Plan: | De Proeftuin |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0611.deproeftuin-oh01 |
Normstelling en beleid
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient de bodemkwaliteit ter plaatse te worden onderzocht. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
De provincie hanteert de richtlijn dat bij de beoordeling van ruimtelijke plannen ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, moet worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dan dient het volledig verkennend bodemonderzoek te worden verricht.
Onderzoek
Voor het plangebied is in drie delen verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Het betreft allereerst het meest noordelijke deel ter plaatse van de Rijksstraatweg, achter nummer 88-9015. Ten tweede het 'middelste' gedeelte ter plaatse van de Rijksstraatweg tussen nummer 84 en 8816 en ten derde het meest zuidelijke deel aan de Rijksstraatweg 84 te Numansdorp17. De conclusies van deze onderzoeken zijn opgenomen in onderstaande paragraaf. De volledige onderzoeksrapportages zijn te vinden in de separate bijlagen.
Conclusies en aanbevelingen
Noordelijk deel
Op basis van de onderzoeksresultaten wordt geconcludeerd, dat de voorafgestelde hypothese 'onverdacht' voor bodemverontreiniging niet juist is. Dit naar aanleiding van de aangetroffen lichte verontreiniging met barium en zink. Deze verontreiniging geeft echter geen aanleiding tot het verrichten van een nader onderzoek of het nemen van saneringsmaatregelen.
Middendeel
Op basis van de onderzoeksresultaten wordt geconcludeerd, dat de voorafgestelde hypothese 'onverdacht' voor bodemverontreiniging niet juist is. Dit naar aanleiding van de lichte verontreiniging in delen van de toplaag (zware metalen, PAK, minerale olie) en de grond beneden de grondwaterstand (minerale olie). De verontreiniging vormt echter geen belemmering voor het toekomstige gebruik van de locatie.
In het grondwater komen licht verhoogde gehalten voor aan naftaleen (plaatselijk), arseen en chroom. De gehalten aan arseen en chroom zijn waarschijnlijk van nature verhoogd. De herkomst van het naftaleen is onbekend. De aangetroffen concentratie geeft geen aanleiding voor nader onderzoek.
Op basis van de resultaten van het verkennend asbestonderzoek wordt geconcludeerd dat de verdenking van bodemverontreiniging met asbest niet terecht is. De locatie dient te worden beschouwd als niet-asbestverdacht. De locatie wordt geschikt geacht voor de beoogde bestemming.
Aan hergebruik van licht verontreinigde grond zijn beperkingen verbonden. Wanneer grond van de locatie vrijkomt en elders wordt toegepast, dient in principe te worden gehandeld conform het Bouwstoffenbesluit, tenzij gebruik kan worden gemaakt van een vrijstellingsregeling. Indien grond vrijkomt, is de gemeente waar de grond wordt toegepast bevoegd gezag ten aanzien van de bestemming van de grond.
De sloop van de schuurtjes dient te worden uitgevoerd door een voor asbestsloop gecertificeerd bedrijf. Het verdient aanbeveling om na de sloop het maaiveld aan weerszijden van het asfaltpad zorgvuldig te controleren op restanten asbestplaat.
Zuidelijk deel
Op basis van de onderzoeksresultaten wordt geconcludeerd, dat de eerder aangenomen hypothese 'verdacht' voor zware metalen en/of PAK niet bevestigd wordt. Er is weliswaar een lichte verontreiniging met EOX (grond) en arseen en zink (grondwater) aangetoond, maar verhoogde gehalten aan zware metalen en/of PAK zijn niet aangetroffen. De aangetoonde verontreinigingen geven geen aanleiding tot het verrichten van een vervolgonderzoek en/of het nemen van saneringsmaatregelen. De locatie wordt geschikt geacht voor de beoogde bestemming.
Geadviseerd wordt om voorafgaand aan de herinrichting de stabilisatielaag ter plaatse van pad te ontgraven en gescheiden af te (laten) voeren. Bij hergebruik van het stabilisatiemateriaal dient de kwaliteit (categorie) van het puin en kolengruis in principe conform het Bouwstoffenbesluit te worden bepaald. Daarnaast is aan hergebruik van licht verontreinigde grond beperkingen verbonden. Wanneer grond van de locatie vrijkomt en elders wordt toegepast, dient eveneens te worden gehandeld conform het Bouwstoffenbesluit, tenzij gebruik kan worden gemaakt van een vrijstellingsregeling.