direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijf
Plan: Bedrijventerreinen Cromstrijen 2013
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0611.BPCRBedrTerrein13-OH01

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf ten hoogste categorie 2': bedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf ten hoogste categorie 3.1': bedrijven uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf ten hoogste categorie 3.2': bedrijven uit ten hoogste categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf ten hoogste categorie 4.1': bedrijven uit ten hoogste categorie 4.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  • e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding:
  • 'bedrijfswoning': één bedrijfswoning;
  • 'detailhandel': detailhandelsvestigingen;
  • 'detailhandel perifeer': perifere detailhandelsvestigingen;
  • 'kantoor': een zelfstandig kantoor;
  • 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg': een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg;
  • 'specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf': een aannemersbedrijf;
  • 'specifieke vorm van bedrijf - groothandel in machines en apparaten': een groothandel in machines en apparaten;
  • 'specifieke vorm van bedrijf - metaalverwerkingsbedrijf': een metaalverwerkingsbedrijf;
  • 'onderdoorgang': één onderdoorgang;
  • f. kantoren behorende bij een bedrijf met een maximum van 40% bvo én een maximaal oppervlak van 1.000 m²;
  • g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.
3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

3.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte;
  • c. de goot- en bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' aangegeven goot- en bouwhoogte;
  • d. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 90 % van het aangegeven bouwvlak per bouwperceel. Indien in de bestaande situatie, bij het ter inzage leggen van het ontwerpbestemmingsplan, het bebouwingspercentage reeds hoger is, dan geldt dit hogere bebouwingspercentage als maximum;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': één bedrijfswoning met een inhoud van maximaal 750 m³;
  • f. indien gebouwen niet in de zij- en achterperceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand van de van gebouwen tot de zij- en achterperceelsgrens dient ten minste 3 m te bedragen tenzij in de bestaande situatie, bij het ter inzage leggen van het ontwerpbestemmingsplan, de afstand reeds kleiner is, dan geldt deze kleinere afstand als minimale afstand;
  • g. indien gebouwen op een bouwperceel niet aaneen worden gebouwd, geldt een onderlinge afstand van ten minste 3 m;
  • h. de maximale perceelsoppervlakte per bedrijf bedraagt ten hoogste 2.000 m2. In geval dat bestaande percelen, bij het ter inzage leggen van het ontwerpbestemmingsplan, groter zijn dan 2.000 m2, geldt deze maat als maximum;
  • i. hoofdgebouwen dienen, voor zover aan de openbare weg gelegen, in de naar de openbare weg toegekeerde bouwgrenzen te worden gesitueerd;
  • j. ter plaatse van de 'bouwaanduiding - onderdoorgang' dienen de gebouwen op minimaal 3 meter boven peil te worden gebouwd.
3.2.2 Bijgebouwen bij bedrijfswoningen
  • a. Per bedrijfswoning is een oppervlakte van 50 m2 aan bijgebouwen toegestaan, mits 40% van het perceel onbebouwd blijft bij aaneengesloten bebouwing en 60% onbebouwd bij vrijstaande bebouwing;
  • b. Indien een perceel in beginsel groter is dan 400 m2, is 15% van de grotere oppervlakte extra aan bijgebouwen toegestaan tot een maximum van 100 m2;
  • c. de goot- en nokhoogte van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag ten hoogste respectievelijk 3 en 4 m bedragen;
  • d. de goot- en nokhoogte van vrijstaande bijgebouwen mag ten hoogste respectievelijk 2,5 en 4 m bedragen.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 10 m tenzij in de bestaande situatie, bij het ter inzage leggen van het ontwerpbestemmingsplan, de bouwhoogte hoger is, dan geldt deze bouwhoogte als maximale hoogte;
  • c. solitaire bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van reclame-uitingen zijn niet toegestaan.
3.2.4 Parkeren

Bij het oprichten van gebouwen of het veranderen in gebruik dient de inrichting van elk perceel zodanig te zijn dat voldoende ruimte aanwezig is om zowel het parkeren als het eventueel laden en lossen op eigen terrein te kunnen afwikkelen. Op eigen terrein dient voorzien te zijn in voldoende parkeeraccommodatie.

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijken van de maximale bouwhoogte

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.2.1 onder b, voor het verhogen van de maximale bouwhoogte met 4 m waarbij deze afwijking niet meer bedraagt dan maximaal 20% van het bouwvlak per bouwperceel.

3.3.2 Afwijken van bebouwingspercentage

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.2.1 onder d, voor een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak per bouwperceel. Toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid is uitsluitend toegestaan mits wordt voldaan aan de eisen ten aanzien van parkeren en laden en lossen op eigen terrein zoals gesteld in artikel 3.2.4.

3.3.3 Afwijken van bouwgrens gebouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.2.1 onder i, voor het realiseren van onder andere laad- en losdokken voor de voorgevel van gebouwen met dien verstande dat de voorgevel van gebouwen op maximaal 15 meter afstand van de bouwgrens worden gesitueerd. Toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid is uitsluitend toegestaan mits wordt voldaan aan de eisen ten aanzien van parkeren en laden en lossen op eigen terrein zoals gesteld in artikel 3.2.4.

3.3.4 Afwijken van perceeloppervlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van sublid 3.2.1 onder h, voor een perceelsoppervlakte van ten hoogste 5.000 m². Toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid is uitsluitend toegestaan na positief advies van de regio Hoekse Waard.

3.3.5 Windturbine

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van sublid 3.2.3 onder b, voor de bouw van een (solitaire) windturbine. Hierbij gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte, inclusief de wieken, bedraagt 15 m;
  • b. bij een verticale as geldt een maximale wiekhoogte van 5 m;
  • c. bij een windturbine zonder wieken geldt een maximale rotordiameter van 2 m;
  • d. de windturbine moet functioneel verbonden zijn aan de gebouwen.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
  • a. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • b. detailhandelsbedrijven zijn niet toegestaan, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  • c. perifere detailhandelsbedrijven zijn niet toegestaan, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'perifere detailhandel';
  • d. zelfstandige kantoorvestigingen zijn niet toegestaan, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
  • e. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • f. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • g. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • h. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  • i. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 10 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan.
3.4.2 Het gebruik van gedeelten van bedrijfswoningen ten behoeve van de uitoefening van een beroep of ambachtelijk bedrijf aan huis is toegestaan, voor zover;
  • a. de voor beroepsuitoefening te gebruiken vloeroppervlakte mag maximaal 30% per woning bedragen, tot een maximum van 45 m2;
  • b. er mag geen onevenredige afbreuk aan de woonfunctie worden gedaan;
  • c. detailhandel en horeca zijn niet toegestaan;
  • d. er mag geen milieu- of verkeershinder ontstaan;
  • e. het beroep moet worden uitgeoefend door de bewoner van het betreffende perceel;
  • f. de activiteiten mogen niet vergunning- of meldingplichtig zijn op grond van de Wet milieubeheer.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Afwijking van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1:

  • a. om bedrijven toe te laten uit ten hoogste één categorie hoger dan in lid 3.1 onder a tot en met d is toegestaan maar niet hoger dan categorie 4.1, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 3.1 genoemd;
  • b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 3.1 onder a tot en met d genoemd;
  • c. om detailhandel in volumineuze goederen toe te staan.
3.5.2 Bij toepassing van de afwijking als bedoeld onder 3.5.1. onder a t/m c gelden de volgende regels:
  • a. risicovolle inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • b. de omgevingsvergunning mag slechts verleend worden, indien voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor laden en lossen conform artikel 3.2.4 is verzekerd;
  • c. bij toepassing van artikel 3.5.1 onder c dient uit een distributie planologisch onderzoek te blijken dat de vestiging van een detailhandelsbedrijf in volumineuze goederen niet leidt tot ontwrichting van de regionale verzorgingsstructuur.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 Wijzigingsbevoegdheid voor consumentenvuurwerk

Het college van burgemeester en wethouders kan het plan ter plaatse van de gronden met de bestemming 'Bedrijf' zodanig wijzigen dat de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is toegestaan. De afstand tussen een vuurwerkopslagplaats en (geprojecteerde) kwetsbare objecten, zoals in het Vuurwerkbesluit bedoeld, bedraagt ten minste de veiligheidsafstand die in het Vuurwerkbesluit is voorgeschreven.

3.6.2 Wijzigingsbevoegdheid bij bedrijfsbeëindiging

Het college van burgemeester en wethouders kan de aanduiding zoals bedoeld in lid 3.1 onder e bij bedrijfsbeëindiging verwijderen.