Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Bestemmingsplan Lekdijk naast 82
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0571.BPlekdijknaast82-VG01

3.2 Provinciaal beleid


3.2.1 Streekplan Zuid-Holland Oost (2003)
In het streekplan formuleert de provincie een samenhangende visie op de ruimtelijke ontwikkeling van het streekplangebied. Het plan moet hard genoeg zijn om de voorgestane ontwikkeling gestalte te kunnen geven. Het moet echter ook flexibel genoeg zijn om in te kunnen spelen op de actualiteit. Het streekplangebied Zuid-Holland Oost bestaat uit een combinatie van grootschalige open gebieden waar de grondgebonden veehouderij de boventoon voert en meer kleinschalige gebieden die naast een functie voor de landbouw veel natuurlijke, waterstaatkundige, recreatieve, landschappelijke en cultuurhistorische waarden kennen. Dit alles op soms een steenworp afstand van de sterk verstedelijkte gebieden van de Zuidvleugel van de Deltametropool.
 
Zuid-Holland heeft voor de volgende punten in de regio Oost speciale aandacht: de Zuidplaspolder:
Uitsnede Streekplankaart Zuid-Holland Oost
Uitsnede Streekplankaart Zuid-Holland Oost
 
Het plangebied is niet direct onderdeel van een van de punten waarvoor de provincie Zuid-Holland extra aandacht heeft. Direct ten noorden van het plangebied aan de overzijde van de Lek ligt de Krimpenerwaard waar bijvoorbeeld specifiek beleid voor is geformuleerd. Het plangebied is hier echter geen onderdeel van. Op de streekplankaart is het plangebied aangewezen als bedrijventerrein, wat onderdeel is van het stedelijk netwerk. Het plangebied is tevens aangewezen als een bebouwingslint met cultuurhistorische waarden. Deze aanduiding is echter alleen van toepassing op de bebouwing die ten zuiden van de oude Lekdijk ligt. Aangezien het plangebied ten noorden van de oude Lekdijk ligt is deze aanduiding niet van toepassing op het plangebied. 
 
Stedelijk netwerk - bedrijventerrein
Het nationale en het provinciale ruimtelijke beleid is gericht op het concentreren van de bedrijvigheid in de tot de Deltametropool behorende locaties. Voor het nationale landschap het Groene Hart, waar het streekplangebied Zuid-Holland Oost toe behoort, geldt daarentegen een restrictief beleid. Het beleid voor het bedrijfsleven in Zuid-Holland Oost is er dan ook alleen op gericht om voldoende ruimte voor de regionale economie te bieden. Het bedrijventerreinbeleid in het streekplan is gebaseerd op de wens om te kunnen voorzien in de ruimtebehoefte van reeds in het plangebied Oost gevestigde bedrijvigheid.
 
Conclusie
Het plangebied valt binnen het streekplan Zuid-Holland Oost en is aangewezen als bedrijventerrein. In het onderhavige plan worden woonwerkeenheden mogelijk gemaakt. Het plan gaat daarbij uit van de bestem-ming wonen. Een bedrijf aan huis is echter expliciet toegestaan. Dit sluit aan op de aanwijzing bedrijventerrein. Het onderhavige plan past daarmee binnen het beleid van het streekplan Zuid-Holland Oost.

3.2.2 Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS)
De Provinciaal Ecologische Hoofdstructuur (afgekort PEHS) is een samenhangend netwerk van belangrijke natuurgebieden in de Provincie. De PEHS bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuwe natuurgebieden en ecologische verbindingszones. De PEHS is gebaseerd op de nationale Ecologische Hoofdstructuur.
 
Uitsnede PEHS
Uitsnede PEHS
 
Conclusie
De uiterwaarden van de lek vormen een onderdeel van ecologische Hoofdstructuur. Het plangebied ligt binnendijks, en valt daarom niet binnen de PEHS.
  

3.2.3 Regels voor Ruimte (2005)
Op 8 maart 2005 hebben Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland de nota Regels voor Ruimte vastgesteld. Deze nota vormt naast de streekplannen het beoordelingskader voor gemeentelijke ruimtelijke plannen en bevat beleidsregels ten behoeve van de goedkeuring van ruimtelijke plannen. De voorloper van de Nota Regels voor Ruimte is de Nota Planbeoordeling 2002. De nota bevat toetsingskaders voor ruimtelijke plannen met betrekking tot de onderwerpen “Economie, Mobiliteit en Samenleving”, “Landelijk Gebied”, “Milieu”, “Water” en “Cultureel Erfgoed”. Voor dit bestemmingsplan zijn met name de onderwerpen “Economie, Mobiliteit en Samenleving” en “Landelijk gebied” van belang.
 
Economie, Mobiliteit en Samenleving
Zuid-Holland is een verstedelijkte provincie. Dit maakt het noodzakelijk dat zuinig met de ruimte wordt omgegaan en dat het nog niet verstedelijkte gebied tegen verstedelijking beschermd wordt. Belangrijke speerpunten van het provinciale beleid in de sfeer van de ruimtelijke ordening zijn dan ook het knopen- en locatiebeleid, infrastructuur en het beheer van de ruimte voor wonen en werken. De provincie richt zich daarbij met name op een efficiënt gebruik van de ruimte voor deze functies, die in de streekplannen zijn aangegeven als stads- en dorpsgebied en de bedrijventerreinen. Concentratie van functies en zoveel mogelijk koppeling aan OV-infrastructuur zijn kernbegrippen bij deze inzet. Voor het woningbouwbeleid vormt, naast het locatiebeleid in de streekplannen, niet de regelgeving in deze nota maar de provinciale woonvisie het beleidskader. Verwezenlijking van het provinciaal woonbeleid zal, evenals het hieraan gerelateerde zorgbeleid, niet gebeuren via deze nota maar via de sectorlijn. Bij de beoordeling van ruimtelijke plannen zal niet worden getoetst aan de woonvisie. Voor het versterken van de economie wordt ingezet op het bieden van geschikte vestigingslocaties voor alle bedrijfstypen, het voorkomen van ontwrichting van het bestaande voorzieningenniveau en ook op het opti-maal benutten van bestaande infrastructuur (knopen- en locatiebeleid).
 
Landelijk gebied
Het landelijk gebied wordt gekenmerkt door een toenemende multifunctionaliteit. Waar voorheen de agrari-sche sector de drager was van het landelijk gebied, zijn het in toenemende mate ook niet-agrarische functies, waaronder recreatie, natuur en niet agrarische bedrijvigheid, die het beeld van het landelijk gebied bepalen. Dit wil in de praktijk nog wel eens tot verrommeling leiden. Het provinciaal beleid is erop gericht de kaders te scheppen waarbinnen de vitalisering van het platteland en realisatie van nieuwe groene gebieden mogelijk worden gemaakt, waarmee de beoogde landschappe-lijke kwaliteit, zoals deze is verwoord in de provinciale Nota Landschap, zal worden bereikt. Voor het waar-borgen van de kwaliteit van het Zuid-hollandse landschap worden/zijn de kwaliteitswaarden en bedreigingen in beeld gebracht. Binnen dat kader zal het effectief voorkomen van verrommeling van het landschap op gemeentelijk niveau moeten worden vastgelegd. Dit houdt in dat beperkingen worden gesteld aan nieuwe ontwikkelingen die geen relatie hebben met de ontwikkeling van de hoofdfuncties van het gebied. Mogelijkheden worden geboden aan het verder verbreden van de agrarische sector, zoals het verruimen van de mogelijkheden waar het gaat om de schaalvergroting van en het ontwikkelen van nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven. Nieuwe economische dragers zijn mogelijk als ze bijdragen aan de vitalisering van het landelijk gebied. Daarom worden voorwaarden gesteld aan nieuwbouw ten behoeve van de vestiging van deze nieuwe dragers. Gedacht moet worden aan nieuwe woningen die kunnen worden gerealiseerd op grond van de ruimte-voor-ruimte regeling dan wel andere Rood-voor-Groen constructies, zoals nieuwe land-goederen. Ten slotte kunnen, onder voorwaarden, voormalige agrarische bedrijfscomplexen worden hergebruikt. Daarnaast is de inzet vooral gericht op realisering van de (Provinciale) Ecologische Hoofdstructuur en investeringen in Groen in en om de Stad. Dit houdt in dat gebieden die in het provinciaal beleid een dergelijke functie hebben gekregen, gevrijwaard moeten blijven van functies die daarvoor een belemmering kunnen vormen. Ten slotte kent de provincie een aantal bijzondere agrarische gebieden waarvoor een specifieke regeling geldt. Het betreft hier de glastuinbouwconcentratiegebieden, het boomteeltgebied bij Boskoop en de bollenteeltgebieden in de Bollenstreek. De provincie heeft zich tot doel gesteld deze gebieden conform het gebiedsprofiel verder te ontwikkelen tot economische kerngebieden. Bij de beoordeling van ruimtelijke plannen, die betrekking hebben op (delen van) het landelijk gebied, zal gekeken worden naar de wijze waarop de plannen passen binnen de ruimtelijke doelstellingen zoals hiervoor omschreven.
 
Conclusie
De nota Regels voor ruimte is de opvolger van de nota Planbeoordeling van de provincie Zuid-Holland. De nota omvat vooral toetsingscriteria om ruimtelijke plannen te beoordelen op basis van het beleid geformuleerd in het streekplan. Voor het onderhavig bestemmingsplan zijn met name het onderwerp “Economie, Mobiliteit en Samenleving” en “Landelijk gebied” van belang. Het bestemmingsplan voldoet aan de criteria die in deze onderdelen worden genoemd.