direct naar inhoud van 4.4 Ecologie
Plan: Hoofdweg Oostvoorne
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0614.1209bpHoofdweg-0100

4.4 Ecologie

Deze paragraaf betreft een samenvatting van het uitgebreide bureauonderzoek zoals opgenomen in Bijlage 4. In bijlagen 5 en 6 zijn de resultaten van de veldonderzoeken opgenomen.

Huidige situatie

Het plangebied bestaat uit agrarische percelen, watergangen en opgaande beplanting.

Beoogde ontwikkelingen

In het plangebied wordt een nieuwe woonbuurt gerealiseerd. Hiervoor moeten de volgende werkzaamheden worden uitgevoerd:

  • verwijderen beplanting en bomen;
  • bouwrijp maken;
  • bouwwerkzaamheden.

Resultaten onderzoek en conclusie

Gebiedsbescherming

In het bureauonderzoek zijn de mogelijke effecten van de ontwikkeling in het plangebied op het Natura 2000-gebied Voornes Duin (tevens PEHS-gebied) onderzocht. Aangezien het plangebied niet in het Voornes Duin is gelegen zullen er geen effecten als gevolg van vernietiging, versnippering en verdroging optreden. Gezien de afstand tussen het natuurgebied en het plangebied en de tussenliggende bebouwing zal er ook geen geluidsverstoring optreden. Mogelijk dat als gevolg van de verkeerstoename de stikstofdepositie in het Natura 2000-gebied toeneemt. De N218 ligt namelijk dicht langs het Voornes Duin ter hoogte van het Oostvoornse Meer. De toename van maximaal 350 mvt/etmaal op de totale hoeveelheid van 28.650 mvt/etmaal op de N218 is dermate gering dat de stikstofdepositie nauwelijks toe zal nemen. Naar verwachting zal de extra depositie op slechts enkele tientallen meters van de weg neerslaan. Op deze afstand zijn geen gevoelige habitattypen (grijze duinen) aanwezig. Derhalve kunnen negatieve effecten op het Natura 2000-gebied Voornes Duin worden uitgesloten. De Natuurbeschermingswet zal de uitvoering van het bestemmingsplan dan ook niet in de weg staan.

Soortenbescherming

Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen of verlening van ontheffing op grond van de Flora- en faunawet (hierna Ffw) nodig zal zijn en of het reëel is te verwachten dat deze zal worden verleend.

Het bestemmingsplan voorziet in de realisatie van een nieuwe woonbuurt. De benodigde werkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkeling kunnen leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden. In het plan komen (naar verwachting) de beschermde soorten voor zoals onderstaande tabel 1 opgenomen.

Tabel 1

vrijstellingsregeling Ffw   tabel 1     mol, egel en veldmuis

bruine kikker  
ontheffingsregeling Ffw   tabel 2     geen  
  tabel 3   bijlage 1 AMvB   geen  
    bijlage IV HR   alle vleermuizen  
  vogels   cat. 1 t/m 4   geen  

  • Er zal geen ontheffing nodig zijn voor de tabel 1-soorten van de Ffw waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Ffw geldt.
  • De aantasting en verstoring van vogels dient te worden voorkomen door werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal van 15 maart tot en met 15 juli) te laten starten.
  • Van aantasting van (vaste verblijfplaatsen of vliegroutes van) vleermuizen zal geen sprake zijn. Vaste verblijfplaatsen of vliegroutes van zijn namelijk niet vastgesteld tijdens het veldonderzoek (Mertens, 2010). Het plangebied en omgeving vormen wel foerageergebied voor met name de gewone dwergvleermuis en in veel mindere mate voor de ruige dwergvleermuis en laatvlieger. Het gebied is echter niet van wezenlijke waarde. Door de ontwikkeling van het gebied wordt de waarde van het plangebied als marginaal foerageergebied niet aangetast. Door de ontwikkeling ontstaat er juist meer structuur en boven de te realiseren tuinen kan gefoerageerd worden.

Gezien het bovenstaande staat de Flora- en faunawet de uitvoering van onderhavig bestemmingsplan niet in de weg.