Plan: | Molendijk-Industrieweg |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0610.bp07MolenIndustrie-3002 |
Beleid en normstelling
Volgens de Wet geluidhinder dienen alle industrie- en bedrijventerreinen, waarop inrichtingen zijn of kunnen worden gevestigd die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, gezoneerd te zijn. Bedoelde inrichtingen – ook wel 'A-inrichtingen' genoemd – worden nader genoemd in het Besluit omgevingsrecht. Rondom deze industrieterreinen dient een geluidzone te worden vastgesteld en vastgelegd in bestemmingsplannen. Buiten deze zone mag de geluidbelasting als gevolg van het industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) bedragen.
Bij het mogelijk maken van nieuwe geluidgevoelige functies dient rekening te worden gehouden met de zonering van industrielawaai. Nieuwe geluidgevoelige functies (zoals woningen) binnen de zonegrens zijn niet zonder meer toegestaan. Indien er binnen de 50 dB(A)-contour, de zonegrens van het industrieterrein, geluidgevoelige functies (bijvoorbeeld woningen) mogelijk worden gemaakt, geldt een onderzoeksplicht. Wanneer er voor een locatie binnen de zone industrielawaai wordt aangetoond dat de geluidbelasting onder de 50 dB(A) ligt, is de bouw van geluidgevoelige functies op die locatie toegestaan. Bij een geluidbelasting van meer dan 50 dB(A) kan door burgemeester en wethouders een hogere grenswaarde worden vastgesteld tot maximaal 55 dB(A).
Bij de realisatie van een gezoneerd industrieterrein dient uiteraard ook rekening gehouden te worden met de (geluidbelasting op de) omliggende woningen.
Onderzoek
Een deel van het gebied ten zuiden van de Molendijk en het gebied rond de Industrieweg zijn onderdeel van het gezoneerd industrieterrein Molendijk-Industrieweg. De begrenzing van het gezoneerde terrein en de geluidzone (voor zover gelegen binnen het plangebied) zijn vastgelegd in het bestemmingsplan. De rest van het gezoneerd terrein ligt ten westen van de Industrieweg en is als gezoneerd terrein bestemd in bestemmingsplan Het Plaatje.
Voor een duurzame invulling en een optimaal gebruik van het terrein is het noodzakelijk om zorgvuldig met het uitgeven van geluidruimte om te gaan. Het aspect industrielawaai wordt gereguleerd door de Wet geluidhinder en is tevens vastgelegd in dit bestemmingsplan.
Voor het industrieterrein heeft de Omgevingsdienst het rapport Actualisatie zonebewakingsmodel IT 'Molendijk-Industrieweg' Sliedrecht opgesteld (zie bijlage 4) . Uit dit onderzoek blijkt dat ten behoeve van de huidige vergunde activiteiten van de bedrijven en de gewenste mogelijkheid om te blijven moderniseren en ontwikkelen de vigerende geluidzone ten noorden van de Molendijk moet worden aangepast. Ten behoeve van de ontwikkeling van Het Plaatje is een verruiming aan de westzijde noodzakelijk. Deze is reeds vastgelegd in het bestemmingsplan Het Plaatje. Voor de aanpassing van de geluidzone aan de noordzijde wordt een aparte ruimtelijke procedure doorlopen. Een verdere uitbreiding van de geluidzone acht de gemeente niet opportuun. De gemeente weegt daarbij de belangen van de bedrijven af tegen de belangen van een goed woon- en leefklimaat in Sliedrecht. Het verruimen van de geluidzone kan alleen overwogen worden als sprake is van een concreet initiatief en gedegen onderzoek van initiatiefnemer waaruit blijkt dat de reeds beschikbare geluidruimte onvoldoende is. Ook in het geval van een concreet initiatief zal de gemeente een afweging van belangen moeten maken tussen de initiatiefnemers en de bewoners.
Het bestemmingsplan Molendijk-Industrieweg legt de begrenzing van het gezoneerde terrein opnieuw vast. Bestaande woningen in het gebied (bedrijfswoningen op het terrein, burgerwoningen daarbuiten) worden bestemd conform de vigerende situatie. Er is verkend of het mogelijk is om bestaande (bedrijfs)woningen die van oudsher gelegen zijn op het gezoneerd industrieterrein (en daarmee akoestisch 'vogelvrij' zijn), daarvan af te halen en een woonbestemming te geven. Dit leidt echter tot een beperking in de bedrijfsvoering van de omliggende bedrijven en is om deze reden niet gewenst. Verder is het voor een aantal van deze (bedrijfs)woningen juridisch niet mogelijk om een woonbestemming toe te kennen, omdat niet voldaan kan worden aan de maximaal toelaatbare hogere waarde van 55 dB(A) voor burgerwoningen. Er worden in het plangebied dan ook geen nieuwe geluidgevoelige functies mogelijk gemaakt.
Geluidruimteverdeling
Bij wijziging van bedrijfsactiviteiten of nieuwvestiging wordt getoetst of hiervoor geluidruimte is. Dit zogenaamde zonebeheer is door de gemeente Sliedrecht in het verleden vastgelegd in een zonebeheerplan. Het zonebeheerplan werd gebruikt als toetsings- en sturingsinstrument voor geluidruimteverdeling.
In het bestemmingsplan - zoals dat door de Afdeling bestuursrechtspraak vernietigd is- was in de regels als voorwaarde voor de vestiging van bedrijven opgenomen dat deze passen binnen de toegekende geluidruimte op grond van het geluidverdeelplan dat onderdeel is van het zonebeheerplan. De Afdeling acht deze wijze van verwijzing naar een zonebeheerplan en geluidverdeelplan onvoldoende rechtszeker. Daarom is er nu voor gekozen de geluidruimte direct vast te leggen op de verbeelding en in de regels. Hiervan heeft de Afdeling al eerder geoordeeld dat dit mogelijk is.
Voor het industrieterrein heeft de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid een Akoestische onderzoek 'Geluidverkaveling Industrieterrein Molendijk-Industrieweg' Sliedrecht opgesteld (zie bijlage 5). Dit akoestisch onderzoek gaat uit van de geluidverdeling zoals deze is opgenomen in het zonebeheerplan voor industrieterrein Molendijk-Industrieweg van februari 2012, maar het bijbehorend zonebeheermodel “Resmodel IT MI 05-02-2014” is tevens geactualiseerd aan de hand van nieuwe of gewijzigde vergunningen en/of meldingen van wijzigingen (zie voor exacte aanpassingen hoofdstuk 3 van het akoestisch onderzoek). De geluidverdeling gaat dus uit van de actuele vergunde geluidruimte van bedrijven op het gezoneerd industrieterrein.
In dit bestemmingsplan wordt geluidverkaveling toegepast om de geluidruimte te verdelen van de bedrijven op het gezoneerd industrieterrein. Geluidruimte wordt in het bestemmingsplan toegekend aan zogenaamde akoestische gebiedseenheden (hierna: AGE's ). De geluidruimte wordt per AGE uitgedrukt in geluidproductie (emissie) en/of geluidbelasting (immissie) en vastgelegd op de verbeelding en in de regels (zie hiervoor ook hoofdstuk 4 juridische planbeschrijving.
Een AGE bestaat uit het perceel of de percelen met bijbehorend oppervlak in m2 waarop het bedrijf (of de bedrijven bijvoorbeeld in geval van een bedrijfsverzamelgebouw) zijn vergunde activiteiten uitoefent. Bij dit industrieterrein is tevens sprake van vergunde geluidbronnen op het water. De geluidbronnen op het water zijn in het akoestisch rapport toegerekend aan een AGE (het water zelf behoort niet tot de AGE). Op het gezoneerde industrieterrein bevinden zich tevens bedrijfswoningen, die in het bestemmingsplan tevens een bedrijfsbestemming hebben (milieucategorie 2). Voor deze percelen is daarom ook geluidruimte opgenomen voor het geval het gebruik verandert van bedrijfswoning naar bedrijf. Zie voor de exacte informatie over de AGE's ook hoofdstuk 3 van het akoestisch onderzoek.
Op basis van de akoestische informatie en de begrenzing van de AGE's is vervolgens de geluidemissie per AGE berekend. Dit is de geluidruimte in dB(A)'s/ m2 voor de dagperiode, dB(A)'s/ m2 voor de avondperiode en dB(A)'s/ m2 voor de nachtperiode. Deze geluidemissie voor de dag-, avond- en nachtperiode is zichtbaar vastgelegd op de verbeelding. De regels bepalen dat overschrijding van de geluidemissie in strijd is met de gebruiksregels uit het bestemmingsplan. Een hogere geluidemissie is echter wel rechtstreeks toegestaan als dit geen effect heeft op de toetspunten van de geluidzone.
Daarnaast geldt per AGE een geluidimmissie, dit zijn toetswaarden op één of meer zonebewakingspunten van de geluidzone of bewakingspunten op woningen waarvoor in het verleden hogere waarden zijn vastgesteld. Uit het onderzoek blijkt dat een immissiebijdrage op één of meer toetspunten van 24 dB(A) etmaalwaarde of minder geen relevante bijdrage heeft op de totale geluidbelasting. Dit betekent dat voor een AGE die niet meer dan 24 dB(A) etmaalwaarde op een toetspunt veroorzaakt geen immissievoorwaarde in de planregels is opgenomen (geen immissievoorwaarde in de bijlage bij de regels).
Ook voor percelen waar momenteel bedrijfswoningen zijn gevestigd, gelden geen immissievoorwaarden.
De toetspunten liggen niet altijd binnen de grens van dit bestemmingsplan. Daarom is gekozen voor een regeling waarbij deze waarden en toetspunten zijn opgenomen in een bijlage bij de regels.
Zie voor een juridische toelichting op de regeling hoofdstuk 4, de juridische plantoelichting.
Hiermee is via het bestemmingsplan de geluidruimte op het bedrijventerrein verdeeld. Wijzigingen in de geluidruimteverdeling zijn mogelijk via een wijzigingsbevoegdheid. Hiermee is het risico dat met één enkele geluidruimteclaim een onevenredig beslag wordt gelegd op de gereserveerde ruimte binnen de geluidzone weggenomen, maar biedt het bestemmingsplan voldoende flexibiliteit om tot een andere geluidruimteverdeling te komen.
De wijzigingsbevoegdheid ligt bij het college van burgemeester en wethouders. De procedure van een wijzigingsplan is de uniforme voorbereidingsprocedure van de Algemene wet bestuursrecht. Het ontwerpwijzigingsplan gaat 6 weken ter inzage. Burgemeester en wethouders dienen binnen 8 weken na afloop van de ter inzage legging een besluit te nemen. Deze procedure kan eventueel parallel lopen aan de procedure voor wijziging van de omgevingsvergunning milieu.
Conclusie
Door het vaststellen van de geluidemissie per m2 per AGE en een geluidimmissie per AGE in dit bestemmingsplan is met in achtneming van de wettelijke grenswaarden en de vergunde situatie bij de bedrijven optimaal gewaarborgd dat ter plaatse van woningen sprake is van een akoestisch aanvaardbaar klimaat vanwege industrielawaai.