Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Nieuwstraat 35 Westmaas
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0585.BPWMSNieuwstraat35-VG01

4.3 Externe veiligheid

Bepaalde maatschappelijke activiteiten brengen risico’s op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van deze risico’s. Het gaat daarbij om onder meer de productie, opslag, transport en het gebruik van gevaarlijke stoffen. Dergelijke activiteiten leggen beperkingen op aan de omgeving. Door voldoende afstand tussen risicovolle activiteiten en bijvoorbeeld woningen, kan voldaan worden aan de normen. Aan de andere kant is de ruimte schaars en het rijksbeleid erop gericht de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten. Het ruimtelijk beleid en het externe veiligheidsbeleid moeten dus goed worden afgestemd.
 
In een bestemmingsplan dient bepaald te worden of de (nieuwe) planologische invulling van het gebied verantwoord is op het aspect externe veiligheid. Er moet beoordeeld worden of de beoogde functie mogelijk is, gezien de activiteiten in de omgeving. Deze externe veiligheidsrisico’s kunnen nader worden onderscheiden in ongevallen met betrekking tot:
  1. (Bevi) inrichtingen
  2. Vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen
  3. Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor.  
Plaatsgebonden risico
In artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen is een definitie opgenomen van het plaatsgebonden risico (PR). Het PR is het risico (uitgedrukt in kans per jaar) dat één persoon die zich onafgebroken en onbeschermd op die plaats bevindt, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een calamiteit met een gevaarlijke stof. In het besluit is een norm opgenomen voor het plaatsgebonden risico. Deze norm is een grenswaarde voor kwetsbare objecten en moet daarom door het bevoegde gezag in acht worden genomen (mag niet van worden afgeweken).
 
Groepsrisico
De officiele definitie in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) luidt: "de cumulatieve kans per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is".   
 
De functiewijziging van kerk naar woning zal naar verwachting voor het groepsrisico ter plaatse zelfs een positief effect hebben.
4.3.1 (BEVI) inrichtingen
De regelgeving omtrent externe veiligheid is geregeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI). Op 8 september 2004 is een ministeriële regeling in werking getreden waarin onder meer veiligheidsafstanden tot kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten zijn aangegeven. Vervolgens is op 27 oktober 2004 het BEVI inwerking getreden. Het BEVI legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor mensen buiten de inrichting. Het BEVI is opgesteld om de risico’s waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle bedrijven te beperken. Het besluit heeft tot doel zowel individuele als groepen burgers een minimaal (aanvaard) beschermingsniveau te bieden.
 
De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op het beschermen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten (artikel 1 van het besluit). Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen en kinderopvang- en dagverblijven. Beperkt kwetsbaar zijn onder meer kantoren, winkels, horeca en parkeerterreinen.
 
Naast het onderscheid in kwetsbaar en beperkt kwetsbaar wordt er ook onderscheid gemaakt tussen plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico wordt uitgedrukt in een contour van 10-6 als grenswaarde. Het realiseren van kwetsbare objecten binnen deze contour is niet toegestaan. Bij groepsrisico is ook niet een contour die bepalend is, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen de effectafstand van een risicovolle activiteit ophoudt. Welke kans nog acceptabel geacht wordt, is afhankelijk van de omvang van de ramp.
 
Voor groepsrisico is er geen grenswaarde, maar een richtwaarde. In het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) is deze verantwoordingsplicht (door de overheid) voor het groepsrisico rond inrichtingen wettelijk geregeld. De verantwoording houdt in dat wordt aangegeven of risico’s acceptabel zijn en welke maatregelen worden genomen om de risico’s te verkleinen. Er zal zoveel mogelijk rekening moeten worden gehouden met deze richtwaarde. Afwijken van de richtwaarde zal grondig moeten worden gemotiveerd.
 
In het geval van onderhavig plan is er sprake van de aanwezigheid van een kwetsbaar object (woning) in het kader van het BEVI. De provincie Zuid-Holland beschikt net als iedere andere provincies over een risicokaart. Door de kaart te raadplegen, kan voor de betreffende locatie worden vastgesteld of er in de directe omgeving inrichtingen zijn die in het kader van de externe veiligheid beschikken over een risicocontour.
 
Het Texaco LPG-tankstation aan de N489
Uit raadpleging van de risicokaart (zie afbeelding 5) van de provincie Zuid-Holland blijkt dat ten westen van onderhavig plangebied een LPG-station is gesitueerd. Op ca. 130 meter ten westen van het plangebied is het Texaco LPG-tankstation gesitueerd. Het hierbij behorende LPG-reservoir en het vulpunt hiervan is op ca. 250 meter van het plangebied gesitueerd. Daarmee ligt het plangebied buiten het invloedsgebied van dit tankstation en vormt dit station geen belemmering voor de planontwikkeling.
   
Afbeelding 5: Uitsnede risicokaart provincie Zuid-Holland, plangebied gelegen in het blauwe kader.
 
Conclusie
Voor de beoordeling of in de omgeving inrichtingen aanwezig zijn die van invloed zijn op het plangebied, is de risicokaart van Zuid-Holland geraadpleegd. De risicokaart toont aan dat er een (Bevi) inrichting in de vorm van een LPG-station ten westen van het plangebied is gesitueerd. Het plangebied bevindt zich op voldoende afstand buiten de risicocontour van genoemde inrichting. Hierdoor vorm het LPG-station geen belemmering voor onderhavig plan.
4.3.2 Vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Vanwege de veiligheid, de betrouwbaarheid en de grote transportcapaciteit, spelen in Nederland buisleidingen een belangrijke rol bij het transport van brandstoffen en andere gevaarlijke stoffen. Buisleidingen vormen een 'vitale infrastructuur' die een goede regeling en een gepaste bescherming behoeft. Een vorm daarvan is het planologisch beschermen van buisleidingen door het vastleggen van de locatie van de leidingen inclusief de bijbehorende belemmeringenzones in bestemmingsplannen. 
In 2007 is het Registratiebesluit externe veiligheid in werking getreden op basis waarvan risicogegevens van buisleidingen worden geregistreerd en vrijgegeven. Daarnaast kondigde (voormalig) staatsecretaris Van Geel in een brief aan de Tweede Kamer aan dat het buisleidingendossier grondig wordt herzien. Dit heeft onder meer geleid tot het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Hierin zijn regels opgenomen waarmee het toezicht op, de registratie van en de afweging van veiligheidsrisico's nabij buisleidingen moet verbeteren. Tevens wordt via een nieuwe Structuurvisie Buisleidingen het strategisch beleid inzake buisleidingen verder uitgewerkt. Deze structuurvisie wordt een structuurvisie op basis van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). De Wro stimuleert gemeenten om bestemmingsplannen te actualiseren op straffe van
 
Het Besluit houdende milieukwaliteitseisen externe veiligheid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen (Besluit externe veiligheid buisleidingen) treedt naar verwachting 1 januari 2011 in werking. Het Bevb bevat regels voor de exploitant, regels voor gemeenten over het opnemen van buisleidingen in bestemmingsplannen en regels voor het melden van ongewone voorvallen. De afweging van de externe veiligheidssituatie van buisleidingen heeft op deze manier een grondslag in de Wet milieubeheer (Wm) en in de Wro. Daarnaast vervangt het Bevb de circulaires Zonering langs hogedrukaardgasleidingen (1984) en Zonering langs transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1-, K2- en K3-categorie (1991). In het Bevb is geen sprake meer van veiligheids-/bebouwings- en toetsingsafstanden zoals deze werden voorgeschreven in de circulaires. Het Bevb gaat uit van grens- en richtwaarden voor het plaatsgebonden risico (PR) en een verantwoordingsplicht van het groepsrisico (GR). De regeling voor buisleidingen is hiermee vergelijkbaar met de regeling voor inrichtingen zoals vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).
 
Voor de beoordeling of er buisleidingen in de omgeving van het plangebied aanwezig zijn, is de risicokaart van de provincie Zuid-Holland geraadpleegd.
 
De buisleidingstraat
Op ca. 550 meter ten westen van het plangebied is de buisleidingstraat van de Stichting Buisleidingstraat Nederland gesitueerd waarin een groot aantal ondergrondse leidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen liggen. De meest risicovolle leiding betreft een 4 inch ethyleenoxideleiding. De invloed hiervan (PR 10-8 contour) strekt zich echter niet uit tot over het plangebied1. Gelet op de afstand tot het plangebied en de beperkte omvang van het plan vormen de leidingen in de buisleidingstraat geen belemmering voor de planontwikkeling.
 
Conclusie
Ten westen van het plangebied loopt een buisleiding van de Stichting Buisleidingstraat Nederland. Het plangebied ligt ver buiten de risicocontour van de buisleiding. Hierdoor vormt de buisleiding geen belemmering voor onderhavig plan.
4.3.3 Vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor
Het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is door het ministerie van Verkeer en Waterstaat vastgelegd in de nota Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (nota Rnvgs). Hierover is vervolgens een circulaire verschenen waarin dit beleid verder is uitgewerkt en verduidelijkt.
 
Bij de toetsing van een bestemmingsplan moet worden bezien of de kans per kilometer route of tracé op een bepaald aantal slachtoffers groter is dan de oriëntatiewaarde. Deze oriëntatiewaarde geldt in alle situaties, dus voor zowel vervoersbesluiten als omgevingsbesluiten en in zowel bestaande als in nieuwe situaties.
 
Volgens de ‘Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico’ dient de gemeente de verantwoording van het groepsrisico zo veel mogelijk direct of indirect vast te leggen in het betreffende bestemmingsplan. Het bestemmingsplan moet een ‘stille’ toename van het groepsrisico zoveel mogelijk worden voorkomen. Dit is nodig om ook in de toekomstige situatie de veiligheid te kunnen waarborgen en het ontstaan van knelpunten te voorkomen. Eén en ander kan worden vastgelegd door kwetsbare objecten uit te sluiten of indirect bijvoorbeeld door het bepalen van bebouwingshoogten. Voor het groepsrisico is het tevens van belang of het plan voorziet in een zorginstelling, woningen, appartementen of kantoren en waar deze functies in het plan zijn gelegen.
 
Weg
Over de N489, welke als route gevaarlijke stoffen is aangewezen en is gesitueerd op ca. 100 meter van het plangebied, vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Over de omvang van dit vervoer zijn geen cijfers bekend. Gelet op de subregionale functie van deze weg en het beperkte achterland dat via deze weg bereikt wordt zal dit vervoer zeer beperkt zijn. Er zal ter hoogte van het plangebied geen sprake zijn van enig significant risico als gevolg van dit vervoer, dan wel sprake zijn van een toename hierin als gevolg van de planontwikkeling. Dit vervoer vormt derhalve geen belemmering voor de planontwikkeling..
 
Water
Vervoer van gevaarlijke stoffen over water is in de omgeving van het plangebied niet aan de orde.
 
Spoor
Vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor is in de omgeving van het plangebied niet aan de orde.
 
Conclusie
Vervoer van gevaarlijke stoffen over weg is geen belemmering voor de planontwikkeling gelet op de subregionale functie van deze weg en het beperkte achterland dat via deze weg bereikt wordt. Ook is er ter hoogte van het plangebied geen sprake van enig significant risico als gevolg van dit vervoer. Daarnaast is transport van gevaarlijke stoffen over water en spoor in de omgeving van het plangebied niet aan de orde. Derhalve vormt externe veiligheid geen belemmering voor onderhavig plan.