek is uitgevoerd).

Met behulp van aanvullend archeologisch onderzoek kan het gebied van deze beschermende dubbelbestemming verkleind worden of kan de diepte worden aangepast. Eventuele vondsten gedaan tijdens bijvoorbeeld de planuitvoering vallen onder de meldingsplicht zoals vastgelegd in artikel 53 van de Monumentenwet 1988.