direct naar inhoud van 4.10 Archeologie en cultuurhistorie
Plan: Den Briel
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0590.bp03denbriel-3001

4.10 Archeologie en cultuurhistorie

Beoogde ontwikkeling

Het plan voorziet in de bouw van woningen, commerciële ruimten (niet zijnde detailhandel) op de begane grond en gedeeltelijk op de verdieping, een parkeergarage op het huidige maaiveld en de (her)inrichting van de openbare ruimte.

Toetsingskader

Normstelling en beleid

Als gevolg van het Verdrag van Valetta, dat in 1998 door het Nederlandse parlement is goedgekeurd en in 2006 zijn beslag heeft gekregen in de nieuwe Monumentenwet, stellen Rijk en provincie zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.

Het Rijk heeft deze beleidsuitgangspunten neergelegd in onder meer de Cultuurnota 2005-2008, de Nota Belvedère, de Vijfde Nota Ruimtelijke ordening 2000/2002, het Structuurschema Groene Ruimte 2, een brief van de Staatssecretaris van OC&W aan de Tweede Kamer van 17 april 2000, de herziene Monumentenwet 2006 en diverse publicaties van het Ministerie van OC&W.

Doelstelling van het Verdrag van Valletta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het project een rol spelen.

Onderzoek en conclusie

De Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW, via www.kich.nl) en de Cultuurhistorische Waardenkaart van Zuid-Holland (www.chs.zuid-holland.nl) geven aan dat het plangebied is gelegen in een gebied met een redelijke tot grote kans c.q. zeer grote kans op archeologische sporen. In het vigerende bestemmingsplan Centrum is dan ook aangegeven dat nader onderzoek noodzakelijk is.

Naar aanleiding van de resultaten van de Standaard Archeologische Inventarisatie (bureauonderzoek) en een Aanvullende Archeologische Inventarisatie, 1e fase (inventariserend veldonderzoek met controleboringen, verkennende fase) voor het Centrumplan Papendrecht, is door Archeomedia B.V. een aanvullend Archeologische inventarisatie, 2e fase (inventariserend veldonderzoek, karterende fase) uitgevoerd9 (zie Bijlage 13). Het doel van het inventariserend veldonderzoek met boringen is, een nadere vaststelling van de aan- of afwezigheid van archeologische waarden. Op basis van het booronderzoek, dat heeft plaatsgevonden op 11 februari 2003, kan er geconcludeerd worden dat de hoge archeologische verwachting van het plangebied niet bevestigd kan worden. Uit het booronderzoek blijkt dat het plangebied zich op de rand van een stroomrug bevindt. Tevens wordt geconcludeerd dat de bodem boven het veen in de onderlaag voorafgaand aan de bebouwing eerst is verbeterd en vervolgens is opgehoogd met zand, waardoor de bodem is geroerd tot 1,5 m- mv. Eventuele archeologische resten zijn daardoor verdwenen. Op de onderzoekslocatie zijn hoogstwaarschijnlijk weinig archeologische waarden intact aanwezig, omdat de bodem verbeterd en opgehoogd is. De onderzoeksresultaten geven geen aanleiding voor planaanpassingen van de voorgenomen nieuwbouw. Aanvullend archeologische onderzoek is niet noodzakelijk.