Plan: | Molendijk-Industrieweg |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0610.bp07MolenIndustrie-3002 |
Toetsingskader
Beleid
Het rijksbeleid ten aanzien van de bescherming van soorten (flora en fauna) en de bescherming van de leefgebieden van soorten (habitats) is opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De uitwerking van dit nationale belang ligt bij de provincies. De bescherming van de EHS is in Zuid-Holland in de provinciale Structuurvisie nader uitgewerkt.
Normstelling
Flora- en faunawet
Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.
Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie de volgende interpretatie van artikel 11:
De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te weten:
Nesten die het hele jaar door zijn beschermd
Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen.
Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd
In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd.
De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
Natuurbeschermingswet 1998
Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:
De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de Minister van EL&I). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.
Onderzoek
Bureauonderzoek flora en fauna
In dit bureauonderzoek is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen – wat ecologie betreft – moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald en het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente.
Huidige situatie
Het plangebied bestaat uit een bestaand bedrijventerrein met bebouwing, verharding, water, enkele bomen en struiken en daarnaast woongebieden.
Beoogde ontwikkelingen
Het bestemmingsplan is consoliderend van aard, binnen de vigerende bestemmingen zijn echter altijd ontwikkelingen mogelijk.
Gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals een staats- of beschermd natuurmonument of Natura 2000-gebied. Het Natura 2000-gebied Biesbosch, tevens EHS, is op ruim 300 m van het plangebied gelegen.
Het plangebied is niet gelegen in de PEHS. Direct ten zuiden van het plangebied ligt wel de PEHS, de Beneden Merwede.
Figuur 3.3 Ligging plangebied (rode cirkels) ten opzichte van PEHS (blauw) en Natura 2000-gebied (groen gearceerd) (bron: geo-loket provincie Zuid-Holland)
Soortenbescherming
De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van foto's van het plangebied, algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen/gegevens (onder andere www.ravon.nl en www.waarneming.nl) waarin de waarnemingen zijn aangegeven.
Planten
Het plangebied is grotendeels verhard en herbergt slechts plantensoorten van zeer voedselrijke groeiplaatsen. Bijzondere (Rode Lijst) plantensoorten zijn, vanwege dit voedselrijke karakter, niet aanwezig. De in het plangebied aanwezige flora beperkt zich tot enkele in Nederland zeer algemene plantensoorten.
Vogels
De struwelen en ruigtes vormen het leefgebied voor verschillende soorten struweelvogels zoals merel, zanglijster, houtduif, roodborst, winterkoning, heggenmus, zwartkop en tjiftjaf. De gebouwen bieden broedgelegenheid aan soorten als huismus, spreeuw en kauw. De oevers maar dan met name rietoever vormen het broedgebied voor meerkoet, wilde eend, waterhoen, rietgors en rietzanger. 's Winters zijn mogelijk waterral en roerdomp aanwezig in de rietoever.
Zoogdieren
Binnen het plangebied hebben veldmuis en mol vaste rust-, verblijf- en voortplantingsplaatsen. In de ruigtes en tuinen komen mogelijk ook andere licht beschermde soorten voor zoals bosspitsmuis, huisspitsmuis en egel.
Het bedrijventerrein en de directe omgeving vormt een marginaal foerageergebied voor de gewone dwergvleermuis. Boven de Merwede is de meervleermuis vastgesteld. Het is niet aannemelijk dat er op de vleermuizen effecten gaan ontstaan aangezien belangrijk foerageergebied ontbreekt en er geen vaste rust- en verblijfplaatsen voorkomen.
Amfibieën
Het open water binnen het plangebied en langs de randen vormt het leefgebied van middelste groene en bruine kikker en gewone pad. Bruine kikker en gewone pad gebruiken groenvoorzieningen en tuinen om in te overwinteren.
Vissen
De Beneden Merwede vormt het leefgebied van vele vissoorten waaronder ook beschermde soorten (rivierdonderpad, meerval). De rietoever is mogelijk paaigebied voor de vissen. Aangezien er ontbrekende factoren zijn voor het voorkomen van beschermde vissen, wordt de kans op het aantreffen hiervan in het plangebied niet aannemelijk geacht.
Overige soorten
Het plangebied is ongeschikt als biotoop voor beschermde reptielen en insecten (vlinders, sprinkhanen en libellen). De genoemde beschermde soortengroepen stellen hoge eisen aan hun leefgebied; het plangebied voldoet hier niet aan.
In tabel 3.4 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen.
Tabel 3.4 Beschermde soorten in het plangebied en het beschermingsregime
vrijstellingsregeling Ffw | tabel 1 | grote kaardenbol, gele helmbloem, kleine maagdenpalm egel, mol, veldmuis, gewone bosspitsmuis en huisspitsmuis middelste groene en bruine kikker en gewone pad |
|
ontheffingsregeling Ffw | tabel 2 | geen | |
tabel 3 | bijlage 1 AMvB | geen | |
bijlage IV HR | alle vleermuizen | ||
vogels | cat. 1 t/m 4 | gierzwaluw en huismus |
Toetsing
Gebiedsbescherming
Zoals reeds is aangegeven ligt het plangebied niet in de PEHS of een Natura 2000-gebied. Directe effecten kunnen dan ook worden uitgesloten.
Direct ten zuiden van het plangebied ligt wel de PEHS, de Beneden Merwede. De ontwikkelingen die in de vigerende bestemmingen mogelijk zijn, leiden niet of nauwelijks tot een ander gebruik van het plangebied en de reeds druk bevaren waterweg en leiden daardoor niet tot verstoring of aantasting van de PEHS.
Op circa 300 m ten zuidoosten van het plangebied ligt het Natura 2000-gebied De Biesbosch, tevens PEHS. De vaststelling van voorliggende consoliderende bestemmingsplan heeft geen effecten op dit gebied. De ontwikkelingen die in de vigerende bestemmingen mogelijk zijn, leiden mogelijk tot een beperkte toename van het aantal vaarbewegingen op de Beneden Merwede, langs De Biesbosch. In de huidige situatie vinden al scheepvaartbewegingen naar het industrieterrein plaats. Op het totaal aantal vaarbewegingen is de mogelijke toename zeer beperkt en leidt daardoor niet tot een merkbare extra verstoring of aantasting van De Biesbosch. Negatieve effecten op het Natura 2000-gebied door vaststelling van voorliggende consoliderende bestemmingsplan kunnen dan ook worden uitgesloten.
Soortenbescherming
Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen dat overtredingen van de Ffw niet optreden.
Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Het bestemmingsplan maakt echter altijd indirect ontwikkelingen mogelijk binnen de vigerende bestemmingen. Hieronder is aangeven waar bij deze mogelijke toekomstige ontwikkelingen rekening moet worden gehouden.
Conclusie
Gezien het bovenstaande staat de Flora- en faunawet de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.