Plan: | Spaanse Polder |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0599.BP1024SpnsePolder-oh01 |
Externe veiligheid gaat over risico's voor de omgeving als gevolg van handelingen met gevaarlijke stoffen, zoals productie, op- en overslag en transport. Rotterdam, met zijn haven en vele industriële activiteiten, is bij uitstek een stad waar externe veiligheid een grote rol speelt. Daarnaast vindt in de regio veel transport van gevaarlijke stoffen plaats. Dat Rotterdammers daardoor gemiddeld een groter risico lopen betrokken te raken bij een incident met gevaarlijke stoffen is evident. Verantwoord omgaan met die risico's is een belangrijke opgave voor Rotterdam. Het reduceren en beheersen van deze risico's is het terrein van externe veiligheid.
Externe veiligheid heeft betrekking op inrichtingen (risicovolle bedrijven), transport (water, weg, spoor en buisleidingen) en luchthavens. In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) worden veiligheidsnormen opgelegd aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Er is aparte wetgeving voor vuurwerk en explosieven voor civiel gebruik. De circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen beschrijft het beleid van de overheid over de afweging van veiligheidsbelangen die een rol spelen bij het vervoer van gevaarlijke stoffen. Voor buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
In de wetgeving zijn grenswaarden vastgelegd voor het plaatsgebonden risico (PR) en een oriënterende waarde voor het groepsrisico (GR). Deze grenswaarden hebben als doel zowel individuen als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te garanderen tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen.
Het PR is de kans dat iemand overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen in zijn omgeving. Dit risico zegt iets over de kans op een ongeval met dodelijke slachtoffers.
Het GR is de kans dat meerdere personen tegelijk dodelijk slachtoffer worden van een ongeval met gevaarlijke stoffen in hun omgeving. Daarbij wordt bijvoorbeeld gerekend met tien, honderd of duizend slachtoffers tegelijk. Dit risico zegt iets over de omvang van een ongeval en de maatschappelijke ontwrichting. Het GR kent geen wettelijke normen of grenswaarden, maar een oriënterende waarde en een verantwoordingsplicht door het bevoegd gezag.
Rotterdams beleid
De wetgever biedt gemeenten beleidsvrijheid om groepsrisicobeleid te formuleren dat recht doet aan lokale omstandigheden. In Rotterdam is dit vastgelegd in het Beleidskader Groepsrisico. Daarin streeft Rotterdam voor stad en haven naar een situatie waarbij het groepsrisico voor alle nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen en/of uitbreiding van risicovolle activiteiten zo laag mogelijk is. Bij voorkeur een situatie die de oriëntatiewaarde niet overschrijdt. Deze ambitie krijgt vorm door, ongeacht de hoogte van het GR ten opzichte van de oriëntatiewaarde, te streven om het GR niet toe te laten nemen, waarbij een afname de voorkeur geniet. Indien dit niet realistisch is wordt door middel van maatwerk gestreefd naar een zo laag mogelijk GR. Bij een toename van het groepsrisico als gevolg van een plan, of een overschrijding van de oriënterende waarde is advies nodig van de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond (VRR).
Rijksweg A20
Over de A20, die de grens vormt aan de zuid- en westzijde van het plangebied worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Met RBMII versie 1.3 is een risicoberekening uitgevoerd om het plaatsgebonden risico en het groepsrisico te bepalen.
Basisnet weg
Het Basisnet Weg beoogt de spanning tussen het vervoer van gevaarlijke stoffen over de rijkswegen, ruimtelijke ontwikkelingen en veiligheid te verminderen door het vaststellen van gebruiksruimtes voor het vervoer en veiligheidszones voor de ruimtelijke ordening. Per 1 januari 2010 is de circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen aangepast op het ontwerp Basisnet Weg. Dit betekent dat voor omgevingsbesluiten getoetst moet worden op de veiligheidszone van de betreffende rijksweg: "Een zone langs de weg waarbinnen geen nieuwe kwetsbare objecten zijn toegestaan, gebaseerd op de PR 10-6 contour. Nieuwe beperkt kwetsbare objecten zijn hier alleen in uitzonderingsgevallen toegestaan".
Plaatsgebonden risico
De 10-6 plaatsgebonden risicocontour ligt voor de Basisnet Transport situatie 2020 op een afstand van 18 meter vanuit de wegas. Binnen de 10-6 plaatsgebonden risico contour zijn geen (beperkt) kwetsbare bestemmingen gelegen.
Het plaatsgebonden risico levert geen belemmering op voor dit bestemmingsplan.
Groepsrisico
Het groepsrisico van het wegvak is voor de huidige situatie en de plansituatie berekend.
De rekenresultaten, zie onderstaande tabel, laten zien dat de groepsrisico's in beide situaties ruim (factor 10) onder de oriënterende waarde blijven. De realisatie van de ontwikkelingen uit dit plan heeft slechts een minimale invloed op het groepsrisico.
Tabel 6.3: Groepsrisico 2020
Plasbrandaandachtsgebied en Veiligheidszone
Bij het opstellen van het bestemmingsplan moet volgens het Basisnet voor Rijksinfrastructuur rekening gehouden worden met de veiligheidszone (VZ, dit is de maximale 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico conform Basisnet) en het plasbrandaandachtsgebied (PAG). Voor dit deel van de A20 bedraagt, volgens de Circulaire RNVGS, de veiligheidszone 20 meter, gemeten vanaf het midden van de weg. Het plasbrandaandachtsgebied bedraagt 30 meter, gemeten vanaf de rand van de weg. Er vinden geen ontwikkelingen plaats binnen een afstand van 30 meter van de A20 waardoor VZ en PAG niet van toepassing zijn.
LPG route
Via de A20 en de Matlingeweg worden drie tankstations in het plangebied van LPG voorzien. Het gaat om maximaal 4.500 m3 per jaar (drie stations met ieder maximaal 1.500 m3 per jaar). Aangenomen wordt dat een levering 15 m3 omvat. Dit geeft 300 leveringen en daardoor 600 vervoersbewegingen.
Plaatsgebonden risico
De norm geeft aan dat binnen de 10-6 contour van het plaatsgebonden risico geen nieuwe (beperkt) kwetsbare bestemmingen zijn toegestaan. De 10-6 contour is in deze situatie berekend op 0 meter aan beide zijden van de weg. Deze norm levert dus geen ruimtelijke beperking op voor dit plan.
Groepsrisico
Het resultaat van de berekening is dat het hoogste groepsrisico op 0,04 maal de oriënterende waarde ligt bij 54 dodelijke slachtoffers. Dit houdt in dat de oriënterende waarde van het groepsrisico in de huidige situatie niet wordt overschreden, de berekende waarde blijft ruim (factor 10) onder de oriënterende waarde. De realisatie van de ontwikkelingen uit dit bestemmingsplan hebben geen invloed op het groepsrisico.
Over dit traject vindt geen transport van gevaarlijke stoffen plaats. Volgens de prognoses zal ook in de toekomst (2020) geen transport van gevaarlijke stoffen plaatsvinden over deze route. Voor de vervoerscijfers van gevaarlijke stoffen per spoor is gebruik gemaakt van de vrijgegeven telcijfers en marktprognoses van ProRail.
Onder externe veiligheid van luchthavens wordt verstaan het risico van vliegtuigongevallen waaraan personen blootstaan die zich buiten de begrenzingen van het aangewezen luchtvaartterrein en eventuele ontheffingsgebieden in het gebied rond de luchthaven bevinden. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van deze risico's. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen plaatsgebonden risico en groepsrisico. Tot nu toe bestaat er geen externe veiligheidsregelgeving voor regionale luchthavens. Momenteel wordt wetgeving voorbereid voor de regionale en kleine luchthavens. In een nieuw hoofdstuk van de Wet luchtvaart zal de decentralisatie van luchtvaarttaken naar de provincies worden geregeld en zal ook een normstelling voor geluid en externe veiligheid worden opgenomen. Om te voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen belemmerend werken op de introductie van de nieuwe wetgeving bestaat het voornemen om met de regionale overheden afspraken te maken over een te voeren ruimtelijk interim-beleid. Net als bij Schiphol zullen in overleg met de betreffende regio's de mogelijke aanvullende ruimtelijke maatregelen ter beheersing van het groepsrisico worden bezien en zal een stand-still voor externe veiligheid worden uitgewerkt.
In het MER van Rotterdam The Hague Airport zijn externe veiligheidsberekeningen uitgevoerd op basis van het in 1997 door de (toenmalige) ministeries van V&W en VROM vastgestelde rekenmodel voor regionale velden. De nieuwe inzichten over de bepaling van de externe veiligheid rondom luchthaven Schiphol zijn echter aanleiding geweest om ook het model voor regionale vliegvelden aan te passen.
Bij brief van 29 december 2000 kondigen GS van de provincie Zuid-Holland aan dat zij voornemens zijn tot het van kracht worden van een nieuw beleidskader een tijdelijk toetsingskader te hanteren voor nieuwe bouw- en bestemmingsplannen. Dit toetsingskader houdt in dat:
Voorts is er een motivatieplicht voor nieuwbouwplannen binnen het invloedsgebied (de 10-7 plaatsgebonden risicocontour) die het groepsrisico verder doet stijgen.
Figuur 6.3: plaatsgebonden risicocontouren Rotterdam The Hague Airport.
Plaatsgebonden risico
Het plangebied ligt niet binnen de 10-5 of 10-6 plaatsgebonden risicocontour van Rotterdam The Hague Airport. Er zijn vanwege het plaatsgebonden risico geen knelpunten
Groepsrisico
De oriënterende waarde van het groepsrisico wordt volgens de vigerende wet- en regelgeving overchreden. In het bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het groepsrisico wijzigt niet door de ontwikkelingen binnen het plangebied.
Conclusie
Externe veiligheid vanwege Rotterdam The Hague Airport levert geen belemmeringen op voor het bestemmingsplan
Nabij de zuid- en westgrens van het plangebied ligt een hogedruk aardgasleiding. Het betreft een leiding met een diameter van 16 inch, oftewel 40 centimeter, en een maximale druk van 40 bar.
De hogedruk aardgasleiding valt onder het Besluit externe veiligheid buisleidingen dat op 1 januari 2011 van kracht is geworden. Voor deze leiding zijn externe veiligheidsberekeningen uitgevoerd met het rekenprogramma CAROLA
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico is berekend. Uit de berekening blijkt dat er geen 10-6/jr plaatsgebonden risicocontour buiten de leiding ligt en levert geen belemmering op voor dit bestemmingsplan.
Groepsrisico
In onderstaande figuur is de ligging van de leiding en het leidingsegment aangegeven waarvan het groepsrisico het hoogste is.
Figuur 6.4: Ligging leiding en ligging van de maatgevende kilometer van deze leiding.
Het groepsrisico is berekend en met een blauwe lijn weergegeven in onderstaande figuur. Het groepsrisico bedraagt 1,8x10-3 maal de oriënterende waarde bij 154 letale slachtoffers; het groepsrisico wordt dus niet overschreden.
Figuur 6.5 Groepsrisicocurve
Uit een berekening met het populatiebestand van de plansituatie blijkt dat het groepsrisico kleiner is dan 0,1 maal de oriënterende waarde. De realisatie van de ontwikkelingen uit dit bestemmingsplan hebben geen invloed op het groepsrisico.
Het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) van 27 mei 2004 is gepubliceerd in het Staatsblad 2004 onder nummer 250. Bij dit besluit behoort de Regeling Externe Veiligheid Inrichtingen (REVI), die in de Staatscourant van 23 september 2004 (nr. 183) is gepubliceerd (“Revi-2004”). In deze regeling zijn de aan te houden afstanden tussen objecten en delen van een LPG tankstation aangegeven. In het Staatsblad 2004 521 is het besluit opgenomen waarmee een deel van het BEVI en de regeling van kracht zijn geworden. In het REVI zijn de bijbehorende toetsingscriteria voor LPG tankstations van dit type inrichting vastgelegd.
Welke afstandsnorm er geldt rond een vulpunt is afhankelijk van de doorzet (verkoop) van LPG in m3 per jaar. De ministeriële regeling bevat de volgende afstandsnormen:
Daarnaast moet binnen een invloedsgebied met een afstand van 150 meter (ongeacht de doorzet van LPG) rondom een LPG-vulpunt het groepsrisico in beeld worden gebracht.
In het plangebied ligt een drietal tankstations met LPG, die de volgende kenmerken hebben:
VOF Baas/Esso, Matlingeweg 65
Plaatsgebonden risico
De 10-6 risicocontour van de afleverzuil en de ondergrondse tank bedragen respectievelijk 15 meter en 25 meter. Door de DCMR is aangegeven dat de LPG doorzet van het tankstation maximaal 1.500 m3 per jaar is. Toepassing van het Bevi/Revi geeft aan dat het plaatsgebonden risico (10-6 risicocontour) van het vulpunt 110 meter bedraagt. In de huidige situatie is er geen kwetsbare bebouwing binnen deze drie contouren gelegen. Voor ontwikkelingen, die in het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, leveren deze contouren geen knelpunten op, omdat binnen deze contouren niet zal worden gebouwd.
Groepsrisico
Het groepsrisico is berekend met de LPG-Rekentool (versie 2.2) van VROM/Infomil. Uit de Revi-2007-berekening blijkt dat het groepsrisico 0,02 maal de oriënterende waarde bedraagt bij 80 letale slachtoffers. Dit groepsrisico verandert niet door de ontwikkelingen, omdat deze buiten het invloedsgebied (150 meter ten opzichte van het vulpunt en de voorraadtank) zijn gelegen.
H.Lagendijk Benzinestation, Vlaardingweg 30
Plaatsgebonden risico
De 10-6 risicocontour van de afleverzuil en de ondergrondse tank bedragen respectievelijk 15 meter en 25 meter. Door de DCMR is aangegeven dat de LPG doorzet van het tankstation maximaal 1.500 m3 per jaar is. Toepassing van het Bevi/Revi geeft aan dat het plaatsgebonden risico (10-6 risicocontour) van het vulpunt 110 meter bedraagt. In de huidige situatie is er geen kwetsbare bebouwing binnen deze drie contouren gelegen. Voor ontwikkelingen, die in het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, leveren deze contouren geen knelpunten op, omdat binnen deze contouren niet zal worden gebouwd.
Groepsrisico
Het groepsrisico is berekend met de LPG-Rekentool (versie 2.2) van VROM/Infomil. Uit de Revi-2007-berekening blijkt dat het groepsrisico 0,06 maal de oriënterende waarde bedraagt bij 100 letale slachtoffers. Dit groepsrisico verandert door de nieuwe ontwikkelingen omdat deze (locatie 2) gedeeltelijk binnen het invloedsgebied van 150 meter ten opzichte van het vulpunt en de voorraadtank ligt. Uit de berekening van de plansituatie blijkt dat het groepsrisico volgens de Revi-2007 berekening 0,09 maal de oriënterende waarde bedraagt bij 100 letale slachtoffers.
BP, Tjalklaan 12
Plaatsgebonden risico
De 10-6 risicocontour van de afleverzuil en de ondergrondse tank bedragen respectievelijk 15 meter en 25 meter. Door de DCMR is aangegeven dat de LPG doorzet van het tankstation maximaal 1.500 m3 per jaar is. Toepassing van het Bevi/Revi geeft aan dat het plaatsgebonden risico (10-6 risicocontour) van het vulpunt 110 meter bedraagt. In de huidige situatie is er geen kwetsbare bebouwing binnen deze drie contouren gelegen.
Groepsrisico
Het groepsrisico is berekend met de LPG-Rekentool (versie 2.2) van VROM/Infomil. Uit de Revi-2007-berekening blijkt dat het groepsrisico 0,14 maal de oriënterende waarde bedraagt bij 100 letale slachtoffers. De berekeningen zijn uitgevoerd door het ingenieursbureau van de Gemeente Rotterdam.
Nieuwe informatie: Na invulling van de locatie Schuttevaerweg 45 neemt, volgens berekeningen van AVIV het groepsrisico toe tot 0.18 maal de oriënterende waarde bij 100 letale slachtoffers.
Bedrijven Campina en Berser
Berser Shipping Holland B.V., Schuttevaerweg 96-102
Berser Shipping Holland B.V. is een bedrijf dat o.a. gevaarlijke stoffen opslaat.
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico voor Berser is berekend door de DCMR. In onderstaande figuur is de ligging van de 10-6/jr plaatsgebonden risicocontour rond het bedrijf aangegeven. Binnen deze contour zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien, dus vormt deze contour geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
Figuur 6.6: 10-6 plaatsgebonden risicocontour van het bedrijf Berser
Groepsrisico
Het groepsrisico voor Berser is berekend door de DCMR. Uit de berekening blijkt dat er geen (nul) groepsrisico is, zowel in de huidige situatie als in de plansituatie.
Campina, Keenstraat 55
Campina gebruikt ammoniak voor haar koelinstallatie.
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico voor Campina is berekend door de DCMR. De 10-6/jr plaatsgebonden risicocontour bedraagt een afstand van 45 meter vanaf de installatie. Binnen deze contour zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien, dus vormt deze contour geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
Figuur 6.7: 10-6 plaatsgebonden risicocontour van het bedrijf Campina
Groepsrisico
Volgens de DCMR (gebaseerd op de vergunning inzake de Wet milieubeheer en het Bevi/Revi) heeft Campina geen relevant groepsrisico, zowel in de huidige situatie als in de plansituatie [DCMR-2011].
Plaatsgebonden risico
De ontwikkellocaties binnen het bestemmingsplan liggen niet binnen een 10-6 plaatsgebonden risicocontour van een in of nabij het plangebied gelegen risicobron.
Groepsrisico
De groepsrisico's als gevolg van het Rotterdamse deel van de A20, de hoge druk aardgasleiding, het binnenstedelijke LPG transport, de drie LPG tankstations, de bedrijven Campina en Berser Shipping Holland nemen door dit bestemmingsplan niet of minimaal toe en blijven onder 0,3 maal de oriënterende waarde. Conform het Rotterdams beleid wordt dit als acceptabel beschouwd.
Verantwoording Groepsrisico
Uit het onderzoek naar risicobronnen en de aanwezigheid van personen in het invloedsgebied van die risicobronnen is gebleken dat het groepsrisico voor alle bronnen lager is dan 0,3 maal de oriënterende waarde. Volgens het groepsrisicobeleid van de gemeente Rotterdam geldt voor deze situatie een lichte verantwoording van het groepsrisico. In het bestemmingplan wordt aandacht besteed aan het aspect zelfredzaamheid. Het groepsrisico geeft geen beperkingen voor de ruimtelijke ontwikkelingen in dit bestemmingplan. Bij de definitieve inrichting van de te ontwikkelen locaties dient ten aanzien van de blusvoorzieningen en bereikbarheid door hulpdiensten advies te worden gevraagd bij de Regionale Brandweer Rotterdam-Rijnmond.
Hiermee is het groepsrisico volgens het bestuur van Rotterdam verantwoord.