Plan: | Den Briel |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0590.bp03denbriel-3001 |
Normstelling en beleid
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen 2007 (ook wel Wet luchtkwaliteit, Wlk). De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen, met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in onderstaande tabel weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.
Tabel 4.5 Grenswaarden maatgevende stoffen Wlk
stof | toetsing van | grenswaarde | geldig |
stikstofdioxide (NO2)1) | jaargemiddelde concentratie | 60 µg/m³ | 2010 tot en met 2014 |
jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 2015 | |
fijn stof (PM10)2) | jaargemiddelde concentratie | 48 µg/m³ | tot en met 10 juni 2011 |
jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 11 juni 2011 | |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer per jaar meer dan 75 µg/m³ | tot en met 10 juni 2011 | |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer per jaar meer dan 50 µg/m³ | vanaf 11 juni 2011 | |
benzeen | jaargemiddelde concentratie | 5 µg/m³ | vanaf 2010 |
Op grond van artikel 5.16 van de Wlk kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) uitoefenen indien:
Besluit niet in betekenende mate (NIBM)
In het Besluit NIBM en de bijbehorende regeling is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de beperkte gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
Goede ruimtelijke ordening
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een bestemmingsplan uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied.
Onderzoek
Luchtkwaliteitsonderzoek totale ontwikkeling
Het bestemmingsplan voorziet in de realisatie van een parkeergarage, appartementen en een beperkte oppervlakte aan commerciële ruimte. Deze ontwikkelingen hebben mogelijk gevolgen voor de luchtkwaliteit in de omgeving van het plangebied. Zodoende zijn de gevolgen voor de luchtkwaliteit onderzocht.
Op verzoek van de gemeente Papendrecht heeft de Milieudienst Zuid-Holland Zuid (MZHZ) de ontwikkelingen die met het plan mogelijk worden gemaakt getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit2 (zie Bijlage 7). Conform de Regeling Beoordeling luchtkwaliteit 2007 wordt gerekend met afstanden van 10 m van de wegrand. Als de afstand van de wegrand tot gevels van gevoelige bestemmingen kleiner is, wordt gerekend met de afstand van de wegrand tot de gevel. Dit onderzoek is uitgevoerd voor de zichtjaren van 2010, 2015 en 2020 met behulp van CAR II-programma versie 8.0. De jaargemiddelde concentratie PM10 en het aantal dagen dat de 24-uursgemiddelde concentratie wordt overschreden zijn gecorrigeerd voor de invloed van zeezout (conform bijlage 5 van de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007). Uit het onderzoek blijkt dat in de prognosejaren 2010, 2015 en 2020 de bijdrage aan de jaargemiddelde concentratie NO2 en PM10 niet meer dan 0,4 µg/m³ bedraagt. De ontwikkeling draagt daarmee niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. Ook het aantal dagen waarop overschrijding van de 24-uursgemiddelde waarde optreedt blijft onder de grenswaarde. In de autonome situatie en in de situatie na uitvoering van het plan liggen de jaargemiddelde concentraties NO2 en PM10 ruimschoots beneden de grenswaarden uit de Wet luchtkwaliteit.
Omdat er sprake is van een ontwikkeling van een parkeergarage is tevens onderzoek gedaan naar de concentraties benzeen in de omgeving van het parkeergarage. In de berekeningen is uitgegaan van een theoretische worstcasesituatie waarin de totale emissie van benzeen als gevolg van het verkeer van, naar en in de parkeergarage, plaatsvindt ter hoogte van de toerit. De maximale toename van de jaargemiddelde concentratie benzeen als gevolg van het plan bedraagt maximaal 0,3 µg/m³. Gelet op de heersende achtergrondconcentratie van 0,9 µg/m³ ligt de berekende jaargemiddelde concentraties ruimschoots beneden de grenswaarde van 5 µg/m³. Op basis van het luchtkwaliteitsonderzoek kan worden geconcludeerd dat het plan voldoet aan de luchtkwaliteitsnormen uit de Wlk. De Wlk staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
Uit de rapportage luchtkwaliteit3 2008 van de gemeente Papendrecht volgt dat binnen de gemeente langs lokale wegen enkele aandachtslocaties voor NO2 voorkomen. Het betreft locaties langs de Veerweg en de Burgemeester Keizerweg waar, mede gelet op de geplande ruimtelijke ontwikkelingen, sprake is van een dreigende overschrijding van de grenswaarde van 40 µg/m³. Uit het luchtkwaliteitsonderzoek blijkt echter dat er als gevolg van het voorliggende plan geen overschrijding van de grenswaarden plaatsvindt zodat wordt voldaan aan de Wlk.
Luchtkwaliteit in parkeergarages
Binnen het plangebied wordt een parkeergarage gerealiseerd. Voor de parkeergarage is eveneens onderzoek verricht naar het aspect luchtkwaliteit (zie Bijlage 8). Met name ter plaatse van de uitrit van de parkeergarages en ter plaatse van de ventilatie kan sprake zijn van hogere concentraties van de stoffen stikstofdioxide, fijn stof en benzeen. Van belang is dat nieuw te bouwen parkeergarages dienen te voldoen aan de eisen die aan nieuwe parkeergarages worden gesteld. Deze eisen zijn onder andere opgenomen in de NEN 2443, de SBR richtlijn 'Parkeergarages: Brandveiligheid en Ventilatie' en het Bouwbesluit (2003). Indien de ventilatie aan de hierin gestelde eisen voldoet, zullen er geen overschrijdingen van luchtkwaliteitsnormen in de garage optreden. Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening dient de uitstroom van de ventilatie zodanig te worden geplaatst dat er geen personen langdurig worden blootgesteld (van woningen af gericht). In de plannen wordt hiermee rekening gehouden.
Conclusie
Er wordt geconcludeerd dat de Wlk de realisatie van het project niet in de weg staat. Uit het oogpunt van luchtkwaliteit is er sprake van een goed woon- en leefmilieu ter plaatse van de beoogde ontwikkeling.