Plan: | Kreekkade 1, Heinenoord |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0585.WPKREEKKADE1-VG01 |
Skyvision wil zich vestigen op het perceel Kreekkade 1 te Heinenoord (hierna: het perceel), om diensten te kunnen verlenen aan de agrarische sector. Op het perceel is op grond van het geldende bestemmingsplan uitsluitend een hondenpension toegelaten. Het bedrijf Skyvision is daarmee in strijd. Voorliggend wijzigingsplan voorziet in een juridisch-planologische regeling om de vestiging van Skyvision hier mogelijk te maken.
Skyvision is opgericht in 2012 door Dhr. Van Es, is een technisch-dienstverlenend bedrijf gespecialiseerd in het aanbieden van diensten met behulp van onbemande luchtvaartuigen oftewel drones.
De activiteiten van Skyvision zijn voornamelijk gericht op het maken van luchtopnames in opdracht van de agrarische sector en hulpdiensten. Skyvision is volledig gecertificeerd voor het uitvoeren van luchtopnames met behulp van onbemande luchtvaartuigen door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu. Eind 2014 heeft het Ministerie haar jaarlijkse audit uitgevoerd en de bedrijfsontheffing verlengd. De werkzaamheden worden zowel in binnen- als buitenland uitgevoerd vooral in opdracht van agrariërs, provincies, waterschappen en hulpdiensten. Door de specifieke kennis, professionaliteit, de mate van kwalitatieve dienstverlening en service is Skyvision één van de marktleiders in haar branch.
Door het uitvoeren van vluchten met onbemande luchtvaartuigen voorzien van verschillende type camera’s worden o.a. fotografische multispectrale opnames gemaakt ten behoeve van de landbouw. Deze opnames worden gebruikt als ondersteuning bij kweektechnieken van verschillende gewassen. De veel hogere resolutie beelden van uit een onbemand luchtvaartuig ten opzichte van satellietbeelden maakt het mogelijk om nieuwe toepassingen te ontwikkelen en tevens levert het plantspecifieke informatie op.
Ook verzorgt Skyvision een 24/7 service aan hulpdiensten om, door middel van luchtbeelden zowel met daglicht- als infrarood camera’s, snel een overzicht te creëren bij calamiteiten. Door deze snelle interactie kan de desbetreffende hulpdienst vaak nog effectiever handelen.
De aanwezigheid van de bedrijfswoning in combinatie met de geringe afstand tot de Rijksweg zorgt er voor dat Skyvision aan de gestelde eisen, o.a. kortere aanrijtijden voor de 24/7 dienstverlening kan voldoen. De combinatie van een agrarische omgeving en de nabijheid van de rijksweg maakt het perceel Kreekkade 1 uniek voor Skyvision.
Door de huidige wet en regelgeving omtrent het vliegen met onbemande luchtvaartuigen is het
voor Skyvision onmogelijk om op een bedrijventerrein gevestigd te blijven. De daadwerkelijke werkzaamheden voor opdrachtgevers, het maken van luchtbeelden, vindt voornamelijk elders plaats.
Voor de kalibratie van de diverse camera apparatuur zullen testvelden op het perceel worden aangelegd. Ook kan met behulp van de testvelden en opnames op verschillende momenten de diverse camerabeelden worden vergeleken en geïnterpreteerd, om zo te weten welke camera het meest geschikt is voor een specifieke opdracht. In dit geval is het niet altijd essentieel om te vliegen, want deze beelden kunnen handmatig met de camera worden gemaakt.
Ook de samenwerking met de stichting 'De Hoekse Waard op de kaart' (www.hwodka.nl) kan worden uitgebreid, omdat er ook specifieke testen op deze locatie gedaan kunnen worden. De afgelegen ligging van het perceel en de aanwezigheid van hoogwaardige technische apparatuur maakt het bedrijf kwetsbaar uit het oogpunt van veiligheid (diefstal, brand, vandalisme). Om die reden wordt permanente bewoning noodzakelijk geacht. Tevens uit het oogpunt van een efficiënte bedrijfsvoering draagt de aanwezigheid van een bedrijfswoning bij aan;
Deze toelichting omvat een omschrijving van het plan en van het plangebied (Hoofdstuk 2), het relevante beleid voor het plangebied (Hoofdstuk 3) en een omschrijving van de verschillende omgevingsaspecten (Hoofdstuk 4). In Hoofdstuk 5 wordt een juridische toelichting gegeven. Hoofdstuk 6 en Hoofdstuk 7 omvat respectievelijk de aspecten economische- en maatschappelijke uitvoerbaarheid.
De planlocatie is gesitueerd aan de Heinenoordse Kreek in de polder Oud-Heinenoord. Op deze locatie was ooit een poldermolen gevestigd. In 1927 is de molen gesloopt, daarna werd in 1972 een hondenpension met bijbehorende bedrijfswoning in bedrijf genomen. De locatie wordt in het open landschap gemarkeerd door (hoge) bomen. Langs de kreek bevindt zich een landschappelijk waardevolle kreekrug.
Op het perceel is thans nog gevestigd het hondenpension, bestaande uit een bedrijfswoning en bijbehorende gebouwen ten dienste van het hondenpension en de woonfunctie.
Ligging plangebied bron: Open Streetmap
Luchtfoto huidige situatie Kreekkade 1, gezien vanuit het westen Bron: Skyvision
De initiatiefnemer heeft het voornemen om ter plaatse zijn bedrijf Skyvision, te vestigen. Skyvision is een technisch-dienstverlenend bedrijf, dat o.a. fotografische multispectrale opnamen maakt ten behoeve van de landbouw. Deze opnamen worden ingezet als ondersteuning bij de kweektechniek van verschillende gewassen (remote sensing).
Daarvoor worden op het perceel testvelden aangelegd, voor de callibratie van de camera's, waarmee de opnamen worden gemaakt. De opnamen worden van uit de lucht gemaakt met behulp van zgn. RPAS: remotly piloted aircraft systems ( systeem met op afstand bestuurde vliegmachines). Het bedrijf is daartoe volledig gecertificeerd door het Ministerie van Infastructuur en Milieu.
RPAS in actie Bron: Skyvision
De daadwerkelijke werkzaamheden, het maken van de foto's, vindt voornamelijk op locatie elders plaats.
Voor het opslaan en onderhoud van de equipage wordt voorzien in het oprichten van een bedrijfsgebouw van ca. 10 X 25 m. De kantoorfaciliteiten zullen worden ondergebracht in een nieuw onderkomen. De gebouwen komen in de plaats van de bestaande bedrijfsgebouwen, die zullen worden afgebroken. De oppervlakte zal ten opzichte van de bestaande oppervlakte (d. i. exclusief de bedrijfswoning) van 470 m² niet toenemen. Voor zover er asbesthoudende materialen voorkomen, worden deze volgens de daarvoor geldende regels verwijderd.
Op het perceel zullen de 3 huidige bedrijfsgebouwen worden vervangen door één nieuw bedrijfsgebouw voorzien van kantoorruimte voor min. 4 personen, vergaderruimte en inpandige opslag in een passende landelijke architectuur worden geplaatst. Tevens voorziet het plan in de sloop van de bestaande bedrijfswoning, hiervoor in de plaats wordt op dezelfde locatie een nieuwe bedrijfswoning opgericht met een maximum goothoogte van 6 m en een maximum bouwhoogte van 9 m. en tot een maximum inhoud van 775 m³. Dit is in overeenstemming met het bestemmingsplan.
De nieuwe woning met berging zal aan dezelfde passende landelijke, sobere, architectuur als het bedrijfsgebouw voldoen, waardoor er een mooi en éénduidig geheel ontstaat. De totale oppervlakte van de nieuwe bebouwing ten opzichte van de huidige situatie zal aanzienlijk afnemen. Het streven is om de huidige beplanting zoveel mogelijk te handhaven. Voor een onderbouwing hierop wordt verwezen naar paragraaf 5.1.
De opgaande beplanting zal afhankelijk van de kwaliteit zoveel mogelijk worden gehandhaafd. Verder wordt het terrein ingericht voor parkeren van privé- en bedrijfsauto's (voor max. 4 voertuigen). De verwachting is dat bezoekersparkeren voor het bedrijf, nauwelijks zal voorkomen. De werkzaamheden worden namelijk veelal elders uitgevoerd.
De oppervlakteverharding zal worden uitgevoerd in een open bestrating. Rond de woning wordt halfverharding aangebracht, het terras wordt bestraat. De bebouwing en het parkeerterrein, wordt aan de noord- en oostzijde afgeschermd met hagen met een hoogte van ongeveer 1,4 m tot 1,8 m. Voor het overige zal het terrein voornamelijk worden ingericht als tuin, bestaande uit gazon en grasland.
De kreekoever wordt voor een deel ingezaaid met een bloem- of grasmengsel, een zgn. agrorand. Deze strook wordt niet bemest of bespoten en fungeert als buffer. Milieuvervuilende stoffen komen hierdoor niet meer rechtstreeks in de sloten en de waterkwaliteit verbetert aanzienlijk. Daardoor neemt de diversiteit in planten en dieren toe.
Verder wordt voorzien in nestmogelijkheden voor roofvogels.
In het vastgestelde bestemmingsplan "Landelijk Gebied Binnenmaas" (vastgesteld d. d. 24-12-2013) heeft het gehele perceel de bestemming 'Bedrijf' en is aangeduid met 'specifieke vorm van bedrijf - overige bedrijvigheid', in de regels nader gespecificeerd als 'hondenpension'.
Tevens is het gebied bestemd met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting middelhoog 1'.
Een strook grond langs de kreek is aangeduid met 'kreekrug' voor de bescherming van de landschappelijke waarde.
Het voorliggende wijzigingsplan heeft tot doel om ter plaatse van het niet-agrarisch bouwperceel Kreekkade 1 de vestiging van een ander bedrijf toe te staan, dan op grond van het geldend bestemmingsplan is toegelaten. Hiermee wordt de vestiging van Skyvision mogelijk gemaakt.
De gemeente heeft in een reactie (brief kenmerk Z12/16440, d. d. 25-9-2012) op een eerder ingediend principe-verzoek al aangegeven in principe te willen meewerken om de bestemming te wijzigen. Dit om een burgerwoning mogelijk te maken, door een partiële herziening van het bestemmingsplan.
Destijds gold hier het bestemmingsplan 'Correctieve Herziening bestemmingsplan Landelijk Gebied Binnenmaas'. Maar ook onder de vigeur van het huidige bestemmingsplan blijft de intentie om medewerking te verlenen aan de planherziening.
In het bestemmingsplan is onder art. 5.7 een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Daarmee kunnen Burgemeester en wethouders onder voorwaarden het plan wijzigen ten behoeve van de vestiging van een ander bedrijf, dan volgens de regels is toegestaan.
Het wijzigingsplan bestaat uit een verbeelding en planregels en gaat vergezeld van deze toelichting. Het wijzigingsplan voorziet in een wijziging van (bijlage van) de planregels ten aanzien van de toelaatbare bedrijfsactiviteiten.
De toetsing van het wijzigingsplan aan de voorwaarden uit de wijzigingsbevoegdheid staat in Hoofdstuk 5.
De SVIR vervangt de Nota Ruimte uit 2006. In de SVIR kiest het Rijk drie doelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
In de SVIR wordt ten aanzien van het onderwerp 'Verstedelijkings- en landschapsbeleid' aangegeven, dat het Rijk dit overlaat aan de provincies en gemeenten.
De Nationale ruimtelijke hoofdstructuur geeft de nationale belangen, waarvoor het Rijk verantwoordelijk is, geografisch weer. Voor het plangebied zijn geen specifieke ruimtelijke opgaven opgenomen op de kaart Nationale hoofdstructuur. Het plan tot wijziging van de bedrijfsbestemming van het perceel in het buitengebied van de gemeente Binnenmaas voldoet aan de uitgangspunten van de SVIR.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin de kaderstellende uitspraken uit het SVIR. Het gaat onder meer om nationale belangen als Rijksvaarwegen, Defensie, Ecologische hoofdstructuur, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorzie-ning, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen en Primaire waterkeringen.
Slechts daar waar een directe doorwerking niet mogelijk is, bij de Ecologische Hoofdstructuur (de artikelen worden later aan het Barro toegevoegd) en bij de Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, is gekozen voor indirecte doorwerking via pro-vinciaal medebewind. Ten aanzien van de begrenzing van de EHS is bepaald dat niet het rijk, maar de provincies die grenzen (nader) bepalen.
Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte.
In het Barro zijn geen regels opgenomen die van belang zijn voor het onderhavige plangebied.
Provinciale Staten (PS) hebben op 9 juli 2014 de Visie Ruimte en Mobiliteit (VRM) vastgesteld. De Visie ruimte en mobiliteit biedt een perspectief voor de gewenste ontwikkeling van Zuid-Holland als geheel. De visie geeft zekerheid over een mobiliteitsnetwerk dat op orde is en de reiziger en de vervoerder keuzevrijheid biedt, en bevat voldoende flexibiliteit om in de ruimtelijke ontwikkeling te reageren op maatschappelijke initiatieven. Dat geeft houvast voor andere ruimtelijke plannen en voor investeringen in ruimte en netwerk. Het geeft ook duidelijkheid over de randvoorwaarden die de provincie daaraan stelt. Vier rode draden geven richting aan de gewenste ontwikkeling en het handelen van de provincie:
De essentie van de rode draad 'verbeteren van ruimtelijke kwaliteit' is dat initiatiefnemers van ruimtelijke ontwikkelingen enerzijds inspelen op de aanwezige kwaliteiten in de omgeving (zeker als de omgeving hoge cultuurhistorische of identiteitsbepalende waarden vertegenwoordigt) en er anderzijds specifieke kwaliteiten aan toevoegen die te maken hebben met de samenleving van vandaag.
Het plangebied is gelegen in het buitengebied van de gemeente Binnenmaas, buiten bebouwingscontour.
De provincie wil op verschillende manieren bijdragen aan het beter benutten van bebouwde ruimte. Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening hanteren gemeenten de “ladder voor duurzame verstedelijking” om de keuze voor en situering van nieuwe woon- en werklocaties te verantwoorden. De provincie bevordert de consequente toepassing van de ladder door deze op te nemen in de Verordening ruimte en daarbij een aantal begrippen te verhelderen. Een van die begrippen is het “bestaand stads- en dorpsgebied” (BSD). De provincie verstaat daaronder: ‘het bestaand stedenbouwkundig stelsel van bebouwing, met inbegrip van daartoe bouwrijp gemaakte terreinen, ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid (uitgezonderd glastuinbouw), detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal-culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur’. Volgens de ladder voor duurzame verstedelijking moet nieuwe stedelijke ontwikkeling primair plaatsvinden binnen het BSD.
Het plan betreft een hergebruik van een bestaande bedrijfslocatie. Het plan past binnen de kaders van de VRM.
Het plangebied is in de Verordening ruimte 2014 aangeduid als 'herbestemmen bestaande bebouwing buiten bestaand stad'- en dorpsgebied'.
Een bestemmingsplan voor gronden buiten het bestaand stads- en dorpsgebied kan onder de volgende voorwaarden ander gebruik mogelijk maken van bestaande bebouwing, waaronder voormalige agrarische bebouwing:
Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op bestaande niet-agrarische bedrijven en andere bestaande niet-agrarische bebouwing op gronden buiten bestaand stads- en dorpsgebied, voldoet aan de volgende voorwaarden uit artikel 2.3.3:
> Het bruto vloeroppervlak neemt af, zie hiervoor de afbeelding in paragraaf 4.4.
> de noodzaak van de bedrijfswoning, die overigens reeds aanwezig is, is gemotiveerd in paragraaf 1.2
> er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing, zie beschrijving in paragraaf 2.2 Planontwikkeling .
Ruimtelijke kwaliteit
Voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen in het gebied buiten bestaand stads- en dorpsgebied (BSD) dient het bestemmingsplan vergezeld te gaan van een motivering, bij voorkeur vervat in een beeldkwaliteitsparagraaf, waaruit blijkt dat de ruimtelijke kwaliteit ten minste gelijk blijft, voor zover het gaat om een ruimtelijke ontwikkeling waarbij de richtpunten van de kwaliteitskaart in het geding zijn, of die is gelegen op gronden binnen een beschermingscategorie op kaart 7, beschermingscategorieen ruimtelijke kwaliteit. Hiervan is geen sprake.
Conclusie
De ontwikkeling is niet in strijd met provinciaal beleid omdat gebruik wordt gemaakt van de regeling in de provinciale verordening Ruimte 2014.
De milieu hygiënische uitvoerbaarheid wordt onderbouwd in Hoofdstuk 4.
Het bruto vloeroppervlak neemt af, zie hiervoor de afbeelding in paragraaf 4.4.
De noodzaak van de bedrijfswoning, die overigens reeds aanwezig is, is gemotiveerd in paragraaf 1.2
Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing, zie beschrijving in paragraaf 2.2.
Kortom, het plan voldoet aan alle bovenstaande punten van het provinciaal beleid, zoals beschreven in de Verordening Ruimte 2014.
Dit betreft het op initiatief van de Commissie Hoeksche Waard opgestelde Ruimtelijk Plan voor de Hoeksche Waard. De Commissie Hoeksche Waard heeft het Ruimtelijk Plan op 12 mei 2009 goedgekeurd. Vervolgens hebben de gemeenteraden van Strijen, Oud-Beijerland, Korendijk en Binnenmaas het Ruimtelijk Plan vastgesteld, respectievelijk op 30 juni en 6, 7 en 9 juli 2009.
Het plangebied vormt onderdeel van het bestaande buitengebied van Heinenoord. Het wijzigingsplan komt niet in strijd met de opzet en uitgangspunten van het regionale planologische beleid.
In het vastgestelde bestemmingsplan "Landelijk Gebied Binnenmaas" (vastgesteld d. d. 24-12-2013) heeft het gehele perceel de bestemming 'Bedrijf' en is aangeduid met 'specifieke vorm van bedrijf - overige bedrijvigheid', in de regels nader gespecificeerd als 'hondenpension'.
Tevens is het gebied bestemd met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting middelhoog 1'.
Een strook grond langs de kreek is aangeduid met 'kreekrug' voor de bescherming van de landschappelijke waarde.
In het bestemmingsplan is onder art. 5.7 een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Daarmee kunnen Burgemeester en wethouders onder voorwaarden het plan wijzigen ten behoeve van de vestiging van een ander bedrijf, dan volgens de regels is toegestaan.
Mits voldaan wordt aan de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid in artikel 5.7 is het plan overeenkomstig de doelen van het vigerende bestemmingsplan.
In de structuurvisie wordt de visie voor de gemeente Binnenmaas in 2020 beschreven. De visie wordt samengevat in een ruimtelijk ontwikkelingsbeeld.
Het plangebied is aangeduid als 'open landschap' op de grens van 'robuuste kreken'.
Binnenmaas ligt in het nationaal landschap Hoeksche Waard. Kernkwaliteiten van dit landschap zijn het polderpatroon, het reliëf van kreken en dijken en de openheid van het landschap. Als doelstelling wordt genoemd dat het open polderlandschap van Binnenmaas vooral een agrarisch landschap is én blijft. Het plan is niet strijdig met de doelen van de structuurvisie.
In dit hoofdstuk zullen de verschillende omgevingsaspecten nader worden beschreven en toegelicht.
In de ontsluiting van het perceel wordt geen verandering aangebracht. Het agrarisch bedrijfsperceel blijft via de Kreekkade ontsloten op de Provincialeweg. Het aantal verkeersbewegingen neemt af.
In de aanwezige parkeervraag komt geen verandering. Op eigen terrein is voldoende ruimte om parkeergelegenheid te bieden voor de parkeerbehoefte voor zowel eigen behoefte als eventuele bezoekers. Overigens worden de werkzaamheden veelal elders uitgevoerd.
Ruimtelijke ontwikkelingen moeten getoetst worden aan de Vogel- en/of Habitatricht-lijn, Natuurbeschermingswet en Flora- en faunawet. Bij de toets van een ruimtelijke ontwikkeling wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Het plangebied betreft een perceel in een open landschap gemarkeerd door (hoge) bomen. Langs de kreek bevindt zich een landschappelijk waardevolle kreekrug. Op deze locatie worden oude bedrijfsgebouwen (kennels) en de bestaande bedrijfswoning gesloopt en vervangen door een nieuwe loods, en woning. Voor deze ingreep wordt uitgevoerd, dienen de gevolgen voor beschermde natuurwaarden en de consequenties in het kader van de geldende natuurwet- en regelgeving in beeld te zijn gebracht.
Hiertoe is een Quickscan Flora en fauna uitgevoerd, zie Bijlage 1 Flora en fauna quickscan.
Bij de flora en fauna quickscan zijn beschermde soorten vastgesteld. Deze worden ook niet verwacht aanwezig te zijn. Met name de grotere gebouwen (woning en garage) zijn nauwkeurig onderzocht op mogelijkheden voor Huismus, Gierzwaluw en vleermuizen. De gebouwen bieden geen mogelijkheden voor deze beschermde soorten, omdat er geen spouwruimtes aanwezig zijn en van buitenaf geen toegang is tot de binnenruimte. Ook voor andere soorten wordt het projectgebied niet geschikt geacht.
Alleen enkele grote bomen met gaten en holen zijn in principe geschikt voor (paarverblijven) van vleermuizen. Deze bomen blijven allen behouden en dus komt de beschermde functie (indien aanwezig) niet in het geding.
In het algemeen dient rekening gehouden te worden met broedvogels. In de bomen en struiken kunnen verschillende soorten een nest bouwen. Concrete aanwijzingen hiervoor waren twee nesten van een paartje Eksters in de bomen. Alle broedende vogels en hun nesten zijn beschermd ex. art. 10 en 11 van de Flora- en faunawet. Voor de overige soortgroepen zijn geen beschermde soorten aangetroffen en/of deze worden op basis van de quickscan ook niet verwacht aanwezig te zijn. De soorten, die vermeld staan in Tabel 1 van de Flora- en faunawet, vallen onder een algemene vrijstelling.
Bij de uitvoering van de werkzaamheden dient men te allen tijde rekening te houden met de in de Flora- en faunawet opgenomen Algemene Zorgplicht (Art. 2). De Zorgplicht houdt in dat schadelijke effecten aan planten en dieren door menselijk handelen tot een minimum beperkt worden. Deze wettelijke verplichting geldt voor alle flora en fauna in Nederland ongeacht de beschermde status.
De bescherming van het archeologische erfgoed in de bodem en de inbedding ervan in de ruimtelijke ordening is het onderwerp van het Europese Verdrag van Valetta (Malta, 1992). Nederland heeft dit Verdrag ondertekend en goedgekeurd. Sinds 1 september 2007 is de Wet Archeologische Monumentenzorg als onderdeel van de Monumentenwet van kracht. De bescherming van het archeologische erfgoed is een taak van de gemeente geworden. Er dient binnen bestemmingsplannen en bij ruimtelijke onderbouwingen als de onderhavige, aandacht te worden besteed aan archeologische aspecten.
Ter plaatse geldt een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting middelhoog 1'.
Dat houdt in, dat eventueel daar voorkomende archeologische waarden niet onevenredig mogen worden geschaad.
Voor het bouwen, waaronder ook het uitvoeren van grondwerken, zoals aanleg van verharding, gelden bouwregels en is een omgevingsvergunning vereist. Van de bouwregels mag worden afgeweken, als:
Met bouwplannen en terreininrichting zal rekening gehouden moeten worden met de archeologische verwachtingswaarde.
Op basis van de resultaten van het vooronderzoek (zie Bijlage 2 Archeologisch onderzoek) bestaat er in archeologisch opzicht geen bezwaar tegen de voorgenomen herontwikkeling van het plangebied. Er hoeven daarmee ten behoeve van de archeologische monumentenzorg (AMZ) geen aanvullende maatregelen te worden genomen.
Ten aanzien van de aanwezige en toekomstige omvang van de verharding kan het volgende worden vermeld. Planologisch gezien mag het bouwperceel thans al worden voorzien van bebouwing. De functiewijziging brengt verandering in de omvang van de te realiseren bebouwing. Zie hiervoor onderstaande afbeelding.
Uit de 'Nota toetsingskaders en beleidsregels voor het watersysteem' d.d. 12-04-2013 van het Waterschap blijkt dat 10 % van de toename van het verhard oppervlak moet worden gecompenseerd in open water. Er geldt een vrijstelling voor ontwikkelingen kleiner dan 500 m2. De toename van verhard oppervlakte bedraagt ca. 342 m2, derhalve is compensatie niet benodigd.
Schoon water
Voor hemelwater geldt dat lokale lozing in het milieu (al dan niet via een gemeentelijk hemelwatersysteem) de voorkeur geniet boven lozing op een gemengd stelsel.
In dit kader schrijft de gemeente voor dat bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen hemelwater (HWA) en afvalwater (DWA) gescheiden worden ingezameld en gescheiden worden aangeboden aan de gemeente. Voor het HWA wordt vervolgens een redelijke en doelmatige afvoermogelijkheid gezocht. In het geval van de realisering van de nieuwe bedrijfsgebouwen zal het HWA van het nieuwe dakoppervlak worden geloosd op de langs het bouwperceel aanwezige watergang. Met het oog op de waterkwaliteit van het te lozen hemelwater geldt dat de daken en de regenwatervoorzieningen moeten worden uitgevoerd in niet-uitlogende materialen. De afvoer van afvalwater wordt niet gewijzigd.
Ter bepaling van de mogelijkheid om milieubelastende bestemmingen te realiseren in de nabijheid van milieugevoelige bestemmingen, zoals woningen, wordt gebruik gemaakt van de systematiek van milieuzonering. In de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten is één en ander nader beschreven en uitgewerkt.
In die VNG-publicatie is ook een Staat van Bedrijfsactiviteiten opgenomen, waarbij per type bedrijf wordt aangegeven welke afstanden tussen milieugevoelige en milieubelastende bestemmingen moet worden aangehouden.
Zo ontstaat een zone rond een perceel met een bedrijfsbestemming waar in principe geen milieugevoelige bestemmingen zijn toegestaan. Op deze wijze wordt geborgd dat er geen onaanvaardbare milieuoverlast voor milieugevoelige bestemmingen aan de orde zal zijn.
De indicatieve geluidmeting van Microdrones GmBh geeft geluibelastingen op verschillende afstanden weer. De omgevingsdienst gaat uit van milieucategorie 3.2, omdat er geen sprake zal zijn van vliegmachines met verbrandingsmotoren. Basis voor deze beoordeling vormt de aangeleverde geluidmeting van Microdrones.
De grootste richtafstand bedraagt daarmee 100 meter.
De hinder op de omgeving als gevolg van de functiewijziging blijft gelijk. Ook een hondenpension heeft als grootste richtafstand 100 meter voor het aspect geluid. De afstand tot de dichtstbijzijnde woning bedraagt zo'n 280 meter. Daarmee wordt ruimschoots voldaan aan de richtafstand.
Bij de milieukundige toetsing van het bouwplan aan de daartoe relevante algemene regels worden gekeken naar de geluidsbelasting. Zo nodig worden daarbij eisen gesteld aan de geluidsuitstraling naar de omgeving.
De conclusie is dat het wijzigingsplan uit oogpunt van milieuzonering uitvoerbaar is.
In het kader van de Wet geluidhinder (Wgh) dient voor geluidsgevoelige bestemmingen akoestisch onderzoek te worden verricht indien deze gelegen zijn binnen onderzoekszones van wegen. Een bedrijfswoning betreft een geluidgevoelige functie in de zin van de Wet geluidhinder. De bedrijfswoning wordt niet verplaatst in de richting van de rijksweg of Reedijk. Ten aanzien van het aantal verkeersbewegingen wordt gewezen op het feit, dat het aantal verkeersbewegingen van en naar het projectgebied afneemt. Bezoekers worden niet ontvangen omdat de projecten grotendeels op locatie worden uitgevoerd. Van de 5 werknemers per dag zijn er tijdens project dagen 2 á 3 onderweg. Derhalve vormt het aspect geluid geen belemmering voor dit wijzigingsplan.
Het wijzigingsplan is uit oogpunt van akoestiek aanvaardbaar.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient aangetoond te worden dat de bodemkwaliteit van dien aard is, dat er geen belemmeringen zijn voor het voorgenomen gebruik. Het wijzigingsplan ziet toe op een functiewijziging van hondenpension naar een ander type bedrijvigheid met herbouw van gebouwen, waaronder de bedrijfswoning. Er is geen sprake van het toevoegen van een gevoeliger functie dan op grond van het geldende bestemmingsplan reeds mogelijk was. Er bestaan uit bodemkwaliteitsoogpunt geen beperkingen ten aanzien van onderhavige ontwikkeling.
Uit informatie van www.bodemloket.nl blijkt niet dat sprake is van (ernstige) bodemverontreiging.
Uit historisch kaartmateriaal blijkt dat er mogelijk een gedempte sloot aanwezig is op de locatie.
Het aspect bodem is geen belemmering voor de bestemmingswijziging. Mocht de gedempte sloot verontreinigd zijn, dan kan de locatie door sanering geschikt gemaakt worden voor het toekomstige gebruik.
Alvorens gebouwd kan worden dient de bodemkwaliteit in beeld gebracht te worden.
Op basis van de resultaten hiervan zal bepaald worden of er sprake is van een verontreiniging en wat de consequenties daarvan zijn.
In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer is de regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteit vastgelegd. In artikel 5.16 is vastgelegd dat bestuursorganen bevoegdheden, zoals het vaststellen van een bestemmingsplan of het nemen van een projectbesluit, mogen uitoefenen wanneer sprake is van één van de volgende gevallen:
a. Er is geen sprake van een (dreigende) overschrijding van de grenswaarden.
b. De concentratie van de desbetreffende stoffen in de buitenlucht verbetert of blijft ten minste gelijk.
c. Het plan draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de concentratie van de desbetreffende stoffen in de buitenlucht.
d. De ontwikkeling is opgenomen in een vastgesteld programma, zoals het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).
Een nadere uitwerking van de regelgeving met betrekking tot het begrip 'niet in betekende mate' is vastgelegd in het 'Besluit niet in betekende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' en de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)'. Voor ontwikkelingen die 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging hoeft niet te worden getoetst aan de grenswaarden.
In de Regeling zijn categorieën van gevallen benoemd die in ieder geval als 'niet in betekenende mate' worden aangemerkt en waarvoor toetsing aan de grenswaarden dus zonder meer achterwege kan blijven. Hier is sprake van een ontwikkeling die geen negatieve invloed heeft op de luchtkwaliteit. Er zullen door de functiewijziging geen extra verkeersbewegingen plaatsvinden van en naar het perceel, er is zelfs sprake van een verkleining van het aantal verkeersbewegingen.
Voor de volledigheid is uit oogpunt van goede ruimtelijke ordening ook de heersende luchtkwaliteit in ogenschouw te nemen. Op basis van de landelijk beschikbare GCN-waarden (Grootschalige Concentratiekaarten Nederland) kan gesteld worden dat de jaargemiddelde achtergrondconcentratie voor stikstofdioxide 24,3 microgram per kubieke meter lucht bedraagt en voor fijn stof is dit 20,9 microgram per kubieke meter.
Hieruit kan geconcludeerd worden dat de achtergrondconcentraties voldoen aan de normering Wet milieubeheer onderdeel luchtkwaliteit (grenswaarde voor stikstofdioxide en fijn stof bedragen 40 microgram per kubieke meter, te bereiken in 2015 respectievelijk in 2011), het plan draagt zelf niet bij aan de concentraties van deze stoffen. De algehele conclusie is dat vanuit het aspect luchtkwaliteit er geen belemmering bestaat voor de geplande ontwikkeling.
De externe veiligheid wordt bepaald door de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in en rond het plangebied. Veiligheidsafstanden tussen activiteiten met gevaarlijke stoffen en (beperkt) kwetsbare objecten, zoals woningen, moeten ervoor zorgen dat bij een eventuele calamiteit het aantal slachtoffers beperkt blijft. Het plaatsgebonden risico en groepsrisico zijn verwerkt in strikte normen die uitgangspunt moeten zijn voor het ruimtelijk en milieubeleid. Ze zijn vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). In dit besluit zijn grenswaarden vastgesteld voor het plaatsgebonden risico.
Voor het groepsrisico zijn alleen oriënterende waarden vastgesteld. Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Dit besluit is gebaseerd op de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening. Het Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen.
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid gekeken te worden naar:
Inrichtingen
De risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen moeten tot een aanvaardbaar minimum worden beperkt. Daarvoor zijn in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) regels gesteld. In dit besluit wordt externe veiligheid in artikel 1 omschreven als "de kans om buiten een inrichting te overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is". Bij het toekennen van bepaalde bestemmingen moet vanwege het plaatsgebonden risico onderzocht worden of voldoende afstand in acht wordt genomen tussen (beperkt) kwetsbare objecten enerzijds en risicovolle inrichtingen anderzijds. Ook moet onderzocht worden of (beperkt) kwetsbare objecten binnen het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen liggen, en zo ja, wat dan de bijdrage is aan het groepsrisico.
Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor
De Wvgs is aangepast op 10 juli 2013 om het door het rijk aangewezen landelijk Basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (Basisnet VGS), de aard en omvang hiervan vast te leggen. Ook wordt het risicoplafond voor het plaatsgebonden risico (genoemd: veiligheidszone) hierin vastgelegd. De regeling voor externe veiligheid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het water en/of het spoor staat beschreven in de Regeling Basisnet. Hierin is op onderdelen nadere invulling gegeven aan de Wvgs en het Bevt en staan de normen voor het plaatsgebonden risico en groepsrisico verwoord.
Buisleidingen
Op 17 september 2010 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) gepubliceerd en op 1 januari 2011 in werking getreden. Deze AMvB regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen.
Onderzoek
Voor heel Nederland is een risicokaart opgesteld. De risicokaart heeft een signalerende functie voor risicovolle inrichtingen, transportroutes van gevaarlijke stoffen en buisleidingen. Op basis van de risicokaart is gekeken naar risicovolle activiteiten in de omgeving van het plangebied. Een uitsnede van de risicokaart, waarop de omgeving van de plangebied staat, is onderstaand weergegeven.
In de omgeving van het plangebied ligt een aantal risicobronnen. Een buisleidingenstraat op een afstand van zo'n 750 meter en de A29 op een afstand van bijna 500 meter.
De veiligheidszone van de A29 bedraagt 0 meter, wat betekent dat de 10-6 / jaar plaatsgebonden risicocontour niet verder dan 0 meter uit het hart van de snelweg kan komen. De N217 is aangewezen als een route vervoer gevaarlijke stoffen.
Voor de buisleidingenstraat gold onder het Structuurschema Buisleidingen (SBUI) uit 1985 een veiligheidszone van 55 meter aan weerszijden van de leidingenstraat. Tevens liggen er nabij de A29 ook nog twee buisleidingen van respectievelijk de Gasunie en Rotterdam-Rijn Pijpleiding Mij.
Geen van de omliggende risicobronnen heeft een invloedsgebied dat zich uitstrekt tot aan het plangebied.
Daarom is externe veiligheid niet relevant voor het plan.
Conclusie
De planlocatie ligt ruim buiten de risicocontouren. De invloedsgebieden van de buisleidingen en route vervoer gevaarlijke stoffen liggen (ver) buiten de planlocatie. Geconcludeerd wordt dat het aspect externe veiligheid niet voor belemmeringen zorgt voor de uitvoering van het plan.
In artikel 5.7 van het geldende bestemmingsplan is bepaald dat:
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van de vestiging van een ander bedrijf dan overeenkomstig artikel 5.1 is toegestaan, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
Het bedrijf heeft dezelfde milieucategorie als het hondenpension, namelijk 3.2
De hinder op de omgeving als gevolg van de functiewijziging blijft gelijk. Ook een hondenpension heeft als grootste richtafstand 100 meter voor het aspect geluid. De afstand tot de dichtstbijzijnde woning bedraagt zo'n 280 meter. Daarmee wordt ruimschoots voldaan aan de richtafstand.
Hiervan is geen sprake
Voorliggende wijzigingsplan komt hierin tegemoet.
Initiatiefnemer is voornemens een pakket landschappelijke maatregelen te realiseren op en om het terrein. Zie hiervoor onderstaande afbeelding.De bestaande beplanting wordt zoveel mogelijk gehandhaafd en aangevuld met inheemse en gebiedseigen beplanting.
Na wijziging blijft voor dit perceel de bestemming 'Bedrijf' en de daarbij behorende regels uit het vigerende bestemmingsplan van toepassing.
Wanneer dit wijzigingsplan rechtskracht heeft verkregen, zal het plan vigeren als onderdeel van het het bestemmingsplan '"Landelijk gebied Binnenmaas". Hiermee wordt de toelaatbare bedrijfsactiviteit in de planregels gewijzigd.
Het wijzigingsplan 'Kreekkade 1, Heinenoord' van de gemeente Binnenmaas bestaat uit regels en verbeelding en gaat vergezeld van voorliggende toelichting. Ten aanzien van het wijzigingsplan zijn een drietal regels opgenomen: inleidende regels (artikel 1 en 2), algemene regels met een verwijzing naar de bijbehorende verbeelding (artikel 3) en een slotregel (artikel 4). Op de wijziging zijn de voorschriften uit het geldende bestemmingsplan 'Landelijk gebied Binnenmaas' onverkort van toepassing.
Het plan omvat de wijziging van de regels van het bouwperceel op het perceel Kreekkade 1 te Heinenoord. Het betreft een particuliere ontwikkeling waar geen overheidsmiddelen ingezet behoeven te worden. De realisering van het plan wordt verzorgd door initiatiefnemer. De financiële dekking voor het plan is hiermee geregeld en de financiële uitvoerbaarheid gewaarborgd.
Artikel 6.12, lid 1 Wro bepaalt dat de gemeenteraad wordt verplicht om de gronden, waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen, een exploitatieplan op te stellen. Artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening geeft aan om welke bouwplannen het gaat.
Bij onderhavig voornemen gaat het om herbouw van een woning en de verbouwing van gebouwen voor andere doeleinden voor bedrijfsactiviteiten. Dus niet om de bouw van een of meer (planologisch) nieuwe woningen of verbouw voor ten minste 10 woningen. Voor onderhavig plan is derhalve geen exploitatieplan noodzakelijk.
Tussen de gemeente en de eigenaar/ initiatiefnemer is ter afdekking van eventuele planschadeclaims een planschadeovereenkomst ex artikel 6.4a Wro afgesloten.
De procedure voor vaststelling van een wijzigingsplan zijn door de wetgever geregeld. Op de voorbereiding van een wijzigingsplan is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
In art. 1.1.1 lid 3 Bro wordt aangegeven dat in hoofdstuk 3 van het Bro en de daarop berustende bepalingen onder een bestemmingsplan ook een uitwerkings- of een wijzigingsplan als bedoeld in art. 3.6 Wro wordt begrepen. Zo geformuleerd betekent art. 1.1.1 lid 3 Bro, dat de in art. 3.1.1 lid 1 Bro voorziene overlegverplichting voor het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan met diensten van provincie en Rijk ook geldt voor burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een uitwerkings- of een wijzigingsplan.
Het plan moet dus worden voorgelegd aan vooroverleginstanties. Eventuele opmerkingen worden bekeken en meegenomen in het wijzigingsplan.
Het ontwerpwijzigingsplan is per e-mail op 10 juli 2015 voorgelegd aan de volgende instanties:
Er zijn 2 reacties ontvangen van de Gasunie (13/07/2015) en Rijkswaterstaat (14/07/2015). Beiden hebben aangegeven akkoord te zijn met het ontwerpwijzigingsplan.
Op de voorbereiding van een wijzigingsplan is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing (artikel 3.9a, lid 1 Wro). Dit houdt in dat belanghebbenden in de gelegenheid worden gesteld om gedurende 6 weken hun zienswijze naar aanleiding van het ontwerp-wijzigingsplan naar voren te kunnen brengen, alvorens het wijzigingsplan wordt vastgesteld. Eventueel ingediende zienswijzen worden behandeld en indien nodig in het plan verwerkt. Burgemeester en wethouders dienen vervolgens binnen 8 weken na afloop van de terinzagelegging omtrent de wijziging te besluiten. Tegen een vastgesteld wijzigingsplan staat beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, eventueel in combinatie met een verzoek om voorlopige voorziening.
Het wijzigingsplan is met ingang van 13 juli ter inzage gegaan voor de de duur van 6 weken. Tijdens de ter visie ligging van het ontwerpwijzigingsplan zijn geen zienswijzen ingediend.