Plan: | MFC Zuidzijde, Rozenburg |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0599.BP2068MFCZdzdeRznb-VA02 |
Beleid en normstelling
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2, van de Wet milieubeheer. De Wet milieubeheer bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in onderstaande tabel weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.
Tabel 6.1
stof | toetsing van | grenswaarde | geldig | ||
stikstofdioxide (NO2) 1) | jaargemiddelde concentratie | 60 µg/m³ | 2010 tot en met 2014 | ||
jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 2015 | |||
fijn stof (PM10)2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 11 juni 2011 | ||
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ | vanaf 11 juni 2011 |
Op grond van hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer kunnen gemeenten de bevoegdheid tot het vaststellen van bestemmingsplannen slechts uitoefenen indien is aangetoond dat er als gevolg van de uitvoering van het bestemmingsplan geen sprake is van een (dreigende) overschrijding van de grenswaarden voor luchtkwaliteit. In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van ruimtelijke plannen uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied.
Besluit niet in betekenende mate (nibm)
In het Besluit nibm en de bijbehorende regeling is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de beperkte gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Dit kan het geval zijn wanneer een project een effect heeft van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10.
Onderzoek en conclusie
De ontwikkeling van het MFC zorgt voor een verkeersaantrekkende werking. Dit heeft effect op de luchtkwaliteit. Voor het beoordelen van de effecten op de luchtkwaliteit is de worst-case aanname gehanteerd dat de verkeersaantrekkende werking bestaat uit 500 mvt/etmaal. Uit de nibm-tool (www.infomil.nl) blijkt dat een project met een verkeersaantrekkende werking van minder dan 1.800 mvt/etmaal niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Op het project is daarom het Besluit nibm van toepassing. Toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit kan achterwege blijven.
Om inzicht te geven in de luchtkwaliteit heeft DCMR enkele luchtkwaliteitsberekeningen uitgevoerd voor de Zuidzijde en de Volgerweg, onder de aanname dat al het verkeer zich over deze wegen verspreid. Deze berekeningen zijn opgenomen in Bijlage 3. Uit de berekening volgt dat direct langs de Zuidzijde en de Volgerweg ruimschoots wordt voldaan aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat langs de wegen waarover het verkeer van en naar het plangebied plaatsvindt ruimschoots wordt voldaan aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. In de achtergrondconcentraties die zijn gebruikt voor deze berekeningen is de bijdrage van overige bronnen in de omgeving verwerkt. Geconcludeerd wordt dat de Wet milieubeheer, onderdeel luchtkwaliteit, de uitvoering van het plan niet in de weg staat.