direct naar inhoud van 4.9 Flora en fauna
Plan: Den Briel
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0590.bp03denbriel-3001

4.9 Flora en fauna

In deze paragraaf is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen - wat ecologie betreft - moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald en het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente.

Bestaande situatie

Het plangebied is in het centrum van Papendrecht gelegen. De planlocatie bestaat uit verharding (bebouwing en parkeerplaatsen), een watergang, intensief beheerd grasland en één solitaire boom.

Beoogde ontwikkelingen

Binnen het plangebied worden een parkeergarage, appartementen en een voorzieningenstrip gerealiseerd. De werkzaamheden die voortkomen uit de voorgenomen ontwikkelingen kunnen als volgt worden omschreven:

  • verwijderen van één boom;
  • grondwerkzaamheden;
  • bouwwerkzaamheden (deels in de watergang).

Toetsingskader

Beleid

De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt in de provinciaal ecologisch Hoofdstructuur (PEHS).

Normstelling

Flora- en faunawet

Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw níet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:

  • er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang);
  • er geen alternatief is;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Flora en faunawet voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.

Met betrekking tot vogels hanteert LNV de volgende interpretatie van artikel 11:

'De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen:

Nesten die het hele jaar door zijn beschermd

Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen:

  • 1. nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: nesten van de steenuil);
  • 2. nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: nesten van de roek, gierzwaluw en huismus);
  • 3. nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: nesten van de ooievaar, kerkuil en slechtvalk);
  • 4. vogels die jaar in jaar uit gebruikmaken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: nesten van de boomvalk, buizerd en ransuil).

Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd

In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd:

  • 5. nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. De soorten uit categorie 5 vragen wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.'

De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

De locatie vormt geen onderdeel van en is ook niet nabij een natuur- of groengebied met een beschermde status (zoals een staats- of beschermd natuurmonument of een speciale beschermingszone ingevolge de Vogel- of Habitatrichtlijn) gelegen. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de PEHS. Gebiedsbescherming komt in deze paragraaf derhalve verder niet aan de orde.

Soortenbescherming

De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen/gegevens (Broekhuizen, 1992; Limpens, 1997, www.ravon.nl, FLORON, 2002 en www.waarneming.nl) waarin de waarnemingen zijn aangegeven. Via het Natuurloket (www.natuurloket.nl) kan een indicatie worden verkregen van de beschikbaarheid van soortengegevens bij verschillende Particuliere Gegevensbeherende Organisaties (PGO's). Daarnaast is gebruikgemaakt van het in opdracht van de gemeente Papendrecht opgestelde rapport 'Beschermde soorten in de gemeente Papendrecht en de Flora- en faunawet' (Natuur-Wetenschappelijk Centrum, 2006).

Vaatplanten

Het Natuurloket geeft aan dat vaatplanten slecht onderzocht zijn binnen het betreffende kilometerhok, waarin het plangebied is gelegen. Gezien het huidige gebruik van de locatie als grotendeels verhard terrein en deels intensief beheerd grasland wordt het voorkomen van beschermde plantensoorten niet verwacht.

Vogels

Volgens het Natuurloket zijn broedvogels slecht onderzocht binnen het betreffende kilometerhok, er is één 'Rode Lijst'-soort aangetroffen. In het plangebied staat slechts één boom, door het ontbreken van opgaand groen worden hier geen bos-, tuin- en struweelsoorten verwacht. In de omgeving van het plangebied komt de gierzwaluw voor (Natuur-Wetenschappelijk Centrum, 2006). De gebouwen in het plangebied zijn vanwege de platte daken echter ongeschikt voor deze soort. In de watergang zijn watervogels als meerkoet, kuifeend en wilde eend te verwachten.

Zoogdieren

Het Natuurloket geeft aan dat zoogdieren niet onderzocht zijn binnen het betreffende kilometerhok.

De Atlas van de Nederlandse zoogdieren (Broekhuizen, 1992) laat zien dat in de omgeving van de locaties soorten als mol, huisspitsmuis, veldmuis en bosmuis voorkomen. Gezien de voorkomende biotopen kunnen de genoemde soorten hier aanwezig zijn. Het gemeentelijke onderzoek naar beschermde soorten laat zien dat ten zuidwesten van het plangebied de gewone baardvleermuis en gewone grootoorvleermuis kunnen voorkomen. De gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, laatvlieger en tweekleurige vleermuis kunnen volgens dit onderzoek in het gehele plangebied voorkomen. In het plangebied zijn echter geen voor vleermuizen geschikte gebouwen of bomen aanwezig.

Vissen

Vissen zijn volgens het Natuurloket niet onderzocht in het betreffende kilometerhok. Volgens het gemeentelijke onderzoek naar beschermde soorten kan in iedere sloot in Papendrecht de bittervoorn voorkomen. Uit gegevens van RAVON blijkt dat in de watergangen die deel uitmaken van de betreffende locatie mogelijk ook de zwaar beschermde (categorie 2) kleine modderkruiper voorkomt.

Amfibieën

Volgens het Natuurloket zijn amfibieën slecht onderzocht binnen de betreffende kilometerhokken. Gegevens van RAVON tonen aan dat slechts algemene amfibieën als gewone pad, groene kikker en bruine kikker mogelijk gebruikmaken van het plangebied als onderdeel van hun leefgebied.

Overige soorten

Op de locaties leven naar verwachting geen beschermde reptielen, insecten of andere soorten. Dergelijke soorten stellen hoge eisen aan hun leefgebied; de locatie voldoet hier niet aan.

In onderstaande tabel staat aangegeven welke beschermde soorten in het plangebied (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen.

Tabel 4.6 Beschermde soorten in het plangebied en het beschermingsregime

vrijstellingsregeling   ontheffingsregeling Ffw      
tabel 1   tabel 2   tabel 3   vogels  
    bijlage 1 AMvB   bijlage IV HR   cat. 1 t/m 4   cat. 5  
mol, veldspitsmuis, bosmuis en veldmuis

bruine kikker, groene kikker en gewone pad  
kleine modderkruiper   bittervoorn   geen
 
geen   geen  

Toetsing

Soortenbescherming

Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen dat overtredingen van de Ffw niet optreden.

Dit bestemmingsplan omvat de ontwikkeling van Den Briel. Dit plan maakt grondwerkzaamheden, bouwwerkzaamheden en werkzaamheden in de watergang mogelijk en kan derhalve leiden tot aantasting en verstoring van beschermde dier- of plantensoorten. Er zal geen ontheffing nodig zijn voor de tabel 1-soorten van de Ffw waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Ffw geldt. De aantasting en verstoring van vogels dient te worden voorkomen door werkzaamheden buiten het broedseizoen (broedseizoen is globaal van 15 maart tot en met 15 juli) te laten starten.

Uit het bureauonderzoek volgt dat in de watergang mogelijk de kleine modderkruiper (tabel 2) en bittervoorn (tabel 3, bijlage 1 AMvB) voorkomen. Als gevolg hiervan is nader veldonderzoek uitgevoerd naar het voorkomen van de kleine modderkruiper en bittervoorn (zie Bijlage 12). De kleine modderkruiper en de bittervoorn zijn niet aangetroffen.

Conclusie

  • De Natuurbeschermingswet zal genoemde planontwikkeling niet in de weg staan.
  • Voor de Ffw geldt dat de planwerkzaamheden buiten het broedseizoen (broedseizoen is van 15 maart t/m 15 juli) opgestart dienen te worden.
  • Met inachtneming van de genoemde voorwaarden zal de Ffw de uitvoering van het plan niet in de weg staan.