direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buytewech-Noord
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0569.bpNKPbuytewechNrd-va02

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

De gemeente Nieuwkoop streeft met de ontwikkeling van het plan Buytewech-Noord naar een duurzame, toekomstbestendige en groene wijk waarmee voorzien wordt in 290 woningen.

Met dit bestemmingsplan met verbrede reikwijdte legt de gemeente de juridisch-planologische basis om de wijk tot ontwikkeling te kunnen brengen. De keuze voor een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte is gemaakt om bredere regels op te kunnen nemen dan in een traditioneel bestemmingsplan, om zodoende de ambities uit het stedenbouwkundig plan zo optimaal mogelijk te kunnen borgen. De gemeente wil op die manier Buytewech-Noord tot een bijzondere wijk ontwikkelen waar maatschappelijke thema's als duurzaamheid, natuur en versterken van biodiversiteit, een divers woningaanbod voor doelgroepen uit het gemeentelijk beleid en slimme voorzieningen hoog in het vaandel staan.

Het project Buytewech-Noord voorziet zoals gezegd in 290 woningen, waarmee de gemeente inspeelt op de grote woningbouwopgave die er binnen de gemeente ligt.

Als voortraject voor dit bestemmingsplan, is al sinds 2017 een actief participatieproces gevoerd om richting te geven aan de nieuwe wijk. Deze participatie heeft plaatsgevonden met omwonenden, bewoners van Nieuwkoop en andere belangstellenden. Dit heeft samen met bestuurlijke uitgangspunten geresulteerd in een stedenbouwkundig plan waarin de principes voor Buytewech-Noord zijn bepaald zonder de wijk al op detailniveau uit te tekenen.

Om als vervolgstap de woningbouw daadwerkelijk mogelijk te gaan maken, is aanpassing van het bestemmingsplan nodig, aangezien het huidige bestemmingsplan voor deze gronden immers nog de agrarische bestemming kent

Voorliggend bestemmingsplan met verbrede reikwijdte is daarom de planologische basis voor de ontwikkeling van Buytewech-Noord. In dit bestemmingsplan wordt het project beschreven en onderbouwd (toelichting) en worden de juridische bouw- en gebruiksmogelijkheden vastgelegd (verbeelding en regels).

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied ligt aan de noordzijde van de bestaande woonkern van Nieuwkoop. Grofweg gaat het om het gebied ten noorden van Park Buytewech en ten westen van de N231 en achter de bestaande woon- en bedrijfspercelen langs deze N-weg.

De wijk zal de nieuwe noordelijke afronding van de woonkern vormen en daarmee ook de overgang naar het buitengebied. Binnen het plangebied is er daarom veel aandacht voor zaken als groen, water en biodiversiteit.

De exacte begrenzing van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1. Deze begrenzing resulteert in een plangebied van circa 24 ha.

afbeelding "i_NL.IMRO.0569.bpNKPbuytewechNrd-va02_0001.png"

Figuur 1.1 Ligging plangebied Buytewech-Noord te Nieuwkoop

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Voor het grootste deel van het plangebied is op dit moment het 'Bestemmingsplan Kern Nieuwkoop' van kracht, vastgesteld op 30 mei 2013. Op basis van dat bestemmingsplan is het gebied in hoofdzaak bestemd voor agrarisch grondgebruik (onbebouwd), volkstuinen en water en daarnaast kent het plangebied een archeologische dubbelbestemming.. Langs de N231 zijn diverse woon- en bedrijfspercelen bestemd. Deze blijven buiten het plangebied van dit nieuwe bestemmingsplan, met uitzondering van Nieuwveenseweg 29A.

Nadien is 'Bestemmingsplan Kern Nieuwkoop, 1e herziening' vastgesteld (9 maart 2017) waarin verschillende aanpassingen op de verbeelding en in de regels zijn doorgevoerd. Voor het plangebied van Buytewech-Noord volgen hier geen ingrijpende wijzigingen uit.

Op deze plaats wordt opgemerkt dat het plangebied ook de gronden beslaat van het vigerende plan Nieuwveenseweg 29A. Dat postzegelplan is reeds in een eerder stadium opgesteld en vastgesteld (9 juli 2020) en omvat de aanpassing van de rotonde op de N231, de aanleg van (het eerste deel van) de wijkontsluitingsweg en de verplaatsing van een woning die daarvoor nodig was. Het plangebied van dat bestemmingsplan is toegevoegd aan het plangebied voor dit nieuwe bestemmingsplan voor de gehele woonwijk. Voor deze gronden geldt dat de bestemmingen letterlijk zijn overgenomen uit het genoemde postzegelbestemmingsplan.

1.4 Voortraject

1.4.1 Startnotitie

Op 11 mei 2017 heeft de gemeenteraad van Nieuwkoop de startnotitie gebiedsontwikkeling Buytewech-Noord vastgesteld. In deze startnotitie zijn de inhoudelijke en procesmatige uitgangspunten voor deze nieuwe woonwijk van Nieuwkoop benoemd. Eén van deze procesmatige uitgangspunten is het 'van buiten naar binnen werken'. Dat houdt in dat het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad vooraf uitgangspunten benoemen, maar dat het vervolgens aan inwoners van Nieuwkoop en andere belangstellenden is om tot nadere invulling en uitwerking te komen. In dat kader is in twee fasen een participatietraject doorlopen.

1.4.2 Participatietraject

In de eerste fase van het participatieproces, tussen eind 2017 en mei 2019, is aan belangstellenden gevraagd aan te geven wat de sfeer en structuur van de nieuwe woonwijk zou moeten worden. Hen is gevraagd hoe het groen, water en Park Buytewech een goed onderdeel van de nieuwe woonwijk en de kern Nieuwkoop kunnen worden, maar ook hoe omgegaan moet worden met het autoverkeer en wat voor ambitie men heeft ten aanzien van verduurzaming. In deze fase zijn zeven bijeenkomsten georganiseerd, die uiteindelijk hebben geresulteerd in drie vlekkenplannen (Brink, Hofjes en Polder) en drie varianten voor de verduurzaming van de nieuwe woonwijk (Basis, Midden, Top).

afbeelding "i_NL.IMRO.0569.bpNKPbuytewechNrd-va02_0002.png"

Figuur 1.2 Impressie participatiebijeenkomst (bron: verslag van het participatieproces)

Voor het vlekkenplan 'Polder' en de middenvariant verduurzaming bleek zowel maatschappelijk als politiek het grootste draagvlak te zijn. Met deze twee voorkeursvarianten, is vervolgens het tweede deel van het participatietraject gestart. Dit liep van 4 maart 2019 tot en met 24 juni 2019. In deze tweede fase heeft de gemeente Nieuwkoop, op basis van het vlekkenplan 'Polder' en de middenvariant voor verduurzaming, een stedenbouwkundig plan opgesteld. De participatie was in deze tweede fase vooral gericht op het informeren van inwoners en andere belangstellenden, het ophalen van voorkeuren voor de verdere inrichting van de openbare ruimte en bijzondere woonvormen en het presenteren van het concept-stedenbouwkundig plan. Tijdens de slotbijeenkomst, op 24 juni 2019, en in de week daarna is er nog ruimte geboden om op het concept te reageren. Na deze fase is het stedenbouwkundig plan verder afgerond en op 6 februari 2020 in definitieve vorm vastgesteld. Het stedenbouwkundig plan vormt nu het vertrekpunt voor dit bestemmingsplan. Om die reden is in Hoofdstuk 2 een nadere beschrijving van het stedenbouwkundig plan opgenomen.

1.4.3 Bestemmingsplan met verbrede reikwijdte

De gemeente kiest bewust voor het opstellen van een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte. Op deze manier kan zij een groter aantal thema's in het plan regelen dan met het bestemmingsplan het geval zou zijn. Hiertoe heeft de gemeente voor dit project de pilotstatus in het kader van de Crisis- en herstelwet aangevraagd.

Het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet kent in artikel 7C namelijk bepalingen die het mogelijk maken om af te wijken van standaarden en voorschriften die gelden voor traditionele bestemmingsplannen en van deze mogelijkheden kan uitsluitend gebruik gemaakt worden als het Ministerie het betreffende project de pilotstatus heeft toegekend. In de aanloop naar dit bestemmingsplan met verbrede reikwijdte is de aanvraag voor die pilotstatus door het Ministerie toegekend en in de 17e tranche van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet opgenomen.

1.5 Leeswijzer

In het hierna volgende hoofdstuk zal de beoogde ontwikkeling nader beschreven worden, zodat een helder beeld ontstaat van de uitgangspunten voor de nieuwe woonwijk.

Daarna volgt in Hoofdstuk 3 de toetsing van het plan aan het ruimtelijk beleidskader en in Hoofdstuk 4 de toetsing aan de wet- en regelgeving voor de uiteenlopende omgevingsaspecten.

Hoofdstuk 5 geeft vervolgens inzicht in de economische uitvoerbaarheid en Hoofdstuk 6 geeft inzicht in de maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

De situatie in het huidige plangebied kenmerkt zich door een polderstructuur met een agrarische bestemming. Ten het zuiden van het plangebied bevindt zich het bestaande 'Park Buytewech'. Dit park vormt de verbinding tussen het nieuwe plangebied en de bestaande bebouwing. Ten oosten van het plangebied ligt de Nieuwveenseweg met bebouwingslint met woningen. Aansluitend hieraan ligt bedrijventerrein De Olm, waar zich ook perifere detailhandel bevindt. Ten noorden en westen van het plangebied zijn agrarische gronden gelegen.

2.2 Toekomstige situatie

De toekomstige situatie betreft de woonwijk Buytewech-Noord met een totaal van 290 woningen. Het plangebied is voor een groot deel gemeentegrond, waarop 230 woningen zijn voorzien. Rondom de volkstuinen zijn de gronden in eigendom van een private partij. Voor dit deelgebied is een maximum van 60 woningen van toepassing.

In het eerste hoofdstuk is al beschreven dat er een uitgebreid voortraject is doorlopen, waarin het vlekkenplan 'polder' als voorkeursvariant is aangemerkt. Deze is vervolgens uitgewerkt tot het stedenbouwkundig plan.

2.2.1 Vlekkenplan 'Polder'

Als aanloop naar het opstellen van het stedenbouwkundig plan, heeft vanaf eind 2017 eerst een participatieproces plaatsgevonden dat heeft geleid tot drie vlekkenplannen (Brink, Hofjes en Polder), drie varianten voor de verduurzaming van de nieuwe woonwijk (Basis, Midden, Top) en een voorkeur vanuit de samenleving voor één van de vlekkenplannen en duurzaamheidsprincipes. Deze voorkeur is door het gemeentebestuur overgenomen in de definitieve besluitvorming over het verder ontwikkelen van Buytewech-Noord. De raad heeft op 12 juli 2018 besloten om:

  • vlekkenplan 'Polder' te kiezen als uitgangspunt voor het stedenbouwkundig plan Buytewech-Noord, en;
  • het ambitieniveau 'Middenvariant' te kiezen als uitgangspunt voor een integrale aanpak van duurzaamheid voor Buytewech-Noord.

Het gekozen vlekkenplan 'Polder' ademt de voor Nieuwkoop kenmerkende structuur van polders en sloten uit. Langs de sloten komt een variatie aan woningen, zoveel als mogelijk met een tuin aan het water. Om te zorgen voor een kleinschalige uitstraling komen de woningen op een soort eilanden te liggen, omringd met groen en verbindingen voor voetganger en fiets. Buytewech- Noord krijgt een directe ontsluiting op de N231 voor auto's. Deze route loopt van oost naar west door de hele wijk heen en krijgt de sfeer en uitstraling van een landelijke polderweg.

Voor de verduurzaming van de woningen en woonwijk zijn drie varianten, in oplopend ambitieniveau, opgesteld. In zowel de basis-, midden- als topvariant is ingezet op een integrale duurzaamheidsaanpak. Dat houdt in dat rekening gehouden wordt met energie en warmte, groen en water, kringlopen en de meer sociale kant van duurzaamheid (samen leven, samen delen).

Een weergave van het vlekkenplan Polder is opgenomen in figuur 2.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0569.bpNKPbuytewechNrd-va02_0003.png"

Figuur 2.1 Vlekkenplan 'Polder'

2.2.2 Stedenbouwkundig plan

Bij het opstellen van het stedenbouwkundige plan is op basis van het vlekkenplan 'polder' uitgegaan van de drie betekenissen van de polder. De eerste betekenis van de polder is de cultuurhistorische achtergrond. Polder Nieuwkoop is een droogmakerij uit de 17de eeuw. De polder was vooral bedoeld voor de agrarische productie. Hierdoor bestaat de polder uit relatief brede vaarten, strakke ontginningsdijken en een regelmatige slotenverkaveling. Daarnaast heeft de polder op dit moment ook een recreatieve functie. De polder is onderdeel van het Groene Hart waar veel gewandeld en gefietst wordt. Ten slotte biedt de polder ook ruimte voor natuur. Deze drie aspecten van de polder uit het vlekkenplan Polder zijn leidend geweest voor de hoofdopzet van het stedenbouwkundig plan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0569.bpNKPbuytewechNrd-va02_0004.png"

Figuur 2.2 Uitsnede Stedenbouwkundige plankaart Buytewech-Noord

De hoofdopzet van het stedenbouwkundig plan is weergegeven in figuur 2.2. Om aan te sluiten bij de polderstructuur en de aangrenzende woonkern, is gekozen voor een rechtlijnig plangebied in de lengterichting van de poldersloten. De wijk kent één centrale ontsluitingsweg. Op deze weg sluiten de afzonderlijke woongebieden aan die als eilanden worden gerealiseerd, waardoor het plangebied veel ruimte laat voor watergangen. Deze lopen, in aansluiting op de polderstructuur, in hoofdzaak rechtlijnig door het plangebied. In het middendeel van het plangebied bevindt zich een zone bedoeld voor groen- en natuurontwikkeling. Van daaruit worden, net als vanaf verschillende wooneilanden, verbindingen gelegd met het aangrenzende Park Buytewech, zodat een aaneengesloten geheel ontstaat met mogelijkheden voor ommetjes. Aansluitend aan dit middengebied, wordt ook in het achterste deel van de wijk een zone ingericht met ruimte voor groen en water. Verspreid door de wijk, hoofdzakelijk in de groene zones, wordt ook voorzien in gemeenschappelijke buurtvoorzieningen zoals een voedselbos en een natuurspeelplaats.

Samengevat laat het stedenbouwkundig plan zich vertellen in de volgende onderdelen:

  • Het landschap is leidend: het polder landschap is leidend voor de ruimtelijke inrichting. De polderverkaveling voegt in het plan identiteit toe voor het wonen en verblijven. Er is veel aandacht voor klimaatverandering en biodiversiteit;
  • Park Buytewech: Het bestaande Park Buytewech wordt uitgebreid, zodat een aaneengesloten groene verblijfsruimte ontstaat.
  • Groene Polderweg: De ontsluiting wordt een smalle rustige weg met een landelijke uitstraling. De weg is onderdeel van een centrale groenstrook waar de hele wijk aan gekoppeld is. Het vormt tevens de verbinding met recreatieve routes (rondje Buytewech).
  • Drie deelgebieden: Er worden maximaal 230 (gemeentegrond) en 60 (private grond) woningen gerealiseerd verdeeld over drie deelgebieden, zodat een wijk met een lage, gemiddelde dichtheid ontstaat (circa 20 woningen per hectare).
  • Buurtjes: Er wordt ruimte gemaakt voor kleinschalige buurtjes. Er is veel aandacht voor doelgroepwonen. Door de open structuur blijft er ruimte voor zicht op het open landschap.
  • Het groene hart van de wijk: centraal in het plangebied wordt ruimte gereserveerd voor waterberging, recreëren en een voedselbos, functies met een meerwaarde voor biodiversiteit maar ook bijvoorbeeld educatie.
2.2.3 Principes voor ontwikkeling

Voor het opstellen van het stedenbouwkundige plan zijn vanuit het gekozen vlekkenplan en verduurzamingsplan vijf principes opgesteld. Deze principes dragen bij aan het opstellen van een stedenbouwkundig plan. De volgende principes zijn van toepassing:

  • 1. Een gemengde wijk met een woning voor iedere levensfase;
  • 2. Leven in een duurzame omgeving;
  • 3. Goed bestand tegen klimaatverandering;
  • 4. Goed en veilig bereikbaar;
  • 5. Zelfvoorzienend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0569.bpNKPbuytewechNrd-va02_0005.png"

Figuur 2.3 Principes voor de ontwikkeling uit het stedenbouwkundig plan

In het stedenbouwkundig plan zijn de principes uitgebreid beschreven. In deze toelichting is daar een beknopte weergave van gegeven, zodat per principe helder wordt hoe dat in het stedenbouwkundig plan terugkomt.

Principe 1: Een gemengde wijk met een woning voor iedere levensfase en situatie

De uitgangspunten van het eerste principe zijn als volgt:

  • Levensloopbestendige wijk met een sociale mix en een specifiek aanbod van woningen op basis van doelgroepbouwen;
  • Herkenbare en aantrekkelijke architectuur, met speciale aandacht voor de randen langs het park;
  • Buurtjes met een herkenbare identiteit om sociale mix en samenhang te faciliteren;
  • Geschikte voorzieningen voor de hele buurt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0569.bpNKPbuytewechNrd-va02_0006.png"

Vanuit dit principe wordt in het stedenbouwkundig plan een wijk gecreëerd die optimaal geschikt is voor de verschillende doelgroepen en leeftijden. Het woonprogramma in de wijk bestaat, afhankelijk van de woningbehoefte, uit maximaal 230 woningen op gemeentegrond en 60 woningen op private grond. De doelgroepen in de wijk bestaan uit: kleine huishoudens (1 tot 2 personen), starters, jonge gezinnen, ouderen en bijzondere doelgroepen. De bouw start aan de oostzijde van de wijk nabij de rotonde om als eerste een plek te bieden aan de doelgroepen waar de woningbehoefte het grootst is. Aan de oostzijde van de wijk is de woningdichtheid hoger dan aan de westzijde van de wijk. In de wijk wordt de mogelijkheid geboden tot implementatie van andere woonconcepten. Deze woonconcepten kunnen bestaan uit het samenwonen van ouderen of woonhuizen die meerdere generaties kunnen huisvesten, waarbij ook plek is voor pré-mantelzorg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0569.bpNKPbuytewechNrd-va02_0007.png"

Figuur 2.4 Sfeerimpressie Buytewech-Noord

In de wijk komen collectieve wijkvoorzieningen aangrenzend aan de groene polderweg. Deze voorzieningen kunnen bestaan uit speelvoorzieningen, voedselbos en collectieve boomgaard e.d.

Principe 2: Leven in een duurzame omgeving

De ambitie met betrekking tot het groen in de wijk ligt erg hoog. Deze ambitie komen in de volgende punten naar voren:

  • Inrichting als aantrekkelijk gebied voor bijen en vlinders;
  • Bloemrijke inrichting;
  • Toepassing van natuurlijke oevers;
  • Toepassing van bosstroken met voedselbos om biodiversiteit en sociale samenhang te verhogen;
  • Stimuleren natuurlijk spelen en sporten, waarbij de natuur speelaanleiding biedt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0569.bpNKPbuytewechNrd-va02_0008.png"

In de wijk wordt ingezet op een hoge biodiversiteit door het creëren van een leefomgeving voor insecten zoals bijen en vlinders. Het gebied wordt ingericht met veel bloemrijk grasland en inheemse soorten. Deze inheemse soorten duiden de gebiedseigen flora- en fauna aan. Deze worden versterkt door te werken met natuurlijke oevers. Het groen in de wijk heeft ook een sociaal karakter doordat er in de wijk een voedselbos wordt aangelegd waar mensen elkaar kunnen ontmoeten en samen de eetbare en vruchtbare gewassen kunnen oogsten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0569.bpNKPbuytewechNrd-va02_0009.png"

Figuur 2.5 Sfeerimpressie Buytewech-Noord

Principe 3: Goed bestand tegen klimaatverandering

Buytewech-Noord ligt in een omgeving waar verschillende klimaataspecten een belangrijke rol spelen. De wijk ligt diep en in een natte omgeving. Om de wijk klimaatbestendig te maken worden de volgende toepassingen gedaan:

  • Toepassing van groen en water om hittestress tegen te gaan;
  • Minimaal en met lichte, natuurlijke materialen ophogen; selectieve ophoging aanleiding laten zijn voor specifieke natuurwaarden;
  • Toepassing van waterdoorlatende verharding of halfverharding om de infiltratie van hemelwater te bevorderen;
  • Met toepassing van groendaken en wadi's wordt hemelwater zo lang mogelijk vastgehouden.
  • Om een plezierig leef- en woonklimaat te maken is het noodzakelijk om zo goed mogelijk om te gaan met de verschillende klimaataspecten die op deze plek een rol spelen, waaronder het tegengaan of beperken van bodemdaling.

afbeelding "i_NL.IMRO.0569.bpNKPbuytewechNrd-va02_0010.png"

Principe 4: Goed en veilig bereikbaar

De wijk wordt ontsloten door een groene polderweg. Deze weg dient niet alleen als ontsluitingsweg, maar ook als recreatieve route. Dit principe wordt als volgt uitgewerkt in de wijk:

  • De infrastructuur is veilig en robuust, optimaal uitgerust voor sportief gebruik;
  • Langzaam verkeer wordt gestimuleerd door aantrekkelijke routes naar de aanliggende wijk en het centrum;
  • De erven worden ingericht op dubbelgebruik en duurzame mobiliteit;
  • De wijk wordt ontsloten door een aantrekkelijke groene route voor recreatie met passende voorzieningen, markeringspunten en rustpunten: 'Rondje Buytewech'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0569.bpNKPbuytewechNrd-va02_0011.png"

De inrichting en uitstraling van de wijk straalt uit dat de auto te gast is en dat de wijk een veilig en gezonde verblijfsgebied is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0569.bpNKPbuytewechNrd-va02_0012.png"

Figuur 2.6 Impressie landelijke uitstraling centrale ontsluitingsweg (bron: Landschapsplan Buytewech-Noord)

Principe 5: Zelfvoorzienend

De wijk wordt zoveel mogelijk zelfvoorzienend ingericht. Voorbeelden hiervan zijn het werken met deelauto's, duurzame verlichting, zonnepanelen e.d.

  • De oriëntatie van de woningen is dusdanig dat een optimale energie-opbrengst door middel van zonnepanelen mogelijk is;
  • Duurzaamheidsmaatregelen kunnen (selectief) op een markante en aantrekkelijke manier zichtbaar zijn in de wijk;
  • Duurzaamheidsmaatregelen stimuleren zoveel mogelijk het buurtgevoel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0569.bpNKPbuytewechNrd-va02_0013.png"

De centrale groene polderweg en de erven spelen ook in op de ambitie om zelfvoorzienend te zijn. Belangrijk uitgangspunt bij de duurzaamheidsmaatregelen is wel om zoveel mogelijk te kiezen voor collectieve systemen. De ruimtelijke structuur van het plan geeft aanleiding voor de locatie van zulke systemen.

2.2.4 Landschapsplan

In navolging op het Stedenbouwkundig Plan is er voor de sloten, openbare groen- en natuurstructuren in de wijk een Landschapsplan opgesteld door landschapsarchitect Peter Verkade. De grote groen- en natuurstructuren in en om de wijk zijn uiteenlopend van aard en in het Landschapsplan wordt per onderdeel een nadere beschrijving gegeven met bijbehorende streefbeelden. In figuur 2.7 is de hoofdopzet daarvan weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0569.bpNKPbuytewechNrd-va02_0014.png"Figuur 2.7 Hoofdopzet Landschapsplan Buytewech-Noord (d.d. 5 oktober 2021)

De afzonderlijke elementen die in het Landschapsplan nader zijn uitgewerkt, zijn hieronder opgesomd en voorzien van een korte beschrijving volgend uit het Landschapsplan:

  • Bloesem Entree
    • 1. bloemrijk
    • 2. bomen als natuurlijke entree en tegen hittestress
    • 3. voorziening voor energieopslag en wijkvoorzieningen (zoals pickuppoint)
  • De Polderlaan
    • 1. bloemrijke inrichting
    • 2. bomen tegen hittestress
    • 3. natuurvriendelijke en bloemrijke oevers
  • Het Buyte Hart
    • 1. bloemrijke inrichting
    • 2. natuurvriendelijke en bloemrijke oevers
    • 3. sport- en speelfaciliteiten
    • 4. potentiële locatie energievoorziening
    • 5. compostering en/of snoei- en tuinafval
    • 6. ontmoetingsplekken / Multifunctionele plekken
  • Het Bloeiende Bos
    • 1. bomen tegen hittestress
    • 2. bloemrijke inrichting
    • 3. natuurvriendelijke en bloemrijke oevers
  • Biodivers en Beweging
  • Ontmoetingsplekken
    • 1. sport- en spelfaciliteiten
    • 2. bomen tegen hittestress
    • 3. bloemrijke inrichting
    • 4. natuurvriendelijke en bloemrijke oevers.

Het Landschapsplan is integraal als Bijlage 1 bij dit bestemmingsplan opgenomen. In de bestemmingsregels Natuur en Groen is bovendien een relatie gelegd met de inrichtingsprincipes en de landschaps- en natuurwaarden uit het Landschapsplan, om zeker te stellen dat binnen deze bestemmingen de uitwerking van de inrichting plaatsvindt in aansluiting op het Landschapsplan.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie

In Nederland staan we voor urgente maatschappelijke opgaven. Grote en complexe opgaven zoals klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw zullen Nederland flink veranderen. Deze opgaven zijn niet meer op zichzelf staand op te lossen, maar grijpen in elkaar. Met de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) biedt het Rijk een perspectief om deze grote opgaven aan te pakken, om Nederland mooier en sterker te maken en daarbij voort te bouwen op het bestaande landschap en de (historische) steden.

De NOVI geeft weer voor welke uitdagingen we staan, wat daarbij de nationale belangen zijn, welke prioriteiten het Rijk stelt bij de inrichting van Nederland en hoe keuzes gemaakt worden bij de uitvoering daarvan.

De NOVI stelt een integrale aanpak voor: integraal, samen met andere overheden en maatschappelijke organisatie, en met meer regie vanuit het Rijk. Met steeds een zorgvuldige afweging van belangen werken aan de nationale prioriteiten:

  • ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  • een duurzaam en (circulair) economisch groeipotentieel;
  • sterke en gezonde steden en regio’s;
  • en een toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Toetsing

De NOVI kent een zeker abstractieniveau, waardoor het project Buytewech-Noord weinig directe relatie kent met dit nationale visiedocument. In algemene zin kan gesteld worden dat op projectniveau is gestreefd naar een duurzame wijk , waarin door middel van water en het beperken van verharding ook ingespeeld wordt op klimaatadaptatie en die met extra woningaanbod ook bijdraagt aan de doelstelling sterke en gezonde steden en regio's.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) heeft het Rijk ruimtelijke regels vastgelegd waar bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening mee gehouden dient te worden. Deze regels hebben betrekking op zaken van Rijksbelang, die met dit Besluit hun doorwerking hebben op ruimtelijke planvorming en besluitvorming op gemeentelijk niveau. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan (de bescherming van)(reserveringen voor) luchthavens, militaire terreinen, rijksinfrastructuur, grote rivieren en de energievoorziening.

Toetsing

Uit toetsing aan het Barro en de daarbij behorende kaarten waarop uiteenlopende Rijksbelangen zijn vastgelegd, blijk dat zich binnen het plangebied of de directe omgeving daarvan geen beperkingen gelden die de uitvoering van dit plan in de weg staan.

3.1.3 Woningbehoefte

Onderdeel van de nationale belangen zoals in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld, is een zorgvuldige afweging bij alle ruimtelijke besluiten. In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is daarvoor de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in art. 3.1.6. Op basis hiervan moet voor stedelijke ontwikkelingen de behoefte worden beschreven. Indien de stedelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied gepland is, moet worden gemotiveerd waarom deze niet binnen bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd.

De indicatieve ondergrens voor een stedelijke ontwikkeling is een functiewijziging of toename van 500m2 bebouwing of meer dan 11 woningen. In dit geval is met het toevoegen van 290 woningen aan de noordkant van Nieuwkoop sprake van een stedelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied. Met deze paragraaf wordt de woningbehoefte aangetoond, zoals bedoeld met de ladder van duurzame verstedelijking uit het Bro. Deze motivering is gebaseerd op verschillende provinciale, regionale en gemeentelijke beleids- en plandocumenten die hierna worden behandeld.

Regionale woonagenda Holland Rijnland 2017 (2018)

In de Regionale woonagenda is op basis van de provinciale Woningbehoefteraming 2016 gekeken naar de kwantitatieve en kwalitatieve aspecten van woningbouwontwikkeling. Het doel is om het aanbod zo goed mogelijk te laten aansluiten op de toekomstige behoefte: de juiste typen woningen op de juiste plaats. In de Regionale Woonagenda hebben de gemeenten afspraken met elkaar en met de provincie gemaakt over:

  • Een regionaal afgestemd kwalitatief en kwantitatief woningbouwprogramma met toepassing van de Ladder voor duurzame verstedelijking en gebaseerd op de actuele Woningbehoefteramingen.
  • Voldoende sociale woningbouw in relatie tot de doelgroep.
  • Aandacht voor kansrijke woonmilieus.
  • Aandacht voor locaties binnen bestaand stads- en dorpsgebied of daar aan grenzend; in dat geval is er bijzondere aandacht nodig voor een multimodale ontsluiting en landschappelijke kwaliteiten.

Prognose gewenste woningvoorraadtoename

De woningbehoefte blijkt uit de provinciale woningbehoefteberekeningen. Bij de bepaling van de behoefte (gewenste woningvoorraadgroei) wordt gewerkt met twee demografisch gestuurde ramingen: 'binnenlands migratiesaldo nul' (WBR) en 'binnenlands migratiesaldo trendmatig' (TR). De provincie stelt eens in de drie jaren het hoogste aantal woningen per regio vast als standaard voor de onderbouwing van de woningbehoefte.

In de regio Holland Rijnland komt de Trendraming het hoogste uit. In de periode 2019 - 2030 zijn op basis van de Trendraming meer dan 27.500 woningen nodig, waarvan 8.790 in de subregio Holland-Rijnland Oost en 1.910 in de gemeente Nieuwkoop.

Tabel 3.1 Trendraming Holland Rijnland

Holland Rijnland     2019   2020-2025   2025-2030   Totaal  
Holland Rijnland - Noord   TR 2019   730   3200   2540   6470  
Holland Rijnland - Oost   TR 2019   960   4320   3510   8790  
Holland Rijnland - West   TR 2019   1710   6190   4400   12300  
Totaal regio     3400   13710   10450   27560  

Tabel 3.2 Trendraming gemeente Nieuwkoop

    2019   2020-2025   2025-2030   Totaal  
Nieuwkoop   TR2019   230   940   740   1910  

Bron: https://staatvan.zuid-holland.nl/portfolio_page/prognoses-naar-gebied-en-periode/

Op dit moment werkt de provincie aan de publicatie van een geactualiseerde prognose van de woningbehoefte. Op regionaal niveau wordt in de periode 2021-2030 verwacht dat nog eens 7.700 extra woningen nodig zijn bovenop de TR 2019. Op lokaal en subregionaal niveau zijn nog geen aantallen bekendgemaakt, maar ook daar zal deze stijging in de woningbehoefte doorwerking hebben.

Monitoring en bijstelling van de afspraken is daarom noodzakelijk om te kunnen voorzien in de hogere woningbehoefte. De gemeente Nieuwkoop houdt zelf een woningbouwplanning bij om zicht te houden op de verhouding tussen de plancapaciteit en de behoefte. De gemeentelijke planning blijft binnen de woningbehoefteraming zoals opgenomen in de TR 2019, zodat overaanbod in de regio wordt voorkomen. De woningen die in dit plangebied worden toegevoegd zijn onderdeel van de woningbouwplanning.

Integraal woningbouwprogramma Nieuwkoop (2020)

Met nieuwe woningen kan tegemoet worden gekomen aan de groeiende druk op de woningmarkt, die zich onder meer uit in stijgende koopprijzen en langere wachttijden voor een sociale huurwoning, en aan de veranderende bevolkingssamenstelling. Er komen meer een- en tweepersoonshuishoudens en het aantal oudere inwoners dat langer zelfstandig thuis moet of wil wonen, neemt toe. Het integraal woningbouwprogramma van de gemeente Nieuwkoop speelt hier op in, door te bouwen voor doelgroepen. Door in de dorpen de juiste woningen te bouwen kan vertrek van starters en jongeren worden voorkomen, kunnen jonge gezinnen verder bouwen aan hun toekomst binnen de gemeente en wordt aan ouderen de kans geboden in hun eigen dorp te blijven wonen.

De trendraming (TR 2019) vormt de behoefteonderbouwing voor het integraal woningbouw-programma. De geprognotiseerde behoefte van 1.910 woningen in de periode 2019-2030 is als volgt verdeeld over verschillende woningtypen en doelgroepen:

Tabel 3.3: Gewenste woningbouwprogrammering gemeente Nieuwkoop 2019-2029.

afbeelding "i_NL.IMRO.0569.bpNKPbuytewechNrd-va02_0015.png"

Bron: integraal woningbouwprogramma

De doelgroepen voor Buytewech zijn: kleine huishoudens (1 tot 2 personen), starters, jonge gezinnen, ouderen en bijzondere doelgroepen.

De richtinggevende programmering voor Buytewech-Noord op gemeentelijke grond is als volgt:

Tabel 3.4 Richtinggevende programmering Buytewech-Noord (gemeentelijke gronden)

afbeelding "i_NL.IMRO.0569.bpNKPbuytewechNrd-va02_0016.png"

(bron: Bijlage 3 van het Integraal woningbouwprogramma)

Voor het deel met de particuliere grond worden nog afspraken gemaakt. Voorwaarde is dat het programma voldoet aan de uitgangspunten van het gemeentelijk woonbeleid en past binnen het programma zoals weergegeven in tabel 3.

Regionale afstemming

Over de woningbehoefte, en de invulling ervan, heeft regionale afstemming plaatsgevonden in de woonregio. Hierbij baseert de woonregio zich op de provinciale woningbehoefte-prognose, waarbij de regio, conform het uitgangspunt van de provincie, rekening houdt met 30% planuitval. Afstemming vindt plaats door middel van de provinciale planmonitor, waarin de regiogemeenten hun plannen kunnen invoeren. Het project Buytewech-Noord is in deze planmonitor opgenomen.

De provincie Zuid-Holland heeft ingestemd met het regionale woningbouwprogramma voor Holland-Rijnland (brief maart 2021). De provincie vermeldt hierbij dat de instemming geldt voor de kwantitatieve onderbouwing van de Ladder voor duurzame verstedelijking. De instemming is tevens onder voorwaarde dat het volgende woningbouwprogramma binnen de programmeringsruimte blijft van 130% van de nog te publiceren behoefteraming.

Woningbouw in Buytewech-Noord geeft invulling aan de doelstelling om een wezenlijke bijdrage te leveren aan de regionale en lokale verstedelijkingsopgave. In regionaal verband is afgesproken dat 25% van het programma uit sociale huurwoningen moet bestaan. Daar is in het programma voor Buytewech-Noord ook rekening mee gehouden. Voor de woningmarkt worden kansen gezien voor woonproducten die passen bij het landelijk woonmilieu. De woningen die worden gepland, geven invulling aan de behoefte aan landelijk wonen, gericht op een brede doelgroep op de woningmarkt.

Motivering locatiekeuze (waarom niet binnenstedelijk)

Het is niet mogelijk om in de gemeente Nieuwkoop meer dan 1.900 woningen binnenstedelijk toe te voegen in een landelijk dorps woonmilieu. Daarom is in de herijking van de structuurvisie (2016) de locatie Buytewech opgenomen als noodzakelijke uitbreiding.

Het uitgangspunt van de gemeente is dat hoofdzakelijk in of aan grotere kernen nieuwe woningbouwprojecten ontwikkeld worden. Dit zijn kernen die beschikken over een breed voorzieningenaanbod (zoals: winkels, recreatie, sport, onderwijs, zorg en openbaar vervoer). Het doel van dit beleid is om het voorzieningenniveau in deze dorpen op peil te houden of te versterken, hetgeen ook weer ten goede komt aan de inwoners van de kleinere kernen. Nieuwkoop is, samen met Ter Aar, Nieuwveen en Langeraar, een van die grotere kernen. Binnen de kern Nieuwkoop is Buytewech- Noord nog de enige grote uitbreidingslocatie die in aanmerking komt voor woningbouw.

Conclusie

Er is in de gemeente Nieuwkoop een grote woningbehoefte. Dit plan geeft mede invulling aan deze behoefte.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie provincie Zuid-Holland

Met het Omgevingsbeleid van Zuid-Holland streeft de provincie naar een optimale wisselwerking tussen gewenste ruimtelijke ontwikkelingen en een goede leefomgevingskwaliteit.

Het provinciaal omgevingsbeleid is gericht op het realiseren van maatschappelijke belangen en het

bereiken en in stand houden van een goede omgevingskwaliteit. Voor het realiseren van maatschappelijke belangen werken de provincie vanuit zes vernieuwingsambities, te weten:

  • 1. naar een klimaatbestendige delta;
  • 2. naar een nieuwe economie: the next level;
  • 3. naar een levendige meerkernige metropool;
  • 4. energievernieuwing;
  • 5. best bereikbare provincie;
  • 6. gezonde en aantrekkelijke leefomgeving.

Voor het realiseren van een goede omgevingskwaliteit werken de provincie vanuit twaalf samenhangende opgaven van het omgevingsbeleid, die de provincie van provinciaal belang acht. Samen geven deze ‘Opgaven Omgevingskwaliteit’ invulling aan de provinciale opgaven en belangen bij de zorg voor een goede omgevingskwaliteit. Het betreft de volgende opgaven:

  • 1. Landschap en cultuurhistorie: Beschermen, versterken en beleefbaar maken van de kwaliteit van het landschap, cultuurhistorische waarden en natuurlijke karakteristieken van de leefomgeving;
  • 2. Gezondheid en veiligheid: Zorgen voor een gezonde en veilige leefomgeving en het beperken van hinder;
  • 3. Natuur en recreatie: Behouden en versterken van natuurwaarden en het ontwikkelen van voldoende, aantrekkelijk en beleefbaar groen en water, waar mensen met plezier recreëren;
  • 4. Ruimte en verstedelijking: Zorgen voor een zorgvuldig ruimtegebruik en een compact, samenhangend en kwalitatief hoogwaardig bebouwd gebied;
  • 5. Wonen: Bevorderen van de beschikbaarheid van voldoende passende woningen in een aantrekkelijke leefomgeving, aansluitend op de behoeften van verschillende doelgroepen;
  • 6. Bodem en ondergrond: Zorgen voor een duurzaam, veilig en efficiënt gebruik van bodem en ondergrond;
  • 7. Cultuurparticipatie en bibliotheken: Ondersteunen van cultuurparticipatie en bibliotheken;
  • 8. Klimaatadaptatie: Bevorderen van een leefomgeving die de gevolgen van klimaatverandering en weersextremen kan opvangen;
  • 9. Zoetwater en drinkwater: Duurzaam voorzien in de behoefte aan zoetwater en waarborgen van de beschikbaarheid van voldoende drinkwater;
  • 10. Bereikbaarheid: Bevorderen van een goede en veilige bereikbaarheid, met een mobiliteitsnetwerk dat keuzevrijheid biedt en aansluit op de behoeften van reizigers en vervoerders;
  • 11. Regionale economie: Versterken van een vitale, innovatieve en toekomstbestendige regionale economie;
  • 12. Energievoorziening: Bevorderen van een betrouwbare, duurzame en efficiënte energievoorziening met een minimale uitstoot van broeikasgassen.

Toetsing

Het plan voor Buytewech-Noord is met grote zorg voor de wensen vanuit de omgeving, de inpassing in het landschap en de behoeften van toekomstige bewoners opgesteld. Daarmee draagt het bij aan een gezonde en aantrekkelijke leefomgeving.

De inpassing in het landschap komt met name tot uiting door de aansluiting bij de polderverkaveling, de grote delen aan groen en water in het plan en de maatvoering van de bebouwing (overwegend grondgebonden).

Zowel in de inrichting van de wijk als met de voorzieningen in de woningen wordt gestuurd op duurzaamheid en klimaatbestendigheid. De aansluiting op de omgeving zorgt voor een groot aantal verbindingen wat de bereikbaarheid ten goede komt. e maatregelen aan de kwaliteit van het landschap voorziet in woningbouw buiten bestaand stedelijk gebied. Hiermee wordt de kern Nieuwkoop uitgebreid en versterkt. De nieuwe woningen zijn bedoeld voor de (sociale) huursector. De woningen zullen gasloos en energieneutraal uitgevoerd worden. Op deze wijze sluit de beoogde ontwikkeling aan op de omgevingsvisie van de provincie Zuid-Holland.

Hiermee sluit het plan aan bij de provinciale doelstellingen. Een verdere toetsing aan de juridisch vastgelegde regels die vanuit de provincie doorwerken, volgt in de volgende paragraaf.

3.2.2 Omgevingsverordening Zuid-Holland (geconsolideerde versie april 2019)

In de Omgevingsverordening Zuid-Holland heeft de provincie (onder andere) ruimtelijke regels vastgelegd waar bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening mee gehouden dient te worden. Deze regels hebben betrekking op zaken van provinciaal belang, die met deze verordening hun doorwerking hebben op ruimtelijke planvorming en besluitvorming op gemeentelijk niveau.

Toetsing

In algemene zin zijn de bepalingen uit de Verordening ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit (artikel 6.9) en de Ladder van duurzame verstedelijking (artikel 6.10) altijd van toepassing.

Uit nadere controle van de regels en kaartbladen behorende bij de Omgevingsverordening blijken daarnaast voor dit plangebied ook provinciale regels te gelden ten aanzien van de 20Ke-contour van Schiphol (6.14).

Ruimtelijke kwaliteit

Artikel 6.9 van de Omgevingsverordening stelt eisen aan de ruimtelijke kwaliteit bij ruimtelijke ontwikkelingen. Daarbij onderscheidt de Verordening 3 niveaus, oplopend van inpassen, naar aanpassen tot transformeren. Onderstaand is de regeling uit de Verordening opgenomen die aangeeft welke voorwaarden (per niveau) worden gesteld.

Een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, onder de volgende voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit:

  • 1. de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, voorziet geen wijziging op structuurniveau, past bij de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart (inpassen);
  • 2. als de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, maar wijziging op structuurniveau voorziet (aanpassen), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft door:
    • a. zorgvuldige inbedding van de ontwikkeling in de omgeving, rekening houdend met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart, en
    • b. het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen als bedoeld in het derde lid;
  • 3. als de ruimtelijke ontwikkeling niet past bij de bestaande gebiedsidentiteit (transformeren), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe ontwikkeling is gewaarborgd door:
    • a. een integraal ontwerp, waarin behalve aan de ruimtelijke kwaliteit van het gehele gebied ook aandacht is besteed aan de fysieke en visuele overgang naar de omgeving en de fasering in ruimte en tijd, alsmede rekening is gehouden met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart, en
    • b. het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen als bedoeld in het derde lid.

De eerste vraag is daarom op welk niveau de ontwikkeling van Buytewech-Noord moet worden ingeschaald. Hoewel de gronden momenteel nog agrarisch bestemd zijn, is de functie wonen geen gebiedsvreemde functie. Het plangebied betreft immers exact de huidige overgang van de woonkern naar het buitengebied, die met de ontwikkeling van de wijk wordt opgeschoven. Omdat op deze wijze wordt aangesloten bij de bestaande functie wonen, wordt geoordeeld dat met deze ontwikkeling sprake is van aanpassen. De gebiedsidentiteit wijzigt immers niet, maar er is met de fysieke ingrepen duidelijk sprake van wijzigingen op structuurniveau.

Dit maakt dat aangetoond moet worden dat sprake is van een zorgvuldige inbedding van de ontwikkeling in de omgeving, rekening houdend met de relevante richtpunten van de (provinciale) kwaliteitskaart en dat er zo nodig maatregelen getroffen moeten worden zoals bedoeld in het derde lid.

Gelet op de vertreksituatie zijn met name de laag van de natuur- en cultuurlandschappen en de laag van de stedelijke occupatie relevant.

Laag van de natuur- en cultuurlandschappen 

De laag van de natuur- en cultuurlandschappen laat zien dat het plangebied is aangemerkt als 'Droogmakerij (klei'). De kwaliteitskaart omschrijft over dit type landschap dat droogmakerijen zijn ontstaan uit natuurlijke meren en uit verveningen. Ze hebben een duidelijke begrenzing door een ringdijk, ringvaart of oude hoge oeverlanden. Het landschap is visueel open (tenzij het is verstedelijkt), grootschalig en ligt gemiddeld enkele meters lager dan de omgeving. De droogmakerij kent een aangelegd watersysteem met hoofdtochten, gemaal en een regelmatige basisverkaveling. Ontginningsboerderijen liggen op regelmatige afstand langs de ontginningsweg. Elke droogmakerij heeft haar eigen ordening en maat; kavelgrootte en lengte-breedte-verhouding zijn uniek. Deze typerende opbouw is bepalend voor de manier van inpassing van nieuwe ontwikkelingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0569.bpNKPbuytewechNrd-va02_0017.png"

Figuur 3.6 Laag van de cultuur- en natuurlandschappen (Kwaliteitskaart provincie

Zuid-Holland)

Richtpunten binnen dit type gebied zijn:

  • de droogmakerij blijft als eenheid herkenbaar door het beleefbaar houden van de randen (ringdijk of –vaart) en het hoogteverschil tussen laaggelegen droogmakerij en omringend land.
  • Behoud van de (ring)dijk en/of vaart als herkenbare landschappelijke structuurdrager en begrenzing van de droogmakerijpolders;
  • Nieuwe ontwikkelingen in de droogmakerij worden vormgegeven als eigentijdse objecten aan de ontginningslijnen, passend bij de schaal en het patroon van de rechthoekige verkaveling, met strakke groene omzoming en behoud van ruime doorzichten.

Aan deze uitgangspunten wordt voldaan doordat het plan niet raakt aan de randen van de droogmakerijen en qua verkavelingspatroon aansluit bij de aansluitende rechtlijnige verkaveling van het open, agrarisch gebied. Deze hoofdopzet van de verkaveling is ook als zodanig vastgelegd in de bestemmingen op de verbeelding bij dit bestemmingsplan.

Laag van de stedelijke occupatie

De laag van de stedelijke occupatie toont langs de rand van de bestaande dorpskern de markering 'stads- en dorpsranden'. De stads- en dorpsrand is de zone op de grens van bebouwd gebied en landschap. Het is het deel van stad of dorp met potentie voor een hoogwaardig en geliefd woonmilieu, doordat hier de genoegens van stedelijk en buiten wonen bij elkaar komen. Voor de vormgeving daarvan onderscheidt de provincie drie typen 'overgangskwaliteiten'. Het front, het contact en de overlap. Het richtpunt binnen dit type gebied is:

  • ontwikkelingen aan de stads- of dorpsrand dragen bij aan het realiseren van een rand met passende overgangskwaliteit (front, contact of overlap).

afbeelding "i_NL.IMRO.0569.bpNKPbuytewechNrd-va02_0018.png"

Figuur 3.7 Laag van de stedelijke occupatie (Kwaliteitskaart provincie Zuid-Holland)

Uitgangspunt bij ontwikkelingen aan dorpsranden is de contactkwaliteit. Dit wordt als volgt omschreven:

Bebouwd gebied en landschap zijn verbonden door zichtbare en begaanbare doorlopende structuren, zoals wegen, paden, dijken, lanen, linten of waterlopen. De structuur die stad en land verbindt, kan een herkenbare landschappelijke onderlegger hebben als een strandwal of rivier. In andere situaties is het kavelpatroon doorlopend. Stad en ommeland blijven beide in hun eigen hoedanigheid herkenbaar en onderscheidend, maar worden in staat gesteld in elkaar door te dringen. Deze soort overgang is typisch voor dorpen of buitenwijken, waarbij de stedenbouwkundige opzet bijvoorbeeld geënt is op het oorspronkelijke landschappelijke (kavel)patroon.

Het plan Buytewech-Noord sluit hierbij aan door de structuur van de waterlopen, die langs de buitenranden en voor een belangrijk deel ook binnen het plangebied is geënt op de bestaande rechtlijnige waterlopen en verkavelingsstructuur van het agrarisch gebied.

Hiermee kennen 'stad' en 'ommeland' ieder hun eigen hoedanigheid, maar worden ze op een passende manier met elkaar verbonden. Wat hier verder aan bijdraagt zijn de mate van groen en natuur in het plangebied. Bij de vormgeving van de wooneilanden wordt hier op basis van het gemeentelijk Landschapsplan verder rekening mee gehouden.

Beschermingscategorie

Naast het dusdanig vormgeven van het plan dat in voldoende mate aansluiting wordt gevonden bij de kwaliteiten van het gebied, kent artikel 2.10 ook een bepaling waarbij een aantal beschermde gebieden zijn aangewezen. Nieuwe ontwikkelingen daarbinnen zijn in de regel niet toegestaan.

Uit een uitsneden van de daarvoor bedoelde kaart uit de Omgevingsverordening, blijkt dat er binnen het plangebied geen gronden zijn die als zodanig zijn beschermd. Wel grenst het plangebied aan zo'n beschermingsgebied. Dit betreft een belangrijk weidevogelgebied aan de noordwestzijde van het plangebied. Hoewel er binnen het plangebied in strikte zin geen beperkingen zijn opgelegd, wordt in paragraaf 4.7 wel inzicht gegeven in de effecten van het plan op het weidevogelgebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0569.bpNKPbuytewechNrd-va02_0019.png"

Figuur 3.8 Beschermingscategorieën ruimtelijke kwaliteit

Gelet op bovenstaande motivering blijkt dat het plan aansluit bij de bepalingen ten aanzien van kwaliteit die voortvloeien uit de provinciale Omgevingsverordening.

Ladder van duurzame verstedelijking

Artikel 6.10 van de Omgevingsverordening bepaalt dat bestemmingsplannen waarmee een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt, een toelichting moeten geven op de behoefte daaraan overeenkomstig de bepalingen uit het Bro. In paragraaf 3.1.3 bij de toetsing aan het Bro is hier reeds in voorzien.

Daarnaast bepaalt artikel 10 dat voor zover het gaat om stedelijke ontwikkelingen groter dan 3 ha en deze plaatsvinden buiten bestaand stads- en dorpsgezicht, gebruik gemaakt dient te worden van de locaties die zijn opgenomen in het provinciale Programma Ruimte.

Uit figuur 3.9 blijkt dat de locatie Buytewech-Noord buiten de begrenzing van het bestaand stads- en dorpsgebied uit de provinciale Omgevingsverordening valt. De grens daarvan ligt immers strak om de huidige woonkern, waarbij Park Buytewech nog net binnen de grens valt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0569.bpNKPbuytewechNrd-va02_0020.png"

Figuur 3.9 Uitsnede begrenzing Bestaand stads- en dorpsgebied

Dit houdt in dat de locatie aangemerkt moet zijn als ontwikkellocatie in het Programma Ruimte van de provincie. Een uitsnede daarvan is opgenomen in figuur 3.10. Uit de kaart blijkt dat Buytewech-Noord als ontwikkellocatie is aangewezen en uit de tabellen van het Programma Ruimte blijkt dat hier een reservering van 17 ha is toegekend door de provincie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0569.bpNKPbuytewechNrd-va02_0021.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0569.bpNKPbuytewechNrd-va02_0022.png"

Figuur 3.10 Aanwijzing Buytewech-Noord als ontwikkellocatie > 3 ha

De omvang van het gehele plangebied bedraagt circa 23,5 ha. Van die totale oppervlakte worden ook grote delen ingericht als groen, water en natuur. Deels vanwege de beperkingen die er vanuit Schiphol gelden (meer hierover bij het volgende kopje), deels vanwege de inpassing richting de omgeving en deels vanwege de ruimtelijke kwaliteit binnen het plangebied zelf. Wanneer het groene middengebied en de natuurontwikkeling aan de noordwestzijde van gezamenlijk ruim 7,5 ha, die ook als zodanig worden bestemd, op het totaaloppervlak in mindering worden gebracht worden, resteert een omvang van circa 16 ha aan stedelijke ontwikkeling. Hiermee voldoet de ontwikkeling aan de reservering die daarvoor in het Programma Ruimte is opgenomen. Daarbij wordt opgemerkt dat de aanduiding van een locatie op de kaart (zie fig. 3.1) een indicatieve aanduiding betreft. Vanuit de provincie geldt het principe dat in het bestemmingsplan waarmee de ontwikkeling daadwerkelijk mogelijk wordt gemaakt, voorzien dient te in een motivering van de inrichting en de inpassing van de ontwikkeling binnen de daarvoor geldende kaders voor ruimtelijke kwaliteit. Hier is onder het vorige kopje op ingegaan.

20Ke-contour

Artikel 6.14 omvat regels over het toestaan van nieuwe woningen binnen de 20Ke-contour van Schiphol. De 20 Ke-contour is een planologische contour bedoeld om terughoudendheid te betrachten voor wat betreft woningbouw buiten bestaand stads- en dorpsgebied. Deze terughoudendheid is enerzijds ingegeven vanuit het oogpunt van de bescherming van mensen tegen vliegtuiggeluid, en anderzijds om voldoende ruimte te laten voor (toekomstige) ontwikkelingen (zoals veranderingen in aanvliegroutes) van de mainport Schiphol.

Binnen de 20 Ke-contour wordt buiten bestaand stads- en dorpsgebied in principe geen grootschalige woningbouw toegestaan. Woningbouw in dat gebied wordt niet volledig uitgesloten om het buitengebied en het belang van woningbouw niet volledig op slot te zetten. Vanwege de continuïteit van overheidsbeleid blijven nog niet gerealiseerde woningbouwlocaties binnen de voormalige rode contour uit de streekplannen van 2003 daarom wel mogelijk.

In figuur 3.11 is een uitsnede opgenomen van de bij deze regeling behorende kaart uit de Verordening. Hieruit blijkt dat de 20Ke-contour schuin over de achterzijde van het plangebied ligt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0569.bpNKPbuytewechNrd-va02_0023.png"

Figuur 3.11 Uitsnede kaartblad 20Ke-contour

De Verordening stelt in artikel 6.14 dat er binnen deze zone uitsluitend nieuwe woningen zijn toegestaan voor zover dat binnen het bestaand stads- en dorpsgebied plaatsvindt of als één van de volgende uitzonderingssituaties aan de orde is:

  • woningbouw binnen de voormalige bebouwingscontour van de streekplannen uit 2003, waarvan de plaats is vastgelegd in de Verordening (zie eveneens figuur 3.11)
  • de toevoeging van ten hoogste enkele woningen in reeds aanwezige lintbebouwing;
  • de toevoeging van ten hoogste enkele greenportwoningen, als bedoeld in de Intergemeentelijke Structuurvisie Greenport Duin- en Bollenstreek;
  • de toevoeging van ten hoogste enkele woningen volgens het principe ruimte voor ruimte, waarbij de ruimtelijke kwaliteit wordt verbeterd door de sloop van overtollige bebouwing en kassen;
  • het omzetten van bedrijfswoningen naar burgerwoningen; of
  • bedrijfswoningen, voor zover noodzakelijk voor de bedrijfsvoering.

Met de genoemde bepalingen is bij het opstellen van het stedenbouwkundig plan voor Buytewech-Noord reeds rekening gehouden. De nieuwe woningen die binnen de 20Ke-contour liggen, zijn zodanig gesitueerd dat zij passen binnen de bebouwingscontour zoals die in het Streekplan van 2003 gold en waar het verbod op woningbouw niet op van toepassing is. De overige gronden van het project die binnen de 20Ke-contour vallen, betreffen het middengebied en de noordwestzijde van het project. Deze gronden worden ingericht met groen, water, natuur en infrastructuur. In de wijze van bestemmen is hier rekening mee gehouden, door specifieke delen als Groen of Natuur te bestemmen, zodat woningbouw binnen de 20 Ke-contour niet mogelijk is voor zover deze gronden in 2003 buiten de bebouwingscontour lagen. Op deze wijze voldoet het plan op dit punt aan de Omgevingsverordening.

De Omgevingsverordening stelt verder dat wanneer er nieuwe woningen die binnen de 20Ke-contour mogelijk worden gemaakt, er in dat geval in de toelichting van het bestemmingsplan rekenschap gegeven dient te worden van het feit dat er op de betreffende locatie sprake is van geluid van het luchtvaartverkeer en dat gemotiveerd wordt waarom er op de betreffende locatie woningen bestemd worden. Dit komt verder aan bod in paragraaf 3.3.4, waarin de gemeentelijke beleidsregel 'Wonen en vliegen' aan de orde komt, die op 11 mei 2017 door de raad is vastgesteld en die vervolgens op 26 mei 2017 in werking is getreden. Het aspect luchtvaartlawaai is daarnaast meegenomen in het akoestisch onderzoek dat als Bijlage 11 bij de toelichting is opgenomen. Met dit onderzoek is de cumulatieve geluidbelasting inclusief luchtvaartlawaai in beeld gebracht.

3-hectare kaart

Op de provinciale kaart 'woningbouwlocaties, bedrijventerreinen en andere stedelijke ontwikkelingen' (ook wel genoemd: '3 ha kaart'), zijn nog te ontwikkelen woningbouwlocaties, bedrijventerreinen en andere stedelijke ontwikkelingen groter dan 3 ha buiten bestaand stads- en dorpsgebied (BSD) opgenomen. Als een locatie is opgenomen op de '3 ha kaart' betekent dit dat de provincie op hoofdlijnen geen ruimtelijk bezwaar heeft tegen de betreffende ontwikkeling. Het plangebied Buytewech-Noord is opgenomen op deze kaart.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie Nieuwkoop

De gemeente ziet zich in de nabije toekomst gesteld voor een aantal ruimtelijke opgaven. In de Structuurvisie Nieuwkoop wordt beschreven welke ambities de gemeente heeft voor de toekomst. Volgens de structuurvisie is de gemeente in 2040 een groene, ondernemende en op duurzaamheid gerichte gemeenschap met sterke contrasten tussen de kernen, het agrarisch landschap en het natuurgebied. In de structuurvisie wordt de kern Nieuwkoop aangemerkt als een woonkern type A. De A kernen zijn de grotere dorpen van de gemeente. Ze beschikken over een voorzieningenaanbod met winkels, recreatieve attracties en sportaccommodaties. Voor de kern Nieuwkoop zijn de volgende twee deelgebieden van belang:

  • Deelgebied De Nieuwkoopse Plassen: in 2040 is dit gebied een natuurgebied van formaat waar ook sommige passende vormen van extensieve recreatie plaatsvinden. Nieuwkoop heeft zich helemaal gericht op het 'groenblauwe' thema;
  • Kansen voor de kernen: het op peil houden van de leefbaarheid van de kernen in de gemeente is een speerpunt.

De doelen voor 2040 worden onderverdeel in zes thema's:

  • 1. Duurzaamheid;
  • 2. Bereikbaarheid voor auto, fiets en over water;
  • 3. Toekomst voor agrarisch sector, kassen, natuur en landschap;
  • 4. Robuust en duurzaam watersysteem;
  • 5. Ontwikkeling recreatie en toerisme;
  • 6. Bouwen voor de toekomst.

In 2016 heeft een herijking van de structuurvisie plaatsgevonden. Hierin wordt teruggeblikt naar de doelen uit de structuurvisie en welke hiervan behaald zijn. In de herijking wordt gekeken welke doelen tot 2040 gelijk blijven en welke ambities bijgesteld moeten worden. Wat betreft woningbouw wordt hierin geconcludeerd dat vastgehouden wordt aan het realiseren van de 430 woningen buiten de provinciale rode contour voor het transformeren van de Noordse Buurt, waaronder de woningen in Buytewech-Noord.

Met dit bestemmingsplan wordt de realisatie van de wijk Buytewech-Noord mogelijk gemaakt wat bijdraagt aan de toekomstige versterking van de leefbaarheid van Nieuwkoop en aan de realisatie van het gestelde doel van de 430 woningen.

3.3.2 Integraal woningbouwprogramma Nieuwkoop

Met het integraal woningbouwprogramma Nieuwkoop legt het college de focus op het bouwen voor doelgroepen. In voorgaande jaren werd bij de woningbouwprogrammering, mede ingegeven door saneringsopgaven als de Zuidhoek en de Noordse Buurt, vooral gedacht in woonproducten zoals rijtjeswoningen, tweekappers en vrijstaand. Met het nieuwe woningbouwprogramma ligt de nadruk op het specifiek bouwen van betaalbare woningen voor de doelgroepen starters, ouderen en jonge gezinnen en op bouwen voor doorstroming.

Het gepresenteerde woningbouwprogramma heeft als startdatum 1 januari 2019. Hiermee wordt een relatie gelegd met de provinciale woningbehoeftecijfers. De provincie heeft berekend dat in Nieuwkoop vanaf 1 januari 2019 voor een periode van 10 jaar 1.910 woningen moeten worden gerealiseerd om te kunnen voorzien in de woningbehoefte van de gemeente.

Een verdere toetsing van het project Buytewech-Noord aan het gemeentelijk woningbouwprogramma is reeds opgenomen in paragraaf 3.1.3.

3.3.3 Doelgroepenverordening

Het Integraal woningbouwprogramma stuurt zogezegd minder op producten en meer op prijsklassen en doelgroepen. Om te zorgen dat de woningen die worden gerealiseerd voor specifieke doelgroepen ook op de lange termijn aan deze groepen kunnen worden toegewezen - dat wil zeggen ook als deze woningen op den duur voor nieuwe bewoners beschikbaar komen - heeft de gemeente Nieuwkoop een afzonderlijke Doelgroepenverordening opgesteld. De doelgroepenverordening is een sturingsinstrument waarmee de gemeente voor de categorieën sociale huur, middenhuur, goedkope koop en particulier opdrachtgeverschap de maximum prijsgrenzen, de bijbehorende doelgroepen en de instandhoudingstermijnen kan bepalen. Met een doelgroepenverordening kan de gemeente uitvoering geven aan het woningbouwprogramma.

3.3.4 Beleidsregel 'Wonen en Vliegen'

De gemeenteraad van Nieuwkoop heeft op 11 mei 2017 de beleidsregel Wonen & vliegen (nieuwbouw binnen 20 Ke contouren en LIB 4) vastgesteld. De beleidsregel is op 26 mei 2017 in werking getreden. Met deze beleidsregel legt de gemeente vast op welke wijze zij ‘rekenschap’ geeft in bestemmingsplannen wanneer daarmee woningen mogelijk worden gemaakt binnen de 20Ke-contour van Schiphol.

Zoals in paragraaf 3.2.2 al is onderbouwd, is in dit geval voor een deel van het plangebied sprake van woningbouw binnen de 20Ke-contour wat in deze vorm mogelijk is gelet op het feit dat deze woningen (de zuidwesthoek van het plangebied) binnen de voormalige bebouwingscontour van het stads- en dorpsgebied van het streekplan Zuid-Holland Oost 2003 liggen.

Met deze beleidsregel heeft de gemeente aangegeven op welke wijze rekenschap wordt gegeven in bestemmingsplannen over (bijvoorbeeld) de geluidsbelasting van nieuwe woningen en indien nodig maatregelen om het geluidsniveau binnen de woning te verminderen. In de toelichting van het bestemmingsplan dient extra aandacht te worden besteed aan de afweging van de belangen die met de beoogde woningbouw binnen 20 Ke contour zijn gemoeid. Er wordt een afweging gemaakt waarbij de lokale leefbaarheid en vitaliteit een belangrijke rol spelen.

De geluidbelasting als gevolg van luchtvaartlawaai is meegenomen in het akoestisch onderzoek dat als Bijlage 11 bij de toelichting is opgenomen. Met dit onderzoek is de cumulatieve geluidbelasting inclusief vliegtuiglawaai in beeld gebracht. Deze gecumuleerde geluidbelasting bedraagt 59 dB voor de nieuwe woningen van Buytewech-Noord, welke waarde voornamelijk wordt bepaald door luchtvaartlawaai. Ter hoogte van Nieuwveenseweg 29a, bedraagt de gecumuleerde geluidbelasting 63 dB, wat voornamelijk bepaald wordt door wegverkeer (N231).

Er kan in dit geval op de volgende wijze rekenschap worden gegeven aan de keuze om op de onderhavige locatie, die deels binnen de 20 Ke-contour van Schiphol ligt, woningbouw te realiseren:

  • 1. De woningen worden gebouwd overeenkomstig het bepaalde in het Bouwbesluit, waarmee ook regels over de binnenwaarde (van geluid) van toepassing zijn.
  • 2. Door middel van geluidadaptief bouwen zijn er mogelijkheden om ook verdere maatregelen te treffen die de mate van geluidhinder inperken.
  • 3. De gemeente zal richting ontwikkelaars en toekomstige bewoners een actieve communicatie voeren dat er sprake is van een met vliegtuiggeluid belaste locatie. Waar nodig zal dit ook in overeenkomsten worden vastgelegd met een kettingbeding.
  • 4. De woningen voorzien in een concrete woningbouwbehoefte, zoals ook is aangetoond bij de onderbouwing van de Ladder van duurzame verstedelijking in 3.1.3. Het woningbouwprogramma dat in dit geval wordt gerealiseerd is gericht op uiteenlopende doelgroepen en uiteenlopende prijsklassen, waarmee in een brede behoefte wordt voorzien.
  • 5. De gemeente Nieuwkoop heeft in (de herijking van) haar Structuurvisie reeds verantwoord dat voor woningbouwlocaties van deze omvang locaties benodigd zijn buiten BSD. De provincie hanteert daarvoor met haar Omgevingsverordening strikte voorwaarden, waaronder het gebruik maken van daartoe aangewezen locaties voor projecten met een omvang als deze. Hier is in paragraaf 3.2.2 van gemotiveerd dat deze locatie één van de door de provincie aangemerkte locaties is.
  • 6. In de gemeentelijke Structuurvisie is eveneens gekozen voor het uitgangspunt dat woningbouwontwikkelingen in de basis binnen of aan de A-kernen van de gemeente worden gerealiseerd. Dit zijn de kernen waarbinnen zich de meeste voorzieningen bevinden. Door nieuwe woningen hier te realiseren, dragen zij bij aan het in stand houden van het voorzieningenniveau in Nieuwkoop en daarmee aan de vitaliteit van de kern.
  • 7. Binnen de wijk Buytewech-Noord wordt eveneens ingezet op leefbaarheid en vitaliteit. Dit is uitgebreid aan de orde gekomen in paragraaf 2.2 waarin de opzet van de wijk wordt beschreven. De mate van natuur, groen en water, de ambities op het gebied van duurzaamheid en biodiversiteit en de aanleg van voorzieningen in het openbaar gebied om deze kwaliteiten beleefbaar te maken, dragen bij aan de leefbaarheid en vitaliteit binnen de wijk zelf.

Met inachtneming van het vorenstaande is bouwen binnen de 20Ke-contour verantwoord.

Hoofdstuk 4 Sectorale aspecten

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de voor dit bestemmingsplan relevante omgevingsaspecten beschreven.

4.2 Archeologie

Toetsingskader

Het plangebied Buytewech-Noord is gelegen in een zone waarvoor op grond van vigerende bestemmingsplan Kern Nieuwkoop de dubbelbestemming Waarde- Archeologie 2 geldt. De voor Waarde-Archeologie 2 aangewezen gronden zijn mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden. In dit gebied gelden voor ruimtelijke plannen de volgende criteria: archeologisch onderzoek moet plaatsvinden, indien de bodem wordt verstoord over een oppervlakte van meer dan 2500 m2 en dieper dan 50 cm. Op de provinciale archeologische verwachtingskaart is het gebied aangeduid met een hoge verwachting vanwege de aanwezigheid van stroomgordels in de ondergrond.

Onderzoek

In opdracht van de gemeente Nieuwkoop heeft ADC ArcheoProjecten in augustus en september 2015 een Inventariserend Veldonderzoek uitgevoerd op de locatie Buytewech-Noord in Nieuwkoop, gemeente Nieuwkoop. De resultaten van dit onderzoek zijn verwoord in het onderzoeksrapport zoals opgenomen in Bijlage 2 bij deze toelichting.

Uit dit onderzoek blijkt dat vanwege het ontbreken van sporen van bodemvorming en de geringe rijping van de kreekafzettingen de archeologische verwachting voor het Neolithicum naar beneden kan worden bijgesteld. Geadviseerd wordt om het terrein vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling.

Met het oog op mogelijke toevalsvondsten, verdient het de aanbeveling om de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht archeologische vondsten te melden bij de bevoegde overheid.

Conclusie

Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

4.3 Bodem

Toetsingskader

Het wettelijk kader bij de bepaling van de mate en ernst van bodemverontreiniging wordt gevormd door de Wet bodembescherming (Wbb). Op grond van de mate en omvang van een verontreiniging in grond en/of grondwater wordt bepaald of, conform de Wbb, sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Hierop is de principiële noodzaak tot sanering gebaseerd. In de Wbb wordt op basis van risico's voor mens en ecosystemen vervolgens onderscheid gemaakt tussen spoedeisende en niet spoedeisende sanering. Als een sanering spoedeisend is, dient binnen vier jaar aangevangen te worden met de sanering. Als geen sprake is van een spoedeisende sanering, kan sanering worden uitgesteld totdat op de locatie een herinrichting en/of bestemmingswijziging aan de orde is.

Voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, moet worden aangetoond dat de bodemkwaliteit goed genoeg is om te bebouwen ten behoeve van de toegekende bestemming (bodemgeschiktheids-verklaring): er mag pas worden gebouwd als de bodem schoon genoeg is bevonden. In het kader van de bouwplannen zal - afhankelijk van de aan te vragen activiteit - de bodem ter plaatse nader worden onderzocht. Indien nodig zal de bodem voorafgaand of tijdens de bouw geschikt gemaakt worden op basis van de nota "Naar een gezamenlijk Bodemsaneringsbeleid in provincie en stad".

Onderzoek

Voor het plangebied zijn de volgende bodemonderzoeken uitgevoerd:

  • Verkennend en aanvullend bodem- en waterbodemonderzoek Buytewech-Noord Nieuwkoop, door BSAdviezen, kenmerk 15.914, d.d. 14 april 2015 (hierna: verkennend bodemonderzoek 2015, zie bijlage 3)
  • Rapport betreffende een verkennend bodemonderzoek en asbestonderzoek Buytewech-Noord te Nieuwkoop, door IDDS B.V., kenmerk 1703K260/JHA/rap1, d.d. 14 juni 2017 (hierna: verkennend bodemonderzoek 2017, zie bijlage 4)
  • Rapport betreffende een aanvullend bodemonderzoek Buytewech-Noord te Nieuwkoop, door IDDS B.V., kenmerk 1703K260/JHA/rap2, d.d. 21 maart 2018 (hierna: aanvullend bodemonderzoek 2018, zie bijlage 5)

In verband met de voorgenomen aanleg van een nieuwe toegangsbrug heeft de gemeente Nieuwkoop gevraagd om een verkennend onderzoek ter plaatse van beide oevers van de watergang. Dit onderzoek is opgenomen in het aanvullend bodemonderzoek uit 2018.

Verkennend bodemonderzoek 2015

Uit het verkennend onderzoek van 2015 blijkt dat de onverdachte grond ter plaatse van de weilanden niet tot hooguit licht verontreinigd is. De puinhoudende grond ter plaatse van de bruggenhoofden en het kavelpad is niet verontreinigd met asbest en hooguit licht verontreinigd met de overige onderzochte stoffen. Het grondwater is plaatselijk matig tot sterk verontreinigd met zink, kobalt en nikkel. Er zijn geen bronnen aanwijsbaar voor de verhoogde concentraties in het grondwater.

Verkennend bodemonderzoek 2017

Ten tijde van het verkennend onderzoek van 2017 zijn in de onverdachte monsters van de grond hooguit licht verhoogde gehalten gemeten. Ter plaatse van een niet eerder onderzochte gedempte sloot zijn bodemvreemde materialen aangetroffen in de vorm van baksteen, beton en kolengruis. Plaatselijk is de bovengrond daardoor sterk verontreinigd met PAK. Er zijn geen verhoogde gehalten aan asbest gemeten. Het grondwater is plaatselijk matig verontreinigd met nikkel. De sterk verhoogde concentraties die in 2015 in het grondwater zijn gemeten zijn niet gereproduceerd.

Aanvullend bodemonderzoek 2018

PAK-verontreiniging

Tijdens het aanvullend onderzoek in 2018 zijn in het verlengde van de gedempte sloot afperkende boringen rondom de met PAK verontreinigde boring 13 geplaatst. In de opgeboorde grond zijn geen bijmengingen met bodemvreemde materialen waargenomen. In één van de afperkende boringen is echter wel een sterk verhoogd gehalte aan PAK gemeten. Hiermee is de omvang nog niet geheel vastgesteld. Er wordt geadviseerd de sterke verontreiniging voorafgaande aan de herinrichting af te graven. Middels enkele afperkende boringen kan worden vastgesteld of sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging en of voor de sanering een BUS-melding, dan wel een plan van aanpak nodig is.

Slootdemping

Ter plaatse van de vermoedelijke slootdemping zijn geen bodemvreemde materialen aangetroffen. De bovengrond is plaatselijk licht verontreinigd met zware metalen en PAK, in de ondergrond zijn geen verhoogde gehalten gemeten. Er is zintuiglijk en analytisch geen asbest aangetroffen.

Nieuwe toegangsbrug

Onder de met asfalt verharde oprit van de bestaande brug zijn sterke bijmengingen met metselpuin aangetroffen. Er is zintuiglijk en analytisch geen asbest aangetoond. De grond ter plaatse van de oevers is hooguit licht verontreinigd met zware metalen, PAK en minerale olie.

Conclusies

De licht verhoogde gehalten die in de grond en het grondwater zijn gemeten geven geen aanleiding voor vervolgstappen. De milieuhygiënische kwaliteit vormt geen belemmering voor de voorgenomen herontwikkeling. Wel dient de sterke verontreiniging met PAK rond boring 51 en 102 te worden ontgraven (zie voor de locatie van de boringen het aanvullend bodemonderzoek 2018). Middels een aantal aanvullende boringen moet worden vastgesteld of sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging en of een BUS-melding of werkplan aan de Omgevingsdienst moet worden voorgelegd. Hoewel de puinhoudende grond binnen het plangebied over het algemeen niet sterk verontreinigd is en voor zover bekend geen asbest bevat, verdient het de voorkeur om puinlagen en puinhoudende grond ter plaatse van te realiseren woonkavels te verwijderen. Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.4 Bedrijven en milieuhinder

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om een belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt gebruik gemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.

Onderzoek

In de beoogde situatie worden woningen gerealiseerd. Hiermee wordt een milieuhinderlijke functie opgericht en moet worden getoetst aan de richtafstanden zoals vermeld in de VNG-brochure. In de omgeving van het plangebied bevinden zich voornamelijk woonbestemmingen en op grotere afstand ook bedrijven waardoor de omgeving getypeerd kan worden als 'rustige woonwijk'.

In de omgeving van het plangebied bevinden zich de volgende milieurelevante bedrijven. De afstanden zijn gemeten tussen het plangebied en het planvlak met een bedrijfsbestemming, tenzij anders aangegeven.

Tabel 4.1 Overzicht milieurelevante bedrijven in de omgeving van het plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0569.bpNKPbuytewechNrd-va02_0024.png"

Uit bovenstaande tabel blijkt dat wordt voldaan aan de richtafstanden tot het plangebied. De omliggende bedrijven worden niet belemmerd door het plan en ter plaatse van de woningen is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Beoordeling maximale planologische mogelijkheden

Rondom het plangebied zijn diverse bedrijven aanwezig. Om te beoordelen of de planologische mogelijkheden van de omliggende bedrijfsbestemmingen een belemmering vormt voor het plan, is gekeken naar de vigerende bestemmingsplannen:

  • Bestemmingsplan 'Kern Nieuwkoop', vastgesteld op 30 mei 2013
  • Bestemmingsplan 'Kern Nieuwkoop, 1e herziening', vastgesteld op 9 maart 2017

Bedrijventerrein De Olm

Uit deze 2 bestemmingsplannen blijkt dat rondom het plangebied diverse percelen aanwezig zijn met een 'bedrijfsbestemming'. Op het oostelijk gelegen bedrijventerrein De Olm kunnen zich bedrijven vestigen tot categorie 4.1. Hierbij is een gradatie te zien op het bedrijventerrein met bedrijven max. categorie 3.1 aan de westzijde langs de Nieuwveenseweg, waarbij meer inwaarts (oostelijke richting) bedrijven max. categorie 3.2 en 4.1.

Op grond van de VNG-publicatie, kan het bedrijventerrein De Olm worden geschouwd als gemengd gebied, dit geldt ook voor de strook met eerstelijns bebouwing langs de Nieuwveenseweg. Echter, het plangebied Buytewech-Noord, kan worden beschouwd als rustige woonwijk. Zodoende is getoetst of het plan Buytewech-Noord de maximale planologische mogelijkheden op bedrijventerrein De Olm in de weg staat.

Tabel 4.2 Richtafstanden per milieucategorie

afbeelding "i_NL.IMRO.0569.bpNKPbuytewechNrd-va02_0025.png"

De afstanden tussen de percelen met een bedrijfsbestemming waar maximaal categorie 3.1, 3.2 en 4.2 zijn toegestaan en het plangebied zijn voldoende groot. Er wordt voldaan aan de richtafstanden voor een rustige woonwijk. Geconcludeerd wordt dat het plan Buytewech-Noord, de maximale planologische mogelijkheden qua milieucategorie op bedrijventerrein De Olm, niet in de weg staan.

Overige bedrijfsbestemmingen

Volgens het bestemmingsplan 'Kern Nieuwkoop, 1e herziening', is het planologisch mogelijk om op het perceel Nieuwveenseweg 29 een bedrijfsmatige opslag van caravans te exploiteren. De afstand tussen de geplande woningen en het bestemmingsplanvlak is ca. 20 meter, de afstand tussen de grootste loods op het perceel en de geplande woningen is groter dan 30 meter. Een bedrijfsmatige caravanstalling (SBI2008-code 52.21) kan worden beschouwd als zijnde milieucategorie 2, met een richtafstand van 30 meter. Er wordt voldaan aan de richtafstand.

Het perceel Nieuwveenseweg 23 en 23A t/m 23F heeft, volgens het bestemmingsplan 'Kern Nieuwkoop', een bedrijfsbestemming met functieaanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1' (artikel 4.1, lid c planregels). Daarnaast geldt voor een deel van dit perceel de functieaanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kinderdagverblijf' (artikel 4.1, lid l planregels). De afstand tussen het bedrijfspand op het perceel en het plangebied bedraagt ca. 39 meter, de afstand tussen het betreffende bedrijfsperceel en het plangebied is echter minder dan 10 meter. Hoewel de huidige, bij de Omgevingsdienst bekende, bedrijven op dit perceel niet in hun milieuruimte worden belemmerd (zie tabel 4.1), blijkt dat uitgaande van de maximale planologische mogelijkheden, de woningbouw in het plangebied Buytewech-Noord is gelegen binnen de richtafstand van 50 meter die geldt voor een bedrijfsbestemming met maximaal milieucategorie 3.1. Aan de zuidzijde van het betreffende perceel zijn op ca. 16 meter diverse woningen gelegen. Dit houdt in dat aan de zuidkant van het perceel Nieuwveenseweg 23 geen planologische ruimte is om een bedrijf milieucategorie 3.1 te realiseren. Echter, aan de noordzijde van het perceel is de ruimte er nu nog wel.

Conclusie

De omliggende bedrijven vormen geen belemmering voor het plan. De maximale planologische mogelijkheden die de bestemmingsplannen 'Kern Nieuwkoop' en 'Kern Nieuwkoop , 1e herziening' bieden, leveren over het algemeen eveneens geen planologische belemmeringen op. Wel moet voor de locatie Nieuwveenseweg 23 & 23A t/m F, rekening worden gehouden met de maximale planologische mogelijkheden die het vigerende bestemmingsplan 'Kern Nieuwkoop' biedt. Het bestemmingsplan geeft ruimte om op dit perceel een bedrijf te vestigen met milieucategorie 3.1. Hoewel aan de zuidzijde van dit perceel reeds woningen zijn gelegen binnen de richtafstand van 50 meter, er aan de zuidkant van het perceel Nieuwveenseweg 23 geen planologische ruimte is om een bedrijf milieucategorie 3.1 te realiseren, is deze ruimte er wel aan de noordzijde van het perceel Nieuwveenseweg 23. Om die reden is in de planregels opgenomen dat binnen de eerste 50 m vanaf dit bedrijfsperceel geen woningen gerealiseerd mogen worden, om zo te borgen dat er geen belemmering van bestaande (planologische) bedrijfsmogelijkheden plaatsvindt.

4.5 Externe veiligheid

Normstelling en beleid

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicovolle inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.

Besluit externe veiligheid buisleidingen

In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.

Onderzoek

afbeelding "i_NL.IMRO.0569.bpNKPbuytewechNrd-va02_0026.png"

Figuur 4.1 Uitsnede professionele risicokaart met het plangebied rood omkaderd

Overeenkomstig de professionele risicokaart waarin relevante risicobronnen getoond worden, vindt er in de omgeving van het plangebied geen transport van gevaarlijke stoffen plaats via het spoor, de weg of het water (figuur 4.1).

Ten zuidoosten van het plangebied bevindt zich een LPG-tankstation. Het plangebied bevindt zich buiten het invloedsgebied en de effectafstand waardoor een berekening of verantwoording van het groepsrisico niet noodzakelijk is.

Ten noorden bevindt zich een buisleiding. Het betreft buisleiding W-529-17 met een grootte van 12 inch, werkdruk van 40 bar en invloedsgebied van 140 meter. Met een minimale afstand van 1,5 kilometer bevindt het plangebied zich niet in het invloedsgebied.

Ten zuiden en oosten bevindt zich de N231 waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Het invloedsgebied wordt bepaald door stofcategorie GF3 en bedraagt 355 meter. Met een afstand van circa 80 meter bevindt het plangebied zich in het invloedsgebied. Uit vigerende bestemmingsplan welke in het invloedsgebied van de N231 liggen blijkt dat het groepsrisico geschat wordt op lager dan 0,01 maal de oriëntatiewaarde. Hieruit blijkt dat het aantal transporten over deze weg laag is, een berekening kan derhalve achterwege blijven. Wel dient vanwege de ligging in het invloedsgebied in een beknopte verantwoording te worden ingegaan op de bestrijdbaarheid, bereikbaarheid en zelfredzaamheid.

Beknopte verantwoording

Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid

Voor zowel de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn. De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet in staat zijn om hun taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen. Het plangebied wordt ontsloten via nader aan te leggen interne wegen en de N231. Deze wegen sluit aan op het verdere wegennetwerk van Nieuwkoop. Het wegennetwerk biedt vluchtmogelijkheden in verschillende richtingen, waardoor altijd van de bron af kan worden gevlucht. Verder heeft het plangebied een calamiteitenroute. Het gedegen netwerk komt de bestrijdbaarheid ten goede.

Zelfredzaamheid

In de toekomstige situatie zullen maximaal 290 woningen gerealiseerd worden. De aanwezige kinderen en ouderen worden gezien als verminderd zelfredzame personen. Bij deze groepen wordt echter ervan uitgegaan dat in geval van nood de verzorgers/ouders de kinderen en ouderen zullen begeleiden. Als gevolg van een incident met toxische stoffen over de weg geldt dat een toxische wolk zich snel kan ontwikkelen en verplaatsen. Dit effect is vaak niet zichtbaar. Zelfredzaamheid in deze scenario's is alleen mogelijk als er tijdig alarmering plaatsvindt en gebouwen geschikt zijn om enkele uren te schuilen. Denk hierbij aan het sluiten van ramen en deuren en met name het uitschakelen van (mechanische) ventilatiesystemen. Daarnaast dienen, in het kader van effectieve zelfredzaamheid, de gebruikers van de objecten door risicocommunicatie te worden geïnstrueerd over de risico's en de mogelijke maatregelen die zij kunnen nemen. De alarmering van de aanwezigen wordt momenteel nog gerealiseerd middels het waarschuwings- en alarmeringssysteem (WAS). Dit systeem wordt de komende jaren uitgefaseerd. Het waarschuwingssysteem wordt vervangen door een totaal pakket aan alarmeringsmiddelen, waaronder de calamiteitenzenders, de sirenes, crisis.nl, NL-Alert en het gebruik van sociale media.

Conclusie

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de N231 waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Door de lage hoeveelheden transporten en doordat de schatting voor het groepsrisico lager is dan 0,01 maal de oriëntatiewaarde kan een berekening achterwege blijven. Uit de beknopte verantwoording blijkt dat de zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid van het plangebied als voldoende worden beschouwd. Verder zijn in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle bronnen aanwezig. Het aspect externe veiligheid vormt dan ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.6 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk onderbouwing uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in onderstaande tabel weergegeven.

Tabel 4.3 Grenswaarden maatgevende stoffen Wet milieubeheer

Stof   Toetsing van   Grenswaarde  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³  
fijn stof (PM2,5)   jaargemiddelde concentratie   25 µg /m³  

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk onderbouwing uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Onderzoek

De beoogde ontwikkeling heeft betrekking op de realisatie van 290 woningen. Een dergelijke ontwikkeling valt onder het Besluit niet in betekenende mate onder de categorie woningbouw tot 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg. Dit betekent dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit ter plaatse, en dat nader onderzoek niet noodzakelijk wordt geacht.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2020 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de Nieuwveenseweg (N231) direct ten oosten van het plangebied. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2020 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen bedroegen in 2020; 16,7 µg/m³ voor NO2, 17,5 µg/m³ voor PM10 en 10,4 µg/m³ voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedroeg 6,1 dagen. Hierdoor is er ter plaatste van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied. Ter plaatse van het plangebied is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

4.7 Ecologie

Toetsingskader

Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

Bescherming van natuurgebieden wordt gewaarborgd door de Wet natuurbescherming en de Wet Ruimtelijke Ordening (Wro). Natura 2000-gebieden worden beschermd door de Wnb en het Natuurnetwerk Nederland (NNN) wordt beschermd door de Wro.

Natura-2000 gebieden

In Nederland zijn ruim 160 Natura 2000-gebieden aangewezen, dit zijn gebieden met een Europese beschermingsstatus. Veel van die gebieden zijn gevoelig voor stikstofdepositie en overbelast door een teveel aan stikstof. Een bestuursorgaan stelt een plan, dat significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, uitsluitend vast na een passende beoordeling waaruit blijkt dat de zekerheid is verkregen dat het plan de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten.

Voor nieuwe of gewijzigde plannen dient daarom onderzocht te worden of er sprake kan zijn van een significante depositie van stikstof op relevante Natura 2000-gebieden. Een plan dat meer dan 0,00 mol/ha/jaar bijdraagt aan de stikstofdepositie op een overbelast stikstofgevoelig habitattype of leefgebied heeft in potentie een significant effect. Een plan kan alleen worden vastgesteld als de stikstofdepositie op geen enkele relevante en voor stikstof gevoelige locatie toeneemt. Bij (wijziging van) plannen wordt het projecteffect bepaald ten opzichte van de referentiesituatie. De referentiesituatie bij plannen is de feitelijke bestaande planologisch legale situatie ten tijde van vaststelling van het plan.

Wanneer er sprake is van een toename in stikstofdepositie kan in een ecologische voortoets of passende beoordeling onderzocht worden of effecten daadwerkelijk op gaan treden als gevolg van het plan en of deze de natuurlijke kenmerken van het gebied aantasten.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  • overige soorten.


De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.

Bij de voorbereiding van de ruimtelijke onderbouwing moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.

Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming Zuid-Holland

In de provincie Zuid-Holland wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee en voor het op of in de bodem brengen van meststoffen. In het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden, daaronder begrepen het daarop volgende gebruik van het ingerichte of ontwikkelde gebied, bestendig beheer of onderhoud in de landbouw of bosbouw, bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkeringen, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen of bermen, of natuurbeheer, of bestendig beheer of onderhoud van de landschappelijke kwaliteiten van een bepaald gebied worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage 6 bij de verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, bunzing, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, hermelijn, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ree, rosse woelmuis, veldmuis, vos, wezel en woelrat.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt niet binnen een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het dichtstbijzijnde stikstofgevoelige Natura 2000-gebied Nieuwkoopse Plassen & De Haeck ligt op circa 700 meter. Het plangebied maakt ook geen deel uit van het Natuurnetwerk Nederland/Natuurnetwerk Zuid-Holland. Het dichtstbijzijnde onderdeel van het NNN bevindt zich op een afstand van circa 300 meter (figuur 4.2).

afbeelding "i_NL.IMRO.0569.bpNKPbuytewechNrd-va02_0027.png"

Figuur 4.2 Ligging plangebied (rode omkaderd) t.o.v. beschermde natuurgebieden (bron:

Provincie Zuid-Holland)

Vanwege de afstand zijn directe effecten zoals areaalverlies, versnippering, verandering van de waterhuishouding en verstoring op voorhand uitgesloten.

Om eventuele effecten op Natura2000-gebied als gevolg van stikstofdepositie te onderzoeken, heeft Tauw ten behoeve van het bestemmingsplan een stikstofdepositie-onderzoek verricht voor de voorgenomen woningbouw. Dit onderzoek is opgenomen als Bijlage 6 bij deze toelichting. In het onderzoek zijn zowel de referentiesituatie als de voorgenomen nieuwbouw onderzocht.

Referentiesituatie

Het terrein waar de wijk Buytewech-Noord wordt gerealiseerd, wordt op dit moment gebruikt als grasland wat bemest wordt. Dit geeft emissies van ammoniak, welke gebruikt kunnen worden om de stikstofemissies ten gevolge van Buytewech-Noord mee te salderen.

Als referentiesituatie wordt hier 14 februari 1997 gebruikt, de datum waarop de Nieuwkoopse Plassen & De Haeck aangewezen werden als beschermd gebied onder de Vogelrichtlijn. Dit gebied is het meest nabij gelegen en ligt op circa 700 meter vanaf de planlocatie. De genoemde referentiedatum is de referentie die moet worden gehanteerd voor vergunningverlening. Voor het bestemmingsplan is de feitelijke bestaande planologisch legale situatie ten tijde van vaststelling van het plan de referentie. Omdat het gebruik van de locatie in de tussentijd niet is gewijzigd, geldt dat in dit geval de referentie voor zowel vergunning als bestemmingsplan gelijk is. Berekeningen met AERIUS 2020 wijzen uit dat in de referentiesituatie er een maximale stikstofdepositie op Nieuwkoopse Plassen & De Haeck plaatsvindt van 0,66 mol/ha/jaar. Daarnaast vindt geringe stikstofdepositie plaats op vier Natura 2000-gebieden die op grotere afstand zijn gelegen.

Plansituatie

Bij de plansituatie is in de berekeningen onderscheid gemaakt tussen de aanlegfase en de gebruiksfase. Bij de aanlegfase wordt een maximale depositie van 0,16 mol/ha/jaar berekend. Doordat de bemesting op het grasland met in gebruik nemen van de locatie als woningbouwlocatie stopt, kan gebruik worden gemaakt van de stikstofdepositie die hiermee eveneens beëindigd wordt (saldering). Geconcludeerd wordt dat de aanleg daarmee uitvoerbaar is.

Voor de gebruiksfase is rekening gehouden met gasvrije woningen die geen stikstof emitteren. Wel vinden voertuigbewegingen plaats waarbij stikstof vrijkomt. Bij de berekeningen is worst-case gerekend door ervan uit te gaan dat alle woningen al in 2021 gerealiseerd zijn en zodoende voertuigbewegingen met zich mee brengen. Uit deze berekening volgt een maximale stikstofdepositie van 0,07 mol/ha/jaar. Ook deze depositie mag worden gesaldeerd met het beëindigen van de bemesting op het huidig grasland. Na saldering met deze stikstofemissies is de stikstofdepositie ten gevolge van deze emissies maximaal 0,00 mol/ha/jaar op alle relevante habitats in Natura 2000-gebieden. Ook voor de gebruiksfase wordt zodoende geconcludeerd dat deze uitvoerbaar is.

Conclusie

Op basis van het uitgevoerde stikstofdepositie onderzoek van Tauw wordt geconcludeerd dat het beëindigen van de referentiesituatie, het bemesten van het grasland, voldoende ruimte biedt om zowel de aanleg- als de gebruiksfase te salderen. Er is geen sprake van een toename van stikstofdepositie op een Natura 2000-gebied. Het plan is daarmee uitvoerbaar voor het onderdeel stikstof.

Er is evenmin sprake van andere beschermde gebieden waarvan de bescherming de uitvoering van het plan in de weg staat.

Soortenbescherming

In het kader van de soortenbescherming zijn voor de ontwikkeling van Buytewech-Noord de volgende onderzoeken uitgevoerd:

  • Rapport 'Buytewech te Nieuwkoop - Toetsing in het kader van de natuurwetgeving', opgesteld door Van der Goes en Groot, d.d. 3 november 2017, Bijlage 7 (hierna: de ecologische quickscan 2017).
  • Rapport 'Inventarisatie Buytewech-Noord te Nieuwkoop - Ecologisch vervolgonderzoek naar beschermde soorten en gevolgen van stikstofemissie in het kader van de Wet natuurbescherming', opgesteld door Van der Goes en Groot, d.d. 27 november 2017, Bijlage 8 (hierna: het ecologisch vervolgonderzoek 2017).
  • 'Memo bomencheck Buytewech'(bomencheck vleermuizen), opgesteld door Van Goes en Groot, d.d. 15 augustus 2017, Bijlage 9 (hierna: de memo bomencheck 2017).
  • 'Memo Inventarisatie Platte Schijfhoren Buytewech ', opgesteld door Van der Goes en Groot, d.d. 13 september 2018, Bijlage 10 (hierna: het vervolgonderzoek platte schijfhoren 2018).

Ecologische quickscan 2017

Het rapport Buytewech te Nieuwkoop - Toetsing in het kader van de natuurwetgeving' (d.d. 3 november 2017), is een ecologische quickscan waarin de geschiktheid van het plangebied voor beschermde soorten is onderzocht. Tevens is in de ecologische quickscan beoordeelt of het plan negatieve effecten heeft op beschermde gebieden. In dit rapport is aangegeven dat uit de ecologische quickscan naar voren kwam dat de bomen in het oostelijk deel van het plangebied in potentie geschikt zijn voor vleermuizen vanwege de aanwezigheid van holten in de bomen. Dit is in het volgende onderzoek nader onderzocht.

Omdat het plangebied in de noordwesthoek grenst aan een provinciaal belangrijk weidevogelgebied (zie figuur 4.2), is in hoofdstuk 5 van de ecologische quickscan 2017, indicatief onderzocht of er sprake is van 'externe werking' van het plangebied op het aangrenzende weidevogelgebied. De ecologische quickscan is te vinden in Bijlage 7. Hierbij is bekeken hoeveel hectare van het provinciale weidevogelgebied is gelegen binnen een beïnvloedingsafstand van 175 m. Hieruit blijkt dat ca. 7,2 hectare van het provinciale belangrijke weidevogelgebied extra wordt beïnvloed door het plan. Ondanks dat er sprake is van kwaliteitsverlies van het weidevogelgebied als gevolg van 'externe werking' hoeft dit niet te worden gecompenseerd, aangezien het plangebied niet is gelegen in het weidevogelgebied. Om het kwaliteitsverlies te beperken, zijn door Van der Goes en Groot aanbevelingen gedaan in de ecologische quickscan 2017:.

  • Aanbevolen wordt toegang tot weidevogelleefgebied vanaf de nieuwe woonwijk onmogelijk te maken door aanleg van breed en niet passeerbaar water.
  • Aanbevolen wordt geen hoge beplanting en dicht struweel te planten op de grenzen met het weidevogelleefgebied. Ook lichtbronnen aan de buitenkant van de woonwijk kunnen zoveel mogelijk worden voorkomen.

Memo bomencheck 2017

De 'Memo bomencheck Buytewech' (d.d. 15 augustus 2017), betreft een 'check' naar de aanwezigheid van vleermuisverblijfplaatsen in de bomen in het oostelijk deel van het plangebied. Met behulp van ladders, zaklantaarn en een 'boomcamera' is op 15 augustus 2017 in de holten gekeken. Alle vier de holtes zijn gecheckt. De boomcamera betreft een telescoophengel met hierop een infraroodcamera. Met de hengel of vanaf de ladder is de camera in de holte gebracht en is er op een scherm gekeken wat de camera waarneemt. Er werden in het geheel geen sporen van gebruik waargenomen zoals keutels, poepstrepen of vraatsporen. Tijdens het bezoek zijn er ook geen vleermuizen of andere diersoorten aangetroffen in de holtes. In een aantal van de boomholten werden oorwormen en/of spinnenwebben gezien hetgeen er op duidt dat ze niet recent gebruikt zijn. Ook bleken alle holten bij nadere inspectie niet heel diep en deels erg nauw waardoor ze niet geschikt worden geacht voor de aanwezigheid van verblijvende vleermuizen.

Ecologisch vervolgonderzoek 2017

Het rapport 'Inventarisatie Buytewech-Noord te Nieuwkoop - Ecologisch vervolgonderzoek naar beschermde soorten en gevolgen van stikstofemissie in het kader van de Wet natuurbescherming' (d.d. 27 november 2017), is het vervolgonderzoek naar aanleiding van de resultaten van de ecologische quickscan van 3 november 2017. In dit rapport zijn tevens de resultaten van het eerste onderzoek naar het voorkomen van de platte schijfhoren in het plangebied opgenomen (onderzoek uitgevoerd op 1 september 2017).

Voor wat betreft de platte schijfhoren kan worden gemeld dat uit het ecologische vervolgonderzoek 2017 is gebleken dat de soort in 5 van de 8 in het plangebied onderzochte sloten is aangetroffen. Vanwege de aanwezigheid van de platte schijfhoren is geconcludeerd dat voor deze soort een ontheffing Wnb moet worden aangevraagd bij het bevoegd gezag (Omgevingsdienst Haaglanden). Ter voorbereiding op de ontheffingsaanvraag, is in 2018 een vervolgonderzoek uitgevoerd naar het voorkomen van de platte schijfhoren in de directe omgeving van het plangebied.

Vervolgonderzoek platte schijfhoren 2018

De 'Memo Inventarisatie Platte Schijfhoren Buytewech 2018' (d.d. 13 september 2018), betreft een 'omgevingscheck' naar het voorkomen van de platte schijfhoren in de weilanden rondom het plangebied Buytewech-Noord, en is uitgevoerd naar aanleiding van de bevindingen van het onderzoek naar de platte schijfhoren van 1 september 2017. Dit onderzoek kan dan samen met de inventarisatie naar het voorkomen van de platte schijfhoren in het plangebied (bijlage 1 van het ecologisch vervolgonderzoek 2017, opgenomen als Bijlage 8) worden gebruikt voor de benodigde aanvraag ontheffing Wnb. Uit dit onderzoek komt naar voren dat de platte schijfhoren sporadisch voorkomt buiten het plangebied Buytewech-Noord, wat betekent dat het plangebied van betekenis is voor de platte schijfhoren. De aanvraag van de benodigde ontheffing Wnb is ondertussen in behandeling bij het daartoe bevoegde gezag. .

Zorgplicht maatregelen

Ondanks dat er een ontheffing moet worden aangevraagd voor de platte schijfhoren, moet rekening worden gehouden met de zorgplicht ex artikel 1.11 Wnb. Deze zorgplicht geldt voor alle aanwezige soorten. Dit houdt in dat bij menselijk handelen voldoende zorg in acht wordt genomen voor beschermde dieren en planten en hun leefomgeving. Ook mag men het welzijn van dieren niet onnodig aantasten en dieren onnodig laten lijden. Om invulling te geven aan de zorgplicht moeten de maatregelen, zoals gesteld in paragraaf 6.3 van de ecologische quickscan 2017 worden opgevolgd. Deze maatregelen zijn hieronder samengevoegd:

  • Alle aanwezige bebouwing, vegetatie of bodemmateriaal (takken, stronken) kan gefaseerd verwijderd worden. Dit geeft bodembewonende dieren de kans om in de nabijgelegen omgeving een ander leefgebied te benutten.
  • Bij ecologisch gevoelige werkzaamheden kan zodanig worden gewerkt dat richting het te behouden leefgebied van aanwezig fauna wordt gewerkt en dieren niet ingesloten raken en (meer) kans hebben te vluchten.
  • Om schade aan vissen en amfibieën te beperken moeten de werkzaamheden aan wateren en oevers zoveel mogelijk worden uitgevoerd in de periode augustus tot en met oktober in verband met de perioden van voortplanting en overwintering.
  • Uit de te dempen of zwaar te vergraven wateren kunnen amfibieën (alle stadia) of vissen verdreven worden door van 'dicht' naar 'open' te werken en geen dieren in te sluiten. Als dit niet mogelijk is kunnen de dieren weggevangen worden door de wateren af te dammen en het waterniveau te verlagen. Deze dieren kunnen vervolgens worden overgebracht naar een geschikt water in de nabije omgeving.
  • Bij de bouwwerkzaamheden moet voorkomen worden dat 's nachts met sterke bouwverlichting wordt gewerkt.

Hoewel in het plangebied in de huidige situatie geen geschikt voortplantings- en landbiotoop aanwezig is voor de rugstreeppad, kan tijdens de realisatiefase van het plan, wel geschikt biotoop ontstaan voor deze soort. Daarom wordt geadviseerd tijdens de uitvoeringsfase, naast de hiervoor genoemde zorgplichtmaatregelen, tevens de volgende maatregelen in acht te nemen:

  • (Grond)werkzaamheden worden zoveel mogelijk aaneengesloten uitgevoerd. Het zoveel mogelijk aaneengesloten uitvoeren van grondwerkzaamheden helpt om kolonisatie te voorkomen.
  • Er wordt, met name in de voortplantingsperiode voor de rugstreeppad (mei-juli) voorkomen dat ondiepe vegetatieloze plassen (voortplantingsplaats, zoals ondiepe plassen, kuilen en bandensporen met water) kunnen ontstaan, door rijplaten te gebruiken.
  • Opslag van open zand (landbiotoop in zomer en winter, alsmede winterverblijfplaats) wordt afgedekt met wegendoek of plastic.

Conclusie

Voor het aspect soortenbescherming geldt dat er een ontheffing ex artikel 3.5 Wnb moet worden aangevraagd vanwege het (tijdelijk) verdwijnen van leefgebied van de platte schijfhoren. Wanneer de werkzaamheden buiten het broedseizoen van vogels worden uitgevoerd wordt de Wnb niet overtreden. Ondanks dat er een ontheffing moet worden aangevraagd, moet rekening worden gehouden met de zorgplicht uit de Wnb. Het aspect soortenbescherming levert geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.8 Water

Inleiding

Op grond van de Wet ruimtelijke ordening en op basis van jurisprudentie dient de uitvoerbaarheid van een ruimtelijk plan te worden aangetoond en dient in het plan te worden onderbouwd dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk zijn de sectorale aspecten beschreven die voor dit plan relevant zijn. De resultaten en conclusies van eventuele onderzoeken zijn per aspect opgenomen in de betreffende paragraaf.

Waterbeheer en watertoets

Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Rijnland, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van deze ruimtelijke onderbouwing wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over de voorgestane ontwikkeling.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan

Hoogheemraadschapsbeleid

Het algemeen bestuur van Rijnland heeft op 9 maart 2016 het nieuwe Waterbeheerplan 'Waardevol Water' (WBP5) vastgesteld. In het WBP5 wordt richting gegeven aan het waterbeheer in de periode 2016 -2021. Daarmee realiseert Rijnland de ambities uit het coalitieakkoord, zodat het gebied nu en in de toekomst goed beschermd wordt tegen overstromingen en wateroverlast, er een goede waterkwaliteit ontstaat, het afvalwater op duurzame wijze wordt gezuiverd en de grondstoffen worden hergebruikt. In het WBP5 staat samen werken met de omgeving aan water centraal. Rijnland wil samen met zijn omgeving werken aan duurzaam en efficiënt waterbeheer tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten.

Huidige situatie

Het plangebied bestaat momenteel uit polderlandschap en is geheel onverhard.

 

Bodem en grondwater

Het plangebied maakt geen deel uit van een waterwingebied of een grondwaterbeschermingsgebied. Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem van het plangebied uit Klei op veen. Wat betreft de grondwatertrap is er sprake van grondwatertrappen II. Dit wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand op 40 centimeter onder maaiveld ligt. De gemiddelde laagste grondwaterstand schommelt tussen 50 en 80 centimeter boven maaiveld.

Waterkwantiteit

In het plangebied bevinden zich verschillende watergangen. Het betreffen primaire en overige watergangen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0569.bpNKPbuytewechNrd-va02_0028.png"

Figuur 4.3 Uitsnede Legger Hoogheemraadschap van Rijnland

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Binnen het plangebied of in de nabije omgeving liggen geen oppervlaktewaterlichamen die zijn aangewezen vanuit de Kaderrichtlijn Water. Er bevinden zich ook geen natte ecologische verbindingszone zoals opgenomen in het (provinciale) Natuurnetwerk Nederland binnen of in de nabijheid van het plangebied.

Veiligheid en waterkeringen

Het plangebied bevindt zich niet in de kernzone van een waterkering.

Afvalwaterketen en riolering

Het plangebied is in de huidige situatie niet aangesloten op het rioolstelsel.

Toekomstige situatie

Het plan is om maximaal 290 woningen en oppervlaktewater te realiseren.

Waterkwantiteit

In de toekomstige situatie zullen 290 woningen en oppervlakte gerealiseerd worden. Op dit moment is het plangebied geheel onverhard. Hoogheemraadschap van Rijnland hanteert het uitgangspunt dat bij een toename van het verhard oppervlak met 500 m2 of meer de initiatiefnemer een oppervlakte ter grootte van minimaal 15% van het nieuw aan te leggen verhard oppervlak dient te reserveren voor extra open water als compensatie. Het nieuwe open water moet aangesloten worden op het bestaande watersysteem. Uitgangspunt hierbij is dat de aanleg van verhard oppervlak geen negatieve gevolgen mag hebben op het watersysteem.

Met de beoogde ontwikkeling worden onder andere watergangen gedempt vindt er gedeeltelijke verharding van het plangebied plaats. Om die reden is watercompensatie nodig. Dit is eveneens in het plan opgenomen, doordat met het project circa 4,9 hectare oppervlaktewater wordt aangelegd. Hiermee zal 22% van het plangebied uit water bestaat. Dit betekent dat er meer watercompensatie plaatsvindt ten opzichte van de regels uit de Keur van het Hoogheemraadschap van Rijnland.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Veiligheid en waterkeringen

De in het bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkeling heeft geen negatieve invloed op de waterveiligheid in de omgeving.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting,
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar RWZI.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone van 5 meter niet zonder vergunning van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Voor de onderhavige ontwikkeling is dan ook een ontheffing noodzakelijk. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

Conclusie

De in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkelingen zijn onderzocht voor het plangebied. Hieruit blijkt dat er compensatie voor de verharding nodig is, omdat de toename van verharding boven de grenswaarde van 500 m2 uitkomt. De compensatie vindt plaats door het aanleggen van circa 4,9 hectare oppervlaktewater. Voor het aanleggen van oppervlaktewater en de werkzaamheden in de beschermingszones van de watergangen dient een watervergunning aangevraagd te worden. Hierdoor kunnen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse uitgesloten worden.

4.9 Mobiliteit

Verkeersstructuur

Het plangebied ligt nabij de N231 en zal door middel van een nieuwe ontsluitingsweg aansluiten op de rotonde op de N231 ter hoogte van het plangebied. De N231 vormt de verdere verbinding van het plangebied richting de A9 en de A4 (via de N196) in noordelijke richting en richting Alphen aan den Rijn, de N11 en de A12 in zuidwestelijke richting. Hiermee is de ontsluiting voor het gemotoriseerd verkeer goed.

Voor het langzaam verkeer worden binnen de nieuwe wijk aansluitingen voorzien door Park Buytewech richting de bestaande woonkern.

Ter hoogte van de rotonde op de N231 bevindt zich in beide richtingen in bushalte, waar de lijnen richting Alphen aan den Rijn en Uithoorn passeren.

Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling

et plan leidt als gevolg van de beoogde woningbouw tot extra verkeersgeneratie. De extra verkeersgeneratie is bepaald op basis van publicatie 381 van het CROW. De verkeersgeneratiecijfers zijn gebaseerd op het type woning, de mate van stedelijkheid en de ligging van de ontwikkeling. Nieuwkoop valt onder niet stedelijk gebied en de woonwijk ‘Buytewech-Noord’ kan worden gezien als ‘rest bebouwde kom’. Thans is nog niet bekend welke verdeling tussen de verschillende typen woningen (appartement, rijtjeshuis, vrijstaand, et cetera) zal worden gehanteerd. Daarom is er (worst case) van uitgegaan dat alle woningen vrijstaande koopwoningen worden, want die woningen hebben het hoogste verkeersgeneratiegetal, namelijk 8,6 verkeersbewegingen per huis per etmaal.

Op basis van het kental van 8,6 bewegingen (licht verkeer) en 290 nieuwe woningen zijn dit 2.494 verkeersbewegingen over de nieuwe ontsluitingsweg. CROW publicatie 381 geeft daarnaast 0,02 vrachtwagenbewegingen per woning of appartement per gemiddeld etmaal. Dit zijn gemiddeld 5,8 vrachtwagenbewegingen per etmaal. Een overzicht hiervan is weergegeven in tabel 4.4.

Het daar genoemde totaal van 2.514 verkeersbewegingen ligt overigens 20 verkeersbewegingen hoger dan de 2.494 verkeersbewegingen die hiervoor genoemd zijn. Dit verschil van 20 verkeersbewegingen betreft de 20 verkeersbewegingen die eerder waren toebedeeld aan een kleinschalige horecagelegenheid, die echter geen onderdeel meer uitmaakt van het plan. Deze mogelijkheid is in de beroepsprocedure vernietigd door de Raad van State. Het feit dat het bestemmingsplan van 2.514 verkeersbewegingen is uitgegaan, kan in dat licht als worst-case worden aangemerkt.

De maximale rijsnelheid op de nieuwe ontsluitingsweg is 30 km/uur.

Tabel 4.4 Verkeersintensiteiten nieuwe ontsluitingsweg

afbeelding "i_NL.IMRO.0569.bpNKPbuytewechNrd-va02_0029.png"

Dit verkeer zal verder worden afgewikkeld via de N231. In onderstaande tabel 4.5 is verkort het aantal motorvoertuigen per etmaal weergegeven die zijn opgenomen in de regionale verkeers- en milieukaart (RVMK) versie 3.2 van de omgevingsdienst. Het peiljaar 2031 wordt beschouwd als het maatgevende jaar. De intensiteiten van het peiljaar 2031 zijn verkregen op basis van extrapolatie van de intensiteiten van peiljaren 2020 en 2030. Het blijkt dat voor het jaar 2031 de intensiteit op de N231 in de autonome situatie aan zowel het noordelijke als zuidelijke deel van de rotonde met 63 motorvoertuigen per etmaal toeneemt. Voor de Industrieweg is de toename op basis van extrapolatie van 2030 naar 2031 (naar boven afgerond) 1 motorvoertuig per etmaal.

Uitgaande van een gelijke verdeling van de verkeerintensiteit van de nieuwe ontsluitingsweg over beide richtingen van de N231 zal de verwachte toename van de etmaalintensiteit vanwege het plan over de N231 1.260 motorvoertuigen bedragen. De totale intensiteit (autonome groei + ontwikkeling plangebied) voor het jaar 2031 is weergegeven in tabel 4.5.

Tabel 4.5 Toename verkeersintensiteiten N231

afbeelding "i_NL.IMRO.0569.bpNKPbuytewechNrd-va02_0030.png"

Separaat van dit bestemmingsplan wordt de meest optimale inrichting van de rotonde uitgewerkt, waarmee de nieuwe ontsluitingsweg op de N231 aan zal sluiten. Eerder onderzoek daarnaar (Advin, INF1656600, 2017) toonde reeds aan dat een rotonde voldoende capaciteit biedt om het verkeer van de N231 en de nieuwe ontsluitingsweg af te kunnen wikkelen en dat er tevens nog restcapaciteit beschikbaar blijft voordat zich knelpunten voor zouden doen op dit vlak.

Parkeren

Voor het parkeren hanteert de gemeente Nieuwkoop de gemeentelijke parkeernormen zoals vastgelegd in de 'Nota parkeernormen gemeente Nieuwkoop 2021', vastgesteld door de raad op 8 juli 2021, of diens rechtsopvolger. Hierin zijn parkeernormen vastgelegd op basis van woningtype en afhankelijk van koop of huur.

De uiteindelijke uitwerking van de parkeervoorzieningen is afhankelijk van de wijze waarop de 290 woningen verdeeld en gerealiseerd worden. Hiervoor is in de planregels van het bestemmingsplan de koppeling gemaakt met het gemeentelijk parkeerbeleid, zodat bij de bouwplantoetsing - dus op het moment dat er een concreet bouwplan op tafel ligt - getoetst kan worden of voldaan wordt aan de gemeentelijke parkeernormen.

In de regel is bovendien vastgelegd dat per wooneiland in de eigen parkeerbehoefte wordt voorzien om zo afwenteling van het parkeren op andere eilanden of op het centrale deel van de wijk te voorkomen.

Conclusie

De ontsluiting van het plangebied is met de rotonde op de N231 goed en het parkeren is voldoende geborgd in de planregels. Het aspect verkeer staat het plan dan ook niet in de weg.

4.10 Geluid

Toetsingskader

De basis voor de ruimtelijke afweging van geluid is de Wet geluidhinder (Wgh) alsook de Luchtvaartwet. De Wet geluidhinder biedt geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) bescherming tegen geluidhinder van wegverkeerslawaai, spoorweglawaai en industrielawaai door middel van zonering. Met de invoering van geluidproductieplafonds voor hoofd(spoor)wegen op 1 juli 2012 geldt de Wgh niet meer voor de aanleg/wijziging van hoofd(spoor)wegen, maar nog wel voor de bouw van gevoelige bestemmingen langs deze wegen. De Wet geluidhinder heeft een sterk verband met de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Anders dan de naam van de Wet geluidhinder misschien suggereert, worden niet alle milieugerichte geluidsaspecten in de Wet geluidhinder geregeld.

Volgens de Wet geluidhinder dient te worden getoetst aan de regelgeving en de grenswaarden van de Wet geluidhinder. De geluidbelasting op de gevels van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mag in principe niet hoger zijn dan de voorkeurgrenswaarde. Als de geluidbelasting op de gevel wel hoger is dan de voorkeurgrenswaarde, kan onder bepaalde voorwaarden een verzoek worden gedaan tot vaststelling van hogere waarden. Hierbij mag de geluidsbelasting de uiterste grenswaarde echter niet overschrijden. De voorkeursgrenswaarde en uiterste grenswaarde voor nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen kunnen per geluidsbron verschillen. Om voor vaststelling van een hogere grenswaarde in aanmerking te kunnen komen, moet aan de volgende wettelijke eis worden voldaan: het moet om een situatie gaan waarbij maatregelen om het verwachte geluidsniveau terug te brengen tot de voorkeursgrenswaarde onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel op overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke of financiële aard stuiten.

Wegverkeerslawaai

Langs alle wegen bevinden zich als gevolg van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones, behalve bij woonerven en 30 km-gebieden. Nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen, zoals woningen en scholen, binnen zones van wegen moeten worden getoetst aan de Wgh (artikel 74). De breedte van de zone langs wegen is afhankelijk van de ligging van een weg (in stedelijk gebied of buitenstedelijk) en van het aantal rijstroken, zie hiervoor tabel 4.6.

Tabel 4.6 Breedte geluidzones

afbeelding "i_NL.IMRO.0569.bpNKPbuytewechNrd-va02_0031.png"

Bij nieuwe geluidgevoelige bestemmingen binnen zones langs wegen is akoestisch onderzoek nodig. Op basis van de uitkomsten kunnen zo nodig maatregelen worden overwogen. De voorkeursgrenswaarde voor nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen bedraagt 48 dB. De uiterste grenswaarde bedraagt binnen de bebouwde kom 63 dB. Buiten de bebouwde kom bedraagt de uiterste grenswaarde 53 dB.

Onderzoek

In verband met het plan voor Buytewech-Noord is een akoestisch onderzoek uitgevoerd door de ODWH.

Het onderzoek richt zich op de volgende drie onderdelen die bij dit project relevant zijn op het gebied van wegverkeerslawaai:

  • 1. de verwachte geluidbelasting ten gevolge van wegverkeer op de gevels van de geprojecteerde woningen binnen het plan 'Buytewech-Noord' met 290 nieuw te realiseren grondgebonden woningen.
  • 2. de verwachte geluidbelasting ten gevolge van wegverkeer over de nieuwe ontsluitingsweg van het plangebied ter hoogte van de bestaande woningen direct langs de ontsluitingsweg.
  • 3. de verwachte toename van de geluidbelasting ten gevolge van wegverkeer over de Provincialeweg N231 als gevolg van de nieuwe ontsluitingsweg van het plangebied ter hoogte van de bestaande woningen.

Voor de volledige behandeling van de onderzoeksresultaten wordt verwezen naar het onderzoek dat is opgenomen als Bijlage 11 bij deze toelichting. De beknopte conclusies voor ieder van de drie bovengenoemde onderdelen, zijn hieronder overgenomen:

Toetsing wegverkeer aan Wgh voor plangebied Buytewech-Noord

Uit het onderzoek volgt dat ter hoogte van het plangebied geen hogere waarden, als bedoeld in de Wgh, benodigd zijn. Het plangebied ligt namelijk binnen de 48 dB-contour (voorkeurswaarde Wgh). Binnen het plan worden uitsluitend wegen gerealiseerd met een maximumsnelheid van 30 km/uur, waaronder de nieuwe ontsluitingsweg aan de oostzijde van het plangebied. Uit het onderzoek volgt dat wordt voldaan aan de voorkeurswaarde van 48 dB uit de Wgh en aldus sprake zal zijn van een akoestisch acceptabel woon- en leefklimaat.

Overigens is in de zienswijzen opgemerkt dat in dit onderzoek nog sprake is van bebouwing op het perceel Nieuwveenseweg 25, terwijl die in de praktijk gesloopt is. Verondersteld werd dat deze bebouwing ook een deel van het wegverkeerslawaai afvangt en dat de geluidbelasting op het plangebied dus hoger ligt op het moment dat deze bebouwing op het perceel Nieuwveenseweg 25 gesloopt is. Om dit in beeld te krijgen is in de vaststellingsfase een nadere berekening uitgevoerd door Peutz, de partij die eveneens het hoofdonderzoek heeft uitgevoerd. Uit deze berekening is gebleken dat het plangebied nog steeds ruimschoots binnen de contouren ligt waar aan de voorkeursgrenswaarde voldaan wordt, zoals ook blijkt uit Bijlage 12.

Toetsing ontsluitingsweg bij bestaande woningen

Ten aanzien van de bestaande woningen gelegen in de nabijheid van de nieuwe ontsluitingsweg is sprake van een toename van de geluidbelasting. Voor deze woningen bedraagt de geluidbelasting ten hoogste 52 dB, zonder aftrek. Met dergelijke aftrek wordt voldaan aan de voorkeurswaarde van 48 dB. Op basis daarvan zal de geluidbelasting ten gevolge van de ontsluitingsweg bij de bestaande woningen tot een acceptabel niveau beperkt blijven.

Toename geluidbelasting vanwege verkeer van de nieuwe ontsluitingsweg op de N231

Uit het onderzoek volgt dat ter hoogte van de bestaande woningen aan de Nieuwveenseweg de geluidbelasting ten hoogste 0,5 dB toe zal nemen vanwege het verkeer van de nieuwe ontsluitingsweg op de N231. Deze toename is zeer beperkt en zal het akoestisch woon- en leefklimaat niet onacceptabel verslechteren. De berekende geluidbelasting ter hoogte van de planologisch bestaande woning van 'Nieuwveenseweg 29a' is enigszins lager dan is vastgesteld in het onderzoek behorende bij het bestemmingsplan 'Nieuwveenseweg 29a'. Dit heeft echter geen gevolgen voor te treffen geluidreducerende maatregelen, daar deze in het genoemde bestemmingsplan reeds zijn beoordeeld als onhaalbaar dan wel ongewenst.

Conclusie

De onderzoeksresultaten op het gebied van wegverkeerslawaai leveren op het gebied van geluid geen belemmeringen op voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.

4.11 Kabels en leidingen

Toetsingskader

Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden.

Onderzoek en conclusie

Door het plangebied loopt in oost-west-richting een rioolpersleiding. Deze is met een dubbelbestemming op de verbeelding aangegeven en op die manier beschermd.

Onder de N231 ligt een hoogspanningsleiding van Liander, waarvoor eveneens een dubbelbestemming is opgenomen ter bescherming daarvan. In en rondom het plangebied liggen geen andere, planologisch relevante leidingen.

4.12 Schiphol

De bescherming van de ruimtelijke belangen van Schiphol vindt plaats in het Luchthavenindelingbesluit (LIB). Hierin zijn voor verschillende ruimtelijke aspecten die voor Schiphol van belang zijn, zoals geluid, externe veiligheid en bouwhoogte, zoneringen en bijbehorende regels vastgelegd die van toepassing zijn voor ruimtelijke ontwikkelingen.

In het LIB zijn zones en regels opgenomen over de volgende onderwerpen:

  • I. gronden aangewezen voor het complex en het banenstelsel van Schiphol;
  • II. gronden aar beperkingen gelden met betrekking tot geluid en externe veiligheid;
  • III. gronden waar beperkingen worden gesteld ten aanzien van de hoogte van bebouwing en begroeiing met het oog op het luchtvaartverkeer;
  • IV. gronden waar beperkingen worden gesteld ten aanzien van de hoogte van bebouwing en begroeiing met het oog op het radarbereik;
  • V. gronden waar beperkingen worden gesteld ten aanzien van ontwikkelingen met een aantrekkende werking voor vogels;
  • VI. gronden waar beperkingen worden gesteld ten aanzien van laserinstallaties en windturbines.

De zones behorende bij punt II, IV en VI vallen tot over het plangebied en zijn daarom relevant bij de ontwikkeling van Buytewech Noord.

I geluid en externe veiligheid

Het plangebied ligt deels binnen de zone waar het LIB regels stelt ten aanzien van geluid en externe veiligheid. Hieruit blijkt dat het achterste deel van het plangebied in de zone ligt waarbinnen een afweging gemaakt dient te worden op het gebied van geluid en externe veiligheid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0569.bpNKPbuytewechNrd-va02_0032.png"

Figuur 4.4 Beperkingengebied geluid en externe veiligheid

In 3.2.2 is daar bij de behandeling van het provinciaal beleid ook al op ingegaan. De provincie heeft dit namelijk in haar Omgevingsverordening doorvertaald met een bepaling dat binnen deze zone geen woningbouw is toegestaan buiten het bestaand stads- en dorpsgebied. Eén van de uitzonderingen daarop is wanneer gronden in het Streekplan van 2003 al waren aangewezen voor woningbouw.

Voor het plangebied van Buytewech-Noord geldt dat dit gedeeltelijk het geval is, zoals blijkt uit figuur 4.5 Het voorste deel van de wijk valt in het geheel buiten de LIB-zone. Het achterste deel van de wijk (lichtgeel) valt daar wel binnen en was voor een deel (donkergeel) ook al opgenomen binnen de bebouwingscontour uit het Streekplan van 2003.

afbeelding "i_NL.IMRO.0569.bpNKPbuytewechNrd-va02_0033.png"

Figuur 4.5 Uitsnede contouren Schiphol en Streekplan 2003

Met deze contouren is rekening gehouden door geen woningen mogelijk te maken voor zover dit binnen de 20 Ke-contour valt en buiten de contour van het Streekplan uit 2003.

Het LIB kent tot slot de bepaling dat voor nieuwe woningen binnen zone 5 (zie figuur 4.4) dat in de toelichting van het bestemmingsplan inzicht wordt gegeven in de wijze waarop rekening is gehouden met de mogelijke gevolgen van een vliegtuigongeval met meerdere slachtoffers op de grond als gevolg van ruimtelijke ontwikkelingen.

Ten aanzien van dit risico op een vliegtuigongeval, geldt dat de Veiligheidsregio Hollands Midden wettelijk verplicht is eenmaal in de vier jaar een risicoprofiel vast te stellen. Een van de risico's waar de veiligheidsregio (en dus ook de gemeente Nieuwkoop) mee geconfronteerd kan worden is een vliegtuigongeval op haar grondgebied. De veiligheidsregio geeft aan dat er voor vliegtuigongevallen afspraken zijn gemaakt met de veiligheidsregio Kennemerland waar Schiphol onder valt. De gevolgen van een vliegtuigongeval kunnen binnen het beschikbare potentieel van de Veiligheidsregio Hollands Midden samen met de Veiligheidsregio Kennemerland worden opgevangen. De Veiligheidsregio wordt hier in het kader van het vooroverleg om een reactie gevraagd.

IV hoogte van bebouwing en begroeiing in verband met het radarbereik

Nieuwkoop ligt op de rand van de zone waarbinnen nog beperkingen gelden ten aanzien van de hoogte van bebouwing en begroeiing met het oog op een goede werking van het radarsysteem van Schiphol. Binnen deze laatste zone zijn regels uit het LIB van toepassing voor bebouwing en begroeiing hoger dan 146 m. Met het plan worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die deze hoogte kennen. De bepalingen uit het LIB voor dit onderdeel zijn daarom niet relevant.

afbeelding "i_NL.IMRO.0569.bpNKPbuytewechNrd-va02_0034.png"

Figuur 4.5 Beperkingengebied radar

VI beperkingen voor laserinstallaties en windturbines

Nieuwkoop ligt op de rand van de zone waarbinnen nog beperkingen gelden ten aanzien van laserinstallaties en windturbines. Dit gaat dan om turbines met een ashoogte van 35 m of meer. Met het plan worden geen laserinstallaties of windturbines mogelijk gemaakt. De bepalingen uit het LIB voor dit onderdeel zijn daarom niet relevant.

afbeelding "i_NL.IMRO.0569.bpNKPbuytewechNrd-va02_0035.png"

Figuur 4.6 Beperkingengebied laserinstallaties en windturbines

4.13 Duurzaamheid

Het algemene kader voor het milieubeleid van de gemeente Nieuwkoop is vastgelegd in het Beleidskader Duurzaamheid gemeente Nieuwkoop (vastgesteld door de raad op 19 maart 2020). Dit beleidskader is leidend voor projecten rondom duurzaamheid (naast natuurlijk de landelijke regelgeving).

De gemeente Nieuwkoop wil graag een duurzame gemeente zijn, waarin niet alleen aandacht is voor het 'hier' en 'nu', maar ook voor het 'daar' en 'later'. Duurzaamheid houdt in dat bij alle ontwikkelingen, beleid, plannen en activiteiten gezocht wordt naar een optimale balans tussen leefbaarheid, ecologie en economie. Duurzaamheid houdt ook solidariteit in. Solidariteit tussen huidige en toekomstige generaties.

 

Het Beleidskader Duurzaamheid bevat de duurzaamheidsambities van de gemeente op 6 thema's: Energietransitie, Klimaatadaptatie, Circulaire Economie, Biodiversiteit, Mobiliteit en Gemeentelijke Organisatie. Het zijn de ambities voor de lange (2050) en middellange (2030) termijn met een uitwerking naar concrete doelstellingen voor de korte termijn (2023). Deze ambities en doelstellingen vormen het kader voor het in voorjaar 2020 op te stellen Duurzaamheidsprogramma 2020-2023. Dit uitvoeringsprogramma beschrijft de projecten en activiteiten inclusief de financiële en communicatieve consequenties en systematiek voor monitoring en evaluatie.  

 

Het algemene kader voor het milieubeleid van de gemeente Nieuwkoop is vastgelegd in Beleidskader Duurzaamheid. Verder vindt er op verschillende schaalniveaus een nadere uitwerking van de doelstellingen voor duurzame inrichting, voor duurzame (steden-)bouw, alsook voor het klimaat en energiebesparing plaats.  

  

Duurzame stedenbouw

Duurzame stedenbouw is vooral het inspelen op de kansen van de nieuwe bouwlocatie. Juist door in een vroegtijdig stadium aandacht te besteden aan de specifieke kenmerken en mogelijkheden van de bouwlocatie kan ervoor gezorgd worden dat een aantrekkelijke woon- en voorzieningenomgeving ontstaat. De gemeente Nieuwkoop hanteert hiertoe het Regionaal Beleidskader Duurzame Stedenbouw (RBDS). In het RBDS staat het beleid van de gemeente Nieuwkoop voor duurzame stedenbouw. Dit instrument is bedoeld om de milieuambities en andere duurzaamheidaspecten een volwaardige plaats te geven in de ontwikkeling van ruimtelijke plannen voor gebieden groter dan 1 hectare. Duurzaamheid is hierbij ruim gedefinieerd als 'People, Planet, Profit' (PPP). Dit betekent dat naast ambities op het gebied van milieu ook maatschappelijke/sociale en economische ambities een plek hebben gekregen in het beleid. Een ambitietabel maakt deel uit van het RBDS. Voor (her) te ontwikkelen gebieden groter dan 1 hectare wordt een ambitietabel ingevuld. Zie ook www.odwh.nl/rbds.  

Klimaat - Energietransitie

Bij het klimaatverband van Parijs is afgesproken dat Nederland in 2020 20% minder CO2 uitstoot ten opzichte van 1990, 20% minder energie verbruikt en 16% duurzame energie opwekt. In 2050 moet de CO2 uitstoot met 95% zijn verminderd. Gemeenten hebben een belangrijke voorloperfunctie bij het behalen van deze doelstelling. Om deze doelstellingen te kunnen halen is het noodzakelijk dat overgestapt wordt van fossiele brandstoffen naar duurzame energie-oplossingen. Dit vraagt ander gedrag en aanpassingen van de economie. Ook heeft dit effect op het landschap en de ruimtelijke inrichting. De weg naar een energieneutraal Nederland wordt de 'energietransitie' genoemd. Samen met de veertien gemeenten, de provincie Zuid-Holland, de omgevingsdienst en het Hoogheemraadschap van Rijnland heeft Holland Rijnland een regionaal Energieakkoord opgesteld, dat de energietransitie op regionaal niveau en het overstappen van fossiele bronnen op hernieuwbare energiebronnen tot stand moet brengen. Het realiseren van dit Energieakkoord loopt langs de uitvoeringslijnen energiebesparing, warmte en bodemenergie, zonnepanelen op daken, ruimte en energie (onderverdeeld naar zonnepanelenvelden en windenergie), Greenports en energietransitie en mobiliteit en energietransitie. Het Beleidskader Duurzaamheid van de gemeente Nieuwkoop sluit goed aan op de Europese, landelijke en regionale ambities.  

4.14 Vormvrije mer-beoordeling

Toetsingskader

De centrale doelstelling van het instrument milieueffectrapportage is het milieubelang een volwaardige plaats te geven in de besluitvorming over activiteiten met mogelijk belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. De basis van de milieueffectrapportage wordt gevormd door de EU Richtlijn m.e.r. De richtlijn is van toepassing op de milieueffectbeoordeling van openbare en particuliere projecten die aanzienlijke gevolgen voor het milieu kunnen hebben.

De Europese regelgeving is in de Nederlandse wetgeving onder andere geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (verder Wm) en in het Besluit milieueffectrapportage 1994. In de bijlagen behorende bij het Besluit m.e.r. zijn de m.e.r.-plichtige activiteiten (de C-lijst) en de m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten (de D-lijst) beschreven. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Voor de betreffende activiteiten die niet aan de drempelwaarden voldoen, dient het bevoegd gezag na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Onderzoek en conclusie

In dit bestemmingsplan worden maximaal 290 woningen mogelijk gemaakt.

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de 'aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer, een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat of een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer'. De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van 290 woningen en blijft daarmee onder de drempelwaarde. Opgemerkt dient te worden dat ook voor activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, toch dient te worden nagegaan of sprake kan zijn van belangrijke gevolgen voor het milieu.

Om die reden is voor het project Buytewech-Noord een vormvrije m.e.r.-beoordeling opgesteld om uit te sluiten dat er met het plan sprake kan zijn van significant negatieve effecten op het gebied van milieu. Deze vormvrije m.e.r-beoordeling is opgenomen als Bijlage 13 bij dit bestemmingsplan en op basis hiervan heeft de gemeenteraad van Nieuwkoop besloten geen verdere mer-procedure op te starten.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Analyse verbrede reikwijdte

Dit plan betreft een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte. Dit houdt in dat er gebruik gemaakt kan worden van nieuwe mogelijkheden uit de Crisis- en herstelwet om aanvullende zaken te regelen in vergelijking met een traditioneel bestemmingsplan.

Om die reden heeft de gemeente Nieuwkoop, bij het voorbereiden van dit bestemmingsplan, een verkenning uitgevoerd van de mogelijkheden die de Crisis- en herstelwet biedt bij het opstellen van zo'n bestemmingsplan met verbrede reikwijdte.

Uit deze verkenning zijn meerdere onderwerpen naar voren gekomen waarvan het interessant bleek om bij het opstellen van dit bestemmingsplan met verbrede reikwijdte te bepalen of en welke aanvullende regels er in dit bestemmingsplan opgenomen konden worden. Dit waren in het algemeen onderwerpen die raakvlakken hebben met de minder ruimtelijke principes uit het Stedenbouwkundig Plan voor Buytewech-Noord, zoals de thema's duurzaamheid, gezondheid en doelgroepen.

In deze paragraaf komen de verschillende onderwerpen uit die verkenning beknopt aan de orde en is toegelicht of er over het betreffende onderwerp specifieke regels zijn opgenomen en waarom. Een algemene opmerking die daar op voorhand over wordt gemaakt, is dat de gemeente een groot deel van de gronden van het plangebied in eigendom heeft. Dit maakt dat zij bij de uitgifte van gronden aan ontwikkelende partijen ook in de (op dat moment te sluiten) overeenkomsten nog aanvullende (ruimtelijke of niet ruimtelijke) voorwaarden kan vastleggen. Om die reden zijn niet alle onderwerpen die uit de uitgevoerde verkenning naar voren zijn gekomen, ook daadwerkelijk in dit bestemmingsplan met verbrede reikwijdte geregeld.

Overigens wordt ter verduidelijking daarvan opgemerkt dat de ruimtelijk relevante kaders om te uitvoerbaarheid van het plan te borgen met dit bestemmingsplan zijn vastgelegd. Dit plan is daarmee ook het publiekrechtelijke instrument dat de gemeente, ontwikkelaars, omwonenden en andere belanghebbenden met elkaar bindt. Het al dan niet vastleggen van aanvullende voorwaarden is nadrukkelijk iets dat gestalte kan krijgen bij het sluiten van de (private) overeenkomsten tussen gemeente en ontwikkelaars rondom de gronduitgifte en kan logischerwijs uitsluitend betrekking hebben op voorwaarden waar door beide partijen mee ingestemd kan worden.

Voor het deelgebied dat niet in eigendom is bij de gemeente en waarop wel een deel van de nieuwbouwwijk gerealiseerd zal worden, is in dit plan in een regeling voorzien die maakt dat de gemeente ook hier nog de gelegenheid heeft om aanvullende zaken te regelen met de ontwikkelende partij. Deze regeling betreft zelf één van de onderwerpen die in deze paragraaf verder aan bod komen.

Gezondheid

Bij een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte kunnen aanvullende regels opgenomen worden vanuit het oogpunt van gezondheid. In dit bestemmingsplan zijn om te beginnen de gebruikelijke milieuonderzoeken uitgevoerd waarmee is aangetoond dat er met deze ontwikkeling op deze locatie sprake is van goede ruimtelijke ordening. Dit betreft dus ook onderzoeken naar gezondheidsgerelateerde aspecten als bodem, luchtkwaliteit, afstand tot bedrijvigheid en geluidsonderzoek.

Daarnaast staat het plan binnen verschillende bestemmingen die voornamelijk voorkomen in het openbaar gebied, te weten de bestemmingen Groen, Natuur en Verkeer-Verblijfsgebied, voorzieningen toe die gericht zijn op het uitoefenen van lichaamsbeweging. Hier zijn logischerwijs wel regels aan verbonden ten aanzien van de maatvoering. Met inachtname van deze bouwregels, kunnen deze voorzieningen binnen de wijk gerealiseerd worden.

Duurzame bouwmaterialen en energiezuinigheid

De gemeente heeft de ambitie om de Buytewech-Noord als CO2-neutrale wijk te ontwikkelen. Bij een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte kunnen daarvoor hogere eisen aan bouwmaterialen en de energiezuinigheid van woningen worden opgelegd. De gemeente vindt dit een belangrijk item en wijst er op dat ook de landelijke regelgeving op dit gebied een steeds hoger ambitieniveau kent, onder andere in de vorm van gasloze woningen en de regelgeving rondom BENG (Bijna Energie Neutrale Gebouwen) die per 1 januari 2021 in werking is getreden.

Er is daarom voor gekozen om in het bestemmingsplan geen aangescherpte eisen op te nemen rondom dit onderwerp. Eén van de redenen is dat hierover ook afspraken gemaakt kunnen worden bij de uitgifte van de grond en (voor de gronden niet in eigendom bij de gemeente) via het exploitatieplan of de anterieure overeenkomst. Via die weg kunnen op dat specifieke moment afspraken gemaakt over maatregelen die aansluiten bij de technische mogelijkheden en gemeentelijke ambities van dat moment. Met een regeling in dit bestemmingsplan zou er nu een keuze gemaakt moeten worden in de eisen die de gemeente op wenst te leggen, wat niet wenselijk is rondom een onderwerp waar zeer veel ontwikkeling in is.

Van de uitgevoerde milieuonderzoeken, heeft het uitgevoerde stikstofonderzoek een duidelijk raakvlak met energiezuinigheid. Bij het stikstofonderzoek zijn de wijze van verwarming van gebouwen en het brandstofverbruik en de uitstoot van bouwmachines immers belangrijke bronnen waar de uiteindelijke stikstofeffecten op berekend worden. Uit het betreffende onderzoek is gebleken dat voor dit aspect voldaan wordt aan de daarvoor geldende regelgeving.

Warmte en Energie

Ten aanzien van de warmte- en energievoorziening is het uitgangspunt gehanteerd dat het bestemmingsplan geen belemmeringen opwerpt voor de verschillende mogelijkheden op het gebied van energievoorziening nu woningen niet meer op gas aangesloten mogen worden. Voor het realiseren van WKO-installaties in de wijk zijn binnen de bestemming Groen specifieke maatvoeringen toegestaan.

Daarnaast zijn er binnen de bestemmingen Groen, Verkeer-Verblijfsgebied en Woongebied - 1 en Woongebied -2 in het algemeen voorzieningen toegestaan voor het opwekken van duurzame energie, zoals het plaatsen van zonnepanelen. Voor deze bouwwerken geldt, net als voor andere bouwwerken, dat hiervoor maximum maatvoeringen gelden. Met de opgenomen maatvoeringen in de genoemde bestemmingen, zijn zelfstandige windturbines niet mogelijk binnen de wijk. De aanleg van zonnepanelen is wel goed mogelijk binnen de genoemde bestemmingen en met de genoemde maatvoeringen, zowel op gebouwen als op maaiveld. Voor panelen op maaiveld is een specifieke ruimere maat van 5 m hoog opgenomen voor panelen die boven parkeerplaatsen geplaatst worden. Hiermee wordt de optie van dubbel ruimtegebruik opengehouden.

Voor laadpalen is bij de bestemmingen Verkeer-Verblijfsgebied, Woongebied - 1 en - 2, waarbinnen parkeervoorzieningen mogelijk zijn gemaakt, expliciet benoemd dat daarbij ook laadpalen zijn toegestaan.

Het bestemmingsplan stuurt hiermee vooral op het bieden van mogelijkheden voor dergelijke voorzieningen, die zowel bij de aanleg van de wijk als in een lader stadium benut kunnen worden. Van dwingende voorschriften is geen sprake.

Houtkachels

Een thema waar in het kader van gezondheid veel om te doen is, is de stook van houtkachels. De gemeente Nieuwkoop streeft voor Buytewech-Noord een gezonde leefomgeving na, maar kiest er niet voor om de stook van houtkachels in deze wijk te verbieden. De overwegingen daarbij zijn dat uit het stikstofonderzoek blijkt dat deze maatregel niet nodig is om aan de wettelijke vereisten te voldoen. Bovendien is een dergelijk besluit niet iets wat de gemeente specifiek voor één wijk wenst te nemen.

Beperken autoverkeer

De gemeente streeft naar beperking van het autoverkeer in de wijk, anders dan van bewoners en bezoekers. Hiertoe zijn in dit plan twee regelingen opgenomen. Bij de entree van de wijk is een zogenoemd pickuppoint mogelijk gemaakt, waar bezorgdiensten hun pakketten op één centraal punt kunnen bezorgen en zodoende niet alle woongebieden langs hoeven.

Daarnaast is voor de sociale wijkvoorziening in het groene middengebied bepaald dat daarvoor geen specifieke parkeerplaatsen aangelegd mogen worden, waarmee gestuurd wordt op een voorziening die inzet op lokale gebruikers uit de wijk of directe omgeving en die overwegend te fiets of te voet langskomen. Dit met uitzondering van een voorziening voor het laden en lossen van goederen.

Los van de ruimtelijke regels in dit bestemmingsplan kan de gemeente via andere manieren sturen op het ontmoedigen van autoverkeer, waaronder bijvoorbeeld het faciliteren van deelautogebruik waarmee gebruikers bewuster van de auto gebruik maken wanneer dit niet anders kan.

Water: beperking verharding en voorschrijven waterdoorlatende verharding

Uit een oogpunt van beperking van de wateroverlast voeren al veel waterschappen en gemeenten beleid om de oppervlakteverharding van tuinen en erven terug te brengen of beperkt te houden. Het bestemmingsplan mag daarover regels bevatten. Voor Buytewech-Noord is opgenomen dat per bouwperceel ten hoogste 65% van het voor- en achtererf verhard mag worden, wat betrekking heeft op zowel bebouwing, bestrating als andere verharding.

Wonen: woningbouwcategorieën en instandhouding daarvan

De gemeente hecht waarde aan een divers woningaanbod binnen Buytewech-Noord waarmee uiteenlopende doelgroepen gehuisvest kunnen worden en deze verschillende woningbouwcategorieën ook op de lange termijn in stand te houden. Daartoe bestaat de mogelijkheid om in het plan een percentageregeling op te nemen. In artikel 22.1 is daarom een regeling opgenomen die het voor zowel de bestemming Woongebied - 1 als Woongebied - 2 verplicht stelt dat met het aantal woningen dat binnen beide bestemmingen afzonderlijk gerealiseerd wordt, voldaan wordt aan een minimaal percentage te realiseren sociale huurwoningen, middeldure huurwoningen en goedkope koopwoningen. Deze percentages bedragen respectievelijk 25% (sociale huur), 10% (middeldure huur) en 10% (goedkope koop). De definities van deze woning typen zijn vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening, waar in de begripsomschrijving van dit bestemmingsplan daarom naar verwezen wordt. De doelgroepen, de maximale aanvangshuurprijs en de instandhoudingstermijn zijn bepaald in de 'Verordening doelgroepen woningbouw Nieuwkoop 2020' (of actualisatie hiervan), waar in de begripsbepaling eveneens een relatie mee is gelegd.

De regeling kent tevens een afwijkingsbevoegdheid die in voorkomende gevallen de mogelijkheid biedt om van deze percentages af te wijken. Daar zijn wel voorwaarden aan verbonden. De voorwaarden houden in dat ofwel aan de genoemde percentages voldaan dient te worden door beide deelgebieden (Woongebied - 1 en Woongebied - 2) in samenhang te bezien, ofwel dat naar het oordeel van het college van B&W in voldoende mate is aangetoond dat op alternatieve wijze wordt aangesloten bij het gemeentelijk woningbouwbeleid.

Biodiversiteit en natuurwaarden

Met Buytewech-Noord wordt ook ingezet op de aanleg van groen en natuur binnen de wijk. Dit draagt deels bij aan de inpassing en uitstraling van de wijk en de ruimtelijke kwaliteit van de wijk. De ontwikkeling van natuurwaarden is daarnaast ook aan te merken als doel op zich.

Om die reden is het noordwestelijk deel van de wijk bestemd als Natuur, waarmee natuur op deze gronden de hoofdfunctie is. Niet alleen is bebouwing hier in beperkte mate toegestaan, ook is het uitvoeren van diverse werkzaamheden hier aan een omgevingsvergunning gekoppeld die alleen verkregen kan worden als daarmee de natuur- en landschapswaarden uit het Landschapsplan niet onevenredig aangetast kunnen worden.

Naast dit specifieke deel van het plangebied dat als Natuur is bestemd, zijn er ook in de overige bestemmingen mogelijkheden ingebouwd om de biodiversiteit en de beleving van natuur te versterken. Dit betreft de mogelijkheden om binnen Natuur, Groen en Verkeer-Verblijfsgebied voorzieningen te realiseren die betrekking hebben op natuurinformatie en -educatie, voorzieningen op het gebied van (de bevordering van) biodiversiteit en speelvoorzieningen die gericht zijn op het spelen in en met de natuur.

Los van deze algemene voorzieningen, zijn binnen het plangebied ook een voedselbos en een boomgaard voorzien, die door middel van specifieke aanduidingen op de verbeelding zijn vastgelegd.

5.2 Planvorm

De planregels zijn opgesteld met inachtneming van de regels uit de Wet ruimtelijke ordening en de bijbehorende wettelijke regelingen. De plansystematiek is in overeenstemming met de verplicht toe te passen Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012).

Het bestemmingsplan is zoals dat genoemd wordt een bestemmingsplan met directe werking. Met deze planvorm vormt het bestemmingsplan direct na inwerkingtreding het juridische instrument waarmee omgevingsvergunningen verleend kunnen worden voor de realisatie van Buytewech-Noord en op basis waarvan handhavend kan worden opgetreden.

Het plan kent geen wijzigings- of uitwerkingsbevoegdheden die eerst om een nieuwe planprocedure vragen waarin bestemmingen nog gewijzigd of uitgewerkt moeten worden.

Met deze planvorm is direct duidelijk welke functies en bouwmogelijkheden in het plangebied zijn toegestaan, wat rechtszekerheid biedt voor zowel ontwikkelende partijen (wat mag er ontwikkeld worden) als omwonenden (wat kan ik - maximaal - verwachten).

Het toepassen van deze planvorm is mede mogelijk doordat de gemeente het merendeel van het plangebied in eigendom heeft. Dit biedt de mogelijkheid om bij verkoop van (delen) van het plangebied aan ontwikkelende partijen om in de overeenkomsten die daarmee gemoeid zijn, nog aanvullende afspraken te maken. Het bestemmingsplan kan om die reden een zekere mate van globaliteit houden, waarin met name de hoofdstructuur wordt vastgelegd. Dit is goed af te lezen aan de wijze waarop de verbeelding is opgebouwd, zoals weergegeven in figuur 5.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0569.bpNKPbuytewechNrd-va02_0036.png"

Figuur 5.1 Hoofdopzet van de verbeelding bij het bestemmingsplan

De hoofdstructuur uit het Stedenbouwkundig Plan is overgenomen op de verbeelding met de bestemmingen Groen, Natuur (donkergroen), Water (blauw) en Verkeer (grijs).

Deze hoofdstructuur resulteert in 12 woongebieden (lichtgeel), waarbinnen het beoogde woningbouwprogramma gerealiseerd kan worden. Binnen deze twaalf woongebieden is op de verbeelding geen nadere detaillering ingetekend, al zijn er op basis van de planregels wel bouw- en gebruiksregels van toepassing voor de ruimtelijke mogelijkheden daarbinnen.

Wat wel op de verbeelding is vastgelegd, is binnen welke woongebieden appartementen zijn toegestaan. Voor appartementen staat het plan immers een grotere bouwhoogte toe dan voor de overige woningen, waardoor het relevant is hier kaders voor op te nemen. Deze appartementen zijn toegestaan binnen het tweede en vierde woongebied ten noorden van de centrale ontsluitingsweg, geteld vanuit oostelijke richting, en binnen het meest zuid-westelijke woongebied. Met deze drie woongebieden vindt een zekere mate van spreiding van de appartementen plaats, waardoor een monotone dorpsrand voorkomen wordt en de laagbouw de overhand houdt. Daar komt bij dat er juist langs de randen van het plangebied ook veel groen en natuur ontwikkeld wordt wat de uitstraling naar buiten toe verzacht.

Voor het overige is met verbeelding, zoals uit figuur 5.1 blijkt, gericht op het borgen van de hoofdstructuur waarbij de planregels verder bepalen wat er binnen de afzonderlijke bestemmingen aan gebruiks- en bouwmogelijkheden gelden. Deze regels komen in de volgende paragraaf aan bod.

5.3 Regels

5.3.1 Inleidende regels

In het artikel begripsbepalingen worden begrippen verklaard die in de planregels voorkomen die om een nadere omschrijving vragen. Een aantal begrippen komt nagenoeg in elk bestemmingsplan voor. Deze dienen standaard te worden gebruikt.

In het artikel 'wijze van meten' wordt aangegeven op welke wijze gemeten moet worden om bijvoorbeeld een goot- en bouwhoogte te bepalen.

5.3.2 Bestemmingsregels

In het hoofdstuk Bestemmingsregels zijn in de planregels alle bestemmingen opgenomen met de daarbij behorende bestemmingsomschrijving. Waar noodzakelijk is gebruikgemaakt van aanduidingen om specifieke functies in het bijzonder te kunnen regelen.

Een aantal bestemmingen en artikelen zijn specifiek en ongewijzigd opgenomen voor de gronden uit het eerdere bestemmingsplan Nieuwveenseweg 29A. Deze artikelen zijn letterlijk overgenomen. In de naamgeving van deze artikelen is ook (Nieuwveenseweg 29A) opgenomen, zodat duidelijk is dat deze uitsluitend in dat plandeel van toepassing zijn. Zo kan er geen verwarring ontstaan tussen bijvoorbeeld de tuin- of verkeersbestemming voor dit deel van het plangebied en de bestemmingen voor de nieuw te bouwen wijk Buytewech-Noord. Omdat deze bestemmingen en regels letterlijk zijn overgenomen uit het voorgaande bestemmingsplan, vindt van deze artikelen geen verdere, gedetailleerde beschrijving opgenomen.

De overige bestemmingsregels komen hieronder artikelgewijs aan bod.

Groen ( Artikel 4 )

Op basis van het stedenbouwkundig plan zijn de vaste groenstructuren in de wijk als Groen bestemd. Overigens neemt dat niet weg dat bijvoorbeeld ook binnen een bestemming als Woongebied ook groen gerealiseerd kan worden. De nuance zit er in dat de bestemming Groen is opgenomen daar waar nu al vaststaat dat groen wordt aangelegd.

Dit is met name bij de entree van de wijk en langs de centrale wijkontsluitingsweg. Binnen groen is via aanduidingen vastgelegd waar bijzondere voorzieningen mogelijk zijn, zoals twee boomgaarden (bij de entree en achterin de wijk) en een pickuppoint. Van het centrale groengebied is het gedeelte ten zuiden van de wijkontsluitingsweg als Groen bestemd. Hier ligt de nadruk op het gebruik van het groen, waar aan de noordzijde de nadruk juist op natuurwaarden ligt en om die reden de bestemming Natuur is opgenomen.

Natuur (Artikel 5)

De bestemming Natuur is opgenomen voor de aan te leggen natuur in het centrale deel van de wijk, ten noorden van de wijkontsluitingsweg, en op de gronden ten noordwesten daarvan. Anders dan bij de bestemming Groen, zijn hier niet alleen de gebruiksmogelijkheden opgenomen in de bestemmingsomschrijving maar ook de natuurlijke en landschappelijke waarde die hiermee gemoeid zijn.

Onder de gebruiksmogelijkheden zijn onder andere speelvoorzieningen en voorzieningen gericht op lichaamsbeweging opgenomen, beide voor zover deze gericht zijn op het spelen c.q. bewegen in en met de natuur. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een buitenfitnessvoorzieningen en/of trimparcours.

De nadere uitwerking van de natuur- en landschapswaarden is opgenomen in het Landschapsplan, waar om die reden een koppeling mee is gemaakt in de regels. Dit is het geval in zowel de bestemmingsomschrijving als in het aanlegvergunningenstelsel voor werken en werkzaamheden. Met deze koppeling zijn werken en werkzaamheden uitgesloten die de beoogde natuur- en landschapswaarden onevenredig aantasten. Tegelijkertijd zijn de werken en werkzaamheden die nodig zijn om deze waarden tot stand te brengen, vrijgesteld van het vergunningstelsel.

Tuin - Oeverzone (Artikel 7)

Langs de buitenranden van de wooneilanden voorziet het bestemmingsplan in de bestemming Tuin-Oeverzone. Deze bestemming staat het, afhankelijk van de uiteindelijke indeling van de woonpercelen, toe om deze gronden zowel als tuin of als oever in te richten en te gebruiken.

Voor deze bestemming is bewust gekozen om de randen op deze manier niet in de bestemming Woongebied - 1 of Woongebied - 2 te laten vallen. Met de bestemming Tuin - Oeverzone is namelijk ook een zeer beperkte bouwregeling opgenomen, die het niet toestaat om in deze randen gebouwen en overkappingen te realiseren. Hiermee wordt een zekere mate van openheid langs de watergangen en de randen van de wijk nagestreefd.

Verkeer - Verblijfsgebied ( Artikel 9 )

De centrale ontsluitingsweg is bestemd als Verkeer - Verblijfsgebied.

Daarnaast zijn ook twee calamiteitenroutes aan de zuidwestzijde van het plangebied met deze bestemming opgenomen. In de regels en met behulp van een aanduiding op de verbeelding, is vastgelegd dat deze twee verbindingen uitsluitend bedoeld zijn voor langzaam verkeer en als calamiteitenroute. Deze verbindingen kunnen zodoende geen dienst doen als reguliere ontsluitingswegen voor autoverkeer.

Water (Artikel 10)

De structurerende watergangen zijn bestemd als Water.

Woongebied - 1(Artikel 12)

De te realiseren woongebieden die op gemeentelijk grondgebied liggen, zijn bestemd als Woongebied - 1. Binnen deze bestemming, dat wil zeggen binnen de acht woongebieden samen, zijn maximaal 230 woningen toegestaan.

Voor die woningen zijn zowel het bouwtype, de woningbouwcategorieën en de diverse maximale maatvoeringen vastgelegd.

Bouwtype

Ten aanzien van het bouwtype geldt dat in algemene zin diverse grondgebonden woningbouwtypen zijn toegestaan. Gestapelde woningen (appartementen) zijn uitsluitend daar toegestaan waar dit met een aanduiding op de verbeelding is weergegeven. Dit betreft drie van de acht woongebieden.

Voor beneden-bovenwoningen (bebo's) is in het artikel een afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Deze woningen zijn volgens de definitie aan te merken als gestapelde woningen en zijn om die reden uitsluitend op de drie woongebieden toegestaan waar appartementen gebouwd mogen worden. Bebo's onderscheiden zich daar echter van, doordat het hoofdgebouw vaak de verschijningsvorm c.q. een bouwmassa heeft vergelijkbaar met een grondgebonden woning. Om die reden wordt het via afwijking mogelijk gemaakt om bebo's te realiseren op die eilanden waar in de regel alleen grondgebonden woningen toegestaan zijn.

Woningbouwcategorieën

De woningen binnen dit deelgebied dienen bovendien te voldoen aan een minimaal te realiseren percentage aan sociale huurwoningen, middeldure huurwoningen en goedkope koopwoningen. Deze percentages zijn vastgelegd in artikel 22.1.

Flexibiliteit en randen

Met de bestemming Woongebied - 1 is nog geen sturing gegeven aan de wijze waarop binnen een woongebied de woonpercelen en andere voorzieningen, zoals groen, parkeren of duurzaamheidsvoorzieningen, worden gesitueerd. Door de globaliteit van deze bestemmingen kunnen hier per woongebied keuzes in gemaakt worden door de ontwikkelende partijen en kan de gemeente daar, bij de uitgifte van de grond, waar nodig nog toezicht op houden. Met de bouwregels wordt wel sturing gegeven aan de uitstraling van (de positionering van) woningen richting het openbaar gebied.

De eerste regel op dat vlak is dat er voor de woongebieden grenzend aan de centrale wijkontsluitingsweg een gevellijn is opgenomen. Deze bepaalt dat de woningen die langs deze weg worden gebouwd, met hun voorgevel naar deze weg gericht moeten waarbij de voorgevel in de gevellijn gebouwd moet worden of evenwijdig daaraan tot ten hoogste 3,5 m achter de gevellijn.

De tweede regel heeft betrekking op alle hoofdgebouwen die langs aan de centrale wijkontsluitingsweg komen te liggen. Daarvoor geldt dat de positionering nog niet bekend is, aangezien die afhangt van hoe de verschillende wooneilanden verder worden ingericht. Om een zekere mate van sturing te bieden, is bepaald dat de voorgevel van deze woningen zich ten minste 3 m en ten hoogste 8 m achter de voorste bouwvlakgrens mag bevinden.

De derde regel die betrekking heeft op de uitstraling richting de randen, geldt voor de woonpercelen die aan de buitenranden richting het buitengebied, de randen richting (het bestaande) Park Buytewech en aan de randen richting het groen en de natuur die in het hart van de wijk worden gerealiseerd. Langs deze randen is binnen de bestemming Woongebied - 1 de 'specifieke bouwaanduiding - bijzondere rand' opgenomen. Met regeling die daaraan gekoppeld stuurt de gemeente op het voorkomen van één doorlopende lijn in de gevels van de hoofdgebouwen, om daarmee een hard contrast tussen de woningen en de genoemde randen te voorkomen. Afhankelijk van hoe de woonpercelen in de uiteindelijke vorm over het woongebied verdeeld worden, geldt voor die woonpercelen waarop deze aanduiding zich bevindt, dat er regels gelden voor de situering van die gevel van het hoofdgebouw die richting deze rand is gericht. Kort gezegd is het de bedoeling om situaties te voorkomen waarbij meer dan 3 woningen in één lijn gebouwd staan waarvan de gevels parallel met de betreffende rand gebouwd zijn. Dit kan doorbroken worden door woningen ten opzichte van elkaar te laten verspringen en/of door gevels toe te passen die niet parallel aan de betreffende rand gesitueerd zijn. Tot slot is bepaald dat dit voorschrift niet geldt voor gestapelde woningen, waarvan het logisch is dat er meerdere woningen (binnen één gebouw) over dezelfde gevel beschikken.

Parkeren

Voor het parkeren is in de bestemmingsregels van Woongebied - 1 vastgelegd dat het benodigde aantal parkeerplaatsen voor de woningen van een woongebied binnen datzelfde woongebied (bestemmingsvlak) gerealiseerd dienen te worden. Deze bepaling geldt in aanvulling op artikel 22.3, waarin verplicht is gesteld dat in voldoende parkeervoorzieningen gezorgd dient te worden en welke norm daarbij gehanteerd wordt. Het gemeentelijke parkeerbeleid is daarbij bepalend.

Verharding

Om de mate van verharding te reguleren en daarmee in te spelen op het aspect 'hittestress' en een toekomstbestendige waterhuishouding, is voor woonpercelen opgenomen dat het voor- en achtererfgebied van ieder woonperceel voor ten hoogste 65% verhard mag zijn. Voor verharding is eveneens een begripsbepaling opgenomen, waarmee is vastgelegd dat dit zowel bebouwing, bestrating als andere vormen van verharding betreft.

Woongebied - 2 (Artikel 13)

De bestemming Woongebied - 2 is opgenomen voor de te ontwikkelen woongebieden waarvan de gronden niet bij de gemeente Nieuwkoop in bezit zijn. De inhoudelijke bepalingen van dit artikel zijn identiek aan die van Woongebied - 1. Om die reden wordt voor de uitleg van de regels verwezen naar de beschrijving van Woongebied - 1.

Het verschil zit hem in het toegestaan aantal woningen, dat voor deze vier woongebieden samen ten hoogste 60 bedraagt. Daarnaast is op deze woongebieden de aanduiding 'wetgevingzone - exploitatiegebied' opgenomen. Deze aanduiding is gekoppeld aan artikel 22.2. Met deze regeling is vastgelegd dat de bouw van woningen in dit deel van het plangebied uitsluitend kan worden vergund indien daarvoor een exploitatieplan is vastgesteld of het kostenverhaal anderszins is geregeld tussen de gemeente Nieuwkoop en de grondeigenaar, zoals bijvoorbeeld met een anterieure overeenkomst.

Binnen deze bestemming is eveneens een regeling opgenomen, die verplicht tot de aanleg van (een deel) van het Landschapsplan. Dit hangt samen met het feit dat het gemeenschappelijke, groene middengebied van Buytewech-Noord, deels op gronden is geprojecteerd die niet in eigendom zijn van de gemeente. Om de ontwikkelende partij te verplichten op dit deel de gedeeltelijke aanleg van het Landschapsplan uit te voeren, is een verplichting ingebouwd. Het Landschapsplan biedt een inspiratie- en toetsingskader voor de uiteindelijke inrichtingsplannen. Deze houdt in dat bij de aanvraag van de omgevingsvergunning voor de eerste woning(en) in het deelgebied van de ontwikkelaar, ook een inrichtingsplan moet worden ingediend waaruit voldoende blijkt hoe zij het deel van het Landschapsplan op hun gronden gaan realiseren. Vervolgens dient de realisatie hiervan binnen 2 jaar na het afgeven van de omgevingsvergunning (voor de woning(en)) opgestart te zijn en binnen 5 jaar afgerond te zijn.

Leiding - Riool (Artikel 15)

In het plangebied ligt een rioolpersleiding die met de dubbelbestemming Leiding - Riool is beschermd. Binnen deze bestemming zijn (bouw)werkzaamheden ten behoeve van de leiding binnen opgenomen kaders toegestaan.

Voor (bouw)werkzaamheden ten behoeve van onderliggende bestemmingen, dus ook bij de ontwikkeling van de wijk, is op basis van dit artikel eerst advies van de leidingbeheerder nodig om te bepalen of (bouw)werkzaamheden binnen deze dubbelbestemming het belang van de leiding niet schaden.

Waarde - Archeologie - 2 (Artikel 16)

Met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 2 worden de archeologische verwachtingswaarden in het plangebied beschermd. Deze bestemming komt overeen met de dubbelbestemming uit het vigerende bestemmingsplan. Dit artikel bepaalt dat voor bouw- en grondwerkzaamheden groter dan 2.500m2 en tevens dieper dan 50 cm onder maaiveld, eerst uit archeologisch onderzoek moet blijken dat daarmee geen archeologische waarden geschaad kunnen worden. Voor de aanleg van de nieuwe wijk is dergelijk archeologisch onderzoek reeds uitgevoerd, zoals behandeld in paragraaf 4.2.

5.3.3 Algemene regels

In dit onderdeel van de regels komen algemene regels aan de orde die gelden voor alle bestemmingen in het bestemmingsplan. De algemene regels bestaan uit de volgende artikelen.

Antidubbeltelregel

Een antidubbeltelregel wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

De formulering van de antidubbeltelregel wordt bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.4 Bro).

Algemene bouwregels

Dit artikel gaat in op een aantal algemene bouwregels die onafhankelijk van de ter plaatse geldende bestemming van toepassing zijn. De regels gaan specifiek in op ondergrondse bouwwerken, dakkapellen en ondergeschikte bouwdelen die niet worden meegerekend bij de toetsing aan maatvoeringen van gebouwen.

Algemene gebruiksregels

De algemene gebruiksregels leggen een aantal vormen van gebruik vast die, ongeacht de bestemmingslegging, in ieder geval zijn uitgesloten.

Algemene afwijkingsregels

In dit artikel wordt de mogelijkheid geboden aan het bevoegd gezag om bij een omgevingsvergunning af te wijken van bestemmingsregels. Het betreft afwijkingsmogelijkheden ten behoeve van kleine overschrijdingen van maatvoeringen en bouwgrenzen. Bij de afwijkingsmogelijkheden zijn tevens voorwaarden opgenomen waaraan voldaan moet worden om van de bevoegdheid gebruik te kunnen maken.

Algemene wijzigingsregels

Dit artikel omvat een aantal specifiek situaties waarvoor het mogelijk is om het bestemmingsplan te wijzigen met een wijzigingsplan. Het gaat om wijzigingen die de essentie van het plan niet wijzigen, maar in voorkomende gevallen een oplossing kunnen bieden voor de omschreven situaties. Het gaat dan om het toestaan van overschrijding van bestemmingsgrenzen om technische of verkeerskundige redenen, het wijzigen van de lijst van bedrijfsactiviteiten en het aanpassen van regelingen die naar wettelijke regelingen verwijzen mochten die in de tussentijd gewijzigd zijn. Aan ieder van deze mogelijkheden zijn voorwaarden gekoppeld. Indien naar aanleiding van één van deze mogelijkheden een wijzigingsplan wordt opgesteld, dan zal dit op basis van de wettelijke vereisten een eigen planologische procedure doorlopen.

Overige regels

In dit artikel is in de eerste plaats een regeling opgenomen waarin de verplichting vastligt voor het realiseren van een minimum percentage aan sociale huurwoningen, middeldure huurwoningen en goedkope koopwoningen. In de begripsbepaling van deze drie woningbouwcategorieën, is een relatie gelegd met de gemeentelijke doelgroepenverordening, waarin is vastgelegd voor welke specifieke doelgroepen deze woningen bedoeld zijn, wat de maximale prijsniveaus zijn en hoe lang de instandhoudingstermijn daarvan geldt.

De genoemde percentages gelden, op basis van artikel 12 en 13 in beginsel voor de bestemmingen Woongebied - 1 en Woongebied - 2 afzonderlijk. Dat wil zeggen dat binnen beide woongebieden, wanneer je enkel met de woningen binnen dat deelgebied rekent, aan de genoemde percentages voldaan moeten worden.

Artikel 22 voorziet daarnaast in een afwijkingsbevoegdheid, waarmee het college van B&W de bevoegdheid krijgt om van deze percentages af te wijken. Dit is mogelijk als of de som van beide deelgebieden samen alsnog leidt tot aansluiting bij de genoemde percentages, of als er niet aan de genoemde percentages wordt voldaan maar het college naar haar oordeel van mening is dat er een bouwplan ligt dat voldoende bij het gemeentelijk woningbouwbeleid aansluit. In dat laatste geval zal er dus een specifieke motivering nodig zijn waar dat uit blijkt.

Een tweede regeling in dit artikel is opgenomen om het kostenverhaal te regelen tussen de gemeente Nieuwkoop en de ontwikkelaar van de gronden die niet bij de gemeente in eigendom zijn maar wel binnen de plangrens van het bestemmingsplan valt. Zonder een dergelijke regeling, geldt de wettelijke verplichting dat de gemeente voor dit deel van het bouwplan een exploitatieplan opstelt waarmee kosten (zoals bedoeld in artikel 6.2.3 t/m 6.2.5 Bro) verhaald kunnen worden op het (voor dit deel van het plangebied) mogelijk gemaakte bouwplan. Nu dit kostenverhaal nog niet geregeld is en de gemeente er waarde aan hecht om tot één nieuw bestemmingsplan te komen voor de gehele wijk, is deze regeling opgenomen die het kort gezegd mogelijk maakt om het kostenverhaal uit te stellen tot het moment van de omgevingsvergunning. De drie leden van artikel 22.2 Kostenverhaal regelen in daarover specifiek dat:

  • met lid a de kosten als bedoeld in artikel 6.23 t/m 6.2.5 Bro verhaald kunnen worden ten laste van de gronden, gelegen binnen het exploitatiegebied, waarop dit bestemmingsplan een nieuw bouwplan mogelijk maakt. Hiermee is de essentie van de regeling uit het Bro overgenomen.
  • met lid b het onder a bedoelde exploitatiegebied op de verbeelding is vastgelegd met de gebiedsaanduiding 'wetgevingszone - exploitatiegebied'. Het kostenverhaal onder a heeft dus enkel en alleen betrekking op een bouwplan binnen dat exploitatiegebied c.q. binnen die aanduiding;
  • en met lid c dat het in reguliere situatie verplichte exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 Wro nog kan worden vastgesteld bij een omgevingsvergunning voor het bouwen. Dit in tegenstelling tot de reguliere situatie waarin een exploitatieplan gelijktijdig met het bestemmingsplan vastgesteld dient te worden.

Overigens is het nog steeds mogelijk om het kostenverhaal in plaats van met een exploitatieplan te regelen ook via een anterieure overeenkomst tussen gemeente en ontwikkelaar te regelen. Dat zal dan uiterlijk het geval moeten zijn voor het verlenen van de omgevingsvergunning, aangezien op dat moment op basis van lid c de verplichting bestaat om de kosten alsnog via een exploitatieplan geregeld te hebben. Voor het opnemen van deze regeling is gebruik gemaakt van artikel 7c, tiende en elfde lid Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet.

Concreet betekent dit dat zolang er geen exploitatieplan is vastgesteld of het kostenverhaal anderszins verzekerd is, er geen omgevingsvergunning voor het bouwen kan worden afgegeven voor dit deelgebied.

Daarnaast is dit artikel de gemeentelijke parkeerregeling vastgelegd, die bepaalt dat bij bouw- en gebruiksactiviteiten getoetst wordt aan de gemeentelijke parkeernormen om te bepalen of in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien.

5.3.4 Overgangs- en slotregels

Tot slot zijn in hoofdstuk 4 de regels ondergebracht met betrekking tot het overgangsrecht (overgangsregels) en de slotregel.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

6.1 Inleiding

Het eigendom van de gronden waarop de nieuwbouwwijk Buytewech-Noord mogelijk wordt gemaakt is grotendeels in handen van de gemeente Nieuwkoop.

Een deel van het plangebied, rondom de volkstuinen, is daarnaast in eigendom van een ontwikkelaar. In dit bestemmingsplan met verbrede reikwijdte zijn directe bouwtitels opgenomen, wat inhoudt dat wanneer een aanvraag aan de planregels voldoet, direct een reguliere omgevingsvergunning verleend kan (en moet) worden.

6.2 Wettelijke verplichting voor het opstellen van een exploitatieplan

Artikel 6.12 lid 2 Wet ruimtelijke ordening (hierna: 'Wro') bepaalt dat de gemeenteraad, als er sprake is van één of meerdere aangewezen bouwplannen, verplicht is een exploitatieplan vast te stellen indien:

  • a. het verhaal van kosten van grondexploitatie niet anderszins is verzekerd;
  • b. het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c 4°, respectievelijk 5° Wro noodzakelijk is;
  • c. het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, respectievelijk b, c of d Wro noodzakelijk is.

Zoals in de inleiding omschreven, zijn in het plan directe bouwtitels opgenomen en deze moeten worden aangemerkt als een aangewezen bouwplan op grond van de Wro. De grondexploitatie voor de ontwikkeling van de gemeentelijke gronden is verzekerd door de verkoop van deze gronden aan ontwikkelende partijen waarbij in de overeenkomst afspraken gemaakt zullen worden. Het kostenverhaal voor de locaties die de gemeente in eigendom heeft, vindt zodoende plaats bij de gronduitgifte.

Voor de gronden van de ontwikkelaar gaat dat niet op, het kostenverhaal zal voor deze gronden daarom anderszins verzekerd moeten worden. Onder de Wro geldt in dat geval de verplichting dat bij het vaststellen van het bestemmingsplan ook een exploitatieplan vastgesteld moet worden, tenzij het kostenverhaal voor die tijd op andere wijze (via een anterieure overeenkomst) is geregeld.

De gemeente Nieuwkoop en de ontwikkelaar zijn hier momenteel over in gesprek en streven ernaar om voor de vaststelling van het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte de bedoelde overeenkomst gesloten te hebben.

Mocht dat op dat moment nog niet gelukt zijn, dan is er op grond van de Crisis- en herstelwet een uitgestelde mogelijkheid om dit zeker te stellen. Deze mogelijkheid is opgenomen in artikel 7c, lid 10, van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet en biedt de mogelijkheid om het opstellen van een exploitatieplan uit te stellen tot het moment van het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen. Dit betekent dat indien er op het moment van aanvraag omgevingsvergunning geen anterieure overeenkomst is gesloten met de betreffende grondeigenaar, het college van B&W kan overgaan tot het vaststellen van een exploitatieplan.

Deze mogelijkheid is in de regels van het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte ingebouwd in artikel 22.2. Hiermee is het kostenverhaal voldoende zeker gesteld.

Tot slot bestaat er de mogelijkheid dat de gronden van OTL of diens rechtsopvolger zo nodig door aankoop of onteigening door de gemeente zullen worden verworven.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.1 Inleiding

In de aanloop naar dit bestemmingsplan, heeft een uitgebreid participatieproces plaatsgevonden. Een beknopte weergave daarvan is in paragraaf 1.4.2 al gegeven.

Voor het bestemmingsplan zelf zijn belanghebbenden en geïnteresseerden eveneens op meerdere manieren betrokken. De resultaten daaruit komen in de volgende paragrafen aan bod.

7.2 Inspraak

Het bestemmingsplan heeft niet als voorontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegen in het kader van de inspraakprocedure. Hier is voor gekozen omdat in het kader van het vlekkenplan en het stedenbouwkundig plan al een uitvoerig participatietraject is doorlopen. Het bestemmingsplan legt de kaders van dat stedenbouwkundig plan nu ook in juridisch-planologische zin vast. Gelet hierop, heeft de gemeente Nieuwkoop besloten het plan direct als ontwerpbestemmingsplan te publiceren.

7.3 Overleg ex artikel 3.1.1. Bro en zienswijzen

Het bestemmingsplan (met verbrede reikwijdte) Buytewech-Noord van de gemeente Nieuwkoop, heeft vanaf 5 augustus 2021 tot en met 16 september 2021 als ontwerp-bestemmingsplan ter inzage gelegen. Tijdens deze periode konden door eenieder zienswijzen worden ingediend. Parallel aan deze periode heeft de gemeente het ontwerp-bestemmingsplan ook aan diverse overlegpartners aangeboden in het kader van het wettelijk vooroverleg en zijn er tot slot nog enkele ambtelijke wijzigingen op tafel gekomen.

De binnengekomen overlegreacties en zienswijzen zijn van een beantwoording voorzien in de 'Nota van beantwoording zienswijzen' met als registratienummer 21.21404, die als Bijlage 14 bij deze toelichting is opgenomen. Naar aanleiding hiervan, en mede naar aanleiding van enkele ambtshalve aanpassingen die eveneens in de Nota zijn benoemd, is het plan gewijzigd vastgesteld.