direct naar inhoud van Regels
Plan: Noordoever - Oostvoornse Meer 3
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0614.1209bpNOOVN3-0100

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Noordoever - Oostvoornse Meer 3 met identificatienummer NL.IMRO.0614.1209bpNOOVN3-0100 van de gemeente Westvoorne.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 archeologisch deskundige

een door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige op het gebied van archeologie.

1.6 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

1.7 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.8 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.9 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet/Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.10 bestaande bouwwerken

bouwwerken die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of nog kunnen komen en met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet/Wet algemene bepalingen omgevingsrecht .

1.11 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.12 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.13 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.14 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.15 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.16 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.17 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.18 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.19 bouwvlakgrens

een grens van een bouwvlak.

1.20 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.21 dagrecreatie

een dagtocht of uitstapje zonder dat daarbij een overnachting elders plaatsvindt.

1.22 discotheek of dancing

een horecabedrijf gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, in combinatie met het doen beluisteren van muziek en het gelegenheid geven tot dansen, feesten en andere daarmee vergelijkbare evenementen.

1.23 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.24 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.25 geluidzone - industrie

de met de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie' aangegeven zone, zoals bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder.

1.26 horecavoorziening

een voorziening/bedrijf, gericht op het verstrekken van al dan niet ter plaatse te nuttigen voedsel en/of dranken, uitgezonderd discotheken.

1.27 hulpverlening

iedere daad of werkzaamheid, veericht om hulp te verlenen aan een in gevaar verkerend persoon of andere zaak.

1.28 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen

voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.

1.29 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.30 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.31 peil
  • a. In het geval van gebouwen:
    • 1. indien de afstand van een gebouw tot de kant van de openbare weg meer dan 5 m bedraagt: de afgewerkte begane grondvloer met een maximum van 30 cm boven de gemiddelde hoogte van het aansluitende terrein, vóór het eventueel bouwrijp maken van dit terrein;
    • 2. indien de afstand van een gebouw tot de kant van de openbare weg ten hoogste 5 m bedraagt: de afgewerkte begane grondvloer met een maximum van 30 cm boven de gemiddelde hoogte van de kruin van de weg, ter plaatse van het bouwwerk.
  • b. In het geval van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
    • 1. indien de afstand van het bouwwerk tot de kant van de openbare weg meer dan 5 m bedraagt: de gemiddelde hoogte van het aansluitende terrein, vóór het eventueel bouwrijp maken van dit terrein;
    • 2. indien de afstand van het bouwwerk tot de kant van de openbare weg ten hoogste 5 m bedraagt: de gemiddelde hoogte van de kruin van de weg, ter plaatse van het bouwwerk.
1.32 strandpaviljoen

een horecabedrijf gericht op de dagrecreatie met veelal als nevenactiviteit de verhuur van strandstoelen, parasols en windschermen.

1.33 trekkershut

gebouw waar trekkers kunnen overnachten.

1.34 verblijfsrecreatie-appartement

een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, geen woonkeet en geen caravan of andere constructie op wielen zijnde, dat bedoeld is om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden gebruikt voor recreatief verblijf.

1.35 verkeersruimte bij strandpaviljoen

een al dan niet overdekt bouwwerk, behorend bij een strandpaviljoen, dat bedoeld is voor toegang tot het strandpaviljoen of terras, uitgezonderd trappen en hellingbanen.

1.36 verkoopvloeroppervlakte

de vloeroppervlakte van voor het publiek toegankelijke winkelruimten.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling, alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 strandpaviljoens

voor strandpaviljoens geldt de volgende wijze van meten:

2.5.1 bouwhoogte

vanaf de bovenzijde van de begane grondvloer tot aan het hoogste punt van het gebouw met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5.2 goothoogte

vanaf de bovenzijde van de begane grondvloer tot aan de bovenkant van de goot / de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5.3 hoogte begane grondvloer

gemeten tussen de onderzijde van de begane grondvloer en het aangrenzende maaiveld of een verhard terrein.

2.6 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.7 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 vloeroppervlakte

de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Recreatie - Dagrecreatie

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dagrecreatie;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie-3':
    • 1. ten hoogste één sportcentrum met 10 verblijfsrecreatieappartementen en bijbehorende, ondergeschikte horeca en detailhandel en
    • 2. één strandpaviljoen met uitsluitend op de verdieping ten hoogste tien bijbehorende verblijfsrecreatie-appartementen;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals voorzieningen ten behoeve van een visuele afscherming, nutsvoorzieningen, gebouwen ten behoeve van de hulpverlening, sanitaire voorzieningen, toegangs- en bevoorradingswegen, parkeervoorzieningen en water.
3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

3.2.1 Algemeen
  • a. gebouwen en overkappingen, uitgezonderd gebouwen voor sanitaire voorzieningen en hulpverlening, worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen en hulpverlening bedraagt ten hoogste 6 m;
  • c. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt tegen hoogste 3 m;
  • d. het bebouwd oppervlak van een strandpaviljoen, inclusief terras en verkeersruimten, bedraagt ten hoogste 950 m², met dien verstande dat de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen ten hoogste 750 m² bedraagt.

3.2.2 Specifieke vorm van recreatie-3

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie-3' gelden daarnaast de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van het sportcentrum bedraagt ten hoogste 7,5 m;
  • b. de goothoogte van het sportcentrum bedraagt ten hoogste 5,5 m;
  • c. de bouwhoogte van het strandpaviljoen met bijbehorende verblijfsrecreatie-appartementen bedraagt ten hoogste 7,5 m
  • d. de bouwhoogte als bedoeld onder c, mag over een oppervlakte van ten hoogste 50% van de oppervlakte van het strandpaviljoen met bijbehorende verblijfsrecreatie-appartementen overschreden worden tot een bouwhoogte van ten hoogste 9 m, met dien verstande dat de extra bouwhoogte wordt voorzien van een kap met een hellingshoek van tenminste 8°;
  • e. de hoogte van de begane grondvloer van het strandpaviljoen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • f. het aantal bouwlagen van het strandpaviljoen met bijbehorende verblijfsrecreatie-appartementen bedraagt inclusief kap ten hoogste 2;
  • g. het vloeroppervlak van het sportcentrum bedraagt ten hoogste 1.750 m²;
  • h. het vloeroppervlak ten behoeve van het horecabedrijf bij het sportcentrum bedraagt ten hoogste 600 m²;
  • i. de verkoopvloeroppervlakte van de detailhandel in sportartikelen bij het sportcentrum bedraagt ten hoogste 500 m².

3.2.3 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan bebakening en verlichting ten behoeve van het verkeer te water, bedraagt ten hoogste 6 m.

3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Incidenteel nachtverblijf

Het vloeroppervlak van een ruimte ten behoeve van het beheer en het daarmee samenhangende incidentele nachtverblijf in een strandpaviljoen bedraagt ten hoogste 10 m² van de oppervlakte van een strandpaviljoen.

3.3.2 Opslag van goederen

De opslag van goederen buiten het bouwvlak is niet toegestaan.

3.3.3 Gebruik ten behoeve van discotheek

Het gebruik van strandpaviljoens ten behoeve van discotheken en het daarbij behorende gebruik is niet toegestaan.

3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Afwijken voor grotere oppervlakte strandpaviljoen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het maximum bebouwd oppervlak van een strandpaviljoen, zoals genoemd in lid 3.2.1 onder d ten behoeve van openbare sanitaire voorzieningen, openbare voorzieningen ten behoeve van de dagrecreatie en openbare voorzieningen ten behoeve van de hulpverlening, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen voor sanitaire voorzieningen, dagrecreatie en hulpverlening ten hoogste 100 m² bedraagt.

3.5 Wijzigingsbevoegdheid
3.5.1 Wijzigingsbevoegdheid nieuwe bouwvlakken noordoever Oostvoornse Meer

Burgemeester en wethouders zijn, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 Wro, bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het aanwijzen van nieuwe bouwvlakken met inachtneming van de volgende regels:

  • a. deze bevoegdheid is uitsluitend van toepassing op het aanwijzen van nieuwe bouwvlakken op de noordoever van het Oostvoornse Meer;
  • b. deze bevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast voor de realisering van watersport- of hieraan gerelateerde voorzieningen voor sport en recreatie;
  • c. het aantal nieuwe bouwvlakken bedraagt ten hoogste 2;
  • d. de oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt per bouwvlak ten hoogste 350 m² ;
  • e. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen bedraagt ten hoogste 4 respectievelijk 6 m;
  • f. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • g. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 6 m;
  • h. de bodemkwaliteit dient geschikt te zijn voor de beoogde functie.

3.5.2 Wijzigingsbevoegdheid verwijderen bouwvlakken

Burgemeester en wethouders zijn, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 Wro, bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het verwijderen van bouwvlakken bij beëindiging van de bedrijfsactiviteiten of de opheffing van de aanwezige voorzieningen.

 

Artikel 4 Recreatie - Verblijfsrecreatie

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. trekkershutten;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, paden, parkeervoorzieningen en nutsvoorzieningen.
4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

4.2.1 gebouwen en overkappingen
  • a. het aantal trekkershutten bedraagt ten hoogste 12;
  • b. de bouwhoogte van trekkershutten bedraagt ten hoogste 3,5 m;
  • c. de oppervlakte van trekkershutten bedraagt ten hoogste 35 m²;
  • d. per trekkershut is uitsluitend één aangebouwde overkapping toegestaan, met dien verstande dat de oppervlakte daarvan ten hoogste 15 m² en de bouwhoogte ten hoogste 3 m bedraagt.

4.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 5 Waarde - Archeologie

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden of de daar aan te treffen archeologische waarden.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 5.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de bouwvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de bouwvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde-4': een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 3 m beneden NAP en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst of een oppervlakte beslaat van ten hoogste 200 m²;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde-5': een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan de huidige onderwaterbodem kan worden geplaatst of een oppervlakte beslaat van ten hoogste 200 m².
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, egaliseren, ophogen en aanleggen van drainage;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplanting of bomen;
  • d. het aanleggen of rooien van bos waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.

5.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod als bedoeld in lid 5.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde-4': graafwerkzaamheden betreffen niet dieper dan 3 m beneden maaiveld of een oppervlakte beslaat van ten hoogste 200 m²;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde-5': graafwerkzaamheden betreffen niet dieper dan de huidige onderwaterbodem of een oppervlakte beslaat van ten hoogste 200 m²;
  • c. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 6.2 in acht is genomen;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd
  • f. normaal beheer en onderhoud betreffen;
  • g. worden uitgevoerd in bestaande weg- en leidingcunetten.

5.3.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 6.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de aanlegvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de aanlegvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de aanlegvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.
5.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen een of meer bestemmingsvlakken van de bestemming Waarde - Archeologie geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:

  • a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

Artikel 6 Waterstaat - Waterkering

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor `Waterstaat - Waterkering` aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de waterkering.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 6.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 10 m;
  • c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 6.2, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de waterkering door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

6.3.2 Advies

Alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 6.3.1 te beslissen, vraagt het bevoegd gezag advies aan de waterkeringbeheerder omtrent het in lid 6.3.1 bepaalde en over eventueel aan de vergunning te stellen voorwaarden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene bouwregels

8.1 Voldoende parkeergelegenheid
  • a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
  • b. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
  • c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie
8.2 Bestaande maten
  • a. Voor een bouwwerk, dat krachtens een bouwvergunning of omgevingsvergunning voor het bouwen op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    • 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    • 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  • b. Ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
  • c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
8.3 Voldoende parkeergelegenheid
  • a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
  • b. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
  • c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.
8.4 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  • b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
  • c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
8.5 Overkappingen, luifels en overstekken

Indien een gebouw voorzien is van een overkapping, wordt het oppervlak onder deze overkapping mede als oppervlakte van het gebouw berekend, met dien verstande dat deze bepaling niet van toepassing is op overkappingen, luifels en dakoverstekken met een diepte van minder dan 1 m.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

9.1 Algemeen verbod op strijdig gebruik

Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel in strijd met de bestemming en/of deze regels.

9.2 Bijzonder gebruiksverbod
  • a. onverminderd het bepaalde in lid 9.1 van dit artikel is het in ieder geval verboden onbebouwde gronden te gebruiken voor:
    • 1. het storten c.q. lozen en/of het opslaan van bagger, grondspecie, puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
    • 2. het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, containers, oude en nieuwe bouwmaterialen, voer- en vaartuigen, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen hiervan, afval, puin, zand, grind en brandstoffen;
    • 3. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
  • b. onverminderd het bepaalde onder a is het in ieder geval verboden bouwwerken te gebruiken voor seksinrichting en voor detailhandelsdoeleinden, voor zover zulks niet expliciet is toegestaan in gevolge de bestemmingsbepalingen.
9.3 Uitzonderingen bijzonder gebruiksverbod
  • a. Het in lid 9.2 onder a bepaalde is niet van toepassing op:
    • 1. het (tijdelijk) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van de gronden;
    • 2. opslag van goederen in het kader van de in het plan toegestane bedrijfsvoering binnen het daarvoor aangegeven bouwvlak;
    • 3. het plaatsen van onderkomens overeenkomstig het bepaalde in de in hoofdstuk 2 van deze regels;
    • 4. het opslaan of storten van afvalstoffen, voor zover noodzakelijk voor het normale onderhoud van de gronden en de watergangen;
  • b. Het in lid 9.2 onder b bepaalde is niet van toepassing op detailhandel in goederen, voor zover zulks een ondergeschikt en niet zelfstandig onderdeel vormt van de bedrijfsvoering van de in het plan toegestane bestemmingen.

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels

10.1 Geluidszone - Industrie
10.1.1 Geen geluidsgevoelige objecten

In afwijking van hoofdstuk 2 geldt ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - Industrie dat nieuwe geluidsgevoelige objecten niet zijn toegestaan.

10.1.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in 10.1.1 indien:

  • a. uit akoestisch onderzoek is gebleken dat de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder niet wordt overschreden;
  • b. er ten behoeve van de geluidsgevoelige objecten hogere waarden zijn vastgesteld en aan die hogere waarden wordt voldaan.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afgeweken kan worden - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 15%;
  • b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 12 Algemene wijzigingsregels

12.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

Artikel 13 Overige regels

Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan Noordoever - Oostvoornse Meer 3 '.