direct naar inhoud van 4.3 Bodem
Plan: Hoofdweg Oostvoorne
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0614.1209bpHoofdweg-0100

4.3 Bodem

Normstelling en beleid

Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak.

In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek blijkt dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging moet het volledig verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd.

Onderzoek

In oktober 2006 is ter plaatse van het westelijke deel van het plangebied een verkennend bodemonderzoek1 uitgevoerd (zie Bijlage 2). Tijdens het veldwerk zijn geen bodemvreemde bestanddelen aangetroffen. Uit dit onderzoek blijkt dat lokaal alleen de zandige bovengrond licht verontreinigd is met PAK-verbindingen. De waarde waarboven nader onderzoek nodig is wordt echter niet overschreden. De oorzaak van deze verontreinigingen zijn waarschijnlijk antropogene invloeden door de jaren heen, in relatie met de ligging tegen de bebouwde kom. In het grondwater worden plaatselijk lichte verontreinigingen voor chroom, nikkel, arseen en xyleen aangetroffen. De waarden waarboven nader onderzoek nodig is, worden echter niet overschreden. Het grondwater is mogelijk van nature licht verontreinigd met xyleen (veen in de ondergrond). De licht verhoogde metalen (chroom, nikkel en arseen) kunnen van nature in verhoogde concentraties in het grondwater worden aangetroffen. Ook is het mogelijk dat de verhoogde waarden voor de metalen het gevolg zijn van zogenaamde plaatsingsinvloeden. De concentraties zijn dermate gering dat geen verdere actie ondernomen hoeft te worden.

Ter plaatse van het oostelijke deel van het plangebied is in 2008 een verkennend bodemonderzoek2 uitgevoerd (zie Bijlage 3). Uit dit onderzoek blijkt dat op dit deel van het plangebied geen asbestverdachte materialen zijn toegepast en/of aanwezig zijn. In de bovengrond zijn lokaal zwakke bijmengingen van kolengruis of puin aangetroffen. Zowel in de bovengrond als in de ondergrond zijn geen verontreinigingen aangetroffen. In het grondwater zijn licht verhoogde gehalten voor enkele stoffen aangetoond. Ook hier worden de waarden waarboven nader onderzoek nodig is niet overschreden.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde ontwikkeling. Dit aspect staat de vaststelling van het bestemmingsplan daarom niet in de weg.