3.1.1 Nota ruimte (2005)
In de Nota Ruimte is het nationaal ruimtelijk beleid vastgelegd tot 2020. Bovendien bevat het een doorkijk op de langere termijn, namelijk de periode 2020-2030. De Nota Ruimte vervangt de ruimtelijk relevante rijksnota’s c.q. de planologische kernbeslissingen (PKB’s) behorende bij de Vierde nota over de ruimtelijke ordening Extra (en de Actualisering daarvan in de Vinac) en het Structuurschema Groene Ruimte. Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het relatief beperkte oppervlak van Nederland. Meer specifiek richt het kabinet zich hierbij op vier algemene doelen: versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden, en borging van de veiligheid. Met de Nota Ruimte heeft het kabinet gekozen voor een dynamisch, op ontwikkeling gericht ruimtelijk beleid. Het accent verschuift daarmee van het stellen van beperkingen naar het stimuleren van ontwikkelingen. Er wordt meer nadruk gelegd op “ontwikkelingsplanologie” en minder op “toelatingsplanologie”. Daarnaast is het landelijk beleid gericht op het optimaal benutten van het huidige bebouwde gebied.
Conclusie
Door het nationale karakter van de Nota Ruimte en de kleine schaal van onderhavig plan, heeft dit bestemmingsplan nauwelijks raakvlak met dit nationaal beleid. Desalniettemin kan geconcludeerd worden dat het onderhavige plan in overeenstemming is met de Nota Ruimte.
3.1.2 Europese kaderrichtlijn water (2000)
De Kaderrichtlijn Water geeft het kader voor de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwater en grondwater. Voor oppervlaktewater en grondwater betekent dit dat een goede ecologische en chemische toestand bereikt moet worden.
Conclusie
Het plan heeft een beperkte invloed op de waterhuishouding. Het verhard oppervlak binnen het plangebied zal toenemen, waardoor er minder water in de grond zal infiltreren. Het plan heeft derhalve een beperkt negatief effect op de waterhuishouding. Op het aspect water wordt in de waterparagraaf (paragraaf 4.8) in het hoofdstuk over de haalbaarheid van het bestemmingsplan, nog verder ingegaan.
3.1.3 Nota Wonen in de 21e eeuw (2000)
In de Nota Wonen in de 21e eeuw is het woonbeleid weergegeven tot 2010 met een doorkijk naar de decennia die daarop volgen. In de nota staan vijf thema’s centraal:
- Het vergroten van de zeggenschap van de burger over vormgeving, inrichting en beheer van woning en woonomgeving.
- Het vergroten van de zeggenschap van de burger kan onder meer vorm krijgen door het vroegtijdig betrekken van de burger in het planproces. Stadsdebatten zijn hiervoor een goed middel.
- Behouden en verbeteren van de aansluiting van mensen in sociaal en/of financieel kwetsbare omstandigheden bij de rest van de samenleving, onder andere door het behouden en/of ontwikkelen van een betaalbare woningvoorraad;
- Het bevorderen van wonen en zorg op maat, als antwoord op enerzijds de extramuraliseringstrend in de gezondheidssector en anderzijds de steeds koopkrachtiger, kritischer en wereldser wordend ouderen;
- Het verbeteren van de stedelijke woonkwaliteit opdat ook het meer koopkrachtige deel van de bevolking (dat nu haar heil vaak in buitenstedelijke gebieden zoekt) binnen de stadsgrenzen in haar woonbehoefte kan voorzien; Het faciliteren van groene woonwensen.
Conclusie
Het onderhavig plan sluit aan op de nota wonen omdat het bescheiden bijdraagt aan het vergroten van het woningareaal in het groen en omdat het daarmee de bestaande groene woonwens faciliteert.
3.1.4 Nationaal Milieubeleidsplan 3 (PKB NMP 3; 1998) en 4 (NMP 4; 2001)
Het NMP 3 bevat het milieubeleid voor de korte termijn, met een doorkijk tot 2010. Voor het milieubeheer wordt gestreefd naar een duurzame ontwikkeling. Brongerichte maatregelen (onderscheiden in emissiegerichte, volumegerichte en structuurgerichte maatregelen) hebben de voorkeur boven effectgerichte maatregelen. In het NMP 3 wordt aangegeven wat van de doelgroepen landbouw, verkeer en vervoer, industrie, milieubedrijven en maatschappelijke en milieuorganisaties wordt verwacht om aan het milieubeheer bij te dragen. Op 13 juni 2001 is het NMP 4 `Een wereld en een wil: werken aan duurzaamheid’ verschenen. Het NMP 4 vervangt het NMP 3 niet, maar kijkt verder vooruit naar het jaar 2030. Er worden zeven grote milieuproblemen benoemd: verlies aan biodiversiteit, klimaatverandering, overexploitatie van natuurlijke hulpbronnen, bedreigingen van de gezondheid, externe veiligheid, aantasting van de leefomgeving en mogelijke onbe-heersbare risico’s. Over het algemeen bevat het NMP 4 geen concrete maatregelen en doelen voor de korte termijn.
Conclusie
De ontwikkeling van de twee woonwerkeenheden behoort niet tot één van de benoemde doelgroepen in het NMP 3. Het NMP 4 geeft geen concrete maatregelen of criteria waaraan het plan moet voldoen. Vanuit het perspectief van het nationaal milieubeleidsplan bestaat er dan ook geen bezwaar ten aanzien van het initiatief.