Plan: | Spaanse Polder |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0599.BP1024SpnsePolder-oh01 |
De Europese Unie heeft richtlijnen opgesteld om de biodiversiteit te behouden. Nederland heeft hieraan uitwerking gegeven in de Natuurbeschermingswet, die vooral gericht is op het beschermen van gebieden en de Flora- en faunawet die vooral gericht is op de bescherming van soorten.
De Natuurbeschermingswet beschermt specifieke gebieden (Natura 2000) op basis van Europese richtlijnen: Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn, Wetlands en Beschermde Natuurmonumenten. Voor deze juridisch beschermde gebieden gelden per gebied specifieke instandhoudingsdoelen voor de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna. Daarnaast kan hier ook het beschermen van soorten op basis van de Flora- en faunawet van toepassing zijn.
De Flora- en faunawet regelt de soortbescherming en geldt voor heel Nederland. Voor alle in het wild levende planten en dieren geldt een algemene zorgplicht. Tevens is een lijst van kracht met beschermde soorten. De bescherming van deze soorten is nader uitgewerkt in verbodsbepalingen.
Bij het opstellen van het bestemmingsplan dient rekening te worden houden met de gevolgen van het plan voor de natuur. Gekeken dient te worden of ten gevolge van het plan, of bij de uitvoering van het plan geen blijvende schadelijke effecten zullen optreden aan gebieden en soorten. Dit moet 'op voorhand in redelijkheid' worden ingeschat via een deskundigenrapport (zgn. natuurtoets, of ecologische toets).
Als er mogelijk effecten zijn, moet aannemelijk worden gemaakt dat daarvoor een ontheffing Flora- en faunawet kan worden verkregen en/of dat met zorgvuldig handelen schade kan worden voorkomen. Op grond van de Natuurbeschermingswet geldt een vergunningplicht. Als een vergunning nodig is, dan moet, om de uitvoerbaarheid voor het bestemmingsplan aan te tonen, aannemelijk worden gemaakt dat een vergunning kan worden verleend, zo nodig met mitigerende maatregelen, of door middel van compensatie.
Plangebied
Het plangebied is aan de rand van de stad gelegen. Er liggen geen door de Nota Ruimte (provinciaal ecologische hoofdstructuur, PEHS) of door Natura 2000 (Habitatrichtlijn, Vogelrichtlijn, Beschermde natuurreservaten) beschermde natuurgebieden in de nabijheid van het plangebied. De beschermingskaders van deze wetten en richtlijnen zijn niet van toepassing op het bestemmingsplan. Er is derhalve geen sprake van een regionale ecologische betekenis van het plangebied ten opzichte van eventuele gebieden met natuurwaarden in de omgeving.
In mei 2008 is in het plangebied veldonderzoek ten behoeve van de Plan-m.e.r. verricht. Aan de hand van de resultaten van het veldonderzoek is een toetsing van de mogelijke ontwikkelingen aan de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet en het provinciale compensatiebeginsel uitgevoerd.
In het plangebied zijn geen vaste verblijfplaatsen van vleermuizen aangetroffen. Het plangebied is zeer beperkt van belang als foerageergebied van de gewone dwergvleermuis. De vele gebouwen in het plangebied zijn voornamelijk opgetrokken uit metaalplaat, glas en andere gladde materialen. Er zijn vele schijnwerpers gericht op de gebouwen en de zichtzijden van de gebouwen zijn vaak voorzien van neonreclame. Hierdoor is het plangebied ongeschikt voor vaste verblijfplaatsen van gebouwbewonende vleermuizen. Gewone dwergvleermuizen zijn zelfs nauwelijks gevoelig voor verlichting. Sterker nog, de soort wordt in stedelijk gebied vaak foeragerend waargenomen bij verlichtingsbronnen. Negatieve effecten als gevolg van extra verlichting, die aangelegd wordt bij uitvoer van de nieuwe plannen, kunnen worden uitgesloten.
Gezien de voorkomende habitats worden alleen algemene, beschermde grondgebonden zoogdieren, zoals mol, haas, huisspitsmuis, egel en veldmuis, verwacht in het plangebied. Algemene grondgebonden zoogdiersoorten gebruiken het plangebied als foerageergebied en mogelijk ook als vaste rust- of verblijfplaats en voortplantingshabitat. Door de voorgenomen plannen kunnen deze dieren worden verstoord en mogelijk worden verwond en/of gedood.
In het plangebied zijn geen vaste broed- en verblijfplaatsen in bomen aangetroffen. Daarom komen vermoedelijk geen vogels met vaste broed- en verblijfplaatsen, zoals spechten, uilen en gierzwaluwen, voor in het plangebied. Effecten op vogels met vaste broed- of verblijfplaats in bomen zijn dan ook uit te sluiten.
Tevens zijn effecten op eventueel aanwezige broedende vogels in gebouwen uit te sluiten, omdat geen gebouwen zullen worden gesloopt.
In het plangebied komen waarschijnlijk wel algemeen broedende vogels voor (in ieder geval is een broedende kraai aangetroffen). Uitvoer van eventuele werkzaamheden tijdens het broedseizoen, kunnen broedende vogels en hun nesten, eieren en jongen verstoren en mogelijk verwonden, doden of vernietigen.
In het plangebied zijn geen reptielen aangetroffen.
Het plangebied is potentieel geschikt rugstreeppad, een zwaar beschermde soort. In het plangebied is echter geen rugstreeppad aangetroffen en waarnemingen van de soort in de wijde omgeving van het plangebied zijn niet bekend. Effecten op deze soort zijn dan ook uit te sluiten.
Algemene amfibieënsoorten, zoals groene kikker-complex,gewone pad, de bruine kikker en de kleine watersalamander, gebruiken het plangebied als foerageergebied, vaste rust- of verblijfplaats en voortplantingshabitat. Door de voorgenomen plannen kunnen deze dieren verstoord en mogelijk worden verwond en/of gedood.
In het plangebied zijn geen beschermde of zeldzame planten aangetroffen. Deze soorten zijn niet aangetroffen bij de voor hen geschikte plekken als kabel- en leidingentracés. De aanwezige groenstroken zijn niet geschikt voor deze soorten. Specifiek, de orchissen zijn niet aangetroffen op plaatsen die voor deze soort geschikt zouden kunnen zijn. Effecten op beschermde of zeldzame planten zijn dan ook uit te sluiten.
In het plangebied zijn de zwaar beschermde soorten, bittervoorn en kleine modderkruiper, niet aangetroffen. Wanneer er concrete plannen liggen voor ruimtelijke ontwikkelingen, dient er, in ieder geval voor deze soorten, vervolgonderzoek plaats te vinden. Als blijkt dat deze soorten inderdaad aanwezig zijn, dient een ontheffing te worden aangevraagd voor de artikelen 9 en 11 van de Flora- en faunawet.
Het verstoren, doden en verwonden van individuen dient te worden voorkomen door de uitvoer van mitigerende maatregelen. Eventueel aanwezige dieren dienen te worden weggevangen en elders in een geschikt biotoop te worden vrijgelaten. Tevens dient een mitigatie- en compensatieplan te worden opgesteld en dient aan bepaalde voorwaarden te worden voldaan.
Samenvattend is in het plangebied: