Plan: | De Proeftuin |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0611.deproeftuin-oh01 |
Voor het plangebied is een flora en fauna quickscan uitgevoerd door Bureau Waardenburg b.v.12 ten einde te onderzoeken voor welke soorten in het kader van de Flora- en faunawet (Ffw) eventueel ontheffing aangevraagd moet worden. Daarnaast is onderzocht of het nieuwe bedrijventerrein effecten zal hebben op eventuele nabijgelegen speciale beschermingszones. De volledige onderzoeksrapportages zijn te vinden in de separate bijlagen.
Onderzoek
De werkzaamheden in het kader van de voorgenomen ontwikkeling kunnen leiden tot verstoring, dan wel beschadiging of vernietiging van vaste verblijfplaatsen van enkele soorten dieren. Dit betekent dat er sprake zal zijn van overtreding van verbodsbepalingen van de Ffw, waarvoor vrijstelling moet worden verkregen of ontheffing verleend zal moeten worden. In het plangebied zullen naar verwachting alleen categorie 1-soorten aanwezig zijn, waarvoor een algemene vrijstelling geldt indien de werkzaamheden te karakteriseren zijn als ruimtelijke ingreep of bestendig gebruik en beheer. Dit betekent concreet dat er geen onaanvaardbare effecten zijn te verwachten op leefgebieden van ter plaatse aanwezige dieren.
Conclusie
Uit de quickscan is naar voren gekomen de voorgenomen ontwikkeling naar verwachting geen negatief effect zal hebben op beschermde natuurgebied(en). Evenmin zal de voorgenomen ontwikkeling een negatief effect hebben op de gunstige staat van instandhouding van veldmuis, haas, mol, gewone pad en de kleine watersalamander. Ten slotte wordt in de rapportage gesteld dat de voorgenomen ontwikkeling kan leiden tot een gering lokaal verlies aan biotoop voor broedvogels.
Aanvullend onderzoek
De akker ten noorden van het hierboven beschreven plangebied (plandeel Natuurontwikkeling) is later bij het plangebied gevoegd. Om inzicht te krijgen in de betekenis van dit perceel is aanvullend natuuronderzoek uitgevoerd13. De resultaten en bijbehorende aanbevelingen van dit aanvullende onderzoek zijn weergegeven in onderstaande paragraaf.
Flora
Nabij het plangebied is de beschermde grote kaardenbol aangetroffen (vervolgonderzoek d.d. 11 april 2007). In het plangebied is deze soort niet aangetroffen en door het ontbreken van geschikte biotopen worden middels de Ffw beschermde planten ook niet verwacht.
Ongewervelden
Ten noordoosten van het plangebied zijn waarnemingen bekend van de strikt beschermde platte schijfhoren (www.limnodata.nl). Voor deze en andere beschermde ongewervelden ontbreekt het aan geschikt biotoop in het plangebied.
Vissen
In de omgeving van het plangebied komen de beschermde soorten kleine modderkruiper en bittervoorn voor (www.limnodata.nl). Er zijn in de aanwezige wateren rondom het plangebied geen beschermde vissoorten gevangen. Ook in de vorige studies ontbreken waarnemingen van beschermde soorten nabij het plangebied. Op basis van deze waarnemingen kan geconcludeerd worden dat beschermde vissoorten niet voorkomen in de wateren rondom het plangebied.
Amfibieën
In de omgeving van het plangebied komen de volgende soorten amfibieën voor: meerkikker, bastaard kikker, bruine kikker, gewone pad en kleine watersalamander (RAVON, 2007). Al deze soorten zijn beschermd krachtens de Ffw. Behalve voor deze meerkikker is rondom het plangebied geschikt biotoop aanwezig voor deze soorten. Het aandeel landbiotoop is zeer minimaal aangezien de akker intensief wordt beheerd (ploegen en mesten). De meest algemene soorten zullen de gewone pad en bastaard kikker zijn. Waarnemingen van de strikt beschermde rugstreeppad zijn in de regio niet bekend.
Reptielen
Er is voor reptielen geen geschikt biotoop aanwezig in het plangebied.
Vogels met jaarrond beschermde nestplaats14
De nestplaatsen van onder andere verschillende soorten spechten, roofvogels en zwarte kraaien zijn het gehele jaar beschermd middels de Ffw. Voor andere soorten is de nestplaats alleen beschermd als deze daadwerkelijk gebruikt wordt. In het plangebied zijn geen bomen aanwezig. Nesten van zwarte kraaien en spechten zijn dus niet aanwezig. Bij de omwonenden is navraag gedaan over de aanwezigheid van uilen (kerkuil en steenuil) in de bebouwing. Deze vraag werd negatief beantwoord en de bebouwing leek voor deze soorten als nestplaats vanaf de buitenkant ongeschikt. Vogelsoorten die zijn waargenomen in het plangebied betreffen torenvalk, sperwer, merel, putter, witte kwikstaart, vink, fazant (bv), meerkoet (bv) en waterhoentje (bv). Met bv is aangegeven dat deze soorten in het plangebied kunnen broeden. De nestplaatsen van deze soorten zijn, als ze niet gebruikt worden, niet beschermd.
Grondgebonden zoogdieren
In het plangebied zijn molshopen waargenomen en holletjes van waarschijnlijk de veldmuis. Andere soorten die worden verwacht zijn huisspitsmuis, bosspitsmuis, bosmuis, aardmuis en incidenteel een haas, egel, bunzing, hermelijn en wezel. Al de genoemde soorten zoogdieren zijn beschermd middels de Ffw.
Vleermuizen
In het plangebied is nauwelijks opgaande beplanting aanwezig. Alleen langs het Oude Diep is een ruigere oeverbegroeiing aanwezig waar vleermuizen kunnen foerageren. Soorten die hier gebruik van kunnen maken zijn bijvoorbeeld de gewone dwergvleermuis en watervleermuis. In het plangebied zijn geen verblijfplaatsen aanwezig, het ontbreekt aan gebouwen en bomen. De bunker nabij het plangebied biedt geschikte verblijfplaatsen voor vleermuizen, echter, de omgeving van de huizen is niet vleermuisvriendelijk: een verlichte drukke weg en het open landschap met nauwelijks opgaande begroeiing. De verwachting is dat de bebouwing geen functie heeft als verblijfsplaats voor vleermuizen.
Effecten
Ten aanzien van de amfibiesoorten bastaardkikker, bruine kikker, gewone pad en kleine watersalamander kunnen door de ingreep verbodsbepalingen van de Ffw worden overtreden. Dit geldt ook voor de zoogdieren met een kleine actieradius zoals mol, veldmuis, huisspitsmuis, bosspitsmuis en aardmuis. Voor deze algemene soorten uit tabel 1 van de Ffw geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen voor projecten in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting. Mitigerende maatregelen zijn nodig om negatieve effecten op amfibieën te voorkomen (zie volgende paragraaf). Ook voor vleermuizen zijn hier mitigerende maatregelen opgenomen om negatieve effecten op geschikt foerageergebied langs het Oude Diep te voorkomen. Deze maatregelen vormen een invulling van de zorgplicht zoals opgenomen in de Ffw.
Mitigerende maatregelen en aanbevelingen
Om negatieve effecten op de hierboven genoemde amfibieën zoveel mogelijk te voorkomen, wordt geadviseerd werkzaamheden aan oevers en watergangen (dempen en vergraven) niet uit te voeren in de periode waarin de voortplanting en winterrust plaatsvinden. Werkzaamheden aan watergangen worden idealiter uitgevoerd in de maanden augustus tot en met oktober.
Om te voorkomen dat de oeverzone van het Oude Diep door verdichting ongeschikt raakt als foerageergebied voor vleermuizen of als migratiezone voor overige fauna, wordt aanbevolen deze zone zo donker mogelijk te houden en langs het water geen verlichtingsbronnen te plaatsen.
Bij het verwijderen van vegetatie en het bouwrijp maken van het plangebied dient verstoring van broedvogels te worden voorkomen. Aanbevolen wordt dergelijke werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. Het broedseizoen loopt vanaf maart tot en met augustus. Indien de werkzaamheden binnen dit seizoen zijn gepland, kunnen deze worden uitgevoerd indien is vastgesteld dat er met de werkzaamheden geen nesten van broedvogels worden verstoord. Dit kan door voorafgaande aan de uitvoering van de werkzaamheden de oeverzones, de randen van de akker en de akker zelf te controleren op nesten. Met name moet hierbij aandacht worden besteed aan weidevogels zoals scholekster en kievit en kleinere soorten broedvogels zoals veldleeuwerik en witte kwikstaart.
Conclusie
Als de voorgestelde maatregelen worden uitgevoerd worden geen verbodsbepalingen van de Ffw overtreden bij de realisatie van het bedrijventerrein.