direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Sportpark Reijerpark
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0597.BPWEST2017REIJERPA-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In het Integraal Accommodatie Plan (IAP) wordt een visie op maatschappelijk vastgoed en samenhangend beleid ten aanzien van de gemeentelijke gebouwen gepresenteerd. De uitwerking en uitvoering van de voorkeursscenario's wordt geborgd in een uitvoeringsplan. Vanuit het IAP is vastgesteld dat de buitensportaccommodatie van korfbalvereniging KCR verplaatst gaat worden naar sportpark Reijerpark in combinatie met de realisatie van een nieuwe sporthal op het sportpark. Daarbij moest ruimtelijk zoveel mogelijk rekening worden gehouden met wensen en toekomstplannen van de huidige én toekomstige gebruikers.

Op 15 december 2016 heeft de gemeenteraad vervolgens besloten om krediet beschikbaar te stellen voor de bouw van een nieuwe sporthal en de herinrichting van sportpark Reijerpark (waarin dan ook ruimte is voor de verplaatsing van de buitensportaccommodatie van KCR). Dit bestemmingsplan maakt deze herontwikkeling van het sportpark en de bouw van de sporthal juridisch-planologisch mogelijk.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied ligt aan de westzijde van het centrum van Ridderkerk in de wijk Ridderkerk-West, in de oksel van de Rotterdamseweg en de Populierenlaan. Het Reijerpark vormt een brede groen- en recreatiezone op de overgang tussen de stad en de aangrenzende open polder. Het park huisvest diverse sociaal-maatschappelijke en recreatieve functies en sportverenigingen. Figuur 1.1 geeft de ligging van het plangebied aan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0597.BPWEST2017REIJERPA-VG01_0001.jpg"

Figuur 1.1 Ligging plangebied

1.3 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 gaat in op de voorgestelde ontwikkeling. Hoofdstuk 3 van dit bestemmingsplan gaat in op het toepasselijke beleidskader. Hoofdstuk 4 geeft een overzicht van het benodigde onderzoek naar onder andere milieuaspecten. De economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid is opgenomen in hoofdstuk 5. Een toelichting op de juridische regeling van het plan is opgenomen in hoofdstuk 6.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Bestaande situatie

Sportpark Reijerpark ligt in de westelijke oksel van het kruispunt Rotterdamseweg/ Populierenlaan (zie figuur 2.1). Het sportpark is bereikbaar via de recent aangelegde rotonde op de kruising Populierenlaan/ Kastanjelaan. De aanleg van deze rotonde had eveneens ten doel de sportparken Reijerpark en Ridderkerk beter met elkaar te verbinden en uitwisseling van parkeercapaciteit mogelijk te maken. Als onderdeel van de nieuwe verkeerssituatie is tevens een nieuw parkeerterrein aangelegd op het voormalige wetra-veld van SV Slikkerveer. Het nieuwe terrein biedt parkeergelegenheid voor zowel het sportpark als voor het Farelcollege dat recentelijk is uitgebreid. Ten zuiden van het plangebied bevindt zich het Arboretum, een bomentuin met verschillende soorten flora.

afbeelding "i_NL.IMRO.0597.BPWEST2017REIJERPA-VG01_0002.png"

Figuur 2.1 Omgeving plangebied (sportpark Reijerpark rood omkaderd)

Sportpark Reijerpark huisvest momenteel drie sportverenigingen, inclusief clubgebouwen. De meeste ruimte wordt in beslag genomen door SV Slikkerveer. Deze voetbalvereniging beschikt over vier voetbalvelden en een groot clubgebouw. Centraal op het park, en direct bereikbaar vanaf het nieuwe parkeerterrein, bevindt zich een sporthal met daarnaast de clubgebouwen van korfbalvereniging SV ten Donck en handbalvereniging Saturnus '72. Naast de sporthal beschikken de clubs over twee kunstgrasvelden en een betonnen handbalveld. Het noordelijke deel van het sportpark is relatief ongebruikt. Het sportpark is aan alle zijden ingepast door middel van beplantingsstroken en watergangen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0597.BPWEST2017REIJERPA-VG01_0003.jpg"

Figuur 2.2 Clubgebouw SV Slikkerveer

afbeelding "i_NL.IMRO.0597.BPWEST2017REIJERPA-VG01_0004.jpg"

Figuur 2.3 Sportpark Reijerpark met rechts de sporthal en clubgebouw SV ten Donck

2.2 Toekomstige situatie

Op 15 december 2016 heeft de gemeenteraad besloten een nieuwe sporthal te gaan bouwen en Sportpark Reijerpark te herinrichten teneinde KCR te huisvesten op het sportpark. De vereniging bestaat momenteel uit circa 550 leden en biedt naast korfbal ook recreatieve sporten aan zoals jeu de boules. Ter plaatse van de huidige locatie op sportpark Ridderkerk beschikt de club over 3 velden en 21 jeu de boules banen.

Ten behoeve van de inpassing van KCR op sportpark Reijerpark is onderstaande voorkeursvariant (figuur 2.4) overeengekomen. Deze voorkeursvariant is ruimtelijk gezien het uitgangspunt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0597.BPWEST2017REIJERPA-VG01_0005.png"

Figuur 2.4 Voorkeursvariant KCR op sportpark Reijerpark

De situering van de voetbalvelden blijft ongewijzigd. De nieuwe sporthal (aangegeven met een bruine kleur) is ten zuiden van het meest oostelijke voetbalveld voorzien. De sporthal heeft een oppervlakte van circa 2.700 m2. Het ontwerp van de sporthal is echter nog niet afgerond. Om enige flexibiliteit te hebben wordt daarom in dit bestemmingsplan uitgegaan van een bouwhoogte van maximaal 11 meter. Aan de westzijde van de sporthal is ruimte gereserveerd voor een nieuwe fietsenstalling. De huidige garageboxen kunnen worden geïntegreerd in het ontwerp van de sporthal.

Het clubgebouw van KCR is aan de oostzijde van de sporthal bedacht. Sporthal en clubgebouw hebben een centrale locatie die snel vanaf het nieuwe parkeerterrein te bereiken is en een goed zicht biedt op de nieuwe korfbalvelden die rondom een centraal binnenterrein zijn gelegen. Het binnenterrein biedt ruimte aan terrassen voor de verschillende verenigingen. Deze terrassen worden zo gepositioneerd dat ze goed uitzicht bieden over de sportvelden.

Het terrein ten oosten van de beoogde sporthal biedt ruimte aan verschillende sportvelden waaronder korfbalvelden (drie hoofdvelden, vier kleinere velden en drie pupillenvelden), 25 jeu de boules velden en een veld voor beach sporten zoals handbal, korfbal en volleybal. Twee gedeeltes langs de Rotterdamseweg in de noordhoek en zuidoosthoek van het sportpark blijven voorlopig ongebruikt. In het oosten is rekening gehouden met de eventuele komst van een nieuw hockeyveld.

Hoofdstuk 3 Ruimtelijk beleidskader

3.1 Inleiding

Dit hoofdstuk geeft een overzicht van het voor het plangebied relevante vigerende ruimtelijke beleidskader. Daarbij is van belang dat het gebied al een recreatieve (sport)bestemming heeft. Mede hierdoor is het raakvlak met zowel rijksbeleid als provinciaal beleid zeer beperkt. Met de inpassing van KCR op sportpark Reijerpark is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik.

3.2 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) (maart 2012)

Het rijksbeleid voor de ruimtelijke ordening is vastgelegd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). In de SVIR, in werking getreden op 13 maart 2012, schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Het Rijk laat de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies en kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk voor de resultaten. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. De belangen zijn vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Barro (voorheen AMvB Ruimte) is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro stelt niet alleen regels omtrent de 13 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en ruimte, maar stelt ook regels die in bestemmingsplannen moeten worden opgenomen. Eén van die uitgangpunten is de Ladder voor duurzame verstedelijking.

Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6 Bro)

Een zorgvuldige benutting van de beschikbare ruimte voor verschillende functies vraagt om een goede onderbouwing van nut en noodzaak van een nieuwe stedelijke ruimtevraag en een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling. Overheden die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk willen maken, moeten standaard een aantal stappen zetten die borgen dat tot een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van die nieuwe ontwikkeling wordt gekomen. Ruimtelijke besluiten moeten aandacht besteden aan de Ladder voor duurzame verstedelijking (SER ladder). Bij de ladder moet de regionale behoefte aangetoond worden, of deze behoefte in bestaand stedelijk gebied opgevangen kan worden, en of de locatie multimodaal is of kan worden ontsloten.

Toetsing rijksbeleid

Voorliggend bestemmingsplan maakt de verplaatsing van een korfbalclub mogelijk op gronden die reeds zijn voorzien van een recreatieve bestemming. Het raakvlak met het rijksbeleid is daardoor zeer beperkt en ook de ladder van duurzame verstedelijking is niet van toepassing omdat geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Uitbreiding van de bebouwingsmogelijkheden is noodzakelijk vanwege de bouw van een nieuwe sporthal.

Overeenkomstig de Structuurvisie Buisleidingen is aan de noordwestzijde van het plangebied een buisleidingenstrook gereserveerd voor toekomstige leidingen. Zowel een beschrijving van het beleid als toetsing aan dit beleid zijn opgenomen in paragraaf 4.6.

3.3 Provinciaal en regionaal beleid

Visie Ruimte en Mobiliteit

De Visie ruimte en mobiliteit (VRM), vastgesteld op 9 juli 2014, geeft op hoofdlijnen sturing aan de ruimtelijke ordening en maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer. Hoofddoel van de VRM is het scheppen van voorwaarden voor een economisch krachtige regio. Dat betekent: ruimte bieden om te ondernemen, het mobiliteitsnetwerk op orde en zorgen voor een aantrekkelijke leefomgeving. De VRM bevat een nieuwe sturingsfilosofie. De kern daarvan is:

  • Ruimte bieden aan ontwikkelingen.
  • Aansluiten bij de maatschappelijke vraag naar woningen, bedrijfsterreinen, kantoren, winkels en mobiliteit.
  • Allianties aangaan met maatschappelijke partners.
  • Minder toetsen op regels en meer sturen op doelen.

Bij de VRM horen: de Visie ruimte en mobiliteit, de Verordening ruimte, het Programma ruimte en het Programma mobiliteit.

In het VRM zijn vier thema's te onderscheiden;

  • 1. beter benutten en opwaarderen van wat er is;
  • 2. vergroten van de agglomeratiekracht;
  • 3. verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit;
  • 4. bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving.

Op de kaart behorende bij de structuurvisie is het plangebied gelegen binnen de themagebieden 'beter benutten en opwaarderen bebouwde ruimte' en 'vergroten agglomeratiekracht' (concentreren van functies).

Verordening Ruimte

In samenhang met de structuurvisie is de Verordening Ruimte vastgesteld. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke plannen. De volgende artikelen zijn relevant voor de gewenste ontwikkeling:

Lid 2.1.1 lid 1 Ladder voor duurzame verstedelijking

Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende eisen:

  • de stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele behoefte, die zo nodig regionaal is afgestemd;
  • in die behoefte wordt binnen bestaand stads- en dorpsgebied voorzien door benutting van beschikbare gronden;
  • indien de stedelijke ontwikkeling niet binnen bestaand stads- en dorpsgebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt gebruik gemaakt van locaties die passend ontsloten zijn.

Lid 2.1.1 Bestaand stads- en dorpsgebied

Onder bestaand stads- en dorpsgebied wordt verstaan: bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing, met inbegrip van daartoe bouwrijp gemaakte terreinen, ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid (uitgezonderd glastuinbouw), detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur.

Toetsing provinciaal en regionaal beleid

Deze ontwikkeling maakt de verplaatsing van een korfbalvereniging mogelijk binnen de bestaande al deels bebouwde ruimte. Een nieuwe stedelijke ontwikkeling is niet aan de orde. Met de voorgenomen verplaatsing naar een bestaand sportpark wordt invulling gegeven aan de ambitie om gebieden optimaal te gebruiken, op te ruimen en verrommeling tegen te gaan.

3.4 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Ridderkerk 2020

In de structuurvisie wordt als belangrijke kernkwaliteit van Ridderkerk aangegeven dat de Ridderkerker in de gemeente zelf kan wonen en werken. Kernpunten van de structuurvisie zijn:

  • De wijk centraal. Wonen, werken, leren en voorzieningen zijn in elkaars nabijheid te vinden. Het karakter van de wijken en de woningvoorraad sluiten aan bij de woonwensen van de huidige en toekomstige Ridderkerker.
  • Alle wijken worden levensloopbestendig en zijn geschikt voor alle leeftijden.
  • Ridderkerk streeft functiemenging na. Wonen, werken, leren, landschap en voorzieningen worden gemengd en onderling goed verbonden.

De uitdaging is om te zorgen dat in de wijken het juiste aanbod is van zorg, onderwijs, sport en cultureel-maatschappelijke voorzieningen. Dit kan de wijken aantrekkelijk houden voor de huidige en toekomstige bewoners.

Integraal Accommodatie Plan Ridderkerk (IAP)

Het IAP heeft een tijdshorizon van ongeveer tien jaar. De uitwerking en uitvoering van de voorkeursscenario's wordt geborgd in een uitvoeringsplan. Eén van deze scenario's is het realiseren van een sporthal in sportpark Reijerpark en het verplaatsen van de buitensportaccommodatie van KCR naar sportpark Reijerpark, waartoe de gemeenteraad op 15 december 2016 heeft besloten.

Bestemmingsplan 'Ridderkerk West' (2007)

Ter plaatse van het plangebied vigeert bestemmingsplan 'Ridderkerk West', welke is vastgesteld op 5 juli 2007. Voor de nieuwe vestigingslocatie geldt de bestemming 'Recreatieve Doeleinden' met de subbestemming 'sportvelden/ veldsport' (zie figuur 2.5). Met uitzondering van de bestaande sporthal geldt een bebouwingspercentage van 5% en een maximale goot- of boeibordhoogte van 8 m. De bestaande sporthal is voorzien van een eigen bouwvlak met de subbestemming 'sporthal'. Binnen dit bouwvlak geldt eveneens een maximale goot- of boeibordhoogte van 8 m. Langs de noordrand van het plangebied is een strook grond voorzien van de bestemming 'Waterwinningswerken'. Langs de zuidrand is een aardgasleiding gelegen met een diameter van 30' en een druk van 66,2 bar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0597.BPWEST2017REIJERPA-VG01_0006.jpg"

Figuur 2.5 Uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Ridderkerk West' (plangrens rood omkaderd)

Bestemmingsplan 'Ontwikkeling Reyerpark' (2013)

Naar aanleiding van een aantal ontwikkelingen op en rond sportpark Reijerpark is in 2013 een bestemmingsplan opgesteld om met name de bereikbaarheid van het gebied en de parkeermogelijkheden te verbeteren (vastgesteld 12 september 2013). Het grootste gedeelte van de herziening valt buiten het onderhavige bestemmingsplan. De locatie voor watercompensatie voor het nieuwe parkeerterrein valt wel binnen het plangebied. Voor deze locatie vigeert de bestemming 'Water' (zie figuur 2.6), die buiten het bouwvlak ligt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0597.BPWEST2017REIJERPA-VG01_0007.jpg"

Figuur 2.6 Uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Ontwikkeling Reyerpark'

Toetsing gemeentelijk beleid

De verplaatsing van KCR naar sportpark Reijerpark past binnen de visie van de gemeente. Met de verplaatsing van de korfbalvereniging wordt voorzien in de doelstellingen van de structuurvisie en wordt uitvoering gegeven aan het IAP. Ook in het bestemmingsplan Ridderkerk West is de locatie reeds voorzien van een recreatieve bestemming. De verplaatsing past echter niet binnen het bestemmingsplan met betrekking tot het beoogde bouwwerk.

 

Hoofdstuk 4 Sectorale aspecten

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de voor dit bestemmingsplan relevante milieuaspecten beschreven en bevat de uitkomsten van de benodigde onderzoeken met de daarbij behorende conclusies.

4.2 Verkeer en parkeren

Inleiding

Om de bereikbaarheid van sportpark Reijerpark, sportpark Ridderkerk en het Farelcollege te verbeteren en te voorzien in voldoende (fiets)parkeergelegenheid is in 2013 het bestemmingsplan 'Ontwikkelingen Reyerpark' opgesteld. De volgende verkeersaanpassingen zijn conform dit bestemmingsplan uitgevoerd:

  • het aanleggen van een nieuw parkeerterrein op één van de velden van SV Slikkerveer;
  • het aanleggen van een rotonde op de kruising Populierenlaan/ Sportlaan;
  • het aanleggen van een rotonde halverwege de Populierenlaan;
  • de verplaatsing van het fietsparkeren van het Farelcollege naar het parkeerterrein bij sportpark Reijerpark.

De huidige verkeerssituatie is hieronder beschreven.

Verkeersontsluiting

Gemotoriseerd verkeer

Sportpark Reijerpark wordt ontsloten op de Kastanjelaan. Deze toegangsweg naar de parkeerterreinen van het sportpark sluit aan op de rotonde met de Populierenlaan, gelegen tegenover sportpark Ridderkerk. De rotonde dient tevens als ontsluiting van het parkeerterrein bij sportpark Ridderkerk.

De Populierenlaan heeft een gebiedsontsluitende functie en is een belangrijke verbindingsweg voor het noordwestelijk deel van Ridderkerk. In noordelijke richting sluit de Populierenlaan aan op de Rotterdamseweg. Via deze hoofdwegen zijn de woongebieden van Ridderkerk en de rijkswegen A15 en A16 goed bereikbaar.

De verschillende wegen zijn ingericht conform de richtlijnen voor een Duurzaam Veilige weginrichting. De Populierenlaan is een gebiedsontsluitingsweg en kent een maximum snelheid van 50 km/u. De Rotterdamseweg ligt buiten de bebouwde kom en heeft een voor een gebiedsontsluitingsweg buiten de kom passende maximum snelheid van 80 km/u. De Kastanjelaan heeft een erftoegangsfunctie met een maximum snelheid van 30 km/u.

Geconcludeerd wordt dat de ontsluiting van het plangebied voor het gemotoriseerde verkeer gewaarborgd is.

Langzaam verkeer

Vanaf de Populierenlaan is sportpark Reijerpark per fiets te bereiken via de Kastanjelaan. Daarnaast maakt de bestemming 'Sport' ook de aanleg van (fiets-)paden mogelijk. Onderzoek is gedaan naar het verbeteren van fietspaden van en naar sportpark Reijerpark. Optimalisatie van dit paden en de veiligheid van haar gebruikers is het einddoel.

Ten behoeve van voetgangers is parallel aan de toegangsweg naar het sportpark een trottoir aanwezig. Ter hoogte van de rotonde sluit deze aan op de aanwezige voetgangersoversteekplaats bij de rotonde met de Populierenlaan. Zo is er voor voetgangers vanaf het parkeerterrein bij sportpark Ridderkerk een veilige voetgangersverbinding aanwezig.

Geconcludeerd wordt dat de ontsluiting van het plangebied voor het langzaam verkeer gewaarborgd is.

Parkeren

Voor het parkeren van auto's bij sportpark Reijerpark is een theoretische parkeerbalans opgesteld. Deze parkeerbalans is opgenomen in bijlage 1. Allereerst geeft deze inzicht in de parkeerbehoefte van de verschillende sportverenigingen op de sportparken Reijerpark en Ridderkerk. Omdat de parkeerterreinen bij deze sportparken in nabijheid van elkaar liggen, functioneren deze als communicerende vaten. Mocht er op één van de terreinen sprake zijn van een tekort aan capaciteit dan biedt het andere terrein restcapaciteit om de extra parkeerbehoefte op te kunnen vangen. Zo geldt voor beide sportparken een sluitende parkeerbalans.

De ontwikkeling betreft de verplaatsing van KCR van sportpark Ridderkerk naar sportpark Reijerpark. Daarbij wordt tevens een nieuwe sporthal gerealiseerd. Het verplaatsen van de sportvelden van de vereniging zorgt niet voor een verandering in de parkeerbalans. Dit komt doordat de parkeerterreinen bij de sportparken functioneren als geheel. De te realiseren nieuwe sporthal heeft wel een additionele parkeerbehoefte tot gevolg. Binnen de parkeerbalans is geconcludeerd dat de verschillende parkeerterreinen over voldoende restcapaciteit beschikken om deze extra parkeerbehoefte op te kunnen vangen.

De verschillende sportverenigingen op sportpark Reijerpark voorzien in hun eigen stallingscapaciteit voor fietsen. Daarom zal zowel voor de te realiseren sporthal als voor de te verplaatsen korfbalvereniging KCR voorzien moeten worden in voldoende stallingscapaciteit voor fietsen. Deze bedraagt voor de sporthal 68 stallingsplaatsen en voor de sportvelden van KCR ten minste 37 stallingsplaatsen. Het sportpark beschikt over voldoende ruimte om de benodigde stallingsplaatsen te realiseren.

Verkeersgeneratie en -afwikkeling

Het verplaatsen van de sportvelden van de vereniging zal niet zorgen voor een verkeerstoename. De realisatie van een nieuwe sporthal zorgt wel voor een verkeerstoename. Deze verkeersgeneratie is berekend op basis van kencijfers van het CROW (publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie', 2012). Bij de berekening gelden de volgende uitgangspunten:

  • Ridderkerk betreft een sterk stedelijke gemeente (bron: CBS);
  • Sportpark Reijerpark ligt in het restgebied van de bebouwde kom;
  • Op basis van het autobezit binnen de gemeente in vergelijking met gemeenten met eenzelfde stedelijkheidsgraad kan worden uitgegaan van het gemiddelde van de door de CROW gegeven bandbreedte.

Op basis van deze uitgangspunten geldt een kencijfer van 9,45 mvt/etmaal per 100 m2 bruto vloeroppervlak. De totale verkeersgeneratie van de sporthal (2.700 m2 bruto vloeroppervlak) bedraagt dan circa 255 mvt/etmaal. Een dergelijke verkeersgeneratie is dermate beperkt dat deze geen invloed zal hebben op de verkeersafwikkeling. De rotonde bij de Populierenlaan kan deze extra verkeersbewegingen goed verwerken.

Conclusie

De ontsluiting van het plangebied is voor zowel het gemotoriseerd verkeer als het langzaam verkeer gewaarborgd. De parkeerterreinen beschikken over voldoende capaciteit. In totaal is op de parkeerterreinen bij sportpark Reijerpark en sportpark Ridderkerk op het drukste moment een restcapaciteit aanwezig van 147 parkeerplaatsen. Deze restcapaciteit is voldoende om een additionele parkeerbehoefte van 78 parkeerplaatsen als gevolg van de ontwikkelingen op te kunnen vangen. Er is sprake van een sluitende parkeerbalans. Voor fietsers zal voorzien worden in ten minste voldoende stallingsmogelijkheden. De extra verkeersgeneratie als gevolg van de ontwikkeling is dermate beperkt dat deze geen invloed zal hebben op de verkeersafwikkeling.

4.3 Wegverkeerslawaai

Toetsingskader

Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven - bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidhinder vanwege de weg getoetst moet worden. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen of buiten stedelijke ligging. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook bij 30 km/h-wegen de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting te worden onderbouwd.

Onderzoek en conclusie

Met dit bestemmingsplan worden geen nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk gemaakt. Akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai kan daarom achterwege blijven.

4.4 Bodem

Normstelling en beleid

Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd.

Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.

Conclusie

Er is geen sprake van een functiewijziging, ten behoeve van de planologische procedure is bodemonderzoek derhalve niet noodzakelijk. In het kader van de aanvraag omgevingsvergunning dient een actueel bodemonderzoek bijgevoegd te worden.

4.5 Kabels en leidingen

Afwegingskader

Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:

  • gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen;
  • aardgas met een diameter groter of gelijk aan 18”;
  • defensiebrandstoffen;
  • warmte en afvalwater, ruwwater of halffabricaat voor de drink- en industriewatervoorziening met een diameter groter of gelijk aan 18”.

Onderzoek

Ten zuidoosten van het plangebied is een aardgas buisleiding A-518 gelegen en aan de noordwestzijde van het plangebied is een buisleidingenstrook gereserveerd voor toekomstige leidingen overeenkomstig de Structuurvisie Buisleidingen. De gevolgen van de aardgasleiding en buisleidingenstrook voor de beoogde ontwikkeling worden beschreven in de paragraaf externe veiligheid. Verder zijn er binnen en in de directe omgeving van het plangebied geen andere planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Dit aspect vormt dan ook geen belemmering.

4.6 Externe veiligheid

Beleid en normstelling

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicorelevante inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft. Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Met het inwerking treden van het BEVT vervalt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water.

Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute. Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.

Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

Buisleidingen

Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. In dat Besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het plaatsgebonden risico en de hoogte van het groepsrisico als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.

Visie Externe Veiligheid

De gemeente Ridderkerk heeft in samenwerking met DCMR Milieudienst Rijnmond en de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond de Visie Externe Veiligheid (november 2011) opgesteld. Met de visie zet de gemeente in op een duurzame en zo veilig mogelijke ontwikkeling van Ridderkerk. De schaarse grond moet optimaal gebruikt kunnen worden. Tegelijkertijd moet de gemeente Ridderkerk ervoor zorgen dat de gemeente veiliger wordt, door de risico's te verkleinen en te beheersen.

Het plaatsgebonden risico is hierbij een harde grenswaarde. Het betreft een vastgestelde afstand die aangehouden moet worden tussen bepaalde panden en de risicobron. De vrijheid om eigen veiligheidsambities te formuleren zit vooral binnen de kaders voor de verantwoording van het groepsrisico. Het groepsrisico is vooral ontwikkeld om het gemeentebestuur te laten bepalen welke risico's zij nog aanvaardbaar vindt. Het gemeentebestuur heeft namelijk een wettelijke verantwoordingsplicht bij toename van het groepsrisico door een toename van personendichtheid of externe veiligheidsbronnen. De Visie richt zich dan ook voornamelijk op de uitwerking van deze kaders voor het groepsrisico.

Onderzoek

Uit de professionele risicokaart en de Visie Externe Veiligheid blijkt dat binnen het plangebied geen risicovolle inrichtingen aanwezig zijn. Ten zuidoosten van het plangebied is een zwembad aanwezig met een tank chloorbleekloog. De effectafstand 1% letaliteit (overlijdingskans van 0,01 bij blootstelling) bedraagt hier 100 meter. Het plangebied is niet in het invloedsgebied gelegen. Daarnaast vindt er geen vervoer plaats van gevaarlijke stoffen over weg, het spoor en het water. Binnen het plangebied vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats door de buisleiding A-518 en in de toekomst door de buisleidingenstrook zoals opgenomen in de Structuurvisie Buisleidingen. Hieronder worden de kenmerken van de leidingen beschreven en de gevolgen voor de ontwikkeling in kaart gebracht.

Hogedruk aardgasleiding A-518

Ten zuidoosten van het plangebied, parallel aan de Populierenlaan, is aardgas buisleiding A-518 gelegen. De buisleiding heeft een diameter van 30 inch en een maximale werkdruk van 66,2 bar. Uit risicoberekeningen blijkt dat de leiding geen 10-6 contour heeft, het plaatsgebonden risico vormt dan ook geen belemmering. Het invloedsgebied bedraagt 380 meter en de leiding heeft een zakelijke rechtszone van 5 meter aan weerszijden. Het groepsrisico blijft ruim onder de oriëntatiewaarde. De ontwikkeling zal niet leiden tot een overschrijding van de oriëntatiewaarde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0597.BPWEST2017REIJERPA-VG01_0008.png"

Figuur 4.1 Groepsrisico buisleiding A-518

Buisleidingenstrook

Aan de noordwestzijde van het plangebied is een buisleidingenstrook gereserveerd voor toekomstige leidingen overeenkomstig de Structuurvisie Buisleidingen (zie figuur 4.2). Op dit moment is het nog onduidelijk wat voor soort leidingen hier komen te liggen. De buisleidingenstrook is nu gereserveerd voor aardgas, olieproducten en chemicaliën die provincie- en landoverschrijdend zijn. Volgens de Gasunie is de strook indertijd vastgesteld voor hoge druk aardgasleidingen met een maximale diameter van 48 inch. In principe is de strook bedoeld voor allerlei soorten stofcategorieën die vervoerd worden per leiding. Dit betekent dat met alle scenario's rekening dient te worden gehouden. Voor toxische leidingen geldt dat de 100% letaliteitscontour tot ruim 100 meter ver kan reiken. Er kunnen geen buitenactiviteiten plaats vinden binnen deze contour. Op advies van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu wordt er voor dit plan rekening gehouden met een toekomstige hogedruk aardgasleiding van maximaal 48 inch. Het invloedsgebied zal maximaal 580 meter bedragen bij een werkdruk van 80 bar. Bij de aanleg van een nieuwe leiding is de exploitant van de leiding verantwoordelijk dat de PR 10-6 per jaar contour van de leiding binnen de belemmeringsstrook blijft. Het plaatsgebonden risico zal daarom geen belemmering vormen voor het bestemmingsplan.

Vooruitlopend op de aanleg van leidingen is in de regels de specifieke bouwaanduiding 'zonder bebouwing' opgenomen om het oprichten van bouwwerken binnen de buisleidingenstrook te voorkomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0597.BPWEST2017REIJERPA-VG01_0009.png"

Figuur 4.2 Ligging reservering buisleidingenstrook

Omdat het plangebied in het invloedsgebied van de A-518 ligt en komt te liggen in het invloedsgebied van de buisleidingenstrook, dient er een verantwoording van het groepsrisico te worden opgesteld. Aangezien het groepsrisico ruim onder de oriëntatiewaarde ligt en het groepsrisico voor de buisleidingenstrook nog niet bekend is, is een beknopte verantwoording opgesteld waarbij wordt ingegaan op de bestrijdbaarheid, bereikbaarheid en zelfredzaamheid. Die verantwoording is opgenomen aan het slot van deze paragraaf.

Kwetsbaarheidszonemodel

Door de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond (VRR) is een kwetsbaarheidszonemodel opgesteld. Het plangebied is aan dit model getoetst. Doordat bij de beoogde korfbalclub doorgaans geen grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, is de korfbalclub te beschouwen als een beperkt kwetsbaar object. De beoogde locatie wordt volgens het model dan ook getoetst aan het meest waarschijnlijke scenario voor hittestraling.

In figuur 4.3 is te zien dat de zuidoostelijke grens van plangebied binnen de letaliteitszones C (1%) en D (aandachtsgebied) ligt. Er zijn op basis van het kwetsbaarheidszonemodel dan ook geen maatregelen nodig om de risico's te verkleinen of de zelfredzaamheid te vergroten. Wel dient er te worden voldaan aan de eisen vanuit zelfredzaamheid en hulpverlening.

afbeelding "i_NL.IMRO.0597.BPWEST2017REIJERPA-VG01_0010.png"

Figuur 4.3 Uitsnede kwetsbaarheidszonemodel ten opzichte van plangebied (rode cirkel)

De grootste kans op breuk/lekkage van een leiding ontstaat door graafwerkzaamheden. Door werkzaamheden in de directe omgeving van de leiding/leidingstrook op momenten te laten plaatsvinden dat geen gebruik wordt gemaakt van het sportpark, wordt het risico voor aanwezigen sterk teruggebracht.

Beknopte verantwoording groepsrisico

Vanwege de ligging binnen het invloedsgebied van de hogedruk aardgasleiding en de buisleidingenstrook dient op grond van het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) het groepsrisico te worden verantwoord. In deze verantwoording wordt ingegaan op de aspecten zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid. In het kader van het wettelijk vooroverleg zal aanvullend advies gevraagd worden aan de veiligheidsregio.

Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid

De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten, in hoeverre zij in staat zijn hun taken goed uit te kunnen voeren en om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/ adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen, maar ook de brandweerzorgnorm wordt hier onder geschaard. Ten aanzien van de aspecten bereikbaarheid en bluswatervoorziening hanteert de regionale brandweer de richtlijnen zoals beschreven in de NVBR publicatie “Handleiding bluswatervoorziening en bereikbaarheid”.

Uit bovengenoemde handreiking volgt het advies dat het plangebied goed bereikbaar moet zijn voor de hulpverleningsdiensten via twee van elkaar onafhankelijke aanvalswegen, waardoor in geval van werkzaamheden of calamiteiten het plangebied goed bereikbaar is. Het plangebied wordt ontsloten door de Populierenlaan die aan de noordzijde overgaat in de Rotterdamseweg en aan de zuidzijde in de Sportlaan. Deze route kan gebruikt worden als vluchtroute voor de aanwezige personen. Hiermee kunnen zij van de risicobron af vluchten (afhankelijk van welke risicobron). Gelet op bovenstaande zijn de bestrijdbaarheid en bereikbaarheid voor hulpdiensten goed te noemen.

Bij toxische en hittescenario's is echter vaak niet vluchten maar schuilen de beste optie. Clubgebouw, kantine of kleedkamer bieden goede schuilmogelijkheden. Omdat het effect van een scenario met een gasleiding (hittescenario of toxisch scenario) meestal niet geneutraliseerd of beperkt kan worden door de brandweer (zeker bij een hittescenario kan de brandweer niet dichtbij genoeg komen), is de meest effectieve actie het afsluiten van de leiding (niet ter plaatse maar door de leidingeigenaar bij de dichtstbijzijnde afsluiter).

Zelfredzaamheid

Het uitgangspunt is dat de meerderheid van de aanwezige personen binnen het plangebied zelfredzaam zullen zijn. Aanwezige kinderen en ouderen worden beschouwd als minder zelfredzame personen. Ouders/verzorgers begeleiden de kinderen en ouderen, zodat zij gezamenlijk kunnen vluchten. In het kader van een effectieve zelfredzaamheid kan er gedacht worden aan NL alert. Daarnaast dient de nooduitgang van het clubgebouw niet aan de zijde van de risicobronnen te worden gerealiseerd en is het van belang dat aan de zijden van de risicobronnen zo min mogelijk glasoppervlak wordt gerealiseerd.

Daarnaast zal de zelfredzaamheid worden vergroot door preventieve voorlichting/communicatie richting de gebruikers en leden van het sportpark. Het is belangrijk in de noodplannen van de verenigingen die gebruik maken van het sportpark een incident met de gasleiding/leidingenstrook te beschrijven als scenario en het handelingsperspectief te beschrijven. Door dit scenario bekend te maken en personeel/vrijwilligers van de verenigingen dit scenario te laten oefenen, kan veel sneller gereageerd worden. Een omroepinstallatie (voor het communiceren van instructies voor de aanwezigen) kan daarnaast erg nuttig zijn.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.7 Bedrijven en milieuhinder

Beleid en Normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'.

Onderzoek

De beoogde ontwikkeling betreft een milieuhinderlijke functie. Conform de VNG-publicatie kan een veldsportveldcomplex en sporthal geschaald worden onder milieucategorie 3.1 met een bijbehorende richtafstand van 50 meter tot een rustige woonwijk (SBI-2008 931 A en G). Gezien de ligging nabij bedrijvigheid en een hoofdweg kan het gebied getypeerd worden als gemengd gebied. In dat geval kan de richtafstand met een stap worden verlaagd naar 30 meter. De dichtstbijzijnde woning aan de Kanstanjelaan ligt op een afstand van meer dan 130 meter. Aan de genoemde richtafstand wordt dan ook voldaan. Het aspect milieuhinder staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat ter plaatse van de omliggende woningen ook in de toekomstige situatie sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het aspect milieuhinder staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.8 Luchtkwaliteit

Beleid en Normstelling 

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1 weergegeven.

Stof   Toetsing van   Grenswaarde  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³  
fijn stof (PM2,5)   jaargemiddelde concentratie   25 µg /m³  

Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een plan heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een plan valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

Onderzoek

De beoogde ontwikkeling heeft betrekking op de verplaatsing van KCR en de realisatie van een nieuwe sporthal, clubgebouw en sportvelden op sportpark Reijerpark. De verplaatsing leidt tot een toename van verkeer van 255 mvt/etmaal (weekdaggemiddelde) (zie paragraaf 4.2). Hierbij wordt uitgegaan van een aandeel vrachtverkeer van 1%. Uit de nimb-tool blijkt dat deze verkeerstoename zorgt voor een toename van het gehalte stikstof in de lucht van 0,25 µg/m³ en van fijn stof van 0,04 µg/m³ (zie figuur 4.4). Beide toenames blijven ruim beneden de 1,2 µg/m³. Het plan draagt dan ook niet in betekenende mate bij aan de toename van de hoeveelheid stikstofdioxide en fijn stof in de lucht. Er wordt voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving en nader onderzoek is niet noodzakelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0597.BPWEST2017REIJERPA-VG01_0011.png"

Figuur 4.4 Berekening NIBM-tool

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2015 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de Populierenlaan, direct ten zuidoosten van het plangebied. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2015 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen bedroegen in 2015; 28,3 µg/m³ voor NO2, 19,4 µg/m³ voor PM10 en 11,7 µg/m³ voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedroeg 7 dagen. Hierdoor is er ter plaatste van het plangebied sprake van een aanvaardbaar leefklimaat.

Conclusie

Aangezien het gaat om de verplaatsing van KCR van sportpark Ridderkerk naar sportpark Reijerpark, zullen de gevolgen voor de luchtkwaliteit in het gebied zeer beperkt zijn. Alleen de toevoeging van de sporthal zal leiden tot een geringe toename van het aantal voertuigbewegingen in het totale gebied. Ter plaatse van het plangebied is dan ook sprake van een aanvaardbaar leefklimaat.

4.9 Archeologie en cultuurhistorie

Beleidskader

De gemeente Ridderkerk heeft in september 2013 gemeentelijk archeologiebeleid vastgesteld. Hiermee is een tijdige en volwaardige inbreng van archeologische belangen bij ruimtelijke ontwikkelingen gewaarborgd. Dit beleid sluit aan op en komt mede voort uit het rijksbeleid en het provinciale beleid dat naar aanleiding van het “Verdrag van Malta” is ontwikkeld en dat sinds 1 september 2007 van kracht is via de Wet op de archeologische monumentenzorg (sinds 1 juli 2016 vervangen door de Erfgoedwet).

Onderzoek

Op de 'archeologische waarden- en beleidskaart' van de gemeente heeft het plangebied een 'redelijk hoge archeologische verwachting'. Dit betekent dat ontwikkelingen die dieper reiken dan 50 cm beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlakte van meer dan 200 m2 beslaan, getoetst moeten worden op de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden.

Ter bescherming van mogelijke archeologische waarden, is een specifieke dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' opgenomen zoals vastgelegd op de archeologische waarden- en beleidskaart. Afhankelijk van de omvang en diepte van uit te voeren (graaf- en bouw-)werkzaamheden wordt daarmee een onderzoeksverplichting opgelegd.

Conclusie

Uitgaande van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' zijn archeologische waarden op een passende wijze beschermd. Indien de normen worden overschreden, moet uit onderzoek blijken dat er geen waarden aanwezig zijn of worden aangetast.

4.10 Ecologie

Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) en het beleid van de provincie ten aanzien van de bescherming van dier- en plantensoorten en de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland de uitvoering van het plan niet in de weg staan. In elk geval moet aannemelijk zijn dat vergunning of ontheffing van de van de bij of krachtens deze wet geldende verbodsbepalingen kan worden verkregen voor de activiteiten die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt. Dit is anders indien uit de Wnb voortvloeit dat een passende beoordeling moet worden gemaakt. Deze dient te zijn verricht ten tijde van vaststelling van het bestemmingsplan.

Normstelling en beleid

Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:

  • Natuurnetwerk Nederland (NNN);
  • Natura-2000 gebieden.

Natura 2000-gebieden

De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).

Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  • 1. alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
  • 2. het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en
  • 3. de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • 1. soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • 2. soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn; en
  • 3. de bescherming van overige soorten.

De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000 en maakt ook geen deel uit van het Natuurnetwerk Nederland. Aan de noordzijde van de Rotterdamseweg ligt gebied van het NNN. In de omgeving zijn geen belangrijke weidevogelgebieden aanwezig. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is de Boezems Kinderdijk en ligt circa 2,6 km ten noordoosten van het plangebied.

Vanwege de afstand zijn directe effecten zoals areaalverlies, versnippering, verandering van de waterhuishouding en verstoring op voorhand uitgesloten. Qua stikstofdepositie genereert het plan geen problemen, het Natura 2000-gebied Boezems Kinderdijk is niet gevoelig voor stikstofdepositie. Daarnaast zal de ontwikkeling met bijbehorend verkeer niet leiden tot een noemenswaardige toename in stikstofdepositie. Hierdoor kan vermesting/verzuring als gevolg van stikstofdepositie dan ook worden uitgesloten. Significant negatieve effecten worden uitgesloten. De Wet natuurbescherming en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.

Soortenbescherming

De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld gedurende een quickscan. Het onderzoek, uitgevoerd door Elzerman Ecologisch Advies, is opgenomen in bijlage 2. Veel soorten konden worden uitgesloten door het intensieve gebruik van het terrein voor sportactiviteiten. De bomen die gekapt worden ten behoeve van de ontwikkeling zijn vanwege het ontbreken van holen, beperkte lengte of afscherming van hangende takken waardoor een vrije aanvliegroute ontbreekt, ongeschikt als verblijfplaats voor vleermuizen. Enkel een broedgeval van de jaarrond beschermde boomvalk kon niet worden uitgesloten. De twee Italiaanse populieren ten noordoosten van de sporthal zijn geschikt voor een nest. De soort maakt gebruik van oude nesten van kraaiachtigen. In het voorjaar dienen de oude nesten in deze bomen te worden gecontroleerd op het gebruik door de boomvalk. Indien er een vaste nest wordt aangetroffen wordt er een ontheffing aangevraagd en mitigerende en compenserende maatregelen getroffen.

Vanwege het gebruik van het terrein door vleermuizen en uilen in het park dient lichtuitstraling van het clubgebouw naar het achterliggende park te worden beperkt. Dit kan door gebruik te maken van vleermuisvriendelijke verlichting met aangepaste armatuur. De werkzaamheden dienen conform de gedragscode voor de gemeente Ridderkerk plaats te vinden. Hieruit komt naar voren dat de werkzaamheden buiten het broedseizoen moeten worden uitgevoerd of als er geen vogelnesten aanwezig zijn.

Conclusie

De ontwikkeling leidt niet tot negatieve effecten op beschermde gebieden. Nader onderzoek is noodzakelijk. Aangezien het plangebied voldoende ruimte biedt voor mitigerende en compenserende maatregelen, wordt verwacht dat ontheffing zal worden verleend. Hiermee is de haalbaarheid van het bestemmingsplan, ook zonder het nader onderzoek, reeds aangetoond.

4.11 Water

Waterbeheer en watertoets

Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Hollandse Delta, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over de voorgestane ontwikkeling.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan
  • Provinciale Structuurvisie
  • Verordening Ruimte

Waterschapsbeleid

In het Waterbeheerprogramma (WBP) (2016-2021) staan de doelen van het waterschap Hollandse Delta voor de taken waterveiligheid (dijken en duinen), voldoende water, schoon water en de waterketen (transport en zuivering van afvalwater). Ook wordt aangegeven welk beleid gevoerd wordt en wat het waterschap in de planperiode wil doen om de doelen te bereiken. De maatregelen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn onderdeel van het plan.

Uit het oogpunt van waterkwaliteit moet schoon hemelwater bij voorkeur worden afgekoppeld en direct worden geloosd op oppervlaktewater. Dit vermindert de vuiluitworp uit het gemengde rioolstelsel en verlaagt de belasting van de afvalwaterzuivering. De toename van verhard oppervlak leidt tot een zwaardere belasting van het oppervlaktewatersysteem en leidt met regelmaat tot wateroverlast stroomafwaarts. Om de zwaardere belasting van het oppervlaktewatersysteem onder normale omstandigheden tegen te gaan is het brengen van hemelwater vanaf verhard oppervlak op het oppervlaktewaterlichaam specifiek vergunningplicht gesteld. Bij een toename van aaneengesloten verhard oppervlak van 500 m² of meer in stedelijk gebied of 1.500 m2 of meer in landelijk gebied dient een vergunning aangevraagd te worden in het kader van de Keur. De versnelde afvoer als gevolg van de toename aan verharding moet volledig worden gecompenseerd door het aanbrengen van een gelijkwaardige vervangende voorziening (compensatieplicht), met een oppervlakte van 10% van de toename van verharding. Het waterschap geeft in volgorde de voorkeur aan de volgende gelijkwaardige voorzieningen:

  • Nieuw te graven oppervlaktewater in de directe nabijheid van de verhardingstoename;
  • Nieuw te graven oppervlaktewater binnen hetzelfde peilgebied;
  • Nieuw te graven oppervlaktewater in het benedenstrooms gelegen peilgebied of een eventueel alternatief.

Huidige situatie

Algemeen

Het plangebied bestaat in de huidige situatie uit sportvelden en clubgebouwen. Volgens de bodemkaart van Nederland (www.bodemdata.nl) bestaat de bodem ter plaatse uit lichte klei met homogeen profiel. Hier is sprake van grondwatertrap VI. Dat wil zeggen dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand varieert tussen de 0,4 en 0,8 meter beneden het maaiveld en dat de gemiddeld laagste grondwaterstand meer dan 1,2 m beneden het maaiveld ligt.

Waterkwantiteit en -kwaliteit

Rondom het plangebied zijn verscheidene watergangen gelegen. Aan de zuidoostkant en aan de westkant wordt het plangebied begrensd door overige watergangen met een beschermingszone van 1 meter. Aan de noordkant ligt een wegsloot met en beschermingszone van 1 meter. Binnen deze beschermingszone gelden beperkingen voor bouwen en aanleggen om onderhoud aan de watergangen mogelijk te houden. Het plangebied is niet in of in nabijheid van een KRW-waterlichaam gelegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0597.BPWEST2017REIJERPA-VG01_0012.png"

Figuur 4.4 Uitsnede Legger Waterschap Hollandse Delta en globale ligging plangebied (rode cirkel)

Ten noordwesten van het plangebied ligt een waterwingebied (zie figuur 4.5). Een smalle strook van het sportpark ligt binnen dit gebied. Deze strook is voorzien van de specifieke dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterwinningswerken' zodat rekening wordt gehouden met de exploitatie en de bescherming van het grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening.

afbeelding "i_NL.IMRO.0597.BPWEST2017REIJERPA-VG01_0013.png"

Figuur 4.5 Waterwingebied (bron: Provinciale milieuverordening)

Veiligheid en waterkeringen

Rondom het waterwingebied bevinden zich een grondwaterbeschermingsgebied en een boringsvrije zone. Het plangebied ligt binnen het grondwaterbeschermingsgebied, onderdeel van het milieubeschermingsgebied voor grondwater zoals vastgesteld in de provinciale milieuverordening (zie figuur 4.5, plangebied rood omcirkelt). Deze milieubeschermingsgebieden zijn aangewezen om het grondwater dat wordt gebruikt voor de drinkwaterbereiding te beschermen. Binnen het grondwaterbeschermingsgebied gelden specifieke eisen bij (bouw)activiteiten. Deze zijn vastgelegd in de Provinciale Milieuverordening Zuid-Holland. Aangezien deze regels reeds zijn vastgelegd in de voornoemde verordening en op basis daarvan afdoende kunnen worden gehandhaafd, heeft dit aspect geen verdere vertaling in de regels van dit plan gekregen. In het kader van de aanvraag omgevingsvergunning voor de bouw van sporthal en clubgebouw dient aan de specifieke eisen uit de verordening te worden voldaan (onder andere aanvragen ontheffing).

Afvalwaterketen en riolering

In het plangebied is een gemengd rioleringstelstel aanwezig.

Toekomstige situatie

Algemeen

De beoogde ontwikkeling heeft betrekking op de realisatie van een nieuwe sporthal, fietsenstalling, clubgebouw, nieuwe korfbalvelden, jeu de boules velden, een beachsportveld en een nieuw parkeerterrein. Bij een toename aan verhard oppervlak van meer dan 500 m2 in stedelijk gebied of 1.500 m2 of meer in landelijk gebied dient er volgens het beleid van waterschap Hollandse Delta, 10% van de toename aan functioneel open water gerealiseerd te worden. Het plangebied ligt in bebouwd gebied.

De toename in verharding bedraagt 11.524 m2. Omdat kunstgrasvelden halfdoorlatend zijn dient voor dit oppervlak 5% aan functioneel open water gerealiseerd te worden in plaats van 10%. Het totaal benodigd aantal vierkante meters aan watercompensatie (909 m2; zie tabel 4.2) dient bij voorkeur op de volgende volgorde te worden geborgen, waarbij de voorkeur van het waterschap uitgaat naar het realiseren van oppervlaktewater:

  • 1. Binnen hetzelfde plangebied, of;
  • 2. Binnen hetzelfde peilgebied, of;
  • 3. In een lager gelegen peilgebied, of;
  • 4. Alternatieve maatregelen binnen het plangebied.

De compensatie zal in het peilgebied plaatsvinden, mogelijk in het aangrenzende park aan de zuidkant of onder de kunstgrasvelden. Tijdens het overleg met het waterschap is afgesproken dat dit water niet bestemd zal worden als water. De waterberging zal plaatsvinden binnen de bestemming 'Sport', waarbinnen het realiseren van water mogelijk is gemaakt. De gronden die op de verbeelding zijn voorzien van de bestemming 'Water' betreffen de watercompensatiemaatregelen die als gevolg van bestemmingsplan 'Ontwikkeling Reyerpark' zijn genomen. In tabel 4.2 wordt een overzicht gegeven van de berekening voor de benodigde watercompensatie in het kader van onderhavig bestemmingsplan.

Nieuwe bebouwing/verharding   Oppervlakte m2   Compensatie %   Compensatie in m2  
Nieuwe sporthal   2.700   10   270  
Clubhuis KCR (incl bergingen)   300   10   30  
Binnenplein   1.000   10   100  
Terras   1.975   10   198  
Nieuwe korfbalvelden minus de oude   (3 x 1.344) – 3.605 = 427   5   21  
Vier korfbalvelden + pupillen   5.808   5   290  
Totaal   12.210     909  

Tabel 4.2 Berekening benodigde watercompensatie

Veiligheid en waterkeringen

Het plangebied is niet in een kern- of beschermingszone van een waterkering gelegen en heeft derhalve geen effect op de veiligheid.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting;
  • (in)filtratie van afstromend hemelwater;
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater;
  • afstromend hemelwater afvoeren naar RWZI.

In de huidige situatie wordt het afvalwater reeds afgevoerd op de bestaande riolering. De nieuwe bebouwing wordt voorzien van een gescheiden riolering zodat het afvalwater en het hemelwater gescheiden afgevoerd kan worden.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de 'Keur'. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de 'Keur'. Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

Conclusie

De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse. Binnen het plangebied zal 909 m2 aan watercompensatie worden gerealiseerd. Ten behoeve van de beoogde watercompensatie is in de bestemming 'Sport' het realiseren van water mogelijk gemaakt.

4.12 Duurzaamheid

Toetsingskader

In het bestemmingsplan moet worden beschreven op welke wijze het plan bijdraagt aan duurzaamheid. Dit kan op verschillende manieren waaronder:

  • energiezuinig of energieneutraal bouwen en wonen;
  • gebruik duurzame materialen;
  • gebruik van daken en gevels voor energieopwekking, wateropvang, bevorderen biodiversiteit, voorkomen hittestress;
  • waterverbruik.

Verantwoording

De duurzaamheidsambitie is een energieneutraal en duurzaam sportcomplex. Voor energie betekent dit een minimale energieprestatie van nul (EPC 0). De duurzaamheidsambitie op het gebied van milieu, gezondheid, afval, materialen en dergelijke wordt in het programma van eisen vastgesteld. Dit betekent dat in de hele proces van programma van eisen tot en met de bouwfase zowel de EPC als de ambities van een duurzaamheidscertificaat centraal staan.

Om de ambities vroeg vast te leggen en meetbaar te maken wordt in het hele bouwproces niet alleen de EPC maar ook een duurzaamheidsmaatlat gebruikt. Hierdoor ontstaan niet alleen meer inzicht, maar ook gezamenlijk draagvlak en een toetsingskader in de verschillende bouwfasen. Traditioneel is namelijk de bouwfase het moment waar omwille van tijd, financiën of een andere visie van de betrokkenen in die fase duurzame ambities minder prioriteit krijgen dan andere bouwaspecten. Na realisatie kan aan de hand van de gekozen duurzaamheidsmaatlat het gebouw eenvoudig gecertificeerd worden en vergeleken met andere soortgelijke gebouwen.

Voor de aanbesteding van het sportcomplex is gekozen voor een design en construct methodiek. In het aanbestedingsproces wordt de markt uitgedaagd zo duurzaam mogelijk te zijn. Dit biedt op het gebied van duurzaamheid kansen maar ook uitdagingen. Het is van belang dat duurzaamheid vanaf de beginfase van het project duidelijk, toetsbaar en concreet gemaakt wordt.

Met de gekozen aanbesteding vorm kunnen ontwerpers en bouwers de laatste stand van de techniek aandragen om het sportcomplex zo duurzaam mogelijk te maken. Dit vergt in de marktverkenning en aanbesteding een andere kijk op de samenwerking maar kan het uiteindelijke resultaat op het gebied van duurzaamheid zeker ten goede komen.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische uitvoerbaarheid

De gemeenteraad van Ridderkerk heeft ingestemd met de verplaatsing van KCR naar sportpark Reijerpark. Gelden zijn beschikbaar gesteld voor de verplaatsing en gronden zijn in eigendom van de gemeente. Planschade is niet aan de orde aangezien het gebied reeds van een recreatieve (sport)bestemming is voorzien en er uitsluitend een zeer beperkte uitbreiding van de bouwmogelijkheden plaatsvindt. Het plan zal daarom geen negatieve impact op functies in de omgeving hebben. De financieel-economische uitvoerbaarheid is daarmee gewaarborgd.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Voortraject

Het IAP heeft een tijdshorizon van ongeveer tien jaar. De uitwerking en uitvoering van de voorkeursscenario's wordt geborgd in een uitvoeringsplan. Eén van deze scenario's is het realiseren van een sporthal in sportpark Reijerpark en het verplaatsen van de buitensportaccommodatie van KCR naar sportpark Reijerpark, waartoe de gemeenteraad op 15 december 2016 heeft besloten. Dit bestemmingsplan maakt de bouw van de sporthal en de verplaatsing van KCR mogelijk.

Overleg

In het voortraject is reeds overleg gevoerd met het waterschap Hollandse Delta en de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond. In het kader van artikel 3.1.1 Bro is het concept-ontwerpbestemmingsplan aan alle wettelijke overlegpartners voorgelegd. Het vooroverleg heeft niet geleid tot aanpassing van het voorliggend plan.

Ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 24 maart 2017 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn twee zienswijzen ingediend. Eén van deze zienswijzen (Oasen) is formeel ingetrokken. De andere zienswijze (Nederlandse Gasunie) is samengevat en beantwoord in de Nota Zienswijzen. De Nota Zienswijzen is bijgevoegd als bijlage 3. Het bestemmingsplan is naar aanleiding van de zienswijze op onderdelen aangepast.

Daarnaast is op 11 april 2017 een informatieavond gehouden en is het plan ter sprake gekomen in het wijkoverleg. Dit heeft niet tot aanpassing van het bestemmingsplan geleid.

Hoofdstuk 6 Juridische planbeschrijving

6.1 Algemeen

Dit bestemmingsplan vormt het planologisch-juridische kader voor het plangebied. Op basis van dit bestemmingsplan zal de beoogde ontwikkeling zonder verdere uitwerking van de bestemmingen kunnen worden uitgevoerd. Daarnaast vervult het plan, na inpassing van KCR op het sportpark, een belangrijke beheer- en gebruiksfunctie.

De planopzet biedt flexibiliteit voor de beoogde herinrichting. De in het plan vastgelegde omvang van de diverse functies is vastgelegd op de verbeelding en in de bestemmingsregeling. Door gebruik te maken van een bebouwingspercentage wordt flexibiliteit geboden in de locatie van de beoogde bebouwing. De gronden met de bestemming 'Water' zijn overgenomen uit het bestemmingsplan 'Ontwikkeling Reyerpark'. Dit heeft betrekking op de watercompensatie die is aangelegd als gevolg van de extra verharding van het parkeerterrein. Watercompensatie als gevolg van de verplaatsing van KCR is in overleg met het waterschap niet als zodanig bestemd aangezien nog onduidelijk is waar precies gecompenseerd gaat worden. Watercompensatie vindt plaats in het plangebied of in het aangrenzende park aan de zuidkant. De sportbestemming laat de aanleg van water toe.

Ingevolge de Wro, het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de daarbij behorende ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro) dienen bestemmingsplannen op vergelijkbare wijze opgebouwd en gepresenteerd te worden en tevens digitaal uitwisselbaar gemaakt te worden. Daartoe is een aantal standaarden ontwikkeld, waaronder de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012). In dit bestemmingsplan is van deze standaarden voor zover van toepassing gebruikgemaakt. Hiermee wordt de rechtsgelijkheid en de uniformiteit binnen de gemeentelijke c.q. landelijke bestemmingsplannen gediend. Het bestemmingsplan is tevens afgestemd op de terminologie en regelgeving zoals opgenomen in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

6.2 Opbouw regels

De juridische regeling bestaat uit vier hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk bevat de definities van begrippen, die voor het algemene begrip, de leesbaarheid en uitleg van het plan van belang zijn, en de wijze van meten. In hoofdstuk twee wordt op de bestemmingen en hun gebruik ingegaan. Het derde hoofdstuk gaat in op de algemene bepalingen. De overgangs- en slotbepalingen maken deel uit van het vierde hoofdstuk.

6.3 De bestemmingen

Sport

De gronden van sportpark Reijerpark zijn bestemd als 'Sport'. In de bestemmingsomschrijving is opgenomen dat de gronden onder meer bestemd zijn voor ondergeschikte horeca. Het gedeelte dat op basis van de Structuurvisie Buisleidingen is gereserveerd voor een buisleidingenstrook is voorzien van de specifieke bouwaanduiding 'zonder bebouwing' om te voorkomen dat, vooruitlopend op de aanleg van leidingen, in deze strook bebouwing wordt opgericht.

Om flexibiliteit te bieden aan de inrichting van het terrein en de exacte locatie van de nieuwe sporthal en het clubgebouw van KCR nog niet bekend is, is op de verbeelding het bestemmingsvlak voorzien van een bebouwingspercentage van 6%. Dit bebouwingspercentage maakt circa 7.625 m2 aan gebouwen mogelijk, wat voldoende is voor de bestaande bebouwing en de nieuwbouw. Het te compenseren water kan op het sportpark worden gecompenseerd.

De maximum bouwhoogte binnen het plangebied is vastgelegd op 11 m. Deze hoogte volstaat voor zowel de huidige bebouwing als voor de bouw van een nieuwe sporthal. Een afwijkingsbevoegdheid is opgenomen om deze hoogte te verhogen tot 14 m wanneer dit noodzakelijk blijkt en stedenbouwkundig aanvaardbaar wordt geacht.

Water

De bestemming 'Water' is overgenomen uit het bestemmingsplan 'Ontwikkeling Reyerpark' waarin deze bestemming is toegekend aan watercompensatie binnen het plangebied.

Leiding - Aardgas (dubbelbestemming)

De voor 'Leiding - Aardgas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een aardgasleiding met een diameter van ten hoogste 30 inch en een druk van ten hoogste 66,2 bar.

Waarde - Archeologie 1 (dubbelbestemming)

Voor het plangebied geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden met een oppervlak groter dan 200 m² en die tevens dieper reiken dan 50 cm beneden maaiveld.

Waterstaat - Waterwinningswerken

Op gronden met de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterwinningswerken' wordt rekening gehouden met de exploitatie en de bescherming van het grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening.