Plan: | Sportpark De Boekhorst |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0576.BP201700030-0003 |
Aan de noordkant van de kern Noordwijkerhout is Sportpark De Boekhorst gelegen. Dit terrein wordt door diverse sportverenigingen gebruikt: voetbalvereniging VVSB, tennisvereniging De Boekhorst en handbalvereniging Northa.
Zowel de huisvesting van de aanwezige verenigingen, de toplagen van de twee natuurgrasvelden en de kunstgrasvelden zijn toe aan vervanging. Dit in combinatie met de aanleg van de verbindingsweg tussen de Langevelderweg en de Herenweg die de toekomstige ontwikkeling van het Bavo-terrein zal ontsluiten, vraagt om een herinrichting van het Sportpark De Boekhorst.
De herinrichting van het sportpark is niet mogelijk binnen de kaders van het geldend bestemmingsplan 'Boekhorst'. Om de gewenste ontwikkeling mogelijk te maken dient een bestemmingsplan opgesteld te worden. Voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin.
Het plangebied ligt aan de noordkant van de kern Noordwijkerhout. Aan de westzijde grens het plangebied aan de Langervelderweg, een verbindingsweg tussen Noordwijkerhout en Noordwijk. Aan de noordzijde grenst het sportpark aan agrarische gronden, bestemd en in gebruik ten behoeve van de bollenteelt. Ten oosten van het plangebied ligt de Herenweg, die de kern Noordwijkerhout verbindt met de N206. Ten zuiden grenst het plangebied aan de Troelstralaan, de Dr. Schaepmanlaan, de Dr. Nolenstraat en de Ruys de Beerenbroucklaan.
In figuur 1.1 is de ligging van het plangebied weergegeven.
Figuur 1.1: Ligging plangebied (bron: Google Earth)
Ter hoogte van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Boekhorst', vastgesteld op 4 maart 2009 en onherroepelijk sinds 22 april 2009.
De gronden behorend bij het sportpark zijn voornamelijk bestemd ten behoeve van 'Sport'. Deze gronden mogen gebruikt en ingericht worden ten behoeve van een sportterrein. Door het gebied loopt een watergang en nabij de kantine van de voetbalvereniging is een waterbergingsvoorziening gelegen. Beiden zijn bestemd als 'Water'. De enkelbestemming 'Groen' is gelegen om de velden van het sportpark. Deze gronden zijn onder andere bestemd voor groenvoorzieningen, speelplaatsen, voet- en fietspaden en water.
Voor het gehele plangebied geldt een dubbelbestemming ten behoeve van archeologie en ook is een dubbelbestemming opgenomen ter bescherming van de aanwezige waterkering.
Ten behoeve van de huisvesting van de verenigingen zijn diverse bouwvlakken opgenomen binnen de bestemming 'Sport'. Hier mag bebouwing opgericht worden tot een bouwhoogte van 5, respectievelijk 8 meter. Figuur 1.2 laat de vigerende planologische situatie zien.
Figuur 1.2. Uitsnede vigerende bestemmingsplan 'Boekhorst' (bron: ruimtelijke plannen)
De beoogde herinrichting van het sportpark past niet binnen de kaders van het geldend bestemmingsplan. De diverse gebouwen worden daarnaast anders gepositioneerd, waardoor deze niet passen binnen de opgenomen bouwvlakken. Voorliggend bestemmingsplan voorziet in een nieuw juridisch-planologisch kader waarmee de herinrichting mogelijk gemaakt kan worden.
In hoofdstuk 2 wordt de bestaande situatie beschreven en wordt vervolgens ingegaan op de gewenste ontwikkeling. In hoofdstuk 3 is de gewenste ontwikkeling getoetst aan het relevante rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. Vervolgens is in hoofdstuk 4 de toetsing van de gewenste ontwikkeling aan de relevante omgevingsaspecten beschreven. Hoofdstuk 5 gaat in op de juridische regeling van dit bestemmingsplan. Ten slotte is in hoofdstuk 6 de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid nader toegelicht
In de huidige situatie maken drie sportverenigingen gebruik van Sportpark De Boekhorst: voetbalvereniging VVSB, tennisvereniging De Boekhorst en handbalvereniging Northa.
Voetbalvereniging VVSB
VVSB is een voetbalvereniging die op dit moment ongeveer 1.050 leden telt. VVSB beschikt over vijf wedstrijdvelden, waarvan twee kunstgrasvelden. Daarnaast maken ze gebruik van één veld dat niet voldoet aan de officiële wedstrijdafmetingen. Dit veld wordt ingezet voor de pupillenwedstrijden en warming-up.
Tennisvereniging De Boekhorst
Tennisvereniging De Boekhorst is een vereniging die zich richt op zowel de recreatieve speler als de prestatiegerichte speler. Het gehele jaar door worden er activiteiten en toernooien georganiseerd. Tennisvereniging De Boekhorst heeft op dit moment elf tennisbanen tot haar beschikking, waarvan vijf gravelbanen en zes smashcourtbanen. Ook is er een minitennis baan en een oefenkooi/tennismuur. Tennisvereniging De Boekhorst heeft ongeveer 1.100 leden waarvan 220 jeugdleden.
Handbalvereniging Northa
Handbalvereniging Northa telt op dit moment ongeveer 65 leden. In het winterseizoen (oktober tot april) worden de wedstrijden in sportcomplex De Schelft gespeeld en in het zomerseizoen (april tot oktober) speelt de vereniging op de velden bij De Boekhorst. In het zomerseizoen heeft handbalvereniging Northa de beschikking over twee buitenvelden.
Figuur 2.1 Verdeling sportvelden per vereniging in huidige situatie
Naast de velden bevinden zich op het terrein ook drie gebouwen ten behoeve van de verenigingen, waarin voorzieningen zijn ondergebracht zoals kleedkamers en een kantine. Voor de voetbal- en handbalvereniging is dit de sporthal Den Elzenhal, aan de westzijde van het terrein en de voetbalkantine met kleedkamers. De tennisvereniging beschikt over een eigen gebouw in het zuidoosten van het plangebied.
Figuur 2.2.Huisvesting VVSB en Northa
Het sportpark wordt in de huidige situatie ontsloten via de Dr. Schaepmanlaan. Ten oosten van de entree is een parkeerterrein aanwezig. De parkeerbehoefte kan niet geheel op dit terrein opgevangen worden. Om deze reden wordt ook geparkeerd op De Brink. Ten westen van de sportvelden loopt een wandelpad richting de Boekhorsterweg. Meer informatie over de huidige verkeerssituatie is opgenomen in paragraaf 4.3.
Het plangebied wordt aan alle zijden omzoomd door een groene afscheiding in de vorm van bomen en beplanting. Hierdoor wordt het zicht op de sportvelden vanuit de omliggende wegen grotendeels onttrokken.
Sportpark De Boekhorst grenst aan de zuidzijde aan de kern van Noordwijkerhout, waar zich met name woningen bevinden in de wijk Boekhorst. Aan de noordzijde grenst het plangebied aan de open bollenvelden. Hier bevinden zich enkele bedrijven zoals De Jong Sierteelt, een bedrijf dat zich bezig houdt met het kweken van bloembollen en handelsonderneming Hachmang.
In de afgelopen 2 jaar is met diverse partijen gesproken over de toekomst van Sportpark De Boekhorst en de mogelijke herinrichting. In de eerste plaats is er vanuit voetbalvereniging VVSB aandacht gevraagd voor de huisvestingssituatie. Benodigde uitbreiding van het aantal velden, maar ook een niet of niet voldoende functionerende Den Elzenhal en de verouderde kantine en (onvoldoende) kleedruimte spelen hierin een rol. Handbalvereniging Northa maakte in het verleden gebruik van de Den Elzenhal. Deze sporthal is volgens de normen niet meer bruikbaar voor de handbalcompetitie. Noodgedwongen wordt nu uitgeweken naar De Schelft, terwijl het buitenveld centraal op Sportpark De Boekhorst is gelegen.
Omdat ook het huidige sportcomplex De Schelft haar bouwkundige levensduur nadert in 2023, zijn in eerste instantie beide ontwikkelopgaven integraal benaderd. In deze periode zijn er verschillende rapportages opgesteld zoals een locatieonderzoek en behoefteanalyse (bijlage 1).
Op 17 maart 2016 zijn door de gemeenteraad van Noordwijkerhout 18 uitgangspunten vastgesteld voor de beide ontwikkelingen:
Deze uitgangspunten zijn de basis geweest voor de verdere uitwerking van de plannen ter hoogte van Sportpark De Boekhorst. Meerdere inrichtingsvarianten zijn daarbij samen met belanghebbenden opgesteld, onderzocht en in overweging genomen. Iedere partij heeft zijn eigen concrete wensen en ideeën voor het sportpark in beeld kunnen brengen. Deze inrichtingsstudie met nadere informatie over de gevoerde gesprekken is opgenomen in bijlage 2.
Onderstaand de belangrijkste signalen vanuit de gesprekken.
Verenigingen:
Omgeving:
Naast de wensen hebben de sportverenigingen ook een bepaalde behoefte. Deze is weergegeven in onderstaande figuur.
Figuur 2.3 Behoefte vanuit de verenigingen (bron: Kragten)
Op basis van gesprekken met verenigingen en de omgeving is een aantal aandachtspunten gefilterd die belangrijk zijn voor een nieuw sportpark. Dit heeft geresulteerd in een inrichtingsvoorstel, waarbij gestreefd is te kijken naar beperkte aanpassingen van de huidige inrichting, een zo goed mogelijke invulling te geven aan de sportvoorzieningen voor de vereniging en zo veel mogelijk rekening te houden met de aandachtspunten die zijn meegegeven vanuit de omgeving.
Op 20 april 2017 heeft de gemeenteraad van Noordwijkerhout gekozen voor de variant waarbij voorzien wordt in een nieuwe inrichting van het Sportpark De Boekhorst zonder ruimtereservering voor een nieuwe sporthal. Overwegingen hierbij waren onder andere dat:
Tevens is door de gemeente de toezegging gedaan dat de Noordwijkerhoutse Strandlopers (NSL) een plaats voor loop- en revalidatietrainingen en warming-up krijgen op het sportpark.
In dit raadsbesluit is ook aangegeven een besluit over het sportcomplex de Schelft op een later moment te nemen. Voorliggend bestemmingsplan richt zich om deze reden alleen op de herinrichting van Sportpark De Boekhorst.
In onderstaande figuur is het inrichtingsvoorstel waarmee de gemeenteraad heeft ingestemd weergegeven.
Figuur 2.4 Beoogde inrichting
Het nieuwe sportpark ligt zoveel mogelijk binnen de huidige contouren van het park. Door de nieuwe verbindingsweg schuiven de velden gelegen aan de noordzijde naar het zuiden van het park richting de huidige speelweide. Op de locatie van de huidige sporthal en deels op de locatie van de waterpartij is in de toekomst het handbalveld gesitueerd. De sportvoorzieningen blijven, bezien vanuit de woningen aan de Troelstralaan, achter het huidige wandelpad. Daarbij is er ruimte om tussen het wandelpad en de nieuwe locatie van de sportvoorzieningen delen van de huidige groenstructuur te handhaven en deze tevens aan te vullen.
Voorzieningen
Ten behoeve van de voetbalvereniging VVSB zijn er in de toekomst in totaal vijf wedstrijd/trainingsvelden aanwezig, waarvan drie uitgevoerd in kunstgras. Het veld aan de zuidzijde wordt daarbij het hoofdveld met de daarbij behorende afmetingen. Naast deze vijf velden komt er nog één pupillenveld en één multiveld in de vorm van een beweegplein (geschikt voor warming-up, mini partijvormen, oefeningen), beide ook uitgevoerd in kunstgras.
Tennisvereniging De Boekhorst beschikt straks over dertien tennisbanen aan de oostzijde van het gebied met uitbreidingsmogelijkheid naar veertien tennisbanen. De bestaande minitennisvelden blijven gehandhaafd. Ook krijgt de tennisvereniging de mogelijkheid het huidige verenigingsgebouw uit te breiden of nieuw te bouwen en daarbij deels te verplaatsen.
Handbalvereniging Northa krijgt de beschikking over één handbalveld, gelegen ten zuiden van de meest westelijke voetbalvelden.
Figuur 2.5 Uitzicht vanuit handbalveld (bron: Kragten)
Beweegplein (het multiveld)
Ten behoeve van de uitwissel van de verschillende bezoekers van het sportpark is het voornemen een plein te realiseren. Dit plein kan door alle verenigingen gebruikt worden voor trainingsdoeleinden totdat er uitbreiding van de tennisbanen noodzakelijk is. Als suggestie is dit plein ingericht als beweegplein waarbij door middel van gekleurde vakken en enkele objecten beweging wordt gestimuleerd. Deze omgeving kan in de toekomst gebruikt worden als actieve speelomgeving voor kinderen maar biedt ook mogelijkheden voor trainingen op alle niveaus.
Bebouwing
Een uitbreiding van het bestaande verenigingsgebouw voor de tennisvereniging of sloop-nieuwbouw is mogelijk. Hiervoor is het bouwvlak vergroot en deels verschoven. Het kleed-/clubgebouw zal deels gebruikt worden ten behoeve van horeca (circa 120 m2). Hiervoor is tevens een keuken- en bergingsruimte benodigd. Naast horeca komt er een multifunctionele ruimte, een bestuurs- en vergaderruimte, toiletten en kleedkamers met douchevoorzieningen. Het kleed-/clubhuis behoudt in de toekomst haar eigen terras (circa 500 m2). Dit terras wordt wel verplaatst.
Ten westen van het hoofdveld voor de voetbalvereniging komt een gecombineerd verenigingsgebouw met tribune voor zowel de voetbalvereniging als de handbalvereniging. Dit betreft een nieuw gebouw. Dit kleed-/clubgebouw krijgt ook eigen horeca (circa 350 m2) met keuken en berging. Er komt in het gebouw tevens een eigen ruimten voor het bestuur/management, de business/sponsorclub, het secretariaat en de scheidsrechters. Ook is er in de toekomst plaats voor een fysiotherapeut en krijgt BSO de Speeltoppers weer ruimte. Naast overige voorzieningen zoals toiletten en kleedkamers is er een tribune voorzien met 500 zitplaatsen.
Belangrijk uitgangspunt is de volledig interne ontsluiting. Er is maar één locatie (de noordzijde) waar mensen het gebouw verlaten of betreden. Hiervoor is gekozen om het geluidsoverlast van sporters en bezoekers te beperken voor de omwonenden.
Ontsluiting
Het sportpark behoudt de huidige toegang, zowel voor de tennis, de handbal als ook voor de voetbal. Midden door het sportpark loopt de hoofdweg die de voetbalvoorzieningen en de handbalvoorzieningen bereikbaar maken. Het huidige parkeerterrein blijft tevens behouden.
Ten noorden van het sportcomplex wordt een nieuwe wegverbinding gerealiseerd tussen de Herenweg en de Langevelderweg. De Langevelderweg wordt iets ten noorden van de Troelstralaan afgesloten voor gemotoriseerd verkeer. Met deze weg kan een nieuwe woonwijk op het Bavo-terrein direct ontsloten worden en kan het verkeer verder afgewikkeld worden via onder meer de provinciale weg (N206).
Parkeren
Parkeren vindt op dit moment met name plaats op het parkeerterrein ten westen van de entree, in de woonwijk en op De Brink. Het is wenselijk om (brom)fietsen op het sportpark zelf te parkeren, hiermee wordt overlast voor de omgeving beperkt.
Figuur 2.6 Huidige parkeercapaciteit directe omgeving
Er is een grotere parkeergelegenheid op De Brink. Deze locatie ligt op circa 200 meter van de toegang tot het sportpark. Deze parkeergelegenheid wordt momenteel aangeduid als parkeren voor bezoekers van het sportpark. Op dit moment is plaats voor circa 120 auto's. Wanneer dit terrein wordt voorzien van markering is de verwachting dat hier 150 auto's kunnen parkeren. Uit paragraaf 4.3 blijkt dat er in de toekomstige situatie voldoende parkeerplaatsen in de omgeving aanwezig zijn.
Ten behoeve van het fietsparkeren wordt ruimte voor 150 plaatsen gereserveerd langs de entreeweg.
Groen
De groene omranding van het terrein wordt waar mogelijk behouden. De verschillende type sportvoorzieningen worden gescheiden van elkaar door middel van hagen. Door openingen in de hagen blijft interactie wel mogelijk. Deze hoofdweg in het midden van het sportpark wordt voldoende ruim opgezet om deze te voorzien van bomen en hagen.
Zend-/ontvangstinstallatie
De bestaande zend-/ontvangstinstallatie blijft in de toekomst behouden.
Het bestemmingsplan dient getoetst te worden aan het nu geldende rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. Hieronder is het rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid nader beschreven.
Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
Doelen
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
Toetsing
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimt kent een dusdanig hoog abstractieniveau dat er geen directe uitgangspunten of uitvoeringsprogramma's op het voorliggende bestemmingsplan en de daarin voorziene ontwikkeling van toepassing zijn.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Dit besluit omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmings- en inpassingsplannen. Met het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen, inpassingsplannen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Het gaat om kaders voor bijvoorbeeld rijksvaarwegen, het kustfundament, project Mainportontwikkeling Rotterdam en grote rivieren.
Toetsing
Het Barro kent geen concrete kaders, directe uitgangspunten of uitvoeringsprogramma's die op het voorliggende bestemmingsplan en de daarin voorziene ontwikkeling van toepassing zijn.
Zorgvuldig ruimtegebruik is het uitgangspunt van de (rijks)overheid. Om dit principe beter te borgen is in 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6). Hieruit volgt dat alle ruimtelijke besluiten die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken, aandacht moeten besteden aan de ladder voor duurzame verstedelijking.
Op 12 mei 2017, is het besluit tot wijziging van de ladder voor duurzame verstedelijking in het Staatsblad verschenen. De wijziging voorziet in een aanpassing van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening en is in werking getreden op 1 juli 2017. De belangrijkste wijzigingen betreffen een vereenvoudiging door het loslaten van de afzonderlijke 'treden' en het vervangen van het begrip 'actuele regionale behoefte' door 'behoefte'. Zowel voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen binnen als buiten bestaand stedelijk gebied moet de behoefte worden beschreven. Uitgangspunt voor de wijziging is dat met het oog op een zorgvuldig ruimtegebruik, een nieuwe stedelijke ontwikkeling in beginsel in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. Indien de nieuwe stedelijke ontwikkeling voorzien wordt buiten het bestaand stedelijk gebied, dient dat nadrukkelijk te worden gemotiveerd in de toelichting.
De Verordening Ruimte van de provincie Zuid-Holland schrijft tevens voor dat een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voldoen aan de eisen conform de ladder voor duurzame verstedelijking.
Toetsing
Allereerst is het van belang te bepalen of de herinrichting van Sportpark De Boekhorst aan te merken valt als stedelijke ontwikkeling in het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking. Hierbij wordt de begripsdefiniëring van de Verordening Ruimte van Zuid-Holland gehanteerd. Onder artikel 1.1 is opgenomen dat een stedelijke ontwikkeling 'een ruimtelijke ontwikkeling betreft van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke ontwikkelingen, waarbij een ruimtelijke ontwikkeling nieuwe bebouwing of nieuw gebruik van bebouwing of grond betreft'.
De beoogde herontwikkeling van Sportpark De Boekhorst vindt plaats op de huidige locatie en grotendeels binnen de huidige bestemming 'Sport'. De omvang van de bestemming 'Sport' wordt vergroot om de sportvoorzieningen te herschikken. Op basis van de begripsdefiniëring van de Verordening Ruimte kan een dergelijke uitbreiding aangemerkt worden als een stedelijke ontwikkeling.
Relevante regio
De Handreiking ladder voor duurzame verstedelijking van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (2013) schrijft voor dat allereerst de regionale vraag naar ruimte moet worden beschreven. Het bepalen van de vraag naar ruimte in een regio kan echter per functie anders werken. Gezien de lokaal verzorgende functie van het sportpark is in dit geval de relevante regio de gemeente Noordwijkerhout.
Behoefte
De behoefte aan de beoogde herinrichting van Sportpark De Boekhorst wordt ingegeven door de huidige ondermaatse huisvestingssituatie van de verenigingen. Daarnaast functioneert de huidige sporthal Den Elzenhal niet naar behoren. Op het sportpark zijn een drietal verenigingen actief: tennisvereniging De Boekhorst (1.100 leden), voetbalvereniging VVSB (1.050 leden) en handbalvereniging Northa (65 leden). In het proces hebben de afzonderlijke verenigingen aangegeven welke faciliteiten zij nodig hebben om tot een toekomstbestendig sportpark te komen (bijlage 2):
Eerder is in 2015 een behoefteanalyse gemaakt voor Sportpark De Boekhorst (bijlage 1). De behoeftenanalyse is een van de onderleggers voor de herontwikkeling van Sportpark De Boekhorst. Uit de behoefteanalyse wordt geconcludeerd dat tennisvereniging De Boekhorst behoefte heeft aan 13 tot 15 verlichte tennisbanen, conform de norm van het KNLTB. Voor voetbalvereniging VVSB is berekend dat de vereniging behoefte heeft aan 6 voetbalvelden. Handbalvereniging Northa speelt in het buitenseizoen op Sportpark De Boekhorst. Zij hebben behoefte aan een handbalvoorziening, zowel indoor als outdoor.
Geconcludeerd wordt dat de gewenste kwalitatieve behoefte van de sportverenigingen op Sportpark De Boekhorst aansluit bij de (kwantitatieve) normen. In de behoefteanalyse wordt ook onderschreven dat de verenigingen een reëel beeld hebben van de benodigde voorzieningen. Op basis van de herontwikkeling kunnen voorzieningen door meerdere partijen gebruikt worden.
Locatieafweging
De beoogde herinrichting vindt plaats binnen het bestaand stedelijk gebied, op de huidige locatie van Sportpark De Boekhorst (zie figuur 3.1). De uitbreiding en herontwikkeling van het sportpark sluit dan ook aan bij de uitgangspunten van duurzame verstedelijking door intensivering en hergebruik van bestaande stedelijke gronden.
Effect op het woon-, leef- en ondernemersklimaat
Recente jurisprudentie heeft tot gevolg dat in de onderbouwing van bestemmingsplannen naast het behoefteonderzoek, ook aangetoond moet worden dat er geen sprake is van ongewenste effecten in het kader van een goed woon-, leef- en ondernemersklimaat. Hierbij moet ook het aspect leegstand in overweging worden genomen. De ontwikkeling van de beoogde functies leiden niet tot aantoonbare negatieve effecten op het woon-, leef- en ondernemersklimaat in de gemeente Noordwijkerhout. De bestaande Den Elzenhal zal worden gesloopt en vervangen door een nieuw gebouw met diverse voorzieningen. Het aantal velden wordt beperkt uitgebreid (1 extra voetbalveld, 2 extra tennisvelden en 1 handbalveld minder) en alleen ten behoeve van de reeds aanwezige verenigingen. Gelet op het bovenstaande is het niet de verwachting dat de beoogde ontwikkelingen in ruimtelijke zin leiden tot onaanvaardbare effecten op het woon-, leef- en ondernemersklimaat in de gemeente Noordwijkerhout.
Conclusie
De herontwikkeling van Sportpark De Boekhorst voldoet aan de uitgangspunten van de ladder voor duurzame verstedelijking. Met de ontwikkeling is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik.
De provincie stuurt op (boven)regionaal niveau op de inrichting van de ruimte in Zuid-Holland. De Visie ruimte en mobiliteit (VRM), vastgesteld op 9 juli 2014 en meermaals (gedeeltelijk) herzien, geeft op hoofdlijnen sturing aan de ruimtelijke ordening en maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer. Hoofddoel van de VRM is het scheppen van voorwaarden voor een economisch krachtige regio. Dat betekent: ruimte bieden om te ondernemen, het mobiliteitsnetwerk op orde en zorgen voor een aantrekkelijke leefomgeving. De VRM bevat een nieuwe sturingsfilosofie. De kern daarvan is:
In de VRM zijn voor ruimte en mobiliteit vier speerpunten benoemd:
1. Beter benutten en opwaarderen
De provincie vangt de groei van de bevolking, de mobiliteit en de economische activiteit vooral op in de bestaande netwerken en bebouwde gebieden. Beter benutten en opwaarderen leidt tot een intensiever, compact ruimtegebruik.
2. Versterken stedelijk gebied (agglomeratiekracht)
Meer concentratie en specialisatie van locaties die onderling goed verbonden zijn, leidt tot de versterking van de kennis- en bedrijvencentra. De provincie wijst in de VRM de concentratielocaties met goede ontsluiting aan. Daarnaast werkt de provincie aan een goede aantakking van de Zuid-Hollandse economie op het nationale, Europese en wereldwijde netwerken van goederen- en personenvervoer.
3. Versterken ruimtelijke kwaliteit
De provincie stelt de versterking van de kwaliteiten van gebieden centraal in het provinciaal beleid. Per nieuwe ontwikkeling zal voortaan eerst worden bekeken of het nodig is om het buiten bestaand stads- en dorpsgebied te realiseren. De voorwaarde hierbij is dat de maatschappelijke behoefte is aangetoond en de nieuwe ontwikkeling bijdraagt aan het behoud of verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.
Het ruimtelijk kwaliteitsbeleid van de provincie Zuid-Holland bestaat uit een viertal kwaliteitskaarten, samengevat in één integrale kwaliteitskaart, bijbehorende richtpunten en een aantal bepalingen in de Verordening Ruimte. De inzet van de provincie is dat ruimtelijke ontwikkelingen bijdragen aan het behoud en versterking van de ruimtelijke kwaliteit, zoals benoemd op de kwaliteitskaart en uitgewerkt in richtpunten. De Visie Ruimte en Mobiliteit onderscheidt drie soorten ruimtelijke ontwikkelingen, namelijk: inpassing, aanpassing en transformatie.
4. Bevorderen van een water- en energie-efficiënte samenleving
In de VRM zet de provincie in op de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving. Door ruimtelijke reserveringen te maken voor de benodigde netwerken en via haar vergunningen- en concessiebeleid, draagt de provincie hieraan bij.
Toetsing
Het plangebied ligt in het bestaand stads- en dorpsgebied ('bebouwde ruimte'), zoals zichtbaar in figuur 3.1. De provincie wil de bebouwde ruimte beter benutten. Onder 'bebouwde ruimte' wordt het stelsel verstaan van de systemen stedelijke agglomeratie, dorpen en linten en logistiek-industrieel systeem, inclusief de bijbehorende infrastructuur. Tegelijkertijd is er het streven om de leefkwaliteit van die bebouwde ruimte te verbeteren.
Figuur 3.1 Uitsnede kaart 1 'beter benutten bebouwde ruimte' (bron: provincie Zuid-Holland)
Het voorliggend plan voorziet in een herinrichting waarbij de gronden met het oog op de toekomst en de behoefte van de sportverenigingen beter benut kunnen worden. Met deze transformatie wordt een bijdrage geleverd aan het opvangen van de behoefte aan nieuwe huisvesting en vervanging en uitbreiding van de sportfaciliteiten. De ontwikkeling draagt daarmee bij aan de provinciale doelstelling 'beter benutten en opwaarderen van wat er is'.
Duin- en Bollenstreek
Het plangebied is onderdeel van de greenport Duin- en Bollenstreek (indicatief aangewezen). Zuid-Holland kent onder de noemer greenports een aantal (glas)tuinbouwconcentratiegebieden. De greenports vormen samen met het haven-industrieel complex het fundament van de Zuid-Hollandse economie. De provincie wil de greenports in Zuid-Holland waar mogelijk versterken en de transitie versnellen. Ter plaatse van het plangebied zijn de gronden niet in gebruik ten behoeve van de (glas)tuinbouw. Versterking of verzwakking is daarmee niet aan de orde.
Ruimtelijke kwaliteit
Het plangebied is tevens onderdeel van een door de provincie aangewezen 'stads- of dorpsrand' zoals zichtbaar in figuur 3.2. De stads- en dorpsrand is de zone op de grens van bebouwd gebied en landschap. Het is het deel van een stad of dorp met potentie voor een hoogwaardig en geliefd woonmilieu omdat de nabijheid van voorzieningen gecombineerd wordt met het vrije zicht en het directe contact met het buitengebied. Ontwikkelingen aan de stads- of dorpsrand dragen bij aan het realiseren van een rand met passende overgangskwaliteit.
Figuur 3.2 Uitsnede kaart 20 'Laag van de stedelijke occupatie' (bron: provincie Zuid-Holland)
Ter nadere uitwerking van de kwaliteiten en richtpunten genoemd op basis van de kwaliteitskaarten heeft de provincie Zuid-Holland ook zogenaamde gebiedsprofielen opgezet. Een gebiedsprofiel omvat een beschrijving van karakteristieken (wat is er), ontwikkeling (wat speelt er), kwaliteiten (wat is waardevol) en ambitie (wat willen we) van het landschap van het betreffende gebied. De gebiedsprofielen zijn samen met de gemeenten, waterschappen en maatschappelijke partners gemaakt. Gedeputeerde Staten hebben ze vastgesteld als bevestiging van het gezamenlijke vertrekpunt voor nieuwe ontwikkelingen. Het plangebied is onderdeel van het gebiedsprofiel Duin- en Bollenstreek.
Het Bollengebied kent één dominant grondgebruik: de bollenteelt. Verlies van oppervlakte van de bollengrond moet gecompenseerd worden door het slopen van bebouwing, het verbeteren van de kwaliteit van tweede klas bollengrond of door het omzetten van daarvoor aangewezen graslanden. Deze regel is een harde garantie voor het behoud van productiegrond en voor het behoud van open ruimte. Door de verspreide bebouwing langs de wegen wordt de ruimtelijke opbouw van het bollenlandschap ervaren als 'kamers': vlakke open ruimtes met verdichte randen.
In het gebiedsprofiel heeft de locatie op een aantal aspecten betekenis:
Het sportpark is gelegen tussen de stedelijke kern Noordwijkerhout en De Oosterduinen. Het landschap van De Oosterduinen kent een zeer strakke rechthoekige verkaveling van bollengrond en aan de noordzijde ligt de recreatieve zone van het Oosterduinse Meer. De bebouwing in De Oosterduinen is nabij het sportpark intensiever bebouwd met kassen en bedrijfsbebouwing dan het meer noordelijke gedeelte waar het open bollenveld overheerst. Direct ten noorden van het plangebied vormt de watergang met een breedte tussen de 6 en 8 meter een duidelijk scheiding met de noordelijk gelegen bedrijvigheid. Langs deze watergang staat een bomenrij die aan de westzijde van het plangebied dunner is. Enkel vanaf deze zijde is het achtergelegen landschap waarneembaar.
Direct ten zuiden van het sportpark is woonwijk Boekhorst gelegen. Aan de zuid-, west- en oostzijde van het sportpark ligt een brede groenzone waardoor het sportpark in de luwte ligt in een eigen besloten groene kamer. Deze kamer vormt een duidelijke groene rand langs het open bollenlandschap en vormt een directe landschappelijke overgang naar het bollenlandschap.
Figuur 3.3 Kenmerken van de randen en doorzichten
Ten noorden van het sportcomplex wordt een nieuwe wegverbinding gerealiseerd tussen de Herenweg en de Langevelderweg. Met deze weg kan een nieuwe woonwijk op het Bavo-terrein direct ontsloten worden en het verkeer verder afgewikkeld worden via onder meer de provinciale weg (N206).
De aanleg van de weg aan de noordzijde van het plangebied en het sportpark kan goed ruimtelijk worden ingepast indien de nieuwe weg van voldoende beplanting voorzien wordt zodat de duidelijke kamerwand overeind blijft. In het kader van de aanvraag omgevingsvergunningaanvraag zal dit nader uitgewerkt worden.
De Verordening ruimte Zuid-Holland is vastgesteld in samenhang met de Visie Ruimte en Mobiliteit en het Programma Ruimte. De visie bevat de hoofdzaken van het ruimtelijk beleid en het mobiliteitsbeleid van de provincie Zuid-Holland. Het ruimtelijk beleid is uitgewerkt in het Programma Ruimte. De verordening is vastgesteld met het oogmerk van doorwerking van een deel van het ruimtelijk beleid en bevat daarom regels voor bestemmingsplannen en daarmee gelijkgestelde ruimtelijke plannen.
De verordening bevat regels ten aanzien van een aantal belangrijke ruimtelijke onderwerpen, zoals kantoren, bedrijventerreinen, glastuinbouw- en bollenteeltgebied, archeologie en provinciale vaarwegen.
Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 2.1.1)
De verordening schrijft voor dat stedelijke ontwikkelingen primair plaatsvinden binnen het bestaand stads- en dorpsgebied. Alleen als binnen bestaand stads- en dorpsgebied geen ruimte is voor een specifieke stedelijke ontwikkeling kan een nieuw uitleglocatie buiten bestaand stads- en dorpsgebied in gebruik worden genomen. De ladder voor duurzame verstedelijking, zoals opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is hierbij het uitgangspunt. De provincie heeft de ladder voor duurzame verstedelijking ook opgenomen in de verordening, om het provinciaal belang bij toepassing van deze ladder te benadrukken.
Toetsing
Zoals in paragraaf 3.2.3 aangegeven is in het kader van voorliggende ontwikkeling sprake van een stedelijke ontwikkeling die getoetst moet worden aan de ladder voor duurzame verstedelijking. Daarnaast is het plangebied geheel gelegen binnen het bestaand stads- en dorpsgebied. Voor het overige zijn er geen bepalingen uit de Verordening Ruimte van toepassing op voorliggende ontwikkeling.
Op 24 juni 2009 is de Regionale Structuurvisie 2020 (RSV) door Holland Rijnland vastgesteld. De RSV verankert de intergemeentelijke afspraken in een ruimtelijke vertaling naar 2020 met een doorkijk naar 2030. De deelnemende gemeenten werken samen aan ontwikkelingen op het gebied van wonen, werken, natuur en landschap, verkeer en vervoer, samenleving en welzijn. Een goede balans tussen gebiedsontwikkeling en behoud van het oorspronkelijke karakter van de regio zijn daarbij het streven. Concentratie van stedelijke ontwikkeling en verbetering van de regionale bereikbaarheid zijn hierbij speerpunten.
Doel is het voorzien in voldoende woningen in gedifferentieerde woonmilieus zodat de regio een topwoonregio in de Randstad wordt. Aandacht voor de kwaliteit van de leefomgeving is daarbij een uitgangspunt.
Toetsing
De kwaliteit van de leefomgeving heeft een centrale plaats in de visie op de regionale ontwikkeling. De ruimte voor sport, spel en recreatie staat onder druk door een groeiende ruimtevraag voor wonen, werken, verkeer en vervoer. Sport en spel hebben een vormende, sociaalintegrerende en gezondheidswaarde. Om te kunnen sporten zijn er voldoende sportvoorzieningen en infrastructuur nodig. Voor de ruimtelijke invulling betekent dit dat sportvoorzieningen in de regio aanwezig en goed en vooral veilig bereikbaar moeten zijn. Om de beschikbare ruimte in de regio optimaal te benutten, om het landschap open te houden, de accommodaties multifunctioneel te kunnen gebruiken en de veiligheid van de (jonge) gebruikers te waarborgen is het van belang de sportvoorzieningen zo veel mogelijk te clusteren en te plaatsen in of direct grenzend aan woon- en werklocaties (in de zogenaamde 'aaneengesloten stedelijke agglomeratie'). Op deze wijze kunnen zij tevens een optimale bijdrage leveren aan het behoud en de versterking van een aantrekkelijk woon- en leefklimaat.
Het voorliggend plan voorziet in een herinrichting waarbij de gronden met het oog op de toekomst en de behoefte van de sportverenigingen beter benut kunnen worden. Het sportpark is reeds in gebruik door meerdere verenigingen en grenst direct aan de woonwijk Boekhorst.
De Intergemeentelijke Structuurvisie Greenport (ISG) is een deeluitwerking van de Regionale Structuurvisie die het intergemeentelijk samenwerkingsverband Holland Rijnland in 2009 heeft vastgesteld. In 2016 is deze visie herijkt.
De ISG heeft een integraal karakter, geldt voor het gehele buitengebied van de zes Greenportgemeenten (met uitzondering van het duingebied) en gaat met name in op de toekomstige ruimtelijk-functionele ontwikkeling van het buitengebied. De ISG richt zich op een gemeenschappelijke inzet voor herstructurering en revitalisering van de Greenport Duin- en Bollenstreek. Dit in samenspraak met verbetering van de natuurlijke, landschappelijke en recreatieve kwaliteiten.
In deze herziening zijn de hoofdlijnen van het voorgaande ISG uit 2009 ongewijzigd overgenomen. Met deze herziening wordt beoogd meer flexibiliteit en ontwikkelingsmogelijkheden te bieden voor het totale bollen- en sierteeltcomplex in de Duin- en Bollenstreek. Waarbij kansen worden geboden aan productie, handel, distributie, onderzoek en promotie om te komen tot een Vitale Greenport. Deze herstructurering van de ISG moet tegelijkertijd zorgen voor meer ruimtelijke openheid en het verbeteren van de landschapskwaliteiten.
Toetsing
Het plangebied maakt geen onderdeel uit van het werkingsgebied van de Greenport Ontwikkelings Maatschappij zoals zichtbaar in onderstaande figuur. De noordrand van het sportpark vormt de grens tussen het stedelijk gebied en de gronden waar een herstructurering naar een vitale Greenport met landschapsverbetering en integratie wateropgaven, sanering, schaalvergroting en intensivering van het bollencomplex voorzien is.
Figuur 3.4 Uitsnede Visiekaart ISG
De Structuurvisie Kernen Noordwijkerhout en De Zilk 2020 geeft aan hoe de toekomstige inrichting van de bebouwde kom van de gemeente wordt gezien. In de structuurvisie wordt dit totale ruimtelijke beleid samengebracht en met een visiekaart inzichtelijk gemaakt.
De gemeente wil door een actief beleid haar kwaliteiten als woongemeente behouden en waar nodig versterken. In 2020 moet er voor iedere doelgroep een geschikte woning te vinden zijn. De gemeente richt zich daarbij ook op mensen met een kwetsbare positie op de woningmarkt. Zij geeft hierbij aan geen enkele groep prioriteit, vanuit de wetenschap dat alle groepen op hun eigen manier een bijdrage leveren aan een vitale gemeenschap. Noordwijkerhout streeft naar een versterking van haar toeristisch recreatieve functie. De gemeente moet zich onderscheiden in de regio. Daartoe wordt ingezet op de kwaliteit van het aanbod voor zowel dagrecreatie als verblijfsrecreatie. Tot 2020 dient het recreatieve aanbod versterkt te worden. Daarbij richt Noordwijkerhout zich voornamelijk op vitale senioren en gezinnen met kinderen als primaire doelgroepen.
Toetsing
Noordwijkerhout heeft het stimuleren van bewegen en sporten hoog in het vaandel staan. Het is van belang om voldoende accommodaties te hebben waar sportverenigingen gebruik van kunnen maken. In de structuurvisie is beschreven dat de bestaande sportvoorzieningen in ieder geval behouden dienen te blijven. Nadere visieontwikkeling op het gebied van sportvoorzieningen werd ten tijde van het opstellen van de structuurvisie niet nodig geacht, omdat de omvang en de situering van de huidige sportvoorzieningen passen bij de (toekomstige) behoefte. Na behoefteonderzoek is echter gebleken dat voorgaande niet geldt voor de sportverenigingen op Sportpark De Boekhorst. Zij hebben wel behoefte aan nieuwe huisvesting en vervanging en uitbreiding van de sportfaciliteiten. De beoogde ontwikkeling voorziet hierin.
De gemeente wil een modern en kerngericht sport-, beweeg- en cultuuraanbod dat het mogelijk maakt om overdag en ’s avonds verschillende sporten te beoefenen in georganiseerd of ongeorganiseerd verband. Culturele activiteiten moeten open staan voor alle inwoners.
De gemeente wil met het accommodatiebeleid inspelen op thema's als de brede schoolgedachte, buitenschoolse (sport)opvang, sport en gezondheid, combinatiefuncties, en het sportpark als centrale en groene ontmoetingsplek in de kernen. De gemeente wil nu en in de toekomst sport- en culturele accommodaties realiseren en handhaven die goed verspreid liggen over Noordwijkerhout. Noordwijkerhout streeft ernaar dat de sport- en culturele accommodaties voldoen aan vier criteria:
De gemeente Noordwijkerhout zet zich, binnen de financiële mogelijkheden van de gemeente, in voor de bereikbaarheid, beschikbaarheid en de betaalbaarheid van sport en cultuur. De gemeente doet dat niet alleen, maar samen met organisaties (verenigingen, private organisaties) die zich inzetten voor sport, cultuur, gezondheid en welzijn.
Toetsing
In het accommodatiebeleid is als één van de vier criteria opgenomen dat de accommodatie dient te voldoen aan de wet- en regelgeving en de sporteisen van het NOC*NSF. Op basis van die sporteisen heeft voetbalverenging VVSB recht op zes voetbalvelden. Zij beschikken er op dit moment over vijf. De Tennisvereniging De Boekhorst heeft elf tennisbanen. De vereniging heeft volgens de normen op dit moment voldoende banen beschikbaar voor het aantal leden. De huidige gravelbanen met de daarom heen gelegen hekwerken zijn echter verouderd / afgeschreven en aan vervanging toe. Het aantal tennisbanen wordt verhoogd naar 13, met de mogelijkheid tot uitbreiding naar 14 tennisbanen. De handbalvereniging Northa beschikt op dit moment over een tweetal handbalvelden. Volgens de sportnormen is één handbalveld voldoende. In voorliggende plan wordt om deze reden nog maar één handbalveld mogelijk gemaakt.
Naast dat met voorliggend herinrichting wordt voldaan aan de geldende wet- en regelgeving op het gebied van sport, blijft het sportpark bruikbaar voor meerdere takken van sport en activiteiten voor verschillende doelgroepen. Het sportpark is tot slot goed bereikbaar zoals ook uiteengezet in paragraaf 4.3.
In het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan 2012-2022 (GVVP)zijn met behulp van de Regionale Verkeers- en Milieukaart (RVMK) varianten voor de toekomstige ontsluiting van de gemeente Noordwijkerhout doorgerekend. De verschillende ontwikkelingen in de gemeente maken het noodzakelijk om na te denken over de toekomstige verkeersstructuur van de kern Noordwijkerhout.
Toetsing
In het GVVP is bepaald dat de route van het autoverkeer vanuit het Bavo-terrein naar het centrum van Noordwijkerhout via de noordkant van de Langevelderweg en een nieuwe verbindingsweg zal lopen. Bij de herinrichting van het sportpark is met de aanleg van deze weg rekening gehouden. Een toets aan de parkeernormen is opgenomen in paragraaf 4.3.
Geconcludeerd wordt dat de beoogde ontwikkeling past binnen het gestelde kaders in het nationale, provinciale, regionale en gemeentelijke beleid.
In dit hoofdstuk worden de voor dit bestemmingsplan relevante milieuaspecten beschreven. Dit hoofdstuk bevat de uitkomsten van de (technische) onderzoeken met conclusies.
Beleid en normstelling
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Zo moet voor de ontwerp-bestemmingsplanfase een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen.
Onderzoek en conclusie
De herinrichting van een sportpark wordt niet als activiteit genoemd in de C en D lijst van het Besluit milieueffectrapportage. Er geldt derhalve geen directe (plan)MER of mer-beoordelingsplicht. In het Besluit milieueffectrapportage is wel opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject mer-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2).
De beoogde ontwikkeling bestaat uit de herinrichting van het Sportpark De Boekhorst, zoveel mogelijk binnen de huidige contouren van het park. Door de nieuwe verbindingsweg schuiven de velden gelegen aan de noordzijde naar het zuiden van het park richting de huidige speelweide. Op basis hiervan zal beperkt sprake zijn van extra ruimtebeslag. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde.
Opgemerkt dient te worden dat voor activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, toch dient te worden nagegaan of er sprake kan zijn van belangrijke gevolgen voor het milieu. Gelet op de kenmerken van het plan zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r., de plaats van het plan en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de volgende paragrafen zijn opgenomen. Voor dit bestemmingsplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r. Voor de besluitvorming over het ontwerpbestemmingsplan is tevens vastgesteld dat geen milieueffectrapportage nodig is. Dit besluit is nogmaals bekrachtigd door middel van het vaststellingsbesluit.
Huidige verkeers- en parkeersituatie
Zoals in paragraaf 2.2.2 beschreven is de entree van het sportpark aan de zuidzijde gelegen. Om het sportpark te bereiken vindt het verkeer een weg via de erftoegangswegen Ruys de Beerenbroecklaan en Dr. Schaepmanlaan.
Parkeren vindt op dit moment met name plaats op het parkeerterrein ten oosten van de entree, in de woonwijk en op De Brink (zie figuur 2.6). Op deze locaties is voldoende ruimte om te voorzien in de huidige parkeerbehoefte.
Toekomstige verkeers- en parkeersituatie
Door uitbreiding van het aantal velden zal het verkeer van en naar het plangebied en de parkeerbehoefte naar verwachting toenemen. Op basis van de CROW-publicatie 317 is de verkeersgeneratie van de huidige en toekomstige situatie inzichtelijk gemaakt. Op basis van informatie afkomstig van het CBS behoort het plangebied tot gebiedstype 'weinig stedelijk'. Het plangebied ligt in het 'restgebied van de bebouwde kom'. De CROW kent een minimaal en maximaal kencijfer. In de berekening is uitgegaan van het minimale parkeercijfer omdat op basis van de CBS cijfers blijkt dat het gemiddelde autobezit in Noordwijkerhout lager is dan in vergelijkbare gemeentes van dezelfde ordegrootte.
De ontwikkeling bestaat uit een lichte toename van het oppervlakte voor voetbalvelden (en beweegplein) en tennis en een afname van het handbalveld. De parkeerbehoefte neemt hierdoor toe met 3 parkeerplaatsen naar een totale parkeerbehoefte van 138 parkeerplaatsen op een zaterdagmiddag. De parkeerbehoefte op een gemiddelde werkdagavond neemt toe met 1 parkeerplaats naar 83 parkeerplaatsen in de toekomstige situatie. Deze toename in parkeerbehoefte is dusdanig beperkt dat dit kan worden voorzien in het huidige parkeeraanbod. De verkeersgeneratie neemt hierdoor ook beperkt toe en zal opgaan in het heersende verkeersbeeld.
Conclusie
Als gevolg van de ontwikkelingen neemt de parkeerbehoefte dusdanig beperkt toe dat dit kan worden opgelost in het huidige parkeeraanbod. De extra verkeersaantrekkende werking is tevens dusdanig beperkt dat het zal opgaan in het heersende verkeersbeeld. Het aspect verkeer en parkeren staat de ontwikkelingen niet in de weg.
Er worden geen geluidgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt, nader onderzoek is niet noodzakelijk.
Beleid en normstelling
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren).
Onderzoek
IDDS heeft een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van de beoogde nieuwe bebouwing. De resultaten van dit onderzoek zijn bijgevoegd in bijlage 3. Uit dit onderzoek blijkt dat in de bovengrond geen bijmengingen met bodemvreemde materialen (puin e.d.) zijn waargenomen. Op het maaiveld en in het opgeboorde bodemmateriaal zijn daarnaast zintuiglijk geen asbestverdachte materialen waargenomen.
Uit de verrichte boringen komt naar voren dat de bovengrond licht is verontreinigd met kwik en zink ter plaatse van de voetbalvereniging. De bovengrond is licht verontreinigd met kwik ter plaatse van de tennisvereniging. De ondergrond is niet verontreinigd met de onderzochte parameters ter plaatse van de voetbalvereniging en de tennisvereniging. Het grondwater is licht verontreinigd met barium en zink ter plaatse van de voetbalvereniging. Het grondwater is licht verontreinigd met barium ter plaatse van de tennisvereniging. De gemeten waarden zijn dermate gering dat aanvullend onderzoek niet noodzakelijk is.
Conclusie
Er wordt geconcludeerd dat het aspect bodem de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg staat.
Normstelling en beleid
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Op basis hiervan gelden de onderstaande grenswaarden.
Stof | Toetsing van | Grenswaarde |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³ | |
fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg /m³ |
Tabel 4.1. Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Onderzoek
Door de ontwikkeling is er een toename van verkeer van circa 15 mvt/etmaal (weekdaggemiddelde). Hierbij wordt uitgegaan van een aandeel vrachtverkeer van 0%. Uit de nimb-tool blijkt dat deze verkeerstoename zorgt voor een toename van het gehalte stikstof in de lucht van 0,01 µg/m³ en geen verandering van fijn stof. Beide toenames blijven beneden de 1,2 µg/m³. Het project draagt dan ook niet in betekenende mate bij aan de toename van de hoeveelheid stikstofdioxide en fijn stof in de lucht.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het wel van belang om een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied te geven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2017 (www.nsl-monitoring.nl) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat zowel in 2016 als in 2020 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof direct langs de Langevelderweg en de N206 (als maatgevende doorgaande wegen nabij het plangebied) ruimschoots onder de grenswaarden uit de Wet milieubeheer zijn gelegen.
Omdat direct langs deze wegen aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van het plangebied het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg ligt. Daarom is ter plaatse van het hele plangebied sprake van een aanvaardbaar leefklimaat.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied.
Beleid en normstelling
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Risicovolle inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.
Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Per 1 april is het Basisnet en het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) in werking getreden. Het Basisnet is een landelijk aangewezen netwerk voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Hiermee wordt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) beoogt om duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten en bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water.
Het besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) vormt het toetsingskader voor vervoer over weg, spoor en water. Onder het Bevt valt een Basisnetroute of weg, niet zijnde een Basisnetroute, in beheer bij gemeente, provincie of waterschap, waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Conform het Bevt geldt voor deze transportroutes het volgende:
1. het groepsrisico hoger is dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde of,
2. het groepsrisico met meer dan 10% toeneemt of,
3. de oriëntatiewaarde wordt overschreden.
Bij het mogelijk maken van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten in het plasbrandaandachtsgebied geldt een verplichting tot het geven van de redenen die ertoe hebben geleid om deze objecten toe te laten gelet op de mogelijke gevolgen van een ongeval met brandbare vloeistoffen.
Besluit externe veiligheid buisleidingen
In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.
Onderzoek
Uit de professionele risicokaart blijkt dat in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen aanwezig zijn. Tevens blijkt dat er in de omgeving geen sprake is van vervoer van gevaarlijke stoffen over het water, het spoor of door buisleidingen dat van invloed is op de externe veiligheidssituatie in het plangebied.
Wel worden over de N206 gevaarlijke stoffen vervoerd. Deze weg is circa 80 meter ten oosten van het plangebied gelegen. In 2013 heeft Oranjewoud een memo opgesteld waarin de provinciale wegen in Noordwijkerhout op het aspect externe veiligheid zijn onderzocht. In tabel 4.3 is het aantal en type gevaarlijke stoffen weergegeven die over de N206 worden vervoerd.
Tabel 4.3. Transportaantallen per stofcategorie over de N206
In de bijlage van de Handleiding Risicoanalyse Transport (HART) is gesteld dat een weg buiten de bebouwde kom geen plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar heeft wanneer het aantal transporten GF3 lager is dan 500 per jaar. Voor de N206 is dan ook geen sprake van een plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar. Ten aanzien van het groepsrisico is het plangebied gelegen binnen het maatgevende invloedsgebied van 355 meter ten gevolge van stofcategorie GF3. In de bijlage van de HART zijn vuistregels opgesteld om de hoogte van het groepsrisico te kunnen benaderen. Voor dit trajectdeel is door Oranjewoud een conservatieve (overschatte) aanname van de aanwezige personendichtheid gedaan. Gesteld is dat er voor dit trajectdeel een personendichtheid geldt van 20 personen per hectare (tweezijdige bebouwing) binnen 100 meter van de as van de weg. Op basis van deze schatting van de personendichtheid is af te leiden dat voor dit trajectdeel het groepsrisico zich onder de 0,1 maal de oriëntatiewaarde bevindt.
De behoefte aan de beoogde herinrichting van Sportpark De Boekhorst wordt ingegeven door de huidige ondermaatse huisvestingssituatie van de verenigingen. Daarnaast functioneert de huidige sporthal Den Elzenhal niet naar behoren. Op het sportpark zijn een drietal verenigingen actief: tennisvereniging De Boekhorst (1.100 leden), voetbalvereniging VVSB (1.050 leden) en handbalvereniging Northa (65 leden). De beoogde herinrichting van het sportpark zorgt niet direct voor een toename van het aantal leden en/of aanwezigen. Een berekening van het groepsrisico kan dan ook achterwege blijven. Wel is vanwege de ligging binnen het invloedsgebied van het groepsrisico een beknopte verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk.
Beknopte verantwoording van het groepsrisico
Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid
Zowel voor de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn.
De entree van het sportpark is aan de zuidzijde gelegen en bereikbaar via de erftoegangswegen Ruys de Beerenbroecklaan en Dr. Schaepmanlaan. Via deze ontsluiting is het plangebied goed bereikbaar voor hulpdiensten en kan van de bron af gevlucht worden.
Zelfredzaamheid
Ter plaatse van plangebied wordt het sportpark heringericht. De aanwezige personen zullen dan ook over het algemeen zelfredzaam zijn. Eventueel aanwezige kinderen, ouderen en gehandicapten worden wel beschouwd als verminderd zelfredzaam. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de ouders/verzorgers de verminderd zelfredzame personen kunnen begeleiden.
Maatregelen
Het huidige gebouw van de tennisvereniging blijft gehandhaafd en wordt eventueel met maximaal 15% uitgebreid. Er wordt vooralsnog niet gekozen voor volledige nieuwbouw vanwege de hoge kosten hiervan. Indien in de toekomst toch gekozen wordt voor nieuwbouw zal, in overleg met de veiligheidsregio, bij de ontwerp van het gebouw onderzocht worden op welke wijze de veiligheid kan worden verbeterd.
Bij renovatie en uitbreiding kunnen extra maatregelen worden genomen zoals:
Conclusie
Het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van de N206 waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Gelet op het beperkt aantal transporten van GF3 over deze weg zal conform de vuistregels uit de HART het groepsrisico lager zijn dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Daarnaast neemt het aantal personen in het plangebied niet direct toe ten gevolge van de beoogde ontwikkeling. Uit de beknopte verantwoording blijkt daarnaast dat de zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid van het plangebied als voldoende worden beschouwd. Verder zijn in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle bronnen aanwezig. Het aspect externe veiligheid vormt dan ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Beleid en normstelling
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden.
Onderzoek en conclusie
Binnen en in de directe omgeving van het plangebied zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Aan de oostzijde van het plangebied staat wel een zend-/ontvangstinstallatie. Deze installatie blijft bij de herinrichting behouden en vormt geen belemmering.
Beleid en normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de realisatie van milieuhinderlijke functies nabij woningen of vice versa:
Om de belangenafweging tussen een goed woon- en leefklimaat en de bedrijfsvoering goed mee te nemen wordt gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze uitgave is een lijst opgenomen met allerhande activiteiten en bijbehorende richtafstanden die gehanteerd worden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Naarmate de milieubelasting van de activiteiten groter is, wordt uitgegaan van een grotere richtafstand. Ingeval van een omgevingstype 'gemengd gebied' mag worden uitgegaan van een kleinere richtafstand. De richtafstanden vormen een eerste indicatie van de aanvaardbaarheid in de situatie dat gevoelige functies in de nabijheid van milieubelastende activiteiten worden gesitueerd.
Onderzoek
De woningen in de directe omgeving behoren, vanwege hun ligging in de directe nabijheid van het sportpark, de wegen en het centrum van Noordwijkhout, tot het omgevingstype 'gemengd gebied'.
Tennisbanen, veldsportcomplexen (met verlichting) en kantines zijn milieuhinderlijke functies ten opzichte van milieugevoelige functies zoals woningen. Op basis hiervan kan de herstructurering en uitbreiding van het sportpark leiden tot extra hinder voor de woningen in de directe omgeving. In onderstaande tabel zijn de richtafstanden van de functies ter plaatse van het sportpark weergegeven
op basis van de VNG-publicatie, uitgaande van een gemengd gebied.
Functie | richtafstand in gemengd gebied | |
Tennisbanen (met verlichting) | geluid: 30 meter | |
Veldsportcomplex (met verlichting) | geluid: 30 meter | |
Kantine | geur: 0 meter geluid: 0 meter gevaar: 0 meter |
|
Parkeerterrein (auto's) | geur: 0 meter geluid: 10 meter |
|
BSO | geluid: 10 meter |
Voor zowel tennisbanen als veldsportcomplexen (met verlichting) geldt een richtafstand van 30 meter voor het maatgevende aspect geluid, ten opzichte van het omgevingstype 'gemengd gebied'. In de zomer maanden is het langer licht waardoor ook in de avondperiode gebruik gemaakt kan worden van tennisbanen en veldsportcomplexen zonder verlichting. Omdat er dan in de avondperiode ook sprake is van een geluidsemissie, en dit het maatgevende aspect is, wordt ook voor tennisbanen en veldsportcomplexen zonder verlichting een richtafstand van 30 meter aangehouden. Voor autoparkeerterreinen geldt een richtafstand van 10 meter in een gemengd gebied. Dit betekent dat deze dichter bij woningen is toegestaan.
In de bestaande situatie bestaat er een afstand van circa 29,4 meter tussen de gevel van de bestaande woningen en de grens van de bestemming Sport aan de westzijde van het plangebied. Ten westen van het hoofdveld voor de voetbalvereniging komt een gecombineerd verenigingsgebouw met tribune voor zowel de voetbalvereniging als de handbalvereniging. Het bouwvlak voor dit nieuwe gebouw wordt gepositioneerd op de grens van de bestemming Sport, waarbij geldt dat de grens van de bestemming Sport zelf ongewijzigd blijft. Zowel in de huidige als toekomstige situatie wordt niet voldaan aan de richtafstand van 30 meter tot een veldsportcomplex. Er is echter in de toekomstige situatie sprake van een afschermende werking van het nieuwe gebouw waardoor geluid van het sportveld minder ver zal reiken. Gezien deze bufferwerking zal ter plaatse van de nabijgelegen woningen geen aanvullende geluidhinder optreden.
Het verenigingsgebouw krijgt ook eigen horeca (circa 350 m2) met keuken en berging. Er komt in het gebouw tevens een eigen ruimte voor het bestuur/management, de business/sponsorclub, het secretariaat en de scheidsrechters. Ook is er in de toekomst plaats voor aan de ter plaatse beoefende sport gerelateerde dienstverlenende activiteiten zoals fysiotherapie en krijgt BSO de Speeltoppers weer ruimte. De functies die mogelijk worden gemaakt in het gebouw vallen onder milieucategorie 1 of 2 uit de VNG-publicatie. Hiervoor geldt een richtafstand van 10 meter in een gemengd gebied. De nabijgelegen woningen zijn op 29,4 meter afstand gelegen. Aan de richtafstand wordt dan ook voldaan. Wel is het mogelijk dat stemgeluid, wat veroorzaakt wordt door buitenspelende kinderen van de BSO, hoorbaar is op grotere afstand dan 10 meter. De kinderen zullen buitenspelen aan de oostzijde van het gebouw op het beweegplein. Gelet op de afschermende werking van het gebouw en de ruime afstand van het beweegplein tot de bestaande woningen (meer dan 30 meter), zal de BSO geen relevante milieuhinder veroorzaken.
Naast overige voorzieningen zoals toiletten en kleedkamers is er een tribune voorzien met 500 zitplaatsen. Vanwege de afschermende werking van het beoogde gebouw en omdat het aantal toeschouwers in principe niet toeneemt door de tribune, zal het woon- en leefklimaat ter plaatse van de nabijgelegen woningen niet verslechteren ten opzichte van de huidige situatie.
Figuur 4.1: uitsnede vigerend bestemmingsplan en de bouwvlakken
De tennisvereniging krijgt in de toekomstige situatie de mogelijkheid het bestaande verenigingsgebouw uit te breiden of te slopen en nieuw te bouwen. Ten behoeve van deze ontwikkeling is het bouwvlak op deze locatie vergroot en deels verschoven binnen de grenzen van de huidige Sport. In de huidige situatie is de afstand tussen de dichtstbijzijnde woning en de bestemming Sport 0 meter. In de toekomst is er een groene omranding beoogd waardoor de afstand tot de bestemming Sport is vergroot met 5 meter. De afstand van het huidige bouwvlak tot de gevel van de dichtstbijzijnde woning is circa 15 meter. In de nieuwe situatie wordt deze afstand verkleind naar circa 10 meter.
Zowel in de huidige als toekomstige situatie wordt niet voldaan aan de richtafstand van 30 meter tot een veldsportcomplex. De huidige en toekomstige afschermende werking van het verenigingsgebouw blijft behouden waardoor geluid van het sportveld minder ver zal reiken. Gezien deze bufferwerking zal ter plaatse van de nabijgelegen woningen geen aanvullende geluidhinder optreden.
Het verenigingsgebouw heeft in de huidige situatie eigen horeca met terras en kan als geheel gezien worden als een kantine op basis van de VNG-publicatie. Voor een kantine geldt een richtafstand van 0 meter in gemengd gebied. Aan deze richtafstand wordt voldaan.
Wel is het mogelijk dat geluid vanaf het terras hoorbaar is op een grotere afstand. Om deze reden voorziet de beoogde ontwikkeling in de verplaatsing van het huidige, zuidelijk gelegen, terras richting het westen en noorden. Dit wordt geborgd middels de toelichting en regels van het bestemmingsplan. Gelet op de afschermende werking van het gebouw en de nieuwe, ruimere afstand, tot bestaande woningen zal dit terras geen relevante milieuhinder veroorzaken.
Lichthinder
Om inzicht te geven in de mogelijke lichthinder als gevolg van de herontwikkeling van Sportpark De Boekhorst is een lichthinder onderzoek uitgevoerd (bijlage 4). Uit dit onderzoek blijkt dat de berekende waarden ter plaatse van de woningen in de omgeving kleiner zijn dan de toegestane waarden. Rekening houdend met een dagelijks automatische uitschakeling van de verlichting om 23.00 uur, kan geconcludeerd worden dat de nieuwe verlichtingsinstallatie van Sportpark De Boekhorst geen onaanvaardbare lichtoverlast teweeg brengt.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat ter plaatse van de omliggende milieugevoelige functies sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en dat het sportpark niet in de eigen bedrijfsvoering wordt belemmerd.
Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) en het beleid van de provincie ten aanzien van de bescherming van dier- en plantensoorten en de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland de uitvoering van het plan niet in de weg staan. In elk geval moet aannemelijk zijn dat vergunning of ontheffing van de bij of krachtens deze wet geldende verbodsbepalingen kan worden verkregen voor de activiteiten die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt. Dit is anders indien uit de Wnb voortvloeit dat een passende beoordeling moet worden gemaakt. Deze dient te zijn verricht ten tijde van vaststelling van het bestemmingsplan.
Toetsingskader
Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:
Natura-2000 gebieden
De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn). Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:
De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.
Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden. In provincie Zuid-Holland wordt in het kader van de ruimtelijke ordening vrijstelling verleend ten aanzien van de volgende soorten: aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, bunzing, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, hermelijn, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ree, rosse woelmuis, veldmuis, vos, wezel en woelrat.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van het Natuurnetwerk Nederland. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is Kennemerland-Zuid en is gelegen op circa 1,5 km afstand ten westen van het plangebied. Het plangebied ligt buiten beschermde natuurgebieden. Directe effecten zoals areaalverlies en versnippering kunnen hierdoor worden uitgesloten. Gezien de afstand tot natuurgebieden en de geringe ontwikkeling, kunnen ook verstoring en verandering van de waterhuishouding worden uitgesloten. De geringe toename van verkeer heeft geen effect op het natuurgebied, mede omdat het plangebied wordt ontsloten middels het bestaande wegennet en de geringe toename opgaat in het overheersende verkeersbeeld.
Figuur 4.2 Ligging plangebied t beschermde natuurgebieden (bron: provincie Zuid-Holland)
Soortenbescherming
In het kader van voorliggende ontwikkeling is een verkennend ecologisch veldonderzoek uitgevoerd, zie bijlage 5. Uit dit onderzoek komt naar voren dat effecten op beschermde planten (grote keverorchis en vogelmelk) en amfibieën (rugstreeppad) niet kan worden uitgesloten. Daarnaast kan niet worden uitgesloten dat het sportcomplex en directe omgeving van essentieel belang is als foerageer- en vlieggebied van vleermuizen. Het gebied en directe omgeving kan tot slot van belang zijn voor vogels zoals de ransuil, sperwer en kerkuil.
Naar aanleiding van de bovenstaande resultaten is nader onderzoek uitgevoerd in 2016 en 2017. Uit dit onderzoek (bijlage 6) blijkt dat vleermuizen (laatvlieger, gewone en ruige dwergvleermuis en rosse vleermuis) foeragerend en vliegend voorkomen. Gedurende en na realisatie van de plannen kunnen deze soorten er blijven vliegen en foerageren. Verblijfplaatsen en vliegroutes zijn niet vastgesteld. Voor overige soort(groep)en is het gebied verder volledig ongeschikt. Op grond van deze inventarisatie komt naar voren dat de voorgenomen plannen ter hoogte van het sportcomplex de Boekhorst te niet in strijd zijn met het gestelde binnen de Wet Natuurbescherming.
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot negatieve effecten op beschermde natuurgebieden of beschermde soorten. Het aspect ecologie vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
Waterbeheer en watertoets
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van Hoogheemraadschap van Rijnland, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het hoogheemraadschap en de gemeente nader wordt behandeld.
Europa:
Nationaal:
Provinciaal:
Waterschapsbeleid
Het algemeen bestuur van Rijnland heeft op 9 maart 2016 het nieuwe Waterbeheerplan 'Waardevol Water' (WBP5) vastgesteld. In het WBP5 wordt richting gegeven aan het waterbeheer in de periode 2016 -2021. Daarmee realiseert Rijnland de ambities uit het coalitieakkoord, zodat het gebied nu en in de toekomst goed beschermd wordt tegen overstromingen en wateroverlast, er een goede waterkwaliteit ontstaat, het afvalwater op duurzame wijze wordt gezuiverd en de grondstoffen worden hergebruikt. In het WBP5 staat samen werken met de omgeving aan water centraal. Rijnland wil samen met zijn omgeving werken aan duurzaam en efficiënt waterbeheer tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten.
Keur en uitvoeringsregels
Op grond van de Waterwet is Rijnland als waterschap bevoegd via een eigen verordening, de Keur, regels te stellen aan handelingen die het watersysteem beïnvloeden. Sinds 1 juli 2015 heeft Rijnland een nieuwe Keur. Er gelden minder regels voor burgers, bedrijven en Rijnland. Het aantal vergunningen en meldingen is ongeveer gehalveerd. Zo geeft Rijnland verantwoordelijkheid, flexibiliteit en vertrouwen waar dat kan, maar stellen we regels waar dat moet.
Bij de Keur horen de Uitvoeringsregels. Hierin staan voorwaarden voor allerlei werkzaamheden die bewoners en bedrijven willen uitvoeren bij water en dijken. De Uitvoeringsregels kan een zorgplicht, een Algemene regel en een Beleidsregel bevatten.
Riolering en afkoppelen
Voor zover het bestemmingsplan nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, is het van belang dat er met Rijnland afstemming plaatsvindt over het omgaan met afvalwater en hemelwater. Overeenkomstig het rijksbeleid gaat Rijnland uit van een voorkeursvolgorde voor de omgang met deze waterstromen. Deze houdt in dat allereerst geprobeerd moet worden het ontstaan van (verontreinigd) afvalwater te voorkomen, bijvoorbeeld door het toepassen van niet uitlogende bouwmaterialen en het vermijden van vervuilende activiteiten op straat zoals auto's wassen en chemische onkruidbestrijding. Vervolgens is het streven vuil water te scheiden van schoon water, bijvoorbeeld door het afkoppelen van hemelwaterafvoeren van gemengde rioolstelsels. De laatste stap in de voorkeursvolgorde is het zuiveren van het afvalwater. De doelmatigheid daarvan wordt vergroot door het scheiden van de schone en de vuile stromen.
De gemeente kan gebruik maken van deze voorkeursvolgorde bij de totstandkoming van het gemeentelijk rioleringsplan (GRP), waarin de uiteindelijke afweging wordt gemaakt en waarbij doelmatigheid van de oplossing centraal staat.
Huidige situatie
Algemeen
Het plangebied bestaat uit het Sportpark De Boekhorst en bestaat uit zes voetbalvelden, waarvan twee kunstgrasvelden, elf tennisbanen en twee handbalvelden. Naast de velden bevinden zich op het terrein ook drie gebouwen ten behoeve van de verenigingen, waarin voorzieningen zijn ondergebracht zoals kleedkamers en een kantine.
Sportpark De Boekhorst is een onderbemalingsgebied zoals zichtbaar in figuur 4.3
Figuur 4.3 Onderbemaling (groen-gestippelde lijn) (bron: Watersysteemkaarten, Hoogheemraadschap van Rijnland)
Waterkwantiteit
Binnen en aan de noordrand van het plangebied is oppervlaktewater aanwezig. Dit betreft overig boezemwater. Hiervoor geldt een beschermingszone van 2 meter. De noord-zuid gelegen watergang (donkerblauw in onderstaande figuur) betreft primair boezemwater. Hiervoor geldt een beschermingszone van 5 meter. Binnen de aangegeven beschermingzones nabij de watergangen gelden beperkingen voor bouwen en aanleggen om onderhoud aan de watergang mogelijk te houden. De waterstand op het sportpark wordt op peil gehouden door onderbemaling.
Figuur 4.4 Watergangen (bron: Legger watergangen, Hoogheemraadschap van Rijnland)
Veiligheid en waterkeringen
Aan de noordwestzijde van het plangebied is een waterkering gelegen.
Afvalwaterketen en riolering
In de huidige situatie is het sportpark aangesloten via een drukrioleringssysteem.
Toekomstige situatie
Algemeen
Het beoogde sportpark ligt zoveel mogelijk binnen de huidige contouren van het park. Als gevolg van de herontwikkeling worden 4 velden (3 wedstrijdvelden en 1 pupillenveld) en het beweegplein uitgevoerd in kunstgras. Met het Hoogheemraadschap van Rijnland is overeengekomen dat voor de extra kunstgrasvelden geen watercompenserende maatregelen benodigd zijn. De twee extra tennisvelden kunnen worden verevend met het tweede handbalveld wat in de toekomstige situatie komt te vervallen. Watercompenserende maatregelen zijn hiervoor tevens niet noodzakelijk.
Als gevolg van de herschikking van de velden en de bouw van de sportaccommodatie wordt het oppervlaktewater binnen het plangebied grotendeels gedempt. Op basis van de regels van het Hoogheemraadschap van Rijnland dient bij dempingen minimaal een even groot oppervlak water te worden aangelegd. De demping betreft een maximaal oppervlakte van 1.783 m2 (vijver 1.114 m2 plus watergangen 669 m2). Uitgangspunt is dat de compensatie deels plaats zal vinden ter plaatse van het Bavo-terrein. Wel is in het kader van voorliggend bestemmingsplan onderzocht of het mogelijk is een deel van het te dempen water binnen het plangebied te compenseren. Mede in verband met de hydrologische situatie van het sportpark is besloten een nieuwe vijver te realiseren in de noordwesthoek van het plangebied. Ook wordt waterberging onder de sportvelden van het sportpark gerealiseerd. De huidige watergangen in het midden van het plangebied en aan de oostzijde blijven behouden en die in het midden wordt verbreed. Tot slot zal rondom het gehele sportpark een ondergronds drainagesysteem worden aangelegd.
De nieuwe vijver is als zodanig bestemd, inclusief de watergangen in het midden van het plangebied en aan de oostzijde. De overige waterbergende voorzieningen zijn in de regels van dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt waardoor enige flexibiliteit ontstaat ten behoeve van de exacte uitwerking. Noodzakelijk gevolg van deze ruimtereservering voor water in het midden van het sportpark is dat de twee natuurgrasvelden in het noordwesten van het plangebied richting het westen schuiven. De bestemming Sport is op deze locatie om deze reden verruimd.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.
Veiligheid en waterkeringen
De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving.
Waterbeheer
Er vinden wijzigingen plaats in de onderbemaling als gevolg van de ontwikkeling. Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de Keur. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap mag worden gebouwd, geplant of opgeslagen. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd.
Conclusie
De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
Beleid en normstelling
Erfgoedwet
Sinds 1 juli 2016 is de Wet op de archeologische monumentenzorg vervangen door de Erfgoedwet. De uitgangspunten uit het 'Verdrag van Malta' blijven in de Erfgoedwet de basis van de Nederlandse omgang met archeologie. De Erfgoedwet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.
Besluit ruimtelijke ordening
Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in de toelichting van elk bestemmingsplan een beschrijving te worden gegeven van de aanwezige cultuurhistorische en archeologische waarden van het plangebied.
Onderzoek
Archeologie
Conform het vigerende bestemmingsplan ‘Boekhorst’ heeft het plangebied gedeeltelijk een dubbelbestemming Waarde - Archeologie - I en gedeeltelijk een dubbelbestemming Waarde - Archeologie - II. Bij het archeologisch waardevol gebied I liggen de vrijstellingsgrenzen ten behoeve van de aanvraag van een omgevingsvergunning bij oppervlaktes groter dan 100 m2 en/of dieper dan 30 cm. Bij het archeologisch waardevol gebied II liggen deze grenzen bij 500 m2 en 100 cm.
Ten behoeve van voorliggende ontwikkeling is een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd (zie bijlage 7). Uit het bureauonderzoek blijkt dat het plangebied oorspronkelijk lag op een strandwal met duinen (de Oosterduinen) die is ontstaan in het Neolithicum en waarvan bekend is dat er op verschillende niveaus archeologische vindplaatsen voorkwamen. Het grootste deel van deze strandwal is echter in de 20e eeuw afgegraven en daarbij zijn deze vindplaatsen verdwenen. Na de ontgraving is het gebied in gebruik genomen als sportpark. Booronderzoek ten behoeve van de aanleg van de verbindingsweg tussen de Langevelderweg en de Herenweg, direct ten noorden van het plangebied, heeft uitgewezen dat daarbij ook het diepste archeologische niveau (dat voorkwam op ongeveer het huidige maaiveld) verstoord is geraakt. Nagenoeg het volledige plangebied is gelegen in het afgegraven gebied. Op basis van de verwachtingenkaart van de gemeente Noordwijkerhout heeft dit gebied nog een middelmatige verwachting voor resten uit het Neolithicum. Het onderzoek naar de verbindingsweg heeft echter uitgewezen dat deze verwachting naar zeer laag kan worden bijgesteld.
Voor het uiterste zuidelijke puntje van het plangebied, ter hoogte van het huidige verenigingsgebouw van de tennisvereniging, geldt nog een hoge verwachting. Dit is het enige deel van het onderzochte deel van het plangebied dat op basis van de hoogtekaart en het historisch kaartmateriaal niet (volledig) is afgegraven en waar potentieel nog archeologische vindplaatsen zouden kunnen voorkomen. Deze vindplaatsen kunnen voorkomen op meerdere niveaus. Vanwege het reliëf dat van nature aanwezig was in het duinlandschap kunnen geen aantallen of dieptes worden vastgesteld. Eventueel aanwezige archeologische waarden kunnen dateren vanaf het Neolithicum in de onderste lagen tot aan de Late Middeleeuwen aan het maaiveld. Voor de Nieuwe tijd geldt een lage verwachting omdat het plangebied op het historisch kaartmateriaal in onontgonnen duingebied gelegen is. Indien in het gebied met een hoge verwachtingswaarde bodemingrepen gepland zijn, dient bij oppervlaktes groter dan 100 m2 en/of dieper dan 30 cm verkennend booronderzoek uitgevoerd te worden.
Ter bescherming van mogelijk aanwezige archeologische waarden zijn de dubbelbestemmingen ter hoogte van het gehele plangebied behouden. Dit ondanks dat dit, behoudens de meest zuidelijke punt van het plangebied, niet strikt noodzakelijk is op basis van het uitgevoerde onderzoek. Door de dubbelbestemmingen te behouden wordt zekergesteld dat bij de aanvraag omgevingsvergunning nogmaals wordt getoetst of het aspect archeologie de beoogde ontwikkeling niet in de weg staat. Het uitgevoerde onderzoek kan op dat moment nogmaals als rapport overlegd worden.
Cultuurhistorie
Op basis van de cultuurhistorische kaart Zuid-Holland en de Visie Ruimte en Mobiliteit blijken er geen cultuurhistorisch waardevolle elementen in het plangebied aanwezig te zijn.
Conclusie
Alleen ter plaatse van het meest zuidelijke punt van het plangebied zijn mogelijk nog archeologische vindplaatsen aanwezig. Indien de bodemingrepen in dit gebied de ondergrenzen voor onderzoek overschrijden, dient verkennend booronderzoek uitgevoerd te worden alvorens gestart kan worden met bouwwerkzaamheden.
Voor de opbouw van een bestemmingsplan is door het Ministerie van I&M een standaard ontwikkeld, de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012). In dit bestemmingsplan wordt van deze standaarden gebruik gemaakt. Hiermee wordt de rechtsgelijkheid en de uniformiteit binnen de gemeentelijke c.q. landelijke bestemmingsplannen gediend.
De hoofdstukindeling bestaat uit:
Artikel 1 Begrippen
In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd voor zover deze begrippen van het 'normale' spraakgebruik afwijken of een specifiek juridische betekenis hebben. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan zal moeten worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.
Artikel 2 Wijze van meten
Het onderhavige artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.
Artikel 3 Groen
De randen van het Sportpark De Boekhorst zijn bestemd als 'Groen'. Onder andere groen, speelvoorzieningen, bermen en beplanting, voet- en fietspaden en waterpartijen zijn hier toegestaan. Het realiseren van parkeerplaatsen is binnen deze bestemming uitgesloten.
Artikel 4 Sport
Alle faciliteiten behorend bij het sportpark zelf zijn bestemd als 'Sport'. Het gaat daarbij om de sportvelden zelf, de kleed-/clubgebouwen (met tribunes) en de reeds aanwezige zend-/ontvangstinstallatie. Dienstverlenende activiteiten ten behoeve van de ter plaatse aanwezige sport zoals bestuursactiviteiten en fysiotherapie zijn als ondergeschikte functie toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'naschoolse opvang' is tevens naschoolse opvang als ondergeschikte functie toegestaan. Gebouwen (met uitzondering van dug-outs en gebouwen ten behoeve van opslag, stalling en onderhoud) moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd. Alle bouwvlakken zijn voorzien van hoogtebepalingen. Het bouwvlak voor het verenigingsgebouw van de tennis is vergroot en kent een maximaal bebouwingspercentage van 85%. Uitbreiding of nieuwbouw is mogelijk waarbij het gebouw is geschoven kan worden. Ter plaatse van de aanduiding 'terras uitgesloten' is geen terras toegestaan. Naast de realisatie van gebouwen, zijn ook bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan zoals vlaggenmasten, lichtmasten en speelvoorzieningen.
Niet-verenigingsgerelateerde (neven)activiteiten, zoals verhuur van gebouwen voor feesten en partijen (verjaardagen, bruiloften, recepties, etc.) die niet primair gericht zijn op de primaire bestemming of de hoofdfunctie van de gevestigde vereniging zijn niet toegestaan. Dit geldt ook voor het opslaan van materialen en voorwerpen behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
Artikel 5 Verkeer
Een deel van de Herenweg en Langevelderweg behorend tot het plangebied zijn bestemd ten behoeve van Verkeer.
Artikel 6 Water
De voorziene nieuwe vijver in de noordwesthoek van het plangebied is bestemd als Water. Ook de watergang in het midden en aan de oostkant van het plangebied zijn als zodanig bestemd.
Artikel 7 en 8 Waarde - Archeologie 1 en Waarde - Archeologie 2
Beide artikelen zijn opgenomen om mogelijk aanwezige archeologische waarden in de bodem te beschermen. Wanneer de ondergrenzen voor onderzoek overschreden worden moet een archeologisch onderzoek overlegd worden.
De algemene regels bevatten regels die in beginsel op meerdere bestemmingen van toepassing zijn. Naast de wettelijk verplichte anti-dubbeltelregel die onder de algemene regels moet worden geplaatst, zijn in dit bestemmingsplan algemene bouwregels, algemene afwijkingsregels, algemene wijzigingsregels en overige regels opgenomen.
In de overige regels is een parkeerbepaling opgenomen. Deze regeling borgt dat in voldoende parkeergelegenheid voorzien moet zijn voordat een omgevingsvergunning verleend kan worden. Deze parkeergelegenheid moet tevens in stand gehouden worden.
De overgangsbepalingen zijn conform het Besluit ruimtelijke ordening. De slotregel geeft aan onder welke naam dit plan kan worden aangehaald.
In het kader van het wettelijk vooroverleg ex artikel 3.1.1 is het voorontwerpbestemmingsplan toegezonden aan de overlegpartners van de gemeente Noordwijkerhout. De binnengekomen reacties zijn samengevat en van beantwoording voorzien. De Nota inspraak- en overlegreacties is bijgevoegd in bijlage 8.
Het voorontwerpbestemmingsplan heeft, op grond van de Inspraakverordening 2008 van de gemeente Noordwijkerhout, voor een ieder ter inzage gelegen in de periode van 20 september 2017 tot en met 31 oktober 2017. In die periode kon iedereen reageren op het voorontwerpbestemmingsplan. De binnengekomen reacties zijn samengevat en van beantwoording voorzien. De Nota inspraak- en overlegreacties is bijgevoegd in bijlage 8.
Overeenkomstig de wettelijke vereisten is het ontwerpbestemmingsplan met de daarbij behorende stukken 6 weken ter inzage gelegd in het gemeentekantoor van Noordwijkerhout van 24 januari 2018 tot en met 6 maart 2018. Gedurende deze termijn is eenieder de mogelijkheid geboden zienswijzen over dit ontwerpbestemmingsplan in te dienen bij de gemeenteraad. De binnengekomen reacties zijn samengevat en van beantwoording voorzien. De Nota zienswijzen is bijgevoegd in bijlage 9.
Bij nieuwe ontwikkelingen moet onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro) tegelijk met het bestemmingsplan een exploitatieplan worden vastgesteld, tenzij het kostenverhaal anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door middel van gemeentelijke gronduitgifte of een anterieure overeenkomst. De gemeente heeft hierbij de onderzoeksverplichting om de financieel-economische uitvoerbaarheid van het plan te toetsen.
De gronden zijn geheel in eigendom van de gemeente Noordwijkerhout. Hierdoor hoeft geen exploitatieplan of een anterieure overeenkomst afgesloten te worden.