direct naar inhoud van Regels
Plan: Buytewech-Noord
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0569.bpNKPbuytewechNrd-va02

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Buytewech-Noord met identificatienummer NL.IMRO.0569.bpNKPbuytewechNrd-va02 van de gemeente Nieuwkoop.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aaneengebouwde woning

een blok van drie of meer woningen waarvan tenminste één gevel van het hoofdgebouw grenst aan een gevel van het hoofdgebouw van de aangrenzende woning

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waar gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.7 achtererfgebied

deel van het erf achter de denkbeeldige lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorgevel en het verlengde daarvan, met uitzondering van de gronden onder het hoofdgebouw.

1.8 agrarisch bedrijf

een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:

  • a. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen sier-, fruit- en bollenteelt;
  • b. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond;
  • c. intensieve veehouderij: de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en (nagenoeg) zonder weidegang, waarbij de teelt niet afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel;
  • d. glastuinbouw: de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
  • e. sierteelt: de teelt van tuin- en potplanten en/of bomen, al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met de handel in deze gewassen;
  • f. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
  • g. bollenteelt: de teelt van bloembollen in samenhang met de teelt van bolbloemen;
  • h. intensieve kwekerij: de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij wijze van intensieve veehouderij) (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht;
  • i. een paardenfokkerij.
1.9 antennedrager

een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.10 antenne-installatie

een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.11 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

1.12 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.13 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.14 bedrijf

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen, verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen, dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.

1.15 bedrijfs- of dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, vanwege de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.16 bedrijf aan huis

Het door de bewoner van de woning bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, niet zijnde detailhandel, behoudens de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten en webwinkels.

1.17 beroep aan huis

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.

1.18 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

de afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.19 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.20 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.21 bevoegd gezag

het bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.22 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.23 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.24 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor functies uit de bestemmingsomschrijving geschikt of geschikt te maken is.

1.25 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.26 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.27 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.28 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.29 bijbehorend bouwwerk

de uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegenaan gebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.30 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.31 calamiteitenroute

een verbindingsweg bedoeld voor hulpdiensten die zodanig is ingericht dat deze niet toegankelijk is

voor andere motorvoertuigen dan voor hulpvoertuigen.

1.32 deskundige

een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake het onderwerp dat in de regels wordt aangehaald.

1.33 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf.

1.34 erf

al dan niet bebouwd perceel of een gedeelte daarvan dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van het gebouw.

1.35 extensief recreatief medegebruik

vormen van dagrecreatief medegebruik van gronden met een extensief karakter, zoals wandelen, fietsen, paardrijden en sportvissen.

1.36 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk omsloten ruimte vormt, niet zijnde een overkapping.

1.37 geluidsgevoelige objecten

woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

1.38 gemeentelijke parkeernota

'Nota parkeernormen gemeente Nieuwkoop 2021', vastgesteld door de raad op 8 juli 2021, of de rechtsopvolger daarvan.

1.39 geschakelde woning

een woning waarvan het hoofdgebouw met één zijgevel in de zijdelingse perceelsgrens is gebouwd en dat door middel van bijbehorende bouwwerken met het hoofdgebouw van de naastgelegen woning in verbinding staat.

1.40 gestapelde woning

boven dan wel beneden elkaar gesitueerde woningen waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid gewaarborgd is.

1.41 goedkope koopwoning

een koopwoning als bedoeld in artikel 1.1.1., eerste lid, onder e van het Besluit ruimtelijke ordening en waarvoor de doelgroep, de maximale von-prijs, de instandhoudingstermijn en de meldplicht in geval van verkoop zijn bepaald in de 'Verordening doelgroepen woningbouw Nieuwkoop 2020' of de rechtsopvolger daarvan.

1.42 hoofdgebouw

een gebouw of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.43 horecabedrijf

een onderneming gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

Met betrekking tot de horecabedrijven wordt onderscheid gemaakt in diverse categorieën, waarvoor wordt verwezen naar de 'Lijst van Horecabedrijven' in Bijlage 3 van deze regels.

1.44 huishouden

een alleenstaande of twee of meer personen die gezamenlijk een huishouding

voeren, waarbij in geval van meerdere personen sprake is van continuïteit in samenstelling en

onderlinge verbondenheid.

1.45 kap

een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30° en minder dan 65°.

1.46 kamerverhuur

de (gedeeltelijke) verhuur van een woning via kameruitgifte, waarbij kamers geen zelfstandige woonruimte vormen door het ontbreken van wezenlijke voorzieningen zoals een eigen kook- en/of wasgelegenheid en/of toilet;

1.47 kunstwerk

bouwwerk, geen gebouwen zijnde, van weg- en waterbouwkundige aard, zoals bruggen, viaducten, duikers, keerwanden, beschoeiingen, kademuren en dergelijke.

1.48 Landschapsplan Buytewech-Noord

Landschapsplan Buytewech-Noord zoals opgenomen in Bijlage 1 bij de regels van dit bestemmingsplan.

1.49 mantelzorg

intensieve zorg of ondersteuning die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met behulp van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal medisch-adviseur kan worden aangetoond.

1.50 middeldure huurwoning

een huurwoning als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, onder j van het Besluitruimtelijke ordening en waarvoor de doelgroep, de maximale aanvangshuurprijs, de instandhoudingstermijn en de meldplicht in geval van verhuur zijn bepaald in de 'Verordening doelgroepen woningbouw Nieuwkoop 2020' of de rechtsopvolger daarvan.

1.51 motorvoertuig

een motorvoertuig als bedoeld in het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.

1.52 NEN

de door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.53 nutsvoorzieningen

een voorziening voor de telecommunicatie en de gas-, water-, en elektriciteitsdistributie en voor soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval transformatorhuisjes, pompstations, gemalen en zendmasten worden begrepen. Onder nutsvoorzieningen worden ook begrepen bouwwerken voor koude- en warmteopslag, het opladen van accu's van voertuigen met een elektromotor en containers voor het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen.

1.54 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen gebouw zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.55 overkapping

een bouwwerk geen gebouw zijnde voorzien van een dak met ten hoogste één eigen wand of omsloten door ten hoogste twee niet-eigen wanden, waaronder begrepen een carport.

1.56 peil

de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan, of het door het college van B&W aangewezen peil.

1.57 parkeerbeleid

het parkeerbeleid zoals vastgelegd in 'Nota parkeernormen gemeente Nieuwkoop 2021' en vastgesteld door de raad op 8 juli 2021, of de rechtsopvolger daarvan.

1.58 pickup-point

een centrale voorziening voor het ontvangen en afgeven van pakketpost.

1.59 praktijkruimte

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.60 sociale huurwoning

een huurwoning als bedoeld in artikel 1.1.1., eerste lid, onder d van het Besluit ruimtelijke ordening en waarvoor de doelgroep, de maximale huurprijs en de instandhoudingstermijn en de meldplicht in geval van verhuur zijn bepaald in de 'Verordening doelgroepen woningbouw Nieuwkoop 2020' of de rechtsopvolger daarvan.

1.61 steiger

een bouwwerk, staande op eigen fundatie of gekoppeld dan wel vastgebonden aan de wal dat zich bevindt boven land dan wel boven water en dat gaat dienen voor een of meer hierna genoemde doelen:

  • a. een pleziervaartuig of woonschip aan te leggen;
  • b. als opstapplaats voor een (plezier)vaartuig of woonschip;
  • c. als terrasuitbreiding.
1.62 twee-aaneengebouwde woning

een blok van twee woningen waarvan tenminste één gevel van het hoofdgebouw grenst aan een gevel van het hoofdgebouw van de aangrenzende woning

1.63 verharding

verhard grondoppervlak in de vorm van bebouwing, (tuin)bestrating en overige verhardingen.

1.64 voedselbos

een ecosysteem, in belangrijke mate bestaand uit bos, dat is ingericht op het voortbrengen van eetbare producten.

1.65 voorerf

het gebied voor de denkbeeldige lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorgevel en het verlengde daarvan, met uitzondering van de gronden onder het hoofdgebouw.

1.66 voorgevel

de naar de weg (als bedoeld in artikel 1 lid 1 onder b van de Wegenverkeerswet 1994) gekeerde gevel of gevels. Niet als voorgevel worden aangemerkt de gevel(s) die gekeerd zijn naar wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer, tenzij de hoofdontsluiting van het gebouw via deze weg voor langzaam verkeer loopt. Indien een gebouw met meerdere zijden aan de weg grenst, geldt de als zodanig door of namens burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel(-s).

1.67 voorgevelrooilijn

de (binnen het bouwperceel denkbeeldig doorgetrokken) lijn door de voorgevel(s) van het hoofdgebouw. Hierbij blijven ondergeschikte bouwdelen als erkers, portalen, aan- en uitbouwen buiten beschouwing. Deze zijn niet bepalend voor de ligging van de voorgevelrooilijn.

1.68 vrijstaande woning

een bouwmassa bestaande uit één vrijstaand hoofdgebouw.

1.69 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit

1.70 waterlijn

het grensvlak tussen water en lucht.

1.71 webwinkel

detailhandel waarvan de handel via internet verloopt.

1.72 WKO-installatie

een installatie die gericht is op het verwarmen en koelen van gebouwen door warmte en/of koude op te slaan in de bodem en deze te gebruiken op momenten dat daar vraag naar is.

1.73 wonen

het gebruik van een woning voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

1.74 woning

een gebouwd of gedeelte van een gebouw, bestaande uit een complex van ruimten, dat is bedoeld en dat dient voor de huisvesting van één huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte, lengte en diepte van een gebouw

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.

2.4 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 vloeroppervlakte

de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. land- en tuinbouw op open grond, met uitzondering van bosbouw;
  • b. dierenweide;

met de daarbij behorende:

  • c. water en groenvoorzieningen;
  • d. wegen en paden;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van overkappingen, gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
  • b. de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 150 m²;
  • c. de maximum goothoogte bedraagt 3 meter;
  • d. de maximum bouwhoogte bedraagt 5,5 meter;
  • e. indien bijbehorende bouwwerken niet in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 1 meter te bedragen;
  • f. aan de zijde(n) waar een bijbehorend bouwwerk niet aan een ander gebouwd wordt aangebouwd, dient de afstand tussen de gebouwen minimaal 1 meter te bedragen.

3.2.2 Overkappingen

Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. overkappingen zijn binnen het gehele bouwperceel toegestaan;
  • b. de maximum bouwhoogte bedraagt 3 meter;
  • c. de bebouwde oppervlakte mag niet meer dan 20 m² bedragen, mits het bouwperceel gelegen buiten het bouwvlak voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd.

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd binnen het bouwperceel;
  • b. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter voor zover gelegen achter de voorgevelrooilijn;
  • c. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt maximaal 1 meter voor zover gelegen vóór de voorgevelrooilijn;
  • d. de maximale bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt 8 meter. Per bedrijf is maximaal 1 vlaggenmast toegestaan;
  • e. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter;
  • f. het maximale bebouwingspercentage bedraagt 50% berekend over het bouwperceel voor zover gelegen buiten het bouwvlak;
  • g. de maximale bouwhoogte van beschoeiing, daaronder begrepen golfbrekers, bedraagt 1 meter, gemeten vanaf de waterlijn.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de aanleg en instandhouding van groenvoorzieningen;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. speelplaatsen;
  • d. voorzieningen op het gebied van natuurinformatie en -educatie;
  • e. voorzieningen op het gebied van lichaamsbeweging in de openbare ruimte;
  • f. voorzieningen op het gebied van (de bevordering van) biodiversiteit;
  • g. watertappunten;
  • h. waterlopen en waterpartijen;
  • i. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. in- en uitwegen voor aangrenzende bouwpercelen;
  • k. bruggen, dammen en/of duikers;
  • l. nutsvoorzieningen (waaronder WKO-installaties);
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening - pickuppoint': een pickuppoint;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - boomgaard': een boomgaard;
  • o. installaties ten behoeve van het opwekken en afnemen van duurzame energie, waaronder zonnepanelen en laadpalen voor electrische voertuigen;
  • p. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ten behoeve van de functies als genoemd in 4.1 onder l, m en o;
  • b. voor gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en pickuppoint gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter;
    • 2. het oppervlak per gebouw bedraagt maximaal 15 m²;
    • 3. in afwijking van het bepaalde onder 1 en 2, geldt voor gebouwen ten behoeve van WKO-installaties een maximum bouwhoogte van 5 m en een maximum oppervlak per gebouw van 50 m2;
  • c. voor gebouwen ten behoeve van de functies als genoemd in 4.1 onder o, gelden de volgende regels:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen bedraagt maximaal 100 m2 bedraagt;
    • 2. de maximum goot- en bouwhoogte bedraagt niet meer dan respectievelijk 3 meter en 6 meter.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt 1 meter;
  • b. de maximale bouwhoogte van lichtmasten bedraagt 8 meter;
  • c. de maximale bouwhoogte van beschoeiing bedraagt 1 meter, gemeten vanaf de waterlijn;
  • d. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt 3 meter.

Artikel 5 Natuur

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de ontwikkeling en instandhouding van natuur en water met de daaraan verbonden natuur- en landschapswaarden zoals vastgelegd in het Landschapsplan Buytewech-Noord zoals opgenomen in Bijlage 1;
  • b. de ontwikkeling en instandhouding van een rijke biodiversiteit;
  • c. extensief recreatief medegebruik;
  • d. voorzieningen op het gebied van natuurinformatie en -educatie;
  • e. voorzieningen op het gebied van lichaamsbeweging in de openbare ruimte, gericht op lichaamsbeweging in en met de natuur;
  • f. voorzieningen op het gebied van (de bevordering van) biodiversiteit;
  • g. speelvoorzieningen gericht op het spelen in en met natuur;
  • h. watertappunten;
  • i. voet- en fietspaden;
  • j. waterlopen en waterpartijen;
  • k. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • l. bruggen, dammen en/of duikers;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - voedselbos'; tevens een voedselbos met daaraan gerelateerde voorzieningen.

met daarbij behorende:

  • n. andere voorzieningen, waaronder parkeervoorzieningen, ten dienste van deze bestemming.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Op, in of boven deze gronden zijn geen gebouwen toegestaan.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt 1 meter;
  • b. de maximale bouwhoogte van beschoeiing bedraagt 1 meter, gemeten vanaf de waterlijn;
  • c. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt 3 meter.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.3.1 Verbod

Het is verboden om op de voor 'Natuur' aangewezen gronden, de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, zonder omgevingsvergunning of in afwijking daarvan:

  • a. het aanplanten van bomen en/of houtgewas, alsmede de verwijdering van bodem- en oevervegetaties;
  • b. het dempen, (ver)graven, verdiepen, waaronder baggeren, en/of verbreden van sloten en/of andere watergangen;
  • c. het aanleggen, verharden en/of verbreden van paden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • d. het aanbrengen van oeverbeschoeiing, aanlegsteigers en/of golfbrekers, voor zover deze geen bouwwerken zijn;
  • e. het aanleggen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie- en/of telecommunicatieleidingen.

5.3.2 Uitzonderingen op het verbod

Het in 5.3.1 genoemde verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden:

  • a. die tot het normale onderhoud en beheer worden gerekend, waaronder in ieder geval begrepen de aanleg en instandhouding van natuur en water als bedoeld in het Landschapsplan Buytewech-Noord, zoals opgenomen in Bijlage 1 ;
  • b. die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan in uitvoering waren of waarvoor op dat tijdstip reeds een vergunning was verleend.

5.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De in 5.3.1 genoemde vergunning kan alleen worden verleend indien de in het eerste lid genoemde natuur- en landschapswaarden, zoals vastgelegd in het Landschapsplan Buytewech-Noord zoals opgenomen in Bijlage 1, niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 6 Tuin

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofgebouwen;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. ontsluitingswegen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. waterlopen en waterpartijen;
  • f. waterhuishoudkundige voorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Op, in of boven deze gronden zijn geen gebouwen toegestaan.

6.2.2 Erkers

Voor het bouwen van erkers gelden de volgende regels:

  • a. de diepte van een erker bedraagt maximaal 1,5 meter;
  • b. de breedte van een erker mag maximaal tweederde van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw bedragen, waaraan/-in de erker wordt gesitueerd;
  • c. op één hoek van het hoofdgebouw is een hoekerker toegestaan, mits de diepte aan de zijgevel maximaal 1,5 meter en de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 1 meter bedraagt;
  • d. de goothoogte van een erker bedraagt maximaal de hoogte van de begane grondlaag van het hoofdgebouw;
  • e. de bouwhoogte van een erker is ten hoogste gelijk aan de hoogte van de begane grondlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met de helft van de hoogte van de tweede bouwlaag.

6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd binnen het bouwperceel;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover gelegen achter de voorgevelrooilijn bedraagt maximaal 2 meter, met uitzondering van:
    • 1. pergola's en kinderspeelwerktuigen, waarvan de hoogte maximaal 3 meter bedraagt;
    • 2. verlichting, vlaggenmasten en antennes, waarvan de hoogte maximaal 8 meter bedraagt
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor zover gelegen vóór de voorgevelrooilijn bedraagt maximaal 1 meter, met uitzondering van:
    • 1. pergola's en overig tuinmeubilair, erf- en terreinafscheidingen daaronder niet begrepen, waarvan de hoogte maximaal 3 meter bedraagt;
    • 2. verlichting, vlaggenmasten en antennes, waarvan de hoogte maximaal 8 meter bedraagt.
  • d. het maximale bebouwingspercentage bedraagt 50% van elk bouwperceel;
  • e. de maximale bouwhoogte van beschoeiing, daaronder begrepen golfbrekers, bedraagt 1 meter, gemeten vanaf de waterlijn.
  • f. per bouwperceel is ten behoeve van dat bouwperceel slechts één steiger of aanleggelegenheid toegestaan;
  • g. de maximale oppervlakte van een steiger of aanleggelegenheid bedraagt 30 m²;
  • h. de maximale breedte van een steiger of aanleggelegenheid bedraagt 15 meter;
  • i. de maximale bouwhoogte van een steiger of aanleggelegenheid bedraagt 0,5 meter;
  • j. een steiger of aanleggelegenheid dien aan de achterzijde van het perceel te worden gebouwd.
6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

Artikel 7 Tuin - Oeverzone

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin - Oeverzone' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. oeverzones met een diepte van 6 m zoals op de verbeelding weergegeven, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofgebouwen;

met de daarbij behorende:

  • b. tuinen;
  • c. terrassen, vlonders en keerwanden.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen

Op, in of boven deze gronden zijn geen gebouwen toegestaan.

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. uitsluitend terrassen, vlonders en keerwanden zijn toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van een keerwand mag niet meer dan 0,50 m bedragen.

Artikel 8 Verkeer

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met een functie van hoofd- en buurtontsluiting;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. speelterreinen;
  • d. kunstwerken;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. waterpartijen en watergangen;
  • g. bruggen ten behoeve van de ontsluiting van woon- en bedrijfskavels;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte per gebouw bedraagt 3 meter;
  • b. de maximale oppervlakte per gebouw bedraagt 15 m².

8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt 2 meter;
  • b. de maximale bouwhoogte van lichtmasten bedraagt 8 meter;
  • c. de maximale bouwhoogte van beschoeiing, daaronder begrepen golfbrekers, bedraagt 1 meter, gemeten vanaf de waterlijn;
  • d. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter.
8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

Artikel 9 Verkeer - Verblijfsgebied

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met een functie voor verkeer en verblijf;
  • b. groenvoorzieningen
  • c. voet- en fietspaden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. speelplaatsen;
  • f. voorzieningen op het gebied van natuurinformatie en -educatie;
  • g. voorzieningen op het gebied van lichaamsbeweging in de openbare ruimte;
  • h. voorzieningen op het gebied van (de bevordering van) biodiversiteit;
  • i. speelvoorzieningen gericht op het spelen in en met natuur;
  • j. watertappunten;
  • k. waterlopen en waterpartijen;
  • l. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • m. nutsvoorzieningen;
  • n. installaties ten behoeve van het opwekken en afnemen van duurzame energie, waaronder zonnepanelen en laadpalen voor electrische voertuigen;
  • o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening - pickuppoint': een pickuppoint;
  • p. bruggen, dammen en/of duikers;
  • q. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen

Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ten behoeve van nutsvoorzieningen en pickuppoints en hiervoor gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte per gebouw bedraagt maximaal 3 meter;
  • b. het oppervlak per gebouw bedraagt maximaal 15 m².

9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt 2 meter;
  • b. de maximale bouwhoogte van lichtmasten bedraagt 8 meter;
  • c. de maximale bouwhoogte van zonnepanelen voor zover gesitueerd boven openbare parkeerplaatsen, bedraagt 5 m;
  • d. de maximale bouwhoogte van beschoeiing, bedraagt 1 meter, gemeten vanaf de waterlijn;
  • e. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt 3 meter.
9.3 Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - calamiteitenroute' is verkeer van motorvoertuigen uitsluitend toegestaan in de vorm van een calamiteitenroute .

Artikel 10 Water

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het ontvangen, bergen en/of afvoeren van water ten dienste van de waterhuishouding met de daarbij behorende werken en bouwwerken;
  • b. extensief recreatief medegebruik;
  • c. bruggen, dammen en/of duikers;
  • d. kunstwerken;

met daarbij behorende:

  • e. groenvoorzieningen;
  • f. wegen en paden;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen

Op, in of boven deze gronden zijn geen gebouwen toegestaan.

10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte van beschoeiing, bedraagt 1 meter, gemeten vanaf de waterlijn;
  • b. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt 3 meter.
10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.3.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Water' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het dempen van watergangen;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen.

10.3.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 10.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

10.3.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 10.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de belangen van de in 10.1 genoemde voorzieningen ontstaat of kan ontstaan.

Artikel 11 Wonen

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. de uitoefening van beroepen aan huis in hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van die activiteiten maximaal 30% van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt, met een maximum van 45 m² en webwinkels met opslag en een uitleverpunt met een gezamenlijke vloeroppervlakte tot 30 m2;
  • c. mantelzorg, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van mantelzorg maximaal 75 m² van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt;

met de daarbij behorende:

  • d. erven;
  • e. tuinen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. in- en uitwegen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. waterlopen en waterpartijen;
  • j. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • k. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming;
  • l. installaties ten behoeve van de opwekking van duurzame energie;
  • m. nutsvoorzieningen;
  • n. steigers en plankieren.

11.2 Bouwregels
11.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. als hoofdgebouwen zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan;
  • c. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 1;
  • d. de woning mag alleen worden gebouwd en gebruikt, indien uit de aanvraag om omgevingsvergunning blijkt dat de volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke geluidwering van de gevels (uitwendige scheidingsconstructies) zodanig is dat ter plaatse van verblijfsruimten de binnenwaarde van de geluidsbelasting ten gevolge van wegverkeerslawaai ten hoogste 30 dB bedraagt;
  • e. de woning mag alleen worden gebouwd en gebruikt, indien uit de aanvraag om omgevingsvergunning blijkt dat voldoende parkeer- of stallingsruimte wordt gerealiseerd overeenkomstig de parkeernormen. Voor een vrijstaande woning betekent dit volgens de norm 2,5 parkeerplaatsen;
  • f. de maximum goot- en bouwhoogte bedraagt niet meer dan respectievelijk 6 meter en 10 meter;
  • g. de maximale inhoud van het hoofdgebouw en het vrijstaande bijgebouw tezamen mag niet meer bedragen dan 1100 m³.

11.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zijn binnen het bouwvlak en het erfgebied toegestaan, met dien verstande dat bij vrijstaande woningen geen bijbehorende bouwwerken in één van beide stroken van 3 meter gemeten vanaf de zijdelingse perceelsgrens zijn toegestaan;
  • b. de maximale inhoud van het hoofdgebouw en het vrijstaande bijgebouw tezamen mag niet meer bedragen dan 1100 m³;
  • c. de maximum goothoogte bedraagt 3 meter;
  • d. de maximum bouwhoogte bedraagt 5,5 meter;
  • e. de maximum diepte van erkers bedraagt 1,5 meter;
  • f. indien bijbehorende bouwwerken niet in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 1 meter te bedragen;
  • g. aan de zijde(n) waar een bijbehorend bouwwerk niet aan een ander gebouw wordt aangebouwd, dient de afstand tussen de gebouwen minimaal 1 meter te bedragen.

11.2.3 Overkappingen

Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. overkappingen zijn binnen het gehele bouwperceel toegestaan;
  • b. de maximum bouwhoogte bedraagt 3 meter;
  • c. de bebouwde oppervlakte mag niet meer dan 20 m² bedragen, mits het bouwperceel gelegen buiten het bouwvlak voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd.

11.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd binnen het bouwperceel;
  • b. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter voor zover gelegen achter de voorgevelrooilijn;
  • c. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt maximaal 1 meter voor zover gelegen vóór de voorgevelrooilijn,
  • d. de maximale bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt 8 meter. Per woning is maximaal 1 vlaggenmast toegestaan;
  • e. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter;
  • f. het maximale bebouwingspercentage bedraagt 50% berekend over het bouwperceel voor zover gelegen buiten het bouwvlak;
  • g. de maximale bouwhoogte van beschoeiing, daaronder begrepen golfbrekers, bedraagt 1 meter, gemeten vanaf de waterlijn;
  • h. per bouwperceel is ten behoeve van dat bouwperceel slechts één steiger of aanleggelegenheid toegestaan;
  • i. de maximale oppervlakte van een steiger of aanleggelegenheid bedraagt 30 m²;
  • j. de maximale breedte van een steiger of aanleggelegenheid bedraagt 15 meter;
  • k. de maximale bouwhoogte van een steiger of aanleggelegenheid bedraagt 0,5 meter;
  • l. een steiger of aanleggelegenheid dient zoveel mogelijk aan de achterzijde van het perceel te worden gebouwd.
11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid en parkeergelegenheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
11.4 Afwijken van de bouwregels
11.4.1 Erf- en terreinafscheidingen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 11.2.4 ten behoeve van de bouw van erf- en terreinafscheidingen tot maximaal 2 meter hoog vóór de voorgevelrooilijn, met inbegrip van hekken en poorten op bruggen die dienen als erf- en/of terreinafscheiding.

11.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. bewoning als afhankelijke woonruimte, met uitzondering van mantelzorg;
  • d. bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van mantelzorg;
  • e. seksinrichting;
  • f. prostitutie;
  • g. een coffeeshop, growshop, smartshop of daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  • h. opslag en verkoop van (consumenten)vuurwerk;
  • i. bewoning als onzelfstandige woonruimte.

11.5.1 Voorwaardelijke verplichting 1

Een omgevingsvergunning voor kap, sloop of bebouwen van de gronden met deze bestemming is slechts toegestaan als nader onderzoek naar de beschermde soorten (vleermuizen, de gestreepte waterroofkever en de platte schijfhoren) die in de ecologische quickscan voor die locatie zijn aangegeven is uitgevoerd en alle eventueel benodigde compenserende maatregelen zijn genomen.

11.6 Afwijken van de gebruiksregels
11.6.1 Bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 11.1 ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf aan huis in het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
  • b. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
    • 1. een omgevingsvergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid in de categorieën 1 of 2 als vermeld in de Lijst van bedrijfsactiviteiten (Bijlage 2 bij deze planregels);
    • 2. een omgevingsvergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid niet behorende tot de categorieën 1 of 2 als vermeld in de Lijst van bedrijfsactiviteiten, mits het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden verantwoord is;
    • 3. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
    • 4. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
  • c. het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreft die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • d. parkeren zoveel mogelijk op eigen terrein dient plaats te vinden;
  • e. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met bedrijfsmatige activiteiten in of bij het hoofdgebouw;
  • f. maximaal 30% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van aan bedrijf aan huis in gebruik mag zijn, zulks met een absoluut maximum van 45 m².

11.6.2 Kamerbewoning

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.5 ten behoeve van kamerbewoning, met dien verstande dat:

  • a. maximaal 75 m² van het vloeroppervlak van een woning gebruikt mag worden voor kamerbewoning;
  • b. kamerbewoning niet is toegestaan in combinatie met het gebruik van een woning voor mantelzorg en/of de uitoefening van beroepen en bedrijven aan huis als bedoeld in lid 11.1 en sublid 11.6.1;
  • c. parkeren zoveel mogelijk op eigen terrein dient plaats te vinden.

 

Artikel 12 Woongebied - 1

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, met daarbij behorend:
    • 1. de uitoefening van beroepen aan huis in hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van die activiteiten maximaal 30% van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt, met een maximum van 45 m² en webwinkels met opslag en een uitleverpunt met een gezamenlijke vloeroppervlakte tot 30 m2;
    • 2. mantelzorg, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van mantelzorg maximaal 75 m² van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt;
    • 3. tuinen;
    • 4. erven
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. wandel- en fietspaden;
  • d. speelplaatsen;
  • e. waterlopen en waterpartijen;
  • f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. in- en uitwegen;
  • i. buurtontsluitingswegen;
  • j. bruggen, dammen en/of duikers;
  • k. parkeervoorzieningen;
  • l. kunstwerken;
  • m. installaties ten behoeve van het opwekken en afnemen van duurzame energie, waaronder zonnepanelen en laadpalen voor electrische voertuigen.
12.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

12.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. het maximum aantal woonheden binnen de bestemmingen Woongebied - 1 en Woongebied - 2 samen bedraagt ten hoogste 290, met dien verstande dat binnen de bestemming Woongebied - 1 een maximum van 230 geldt;
  • b. het woningbouwprogramma binnen de bestemming Woongebied - 1 dient te voldoen aan de minimale percentages voor de verschillende prijscategorieën gedurende de instandhoudingstermijn en conform de voorwaarden als genoemd in artikel 22.1;
  • c. hoofdgebouwen zijn toegestaan in de vorm van vrijstaande, geschakelde, twee-aaneengebouwde en aaneengebouwde woningen;
  • d. in aanvulling op het bepaalde onder c, zijn ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' ook gestapelde woningen toegestaan;
  • e. de maximale oppervlakte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 150 m²;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder e, geldt dat de maximale oppervlakte van het hoofdgebouw bij gestapelde woningen niet meer mag bedragen dan 1.200 m2;
  • g. de maximum bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt niet meer dan 11 meter;
  • h. in aanvulling op het bepaalde onder g, geldt voor hoofdgebouwen met een kap een maximum goothoogte van 7 meter;
  • i. in afwijking van het bepaalde onder g en h, geldt voor gestapelde woningen een maximum bouwhoogte van 18 m en een maximum goothoogte van 14 m;
  • j. in afwijking van het bepaalde onder i, mag de maximum goothoogte overschreden worden door een plat afgedekte bouwlaag, met dien verstande dat voor ten minste 2/3 van de omtrek van de gevels van de betreffende bouwlaag geldt dat die minimaal 3 m binnen de omtrek van de gevels van de onderliggende bouwlaag gebouwd worden;
  • k. het maximum aantal bouwlagen voor gestapelde woningen bedraagt ten hoogste 5.

12.2.2 Verbijzondering randen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen, gelden langs de volgende randen de volgende aanvullende regels:

  • a. voor zover de figuur 'gevellijn' is opgenomen binnen een bouwperceel geldt het volgende:
    • 1. het hoofdgebouw op het betreffende bouwperceel wordt met de voorgevel in deze gevellijn of daaraan evenwijdig achter de gevellijn gebouwd;
    • 2. de afstand tussen de voorgevel van het hoofdgebouw en de gevellijn bedraagt ten hoogste 3,5 m;
    • 3. het bepaalde in sub 1 is niet van toepassing voor de bouwpercelen op de twee hoeken van het betreffende bestemmingsvlak, grenzend aan de bestemming Verkeer; indien de hoofdgebouwen op deze bouwpercelen wel met de voorgevel richting de gevellijn worden gebouwd, is het bepaalde in sub 2 van toepassing;
  • b. bij hoofdgebouwen waar de figuur 'gevellijn' niet binnen het bouwperceel is opgenomen, bedraagt de afstand van het hoofdgebouw en voorste perceelsgrens ten minste 3 meter en ten hoogste 8 meter;
  • c. op bouwpercelen met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bijzondere rand' wordt een verbijzondering toegepast in de positionering van hoofdgebouwen om te voorkomen dat één rechte rooilijn ontstaat richting kenmerkende groen-, natuur- en landschapsstructuren; in dat verband geldt voor bouwpercelen waarop de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bijzondere rand' zich bevindt dat:
    • 1. na ten hoogste drie aaneengesloten bouwpercelen een verspringing plaatsvindt in de positionering van de naar deze rand gekeerde gevel van het hoofdgebouw;
    • 2. het bepaalde onder 1 is uitsluitend van toepassing voor zover de betreffende gevel op de drie aaneengesloten bouwpercelen parallel aan de betreffende rand is gebouwd;
    • 3. het bepaalde onder 1 is niet van toepassing voor gestapelde woningen;
    • 4. van een verspringing als bedoeld onder 1, is sprake als de betreffende gevel van het hoofdgebouw ten minste 2 m verspringt ten opzichte van de betreffende gevel van het hoofdgebouw op het aangrenzende woonperceel.

12.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van erkers, zijn uitsluitend toegestaan in het achtererfgebied;
  • b. de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt per hoofdgebouw:
    oppervlakte bouwpercelen   maximale gezamenlijke oppervlakte bijbehorende bouwwerken  
    tot en met 500 m2   50 m², mits het achtererfgebied voor niet meer dan 50% wordt bebouwd  
    meer dan 500 m2   80 m², mits het achtererfgebied voor niet meer dan 50% wordt bebouwd  
  • c. de maximum goothoogte bedraagt 3 meter;
  • d. de maximum bouwhoogte bedraagt 5,5 meter;
  • e. de maximum diepte van erkers bedraagt 1,5 meter;
  • f. indien bijbehorende bouwwerken niet in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 1 meter te bedragen;
  • g. aan de zijde(n) waar een bijbehorend bouwwerk niet aan een ander gebouw wordt aangebouwd, dient de afstand tussen de gebouwen minimaal 1 meter te bedragen.;
  • h. bij vrijstaande woningen in één van beide stroken van 3 meter gemeten vanaf de zijdelingse perceelsgrens geen bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan.

12.2.4 Overkappingen

Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. overkappingen zijn binnen het gehele bouwperceel toegestaan;
  • b. de maximum bouwhoogte bedraagt 3 meter;
  • c. de bebouwde oppervlakte mag niet meer dan 20 m² bedragen, mits het bouwperceel voor zover gelegen achter de achtergevel (en het verlengde daarvan) van het hoofdgebouw voor niet meer dan 50% wordt bebouwd .

12.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw en geen overkapping zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt 2 meter voor zover gelegen achter de voorgevelrooilijn;
  • b. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt 1 meter voor zover gelegen vóór de voorgevelrooilijn,
  • c. de maximale bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt 8 meter en per woning is maximaal 1 vlaggenmast toegestaan;
  • d. het maximale bebouwingspercentage bedraagt 50% berekend over het bouwperceel, de gronden onder het hoofdgebouw niet meegerekend;
  • e. de maximale bouwhoogte van beschoeiing, bedraagt 1 meter, gemeten vanaf de waterlijn;
  • f. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt 3 meter.
12.3 Afwijken van de bouwregels
12.3.1 Woonconcepten

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.2.1 om, ten behoeve van andere woonvormen dan voor een regulier huishouden, onder andere ten behoeve van mantelzorg en woonvoorzieningen voor ouderen, een groter oppervlakte voor het hoofdgebouw toe te staan met dien verstande dat:

  • a. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving gewaarborgd moeten zijn;
  • c. de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid gewaarborgd moeten zijn;
  • d. de sociale veiligheid gewaarborgd moet zijn;
  • e. de brandveiligheid en rampenbestrijding gewaarborgd moeten zijn.

12.3.2 Beneden-boven-woningen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.2.1 onder c, om beneden-bovenwoningen (BEBO's) toe te staan met dien verstande dat:

  • a. het complex met beneden-boven-woningen voor het overige voldoet aan de bouwregels voor hoofdgebouwen als bedoeld in 12.2.1;
  • b. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • c. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving gewaarborgd moeten zijn;
  • d. de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid gewaarborgd moeten zijn;
  • e. de sociale veiligheid gewaarborgd moet zijn;
  • f. de brandveiligheid en rampenbestrijding gewaarborgd moeten zijn.

12.3.3 Bijbehorende bouwwerken

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.2.3 onder b, ten behoeve van een groter maximaal gezamenlijk oppervlak aan bijbehorende bouwwerken, tot 80 m², voor bouwpercelen met een oppervlakte tot en met 500 m², met dien verstande dat:

  • a. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving gewaarborgd moeten zijn;
  • c. de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid gewaarborgd moeten zijn;
  • d. de sociale veiligheid gewaarborgd moet zijn;
  • e. de brandveiligheid en rampenbestrijding gewaarborgd moeten zijn.

12.3.4 Erf- en terreinafscheidingen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 12.2.5 ten behoeve van de bouw van erf- en terreinafscheidingen tot maximaal 2 meter hoog vóór de voorgevelrooilijn, met inbegrip van hekken en poorten op bruggen die dienen als erf- en/of terreinafscheiding.

12.4 Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. per afzonderlijk bestemmingsvlak van de bestemming Woongebied, dient conform de parkeernormen zoals opgenomen in de gemeentelijke parkeernota binnen het bestemmingsvlak voorzien te worden in voldoende parkeerplaatsen voor het aantal woningen binnen datzelfde bestemmingsvlak;
  • b. per bouwperceel bedraagt de verharding van het voor- en achtererfgebied samen maximaal 65%.

Artikel 13 Woongebied - 2

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, uitgezonder ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten', met daarbij behorend:
    • 1. de uitoefening van beroepen aan huis in hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van die activiteiten maximaal 30% van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt, met een maximum van 45 m² en webwinkels met opslag en een uitleverpunt met een gezamenlijke vloeroppervlakte tot 30 m2;
    • 2. mantelzorg, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van mantelzorg maximaal 75 m² van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt;
    • 3. tuinen;
    • 4. erven
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. wandel- en fietspaden;
  • d. speelplaatsen;
  • e. waterlopen en waterpartijen;
  • f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. in- en uitwegen;
  • i. buurtontsluitingswegen;
  • j. bruggen, dammen en/of duikers;
  • k. parkeervoorzieningen;
  • l. kunstwerken;
  • m. installaties ten behoeve van het opwekken en afnemen van duurzame energie, waaronder zonnepanelen en laadpalen voor electrische voertuigen.
13.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

13.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. het maximum aantal woonheden binnen de bestemmingen Woongebied - 1 en Woongebied - 2 samen bedraagt ten hoogste 290, met dien verstande dat binnen de bestemming Woongebied - 2 een maximum van 60 geldt;
  • b. het woningbouwprogramma binnen de bestemming Woongebied - 2 dient te voldoen aan de minimale percentages voor de verschillende prijscategorieën gedurende de instandhoudingstermijn en conform de voorwaarden als genoemd in artikel 22.1;
  • c. hoofdgebouwen zijn toegestaan in de vorm van vrijstaande, geschakelde, twee-aaneengebouwde en aaneengebouwde woningen;
  • d. de maximale oppervlakte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 150 m²;
  • e. de maximum bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt niet meer dan 11 meter;
  • f. in aanvulling op het bepaalde onder e, geldt voor hoofdgebouwen met een kap een maximum goothoogte van 7 meter.

13.2.2 Verbijzondering randen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen, gelden langs de volgende randen de volgende aanvullende regels:

  • a. voor zover de figuur 'gevellijn' is opgenomen binnen een bouwperceel geldt het volgende:
    • 1. het hoofdgebouw op het betreffende bouwperceel wordt met de voorgevel in deze gevellijn of daaraan evenwijdig achter de gevellijn gebouwd;
    • 2. de afstand tussen de voorgevel van het hoofdgebouw en de gevellijn bedraagt ten hoogste 3,5 m;
    • 3. het bepaalde in sub 1 is niet van toepassing voor de bouwpercelen op de twee hoeken van het betreffende bestemmingsvlak, grenzend aan de bestemming Verkeer; indien de hoofdgebouwen op deze bouwpercelen wel met de voorgevel richting de gevellijn worden gebouwd, is het bepaalde in sub 2 van toepassing;
  • b. bij hoofdgebouwen waar de figuur 'gevellijn' niet binnen het bouwperceel is opgenomen, bedraagt de afstand van het hoofdgebouw en voorste perceelsgrens ten minste 3 meter en ten hoogste 8 meter;
  • c. op bouwpercelen met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bijzondere rand' wordt een verbijzondering toegepast in de positionering van hoofdgebouwen om te voorkomen dat één rechte rooilijn ontstaat richting kenmerkende groen-, natuur- en landschapsstructuren; in dat verband geldt voor bouwpercelen waarop de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bijzondere rand' zich bevindt dat:
    • 1. na ten hoogste drie aaneengesloten bouwpercelen een verspringing plaatsvindt in de positionering van de naar deze rand gekeerde gevel van het hoofdgebouw;
    • 2. het bepaalde onder 1 is uitsluitend van toepassing voor zover de betreffende gevel op de drie aaneengesloten bouwpercelen parallel aan de betreffende rand is gebouwd;
    • 3. het bepaalde onder 1 is niet van toepassing voor gestapelde woningen;
    • 4. van een verspringing als bedoeld onder 1, is sprake als de betreffende gevel van het hoofdgebouw ten minste 2 m verspringt ten opzichte van de betreffende gevel van het hoofdgebouw op het aangrenzende woonperceel.

13.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van erkers, zijn uitsluitend toegestaan in het achtererfgebied
  • b. de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt per hoofdgebouw:
    oppervlakte bouwpercelen   maximale gezamenlijke oppervlakte bijbehorende bouwwerken  
    tot en met 500 m2   50 m², mits het achtererfgebied voor niet meer dan 50% wordt bebouwd  
    meer dan 500 m2   80 m², mits het achtererfgebied voor niet meer dan 50% wordt bebouwd  
  • c. de maximum goothoogte bedraagt 3 meter;
  • d. de maximum bouwhoogte bedraagt 5,5 meter;
  • e. de maximum diepte van erkers bedraagt 1,5 meter;
  • f. indien bijbehorende bouwwerken niet in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 1 meter te bedragen;
  • g. aan de zijde(n) waar een bijbehorend bouwwerk niet aan een ander gebouw wordt aangebouwd, dient de afstand tussen de gebouwen minimaal 1 meter te bedragen.

13.2.4 Overkappingen

Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. overkappingen zijn binnen het gehele bouwperceel toegestaan;
  • b. de maximum bouwhoogte bedraagt 3 meter;
  • c. de bebouwde oppervlakte mag niet meer dan 20 m² bedragen, mits het bouwperceel voor zover gelegen achter de achtergevel (en het verlengde daarvan) van het hoofdgebouw voor niet meer dan 50% wordt bebouwd .

13.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw en geen overkapping zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt 2 meter voor zover gelegen achter de voorgevelrooilijn;
  • b. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt 1 meter voor zover gelegen vóór de voorgevelrooilijn,
  • c. de maximale bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt 8 meter en per woning is maximaal 1 vlaggenmast toegestaan;
  • d. het maximale bebouwingspercentage bedraagt 50% berekend over het bouwperceel, de gronden onder het hoofdgebouw niet meegerekend;
  • e. de maximale bouwhoogte van beschoeiing, bedraagt 1 meter, gemeten vanaf de waterlijn
  • f. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt 3 meter.
13.3 Afwijken van de bouwregels
13.3.1 Woonconcepten

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 13.2.1 om, ten behoeve van andere woonvormen dan voor een regulier huishouden, onder andere ten behoeve van mantelzorg en woonvoorzieningen voor ouderen, een groter oppervlakte voor het hoofdgebouw toe te staan met dien verstande dat:

  • a. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving gewaarborgd moeten zijn;
  • c. de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid gewaarborgd moeten zijn;
  • d. de sociale veiligheid gewaarborgd moet zijn;
  • e. de brandveiligheid en rampenbestrijding gewaarborgd moeten zijn.

13.3.2 Beneden-boven-woningen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 13.2.1 onder c, om beneden-bovenwoningen (BEBO's) toe te staan met dien verstande dat:

  • a. het complex met beneden-boven-woningen voor het overige voldoet aan de bouwregels voor hoofdgebouwen als bedoeld in 13.2.1;
  • b. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • c. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving gewaarborgd moeten zijn;
  • d. de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid gewaarborgd moeten zijn;
  • e. de sociale veiligheid gewaarborgd moet zijn;
  • f. de brandveiligheid en rampenbestrijding gewaarborgd moeten zijn.

13.3.3 Bijbehorende bouwwerken

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 13.2.3 onder b, ten behoeve van een groter maximaal gezamenlijk oppervlak aan bijbehorende bouwwerken, tot 80 m², voor bouwpercelen met een oppervlakte tot en met 500 m², met dien verstande dat:

  • a. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving gewaarborgd moeten zijn;
  • c. de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid gewaarborgd moeten zijn;
  • d. de sociale veiligheid gewaarborgd moet zijn;
  • e. de brandveiligheid en rampenbestrijding gewaarborgd moeten zijn.

13.3.4 Erf- en terreinafscheidingen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 13.2.5 ten behoeve van de bouw van erf- en terreinafscheidingen tot maximaal 2 meter hoog vóór de voorgevelrooilijn, met inbegrip van hekken en poorten op bruggen die dienen als erf- en/of terreinafscheiding.

13.4 Specifieke gebruiksregels
13.4.1 Algemeen

Ten aanzien van het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. per afzonderlijk bestemmingsvlak van de bestemming Woongebied, dient conform de parkeernormen zoals opgenomen in de gemeentelijke parkeernota binnen het bestemmingsvlak voorzien te worden in voldoende parkeerplaatsen voor het aantal woningen binnen datzelfde bestemmingsvlak;
  • b. per bouwperceel bedraagt de verharding van het voor- en achtererfgebied samen maximaal 65%.

13.4.2 Voorwaardelijke verplichting

Het wonen als bedoeld onder 13.1 sub a is niet toegestaan indien niet aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • a. uiterlijk bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen van het eerste hoofdgebouw c.q. de eerste hoofdgebouwen binnen de bestemming Woongebied - 2, is door of namens de ontwikkelende partij een inrichtingsplan bij de gemeente ingediend waaruit naar het oordeel van het college van B&W in voldoende mate blijkt dat de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - realisatie landschapsplan' in lijn met het Landschapsplan zoals opgenomen in Bijlage 1 worden ingericht;
  • b. uiterlijk 2 jaar na het afgeven van de eerste omgevingsvergunning voor de bouw van één of meer hoofdgebouw(en) binnen de bestemming Woongebied - 2, is door of namens de ontwikkelende partij gestart met de aanleg van het gedeelte van het Landschapsplan als bedoeld onder a;
  • c. uiterlijk 5 jaar na het afgeven van de omgevingsvergunning als bedoeld onder b, is de aanleg van het gedeelte van het Landschapsplan als bedoeld onder a gerealiseerd.

Artikel 14 Leiding - Hoogspanning

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor een ondergrondse hoogspanningsleiding van ten hoogste 50 kV.

14.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 14.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
14.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 14.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad blijkens een schriftelijk advies van de betreffende leidingbeheerder.

14.4 Specifieke gebruiksregels

Het opslaan van goederen, met uitzondering van het opslaan van goederen ten behoeve van inspectie en onderhoud van de hoogspanningsleiding, is niet toegestaan, tenzij hiervoor toestemming is gegeven door de leidingbeheerder.

14.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.5.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Hoogspanning zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden;
  • b. het aanbrengen van hoogopgaande beplantingen en bomen;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

14.5.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 14.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 14.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

14.5.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 14.5.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad blijkens een schriftelijk advies van de betreffende leidingbeheerder.

Artikel 15 Leiding - Riool

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor een rioolpersleiding.

15.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 15.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
15.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 15.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) niet onevenredig door de bouwactiviteiten wordt geschaad blijkens een schriftelijk advies van de betreffende leidingbeheerder.

15.4 Specifieke gebruiksregels

Het opslaan van goederen, met uitzondering van het opslaan van goederen ten behoeve van inspectie en onderhoud van de rioolleiding, is niet toegestaan, tenzij hiervoor toestemming is gegeven door de leidingbeheerder.

15.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.5.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Riool zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

15.5.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 15.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 15.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

15.5.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 15.5.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad blijkens een schriftelijk advies van de betreffende leidingbeheerder.

Artikel 16 Waarde - Archeologie - 2

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

16.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 16.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 2.500 m²;
    • 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
16.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 50 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

16.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 16.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 16.2 in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 2.500 m²;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

16.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 16.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de activiteiten door een archeologische deskundige.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 17 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 18 Algemene bouwregels

18.1 Algemene bepaling over het ondergronds bouwen
18.1.1 Ondergrondse werken

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

18.1.2 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bestemmingsvlak waar volgens de desbetreffende regels hoofdgebouwen dan wel bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan;
  • b. de ondergrondse bouwwerken zijn alleen toegestaan onder een gebouw waarbij uitstekende funderingselementen tot 0,75 meter niet meetellen voor het bepalen van het bebouwd oppervlak;
  • c. de oppervlakte aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil, vermeerderd met 4 m² ten behoeve van lichttoetreding;
  • d. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter vanaf peil tot onderkant keldervloer, met dien verstande dat een randvoorziening ten behoeve van de waterhuishouding (bergbassins) tot maximaal 6 meter onder peil gebouwd mag worden. De grondwaterhuishouding mag niet worden verstoord;
  • e. in aanvulling op het bepaalde sub b zijn randvoorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder 'bergbezinkbassins' overal binnen het plangebied toegestaan;
  • f. in aanvulling op het bepaalde a en onder c, is per woning maximaal één niet-overdekt zwembad toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. het zwembad dient te worden gebouwd achter de achtergevel of het verlengde daarvan en op een afstand van minimaal 1 meter van de perceelsgrens;
    • 2. de maximale bouwhoogte van de zwembadrand bedraagt 0,5 meter boven peil.

18.1.3 Afwijken ondergronds bouwen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in 18.1.2 onder b en voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken, die niet zijn gelegen onder een gebouw onder de voorwaarden, dat
    • 1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan de toegelaten bebouwing bovengronds;
    • 2. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
    • 3. de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid gewaarborgd moeten zijn.
  • b. het bepaalde in 18.1.2 onder d voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 meter onder peil, onder de voorwaarden dat de waterhuishouding niet wordt verstoord.
18.2 Dakkapellen op woningen

Ten aanzien van het realiseren van dakkapellen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van dakkapellen mag per dakschild niet meer ruimte in beslag nemen dan 50% van de oppervlakte van dat dakschild;
  • b. het hoogst gelegen deel van iedere dakkapel moet lager liggen dan het noksnijpunt van de woning;
  • c. de buitenzijde van de zijkant van de dakkapellen (zijwang) moet minstens 50 centimeter vanaf de rand van het dakschild (of de gemeenschappelijke erfgrens) van de betreffende woning zijn gelegen, tenzij de dakkapel zich over twee- aan-een-gebouwde woningen uitstrekt. In dit laatste geval moet de afstand van de rand van het dakvlak tot de zijde die niet vast zit aan de dakkapel van de buren worden verdubbeld tot 100 centimeter. Als de afstand tot de rand van het dakschild 50 centimeter bedraagt, mag de dakkapel geen grotere overstekken hebben dan 15 centimeter;
  • d. de bovenkant van de verticale voorzijde van de dakkapel mag niet hoger zijn gelegen dan 3 meter boven de vloer van de bouwlaag waarvoor de dakkapel is bedoeld;
  • e. dakkapellen waarvan de kozijnen geheel of gedeeltelijk in het verlengde van het gevellijngebied worden gebouwd mogen geen grotere breedte hebben dan 50% van de (bruto) gevelbreedte waarin de dakkapel gelegen is.
18.3 Ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,75 meter bedraagt.

Artikel 19 Algemene gebruiksregels

19.1 Strijdig gebruik

Als gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt in ieder geval aangemerkt:

  • a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. het gebruik en/of laten gebruiken van bouwwerken voor een seksinrichting;
  • d. het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van (raam)prostitutie;
  • e. het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor een coffeeshop, growshop, smartshop of daarmee vergelijkbare bedrijven;
  • f. de opslag en verkoop van (consumenten)vuurwerk;
  • g. het plaatsen, laten plaatsen en/of geplaatst houden van onderkomens in strijd met de gegeven bestemming.
  • h. het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en wateren als staan- of ligplaats voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten;
  • i. de permanente bewoning van onderkomens en/of gebouwen die niet voor permanente bewoning bestemd zijn.

Artikel 20 Algemene afwijkingsregels

Tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is, kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van de regels voor:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages, niet zijnde percentage ten aanzien van woningbouwcategorieën) met ten hoogste 10%;
  • b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot;
  • c. afwijking van de bouwhoogte voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van een bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m mag bedragen;

De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 21 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

  • a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • c. het wijzigen van de lijst van bedrijfsactiviteiten, opgenomen als Bijlage 2 bij deze regels, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;
  • d. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de regels, waarbij verwezen wordt naar of welke ontleend worden aan bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.

Artikel 22 Overige regels

22.1 Woningbouwcategorieën
22.1.1 Algemeen

Met de binnen de bestemmingen Woongebied - 1 en Woongebied - 2 te realiseren woningen, dienen voor ieder van deze bestemmingen afzonderlijk ten minste de volgende percentages aan de genoemde woningbouwcategorieën gebouwd te worden:

    • 1. sociale huurwoningen als bedoeld in 1.60: ten minste 25%;
    • 2. middeldure huurwoningen als bedoeld in 1.50: ten minste 10%;
    • 3. goedkope koopwoningen als bedoeld in1.41: ten minste 10%.

Voor deze percentages gelden de instandhoudingstermijn en voorwaarden als bepaald in de 'Verordening doelgroepen woningbouw Nieuwkoop 2020' of de rechtsopvolger daarvan.

22.1.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 22.1.1 om daarmee afwijkende percentages aan woningen van de bedoelde woningbouwcategorieën toe te staan, indien voldaan wordt aan één van de volgende voorwaarden:

  • a. er wordt aan de in lid 22.1.1 genoemde percentages voldaan wanneer de woningen binnen beide bestemmingen samen in ogenschouw worden genomen;
  • b. er is naar het oordeel van het college in voldoende mate gemotiveerd waarom niet aan de genoemde percentages voldaan kan worden en op welke wijze het woningbouwprogramma alsnog aansluit op het gemeentelijk woningbouwbeleid.
22.2 Kostenverhaal

Ten aanzien van kostenverhaal gelden de volgende regels:

  • a. kosten zoals bedoeld in artikel 6.2.3 t/m 6.2.5 Besluit ruimtelijke ordening, worden verhaald ten laste van de gronden, gelegen binnen het exploitatiegebied, waarop dit bestemmingsplan een nieuw bouwplan mogelijk maakt.
  • b. het exploitatiegebied als bedoeld onder a is, conform artikel 7c, elfde lid onder c Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, als zodanig aangewezen op de verbeelding ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'wetgevingszone - exploitatiegebied'.
  • c. voor het verhaal van de kosten als bedoeld onder a, dient het exploitatieplan in afwijking van artikel 6.12, eerste en derde lid Wet ruimtelijke ordening, uiterlijk bij een omgevingsvergunning voor het bouwen te zijn vastgesteld, zoals bedoeld in artikel 7c, tiende en elfde lid Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, tenzij op dat moment het kostenverhaal anderszins verzekerd is.
22.3 Parkeren
22.3.1 Bouwregels

Bij de verlening van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen wordt aan de hand van het parkeerbeleid van de Gemeente Nieuwkoop beoordeeld of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, tenzij in Hoofdstuk 2 van de regels anders is bepaald. Bij een toekomstige wijziging van dit parkeerbeleid wordt uitgegaan van het geldende parkeerbeleid ten tijde van de aanvraag omgevingsvergunning.

22.3.2 Gebruiksregels

Bij de beoordeling of het gebruik van gronden en bouwwerken in overeenstemming is met dit bestemmingsplan wordt aan de hand van het parkeerbeleid van de Gemeente Nieuwkoop beoordeeld of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, tenzij in Hoofdstuk 2 anders is bepaald. Bij een toekomstige wijziging van dit parkeerbeleid wordt uitgegaan van het geldende parkeerbeleid ten tijde van de beoordeling van het gebruik.

22.3.3 Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 22.3.1 en 22.3.2 toestaan dat in minder parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie en aannemelijk is gemaakt dat op een andere wijze in voldoende parkeerruimte is voorzien.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 23 Overgangsrecht

23.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
23.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 24 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Buytewech-Noord'.