direct naar inhoud van Artikel 4 Agrarisch met waarden - Landschap (AW-L)
Plan: Landelijk gebied Oudewater & Willeskop
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0589.000006-0711

Artikel 4 Agrarisch met waarden - Landschap (AW-L)

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschap (AW-L)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de bedrijfsvoering ten behoeve van grondgebonden veehouderijbedrijven;
  • b. de waterhuishouding;
  • c. behoud en versterking van de aan de gronden eigen zijnde waarde voor wat betreft landschappelijke openheid, natuurwaarden in de vorm van weidevogels en waardevolle slootvegetaties en van de cultuurhistorische waarden zich uitende in het verkavelingspatroon;
  • d. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;

met daarbijbehorende:

  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • f. wegen en paden;
  • g. water;
  • h. waterberging;
  • i. groenvoorzieningen;

met dien verstande dat:

  • j. tijdelijke baggerdepots zijn toegestaan;
  • k. permanente en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen niet zijn toegestaan.
4.2 Bouwregels

Op de voor 'Agrarisch met waarden - Landschap (AW-L)' aangewezen gronden mogen uitsluitend terreinafscheidingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een hoogte tot 1,5 m worden gebouwd, met uitzondering van kuilvoerplaten, sleufsilo's en voorzieningen voor de opslag van mest, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-monument' geldt dat de hoofdvorm, bepaald door de oppervlakte en de bouwhoogte, zoals die bestaat op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan gehandhaafd dient te worden.

4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van de bouwregeling zoals omschreven in 4.2 voor de bouw van agrarische hulpgebouwen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, met dien verstande dat:

  • a. de agrarische hulpgebouwen noodzakelijk zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • b. het gezamenlijke grondoppervlak van de agrarische hulpgebouwen per bedrijf niet meer mag bedragen dan 100 m2;
  • c. de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
  • d. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 m;
  • e. het grondoppervlak van het betrokken perceel tenminste 1 ha bedraagt;
  • f. de afstand van een agrarisch hulpgebouw tot een agrarisch bouwperceel tenminste 500 m bedraagt;
  • g. de situering geen onevenredige afbreuk doet aan de in 4.1 onder c genoemde waarden.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
4.4.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het gebruik zoals omschreven in 4.1 ten behoeve van het overschrijden van een bouwperceel met de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf (A-AB)', met dien verstande dat:

  • a. de overschrijding noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • b. het bouwperceel niet meer dan 10% mag worden vergroot, dan wel de oppervlakte die benodigd is op grond van milieuregels;
  • c. de vergroting van het bouwperceel geen onevenredige afbreuk doet aan de in 4.1 onder c genoemde waarden.
4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
4.5.1 Verbod

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden op de tot 'Agrarisch met waarden - Landschap (AW-L)' bestemde gronden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van paden, wegen of parkeergelegenheden of het aanbrengen van andersoortige terreinverhardingen met een breedte van meer dan 3 m;
  • b. het verlagen, ophogen, afgraven of egaliseren van de bodem;
  • c. het beplanten met houtachtige gewassen van gronden die ten tijde van het van kracht worden van dit bestemmingsplan niet als met bedoelde gewassen beplante gronden konden worden aangemerkt, met dien verstande dat het aanleggen en rooien van geriefbosjes/landschapselementen vergunningsvrij is indien wordt voldaan aan het convenant landschapselementen;
  • d. het aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • e. het kappen van knotbomen en waardevolle bomen zoals deze zijn opgenomen in Bijlage 2 Beschermde bomenlijst;
  • f. het aanleggen van tijdelijke baggerdepots voor de opslag van baggerspecie.
4.5.2 Uitzondering op verbod

Het in 4.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud, beheer en gebruik overeenkomstig de bestemming, het vellen of rooien van geriefbosjes daaronder niet begrepen, tenzij wordt voldaan aan het convenant landschapselementen;
  • b. reeds legaal in uitvoering zijn of nog legaal mogen worden uitgevoerd op het moment van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden;
  • d. betrekking hebben op het aanbrengen van leidingen ten behoeve van huisaansluitingen.
4.5.3 Strijd met bestemming

De in 4.5.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend indien:

  • a. de in 4.1 onder c genoemde waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
  • b. de mogelijkheden voor herstel van de in 4.1 onder c genoemde waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;

met dien verstande dat van onevenredige aantasting of verkleining geen sprake is indien:

  • c. het dempen van sloten er niet toe leidt dat kavels ontstaan met een breedte van meer dan 75 m;
  • d. het aanbrengen van leidingen zoals bedoeld in 4.5.1 onder d met bijbehorende constructies, installaties of apparatuur – gelet op de waarde van het agrarisch gebied – van geringe betekenis moet worden geacht;
  • e. middels onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden niet aanwezig zijn (onder dubbelbestemming archeologie).
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
4.6.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen:

  • a. in de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf (A-AB)', ten behoeve van het vergroten van het bouwperceel, met dien verstande dat:
    • 1. de vergroting van het bouwperceel voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of ontwikkeling noodzakelijk is;
    • 2. de vergroting is afgestemd op de voorgenomen bedrijfsuitbreiding;
    • 3. het grondoppervlak van het bouwperceel niet meer bedraagt dan 1,5 ha;
    • 4. de vergroting van het bouwperceel geen onevenredige afbreuk doet aan de in 4.1 onder c genoemde waarden;
    • 5. in overleg met het waterschap zorg wordt gedragen voor voldoende watercompensatie; uitgangspunt daarbij is dat niet minder dan 15% van de oppervlakte waarmee het bouwvlak wordt uitgebreid wordt gecompenseerd in de vorm van open water, indien infiltratie niet mogelijk is;
  • b. in de bestemming 'Natuur (N)' ten behoeve van natuurontwikkeling, met dien verstande dat:
    • 1. natuurontwikkeling uitsluitend plaatsvindt ter uitvoering van het provinciaal natuurbeleid;
    • 2. het ruimtelijke en hydrologische afgeronde (natuur)eenheden betreft.
4.6.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in 4.6.1 vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de waarden, welke het bestemmingsplan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • c. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • d. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • e. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.