Plan: | Spaanse Polder |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0599.BP1024SpnsePolder-oh01 |
Prehistorie t/m Romeinse Tijd
Het bestemmingsplangebied (zie Afbeelding 1 en 2) maakt deel uit van een klei-op-veen-gebied aan de rechteroever van de Nieuwe Maas, tussen de Schiedamse en de Delfshavense Schie. Uit de geologische en archeologische gegevens met betrekking tot de wijdere omgeving, blijkt dat de Schiedamse Schie reeds vanaf de late prehistorie een of meerdere voorlopers heeft gekend (Afzettingen van Duinkerke 0, I en III), van waaruit sedimentatie plaatsvond.
In de directe omgeving van het plangebied, vooral westwaarts in Schiedam en noordwaarts in de Noord-Kethelpolder zijn bewoningssporen uit de IJzertijd (800 voor Christus-begin jaartelling) op het veen vastgesteld. Vindplaatsen uit de Romeinse tijd (begin jaartelling-350 na Christus) bevinden zich in en op de op het veen afgezette Afzettingen van Duinkerken I. De bewoningssporen uit die tijd lijken samen te hangen met de oeverzones van de (voormalige) waterlopen, zoals de Schiedamse Schie en fossiele zijtakken daarvan zoals een voorloper van de Polderwetering. De geologische opbouw van het plangebied is echter niet in detail bekend, zodat niet goed is aan te geven op welke plaatsen andere vindplaatsen kunnen worden verwacht. Er zijn bijvoorbeeld zeker andere fossiele stroomgordels met nog onbekende bewoningssporen uit de Romeinse tijd of later te verwachten, zoals uit een geologisch profiel ter plaatse van de Delftse Schie moge blijken. Veel oudere bewoningssporen, uit de Steentijd, de periode voorafgaand aan het ontstaan van het klei-op-veen gebied, kunnen eveneens in het gebied aanwezig zijn. Ook hiervoor geldt, dat veel nauwkeuriger inzicht in de opbouw van de dieper gelegen bodemlagen noodzakelijk is om kansrijke zones aan te wijzen. In principe is het dus goed mogelijk dat bewoningssporen en vindplaatsen ook uit deze periode in het gebied aanwezig kunnen zijn.
Middeleeuwen en Nieuwe Tijd
Na de intensieve bewoning van de wijdere omgeving in de Romeinse tijd, zijn er in het plangebied pas weer aanwijzingen voor bewoning vanaf de 10e eeuw. Er zijn aanwijzingen dat het gebied natter is geworden en dat er opnieuw veenvorming heeft plaatsgevonden in de periode tussen de Romeinse tijd en de 10e eeuw. Tengevolge van de ontwatering kwam het maaiveld lager te liggen, waardoor de overstromingskans toenam. De middeleeuwse ontginning van het veen- en klei-op-veengebied waar Overschie in ligt, begint in de 10e eeuw, vanuit het oude bewoningscentrum Vlaardingen. De ontginning heeft voor een groot deel de structuur van het plangebied bepaald. Door middel van het graven van parallelle sloten is het gebied ontwaterd en in cultuur gebracht. Over de woonplaatsen in deze periode binnen het onderzoeksgebeid is weinig bekend. Mogelijk liggen ze langs de oevers van de Schie, maar ze kunnen ook heel goed meer verspreid in het gebied van de voormalige Spaanse Polder liggen.
Dammen en dijken
Rond 1040 kreeg de bewoningskern die toen "Skie" heette een eigen kapel, die later parochiekerk werd. Er wordt van uit gegaan dat de kapel op de plaats heeft gestaan van de latere kerk. De algemene tendens in de ontgonnen gebieden is dat door de ontwatering een verlaging van het maaiveld optrad, waardoor het grotendeels nog onbedijkte gebied kwetsbaar werd voor overstromingen. Voorafgaand aan de 20e eeuwse ophogingen in het gebied lag het maaiveld op circa 2 m -NAP, terwijl het oorspronkelijk boven 0 m NAP moet hebben gelegen. Van belang zijn de 12e-eeuwse overstromingen vanuit de Nieuwe Maas, waarbij ook in het plangebied een kleidek is afgezet (Afzettingen van Duinkerke III). Hoek heeft zich in detail beziggehouden met de historisch-geografische ontwikkelingen in de omgeving van het plangebied na de 12e-eeuwse overstromingen. Een belangrijk vraagstuk in de studie van de historisch - geografische ontwikkeling van Overschie is de plaats en datering van de dam, die tijdelijk in de Schie moet hebben gelegen. In de oudere literatuur zijn over beide aspecten verschillende meningen te vinden. Hoek maakt in zijn studies aannemelijk dat de dam gelegd zou zijn in het laatste kwart van de 12e eeuw, in reactie op de eerder genoemde overstromingen in die eeuw. Direct aansluitend op de aanleg van de dam ziet Hoek de aanleg (op kosten van de Abdij van Egmond) van een dijk tussen Spieringshoek en de dam bij Overschie. Tot voor enkele tientallen jaren geleden bestond deze dijk nog als de "Oude Dijk". Bij Spieringshoek sloot de dijk aan op een oudere bedijking van het gebied Malinc, de latere Babberspolder. Hoek wijst er op dat de strook land langs de Schie waarop de boerderij 's-Gravenhuize staat, nog in de 16e eeuw "de dijk" heet en dat de strook deel uitmaakt van een complex landerijen dat 's-Gravenland heet, en dat niet tot de Oost-Abtspolder behoort. Daarmee toont hij aan dat de Oude Dijk verder oostwaarts door liep, en tot bij de boerderij 's-Gravenhuize de oever van de Schie volgde. Ook de dam heeft in die zienswijze verder oostwaarts gelegen dan waar men meestal van uitging, en wel vermoedelijk ter hoogte van de boerderij. Op basis van historisch kaartmateriaal, luchtfoto's en hoogtegegevens (AHN) lijkt een nog oostelijkere ligging van de dam niet uitgesloten. Circa 200 meter ten oosten van de voormalige boerderij is namelijk een haaks op de Schie staand, circa 25 meter breed en wat hoger liggend terreingedeelte aanwezig, dat mogelijk een restant is van de dam in de Schie. Het is op het punt waar aan de overzijde van het water de Rotterdamse Rijweg (mogelijk aangelegd op een stroomrug van een zijtak van de Schie) bij de Schie komt.
Vanaf het moment van het leggen van de dam is er sprake van Schiedam, een naam die later over is gegaan op het huidige Schiedam, waar de afdamming van de Schie circa 1240-1250 moet hebben plaats gevonden, in aansluiting op de bedijking van de Nieuwlandse Polder en een stelsel van dijken rond de Polder Galchhoek en de Spaanse Polder. De oude nederzetting werd Ouderschie, een naam die later verbasterde tot Overschie. De oude dam zal vermoedelijk weer zijn opgeruimd, tenminste in ieder geval het gedeelte in de geul. Delen van de dam op de oevers, mogelijk met bijbehorende resten van eenvoudige uitwateringssluisjes, kunnen nog in de bodem aanwezig zijn. Op en langs de dijken concentreerde zich een belangrijk deel van de bebouwing in de Middeleeuwen en de Nieuwe tijd. Een van de (voormalige) dijken langs de Schie maakt een opvallende bocht, die waarschijnlijk in verband staat met een vroegere meander van de Schie ter plaatse. (zie Afbeelding 2). Door het graven van de Delfshavense Schie aan het einde van de 14e eeuw, kwam Overschie strategisch op het kruispunt van de drie Schieën te liggen. Toch bleef Overschie nog lange tijd vooral een agrarische gemeenschap. Zowel in de "Informacie" uit 1494 als in de "Enqueste" uit 1514 wordt bijvoorbeeld geen scheepsbouw genoemd als middel van bestaan. Dit is wel het geval in 1674, wanneer de scheepsbouw als bestaansmiddel (8 scheepswerven) naast het boerenbedrijf wordt genoemd (Helbers, 1929). In de Nieuwe Tijd concentreert de bewoning in het plangebied zich vooral in een boerderijlint langs de oever van de Schiedamse Schie, de Overschieseweg.
Kastelen
Ook twee kastelen bevonden zich -min of meer- langs de dijken: Starrenburg en Ter Spangen (Afbeelding 2, nummers 1 en 2). Beide kasteelplaatsen zijn tijdens de oorlogsjaren gedeeltelijk onderzocht. Kasteel Starrenburg is in de eerste helft van de 13de eeuw aangelegd en bestond uit een woontoren gelegen op een kasteelberg (motte). Rond 1600 werd ter plaatse van het middeleeuwse kasteel een nieuw huis gebouwd, met dezelfde naam. Kasteel Ter Spangen dateert rond het midden van de 13de eeuw en bestond eveneens uit een woontoren gelegen op de flank van een motte. Het kasteel wordt in 1351 afgebroken, maar een kwart eeuw later weer herbouwd. De motte wordt dan uitgevlakt en de fundering van de woontoren benut bij de bouw van een woonvleugel, die deel uitmaakt van een rechthoekige kasteelplattegrond. Het huis is in 1572 afgebrand. Van beide kastelen bevinden zich nog resten in de bodem.
De 20e eeuw
Vanaf circa 1910 verandert het boerderijlint langs de Overschieseweg geleidelijk in een bedrijvenlint (Roelofzzen 2002). In 1924-1927 bouwt de firma Van Nelle een fabriek langs de Delfhavense Schie in het zuiden van het gebied. Circa 1933 wordt een NS-rangeerterrein aangelegd langs en tpv de Schuttevaerstraat en Mattlingeweg. In 1940 werd langs de Thurledeweg en het Giessenplein opgehoogd met oorlogspuin. Na de oorlog legt men hierop sportvelden aan. In 1946 beginnen de verdere ophogingen met zand vanuit het zuiden. Tussen 1948 en 1950 worden enkele meters fijn zand opgespoten, voor zover bekend afkomstig uit het Haringvliet. Het reeds aanwezige bewoningslint langs de Overschieseweg blijft buiten de opspuitingen. Tevens worden rond 1950 vanuit de Delfshavense Schie vier insteekhavens gegraven. In de jaren vijftig en zestig worden geleidelijk alle kavels aan bedrijven uitgegeven. Tevens wordt er nog onderhoudsbagger uit de havens opgespoten. Het meer noordelijke gebied, ten noorden van de Vlaardingerweg wordt in de jaren 1953-1956 opgespoten met enkele meters fijn zand, voor zover bekend afkomstig uit het Haringvliet. Ook hier blijft het reeds aanwezige lint langs de Overschieseweg buiten de opspuitingen, maar er wel zijn wel meer plaatselijk ophogingen aangebracht.
De 20e eeuwse ophogingsgeschiedenis in het plangebied heeft er toe geleid dat het maaiveld in het plangebied ten noorden van De Vlaardingerweg wat lager ligt dan het gebied ten zuiden ervan. Het maaiveld langs de Overschieseweg toont een enigszins wisselend beeld door een afwijkende gang van zaken bij de verschillende ophogingen die er hebben plaats gevonden. Het gevolg van een en ander is dat de dieptes waarop archeologische bewoningssporen en vondsten in het gebied aanwezig (kunnen) zijn variëren.
Afbeelding 1: Uitsnede plangebied Historische Atlas, kaart circa 1911.
Afb. 3: Historische afbeelding van de Spaanse Polder (polder rechts op de voorgrond), Delfshaven (rechts op de achtergrond), Overschie (links op de voorgrond) en Rotterdam (links op de achtergrond).