Plan: | Hoofdweg Oostvoorne |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0614.1209bpHoofdweg-0100 |
Toetsingskader
Voor heel Nederland is de archeologische (verwachtings)waarde aangegeven op de Archeologische Monumentenkaart (AMK) en de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW). De provincie Zuid-Holland heeft mede op basis van deze kaarten een eigen systeem ontwikkeld: de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS). De CHS wordt door de provincie benut als beleidsinstrument om (gemeentelijke) ruimtelijke plannen te toetsen op het aspect archeologie.
De Wet op de archeologische monumentenzorg bevat regels voor de 'doorvertaling' van het archeologiebeleid naar bestemmingsplannen. Een aantal verplichtingen geldt niet indien bouwplannen of werkzaamheden betrekking hebben op een oppervlakte van minder dan 100 m². De gemeenteraad kan hiervoor een andere afwijkende oppervlakte vaststellen.
Beleid Westvoorne
Westvoorne heeft, daarin geadviseerd door het Bureau Oudheidkundig Onderzoek van Gemeentewerken Rotterdam (BOOR), in 2008 een eigen Archeologische Kenmerkenkaart en Archeologische Waarden- en Beleidskaart opgesteld (AWK). Deze lokale kaart is gebaseerd op alle bekende informatie met betrekking tot geologie, historie en archeologie en geeft het meest nauwkeurig denkbare beeld van de archeologische waarden en verwachtingen.
Daarbij is niet alleen de verwachtingswaarde op zich beoordeeld, maar om een werkbare situatie te creëren is ook gekeken op welke diepte onder maaiveld de archeologische waarden en verwachtingen zijn aan te treffen. De AWK is gebaseerd op zowel historisch en cartografisch onderzoek, als op bodemkundige en archeologische gegevens, die voornamelijk door het BOOR in de afgelopen decennia zijn verzameld.
Het vaststellen, waarderen en documenteren van archeologische waarden vindt binnen de archeologische monumentenzorg gefaseerd plaats. Na een bureauonderzoek kan het nodig zijn een archeologische inventarisatie in het veld uit te voeren. De resultaten van de inventarisatie kunnen vervolgens leiden tot een aanvullend archeologisch onderzoek. De resultaten van laatstgenoemd onderzoek vormen het uitgangspunt bij de keuze om een vindplaats te behouden, op te graven, waarnemingen uit te voeren tijdens het bouwproject of geen verdere stappen te ondernemen.
Bewoningsgeschiedenis
Het plangebied maakt deel uit van een omvangrijk veengebied dat vanaf de ijzertijd (circa 800 voor Christus-begin jaartelling), en mogelijk al eerder, werd bewoond.
Voor wat betreft de vroegere prehistorie (eind Paleolithicum, Mesolithicum) is er vooralsnog te weinig geologische en archeologische informatie beschikbaar om de bewoningsgeschiedenis te reconstrueren. De spaarzame informatie uit het Europoortgebied toont wel aan dat zich in de diepere ondergrond oude landschappen bevinden met bewoningsmogelijkheden voor de mens (bijvoorbeeld rivierduinen, oeverafzettingen van rivierlopen enz.).
Vanaf de 10e/11e eeuw wordt het veen- en kleigebied ontgonnen. Door het graven van sloten wordt het gebied ontwaterd en voor bewoning en landbouw geschikt gemaakt. Door de toenemende ontwatering treedt een maaivelddaling op, waardoor het land voor het buitenwater kwetsbaarder wordt. Vanaf het midden van de 12e eeuw treden er overstromingen op, waarbij eerst het gebied langs de Maasmonding wordt getroffen. Het zuidelijk deel van Voorne lijkt iets later last te krijgen van het water. Zo ontstond waarschijnlijk rond 1214 het Haringvliet, waardoor Voorne gescheiden werd van het zuidelijk gelegen gebied.
Oostvoorne is in oorsprong een waarschijnlijk 12e-eeuws ringdorp, gelegen in het hart van de polder Gouthoek. Direct ten noorden van de ring liggen de resten van het ooit imposante burchtcomplex van de heren van Voorne.
Het van oudsher agrarische karakter van Westvoorne is niet verdwenen. Ook de middeleeuwse en jongere bedijkingen zijn, inclusief de vroegere dijkdoorbraken en de in oorsprong laat-prehistorische Strype, nog altijd tastbaar aanwezig in het landschap. Ze geven zichtbaar diepte aan de bijzondere bewoningsgeschiedenis van Westvoorne.
Archeologische verwachtingswaarde
Voor het plangebied geldt aan de westzijde een zeer hoge archeologische verwachtingswaarde. De rest van het plangebied heeft een redelijk hoge tot hoge archeologische verwachtingswaarde. Dit is weergegeven in figuur 4.1.
![]() |
![]() |
Figuur 4.1 Uitsnede Archeologische Waarden- en beleidskaart Westvoorne
Voor gebieden met een zeer hoge archeologische verwachting is bij ingrepen in de bodem met een oppervlakte van meer dan 100 m² archeologisch onderzoek nodig. Voor de gebieden met een redelijk hoge tot hoge verwachting wordt een oppervlaktegrens van 200 m² en een diepte van 0,4 m gehanteerd. Voor bouw- of andere werkzaamheden met een kleinere oppervlakte is geen nader archeologisch onderzoek nodig.
Conclusie
Op basis van het bovenstaande beleid is in 2010 een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek in de vorm van een verkennend en karterend booronderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 1). Het booronderzoek heeft tot de onderzochte diepte van 4,5 meter onder het maaiveld geen aanwijzingen opgeleverd voor de aanwezigheid van archeologische waarden in het plangebied. Daarmee is de archeologische verwachting uit het bureauonderzoek tijdens dit booronderzoek niet bevestigd. Op basis van dit booronderzoek wordt een archeologisch vervolgonderzoek in het kader van de beoogde ontwikkeling van het plangebied niet noodzakelijk geacht.
Overigens blijft er een kans aanwezig dat in de uitvoeringsfase (vondstarme) archeologische sporen worden aangetroffen. Hiervoor geldt een wettelijke meldingsplicht ex artikel 53 van de Monumentenwet 1988 en de Wet op de archeologische monumentenzorg.
Verder is relevant dat de aanbeveling uit het onderzoek expliciet alleen geldt voor de specifieke werkzaamheden ten behoeve van de ontwikkelingen die dit plan mogelijk maakt. Plannen voor andere (gewijzigde en/of toekomstige) bodemverstoringen binnen dit bestemmingsplangebied dienen opnieuw te worden voorgelegd. Hiervoor is een specifieke regeling in dit plan opgenomen.