direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Landelijk gebied Nieuwkoop, partiële herziening Uitweg 10
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0569.bpNKPLanduitweg10-va01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op het woonperceel aan de Uitweg 10 te Woerdense Verlaat staan voormalige vleeskalverenstallen die thans in gebruik zijn als caravanstalling. Initiatiefnemer is van plan om deze bouwwerken te slopen en er een woning voor terug te bouwen. Het huidige bestemmingsplan laat geen extra woning op deze locatie toe. Dit bestemmingsplan biedt een actueel juridisch en planologisch kader op basis waarvan de woning gerealiseerd kan worden.

1.2 Plangebied

Het plangebied ligt in het buitengebied van de gemeente Nieuwkoop. De omgeving kenmerkt zich door petgaten en legakkers. De Uitweg is een parallelweg gelegen naast de N463. Aan de uitweg zijn voornamelijk woningen gelegen afgewisseld met agrarische bedrijven of agrarische percelen.

De globale ligging van het plangebied is weergegeven op navolgende afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0569.bpNKPLanduitweg10-va01_0001.jpg"

Afbeelding 1: globale ligging plangebied

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan ‘Landelijk gebied Nieuwkoop’. Dit bestemmingsplan is op 3 november 2016 vastgesteld door de gemeenteraad van Nieuwkoop.

Het plangebied heeft hierin de bestemming ‘Wonen' (artikel 28). Het perceel heeft de dubbelbestemming 'Waarde-archeologie - 3'. Daarnaast is de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - agrarisch bedrijf'. Verder blijkt uit de verbeelding dat het gebied wordt getypeerd als 'landschapstype petgaten en legakker'

afbeelding "i_NL.IMRO.0569.bpNKPLanduitweg10-va01_0002.jpg"

Afbeelding 2: Uitsnede vigerend bestemmingsplan ‘Landelijk gebied Nieuwkoop’.

1.4 Leeswijzer

Na deze inleiding volgt hoofdstuk 2 waarin een beschrijving wordt gegeven van de huidige situatie en de voorgenomen ontwikkeling. In hoofdstuk 3 is het vigerende beleid voor het plangebied opgenomen. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de relevante milieu- en omgevingsaspecten met betrekking tot de ontwikkeling. De juridische plantoelichting staat beschreven in hoofdstuk 5. Tot slot wordt in hoofdstuk 6 de financiële haalbaarheid beschreven en wordt een toelichting gegeven op de procedures.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

In de huidige situatie is er ter plaatse van de Uitweg 10 sprake van een woonkavel met daarop een aantal gebouwen. De entree van het perceel is gelegen aan de Uitweg, een parallelweg naast de N463. Hier is ook de huidige woning gelegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0569.bpNKPLanduitweg10-va01_0003.jpg"

Afbeelding 3: entree perceel vanaf de Uitweg (Bron: google)

Het perceel loopt met een kromming verder naar achteren waar de voormalige stallen zijn gesitueerd. Vervolgens gaat dit over in grasland tot het einde van het perceel. Op onderstaande afbeelding is de luchtfoto van de huidige bebouwing en de omtrek van het gehele perceel te zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0569.bpNKPLanduitweg10-va01_0004.jpg"

Afbeelding 4: perceel lange Uitweg 10.

De de voormalige kalverenstallen hun oorspronkelijke functie verloren en zijn nu in gebruik als stalling. De gebouwen verkeren niet in goede staat en zijn gelet op de (woon) bestemming fors in omvang.

afbeelding "i_NL.IMRO.0569.bpNKPLanduitweg10-va01_0005.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0569.bpNKPLanduitweg10-va01_0006.jpg"

Afbeelding 5: Foto's langszijde van de stalling (Bron: Rombou)

2.2 Toekomstige situatie

In de gewenste situatie worden de bestaande stallen gesloopt en komt daar één woning voor terug. Deze woning wordt op plek van de huidige stallen gebouwd. Op onderstaande afbeelding is een impressie weergegeven van de situering en de nieuwe opzet van het woonerf.

afbeelding "i_NL.IMRO.0569.bpNKPLanduitweg10-va01_0007.jpg"

Afbeelding 6: impressie gewenste erfopzet met nieuwe woning (Bron: Rombou)

Zoals te zien is op bovenstaande afbeelding zal de algemene opzet van het totale erf niet wijzigen. De entree blijft gelijk en ook de kromming naar de achterkant van het perceel blijft gelijk.

Het voornemen is een ruimte eengezinswoning met een garage te realiseren. Deze woning krijgt een natuurlijke, landelijke en onopvallende uitstraling, passend bij het natuurlijke karakter van de omgeving. Bijvoorbeeld door toepassing van houten bekleding en een groen dak met de mogelijkheid voor zonnepanelen. Daarnaast is het doel om een zo energieneutraal mogelijk huis te bouwen.

De vorm en nokrichting refereren aan de voormalige agrarische bedrijfssituatie en is in lijn met de huidige kavelstructuur. De situering van de nieuwe woning ten opzichte van de de huidige woningen zorgt voor een ruimtelijke scheiding. Door ook de bestaande bomen te handhaven blijft ook een fysieke scheiding tussen de woningen aanwezig. Dit zorgt voor een goede landschappelijke en functionele inpassing van de woning in de bestaande structuur.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van het voor het plangebied relevante vigerende beleidskader. Paragraaf 3.2 besteedt aandacht aan het Rijksbeleid. In paragraaf 3.3 wordt ingegaan op het provinciaal beleid en in paragraaf 3.4 op het gemeentelijk beleid. Paragraaf 4.5 omvat de conclusies ten aanzien van het ruimtelijk beleidskader voor het plangebied. Het in dit hoofdstuk samengevatte ruimtelijk beleidskader is niet uitputtend.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

De 'Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte' is op 13 maart 2012 door de minister van Infrastructuur en Milieu vastgesteld. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het de ruimtelijke doelen en uitspraken in de volgende documenten: PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de Agenda Landschap, de Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

In de structuurvisie formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • 1. het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • 2. het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • 3. het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Toets 

Het plan heeft geen negatieve gevolgen voor de hoofddoelstellingen van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 (grotendeels) in werking getreden en omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen.

Ladder voor duurzame verstedelijking

In de SVIR is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Op 1 juli 2017 is de Ladder in het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd. Aanleiding voor de wijziging waren in de praktijk gesignaleerde knelpunten bij de uitvoering van de Ladder en de wens om te komen tot een vereenvoudigd en geoptimaliseerd instrument.

Om een ontwikkeling adequaat te kunnen toetsen aan de ladder is het noodzakelijk inzicht te geven in de begrippen 'bestaand stedelijk gebied' en 'stedelijke ontwikkeling'.

In de Bro zijn in artikel 1.1.1 definities opgenomen voor:

  • Bestaand stedelijk gebied: 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur';
  • Stedelijke ontwikkeling: ´ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.´

De Ladder voor duurzame verstedelijking moet worden gevolgd wanneer planologisch nieuwe “stedelijke ontwikkelingen” mogelijk worden gemaakt binnen bestaand stedelijk gebied. Nieuwe planologische bouwmogelijkheden van enige omvang kwalificeren als zodanig en zijn 'Ladderplichtig'. Het al dan niet toenemen van het ruimtebeslag is een belangrijk criterium voor het aanmerken van een ontwikkeling als een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Indien er wel sprake is van een (geringe) toename van bouwmogelijkheden, dan is doorgaans sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Ook als er formeel geen sprake is van nieuwe stedelijke ontwikkeling moet toch het nut, de noodzaak en uitvoerbaarheid van de ontwikkeling op die plek worden aangetoond. Door middel van het alternatievenonderzoek moet worden aangetoond dat de gekozen locatie buiten bestaand stedelijk gebied een betere optie is dan een locatie binnen bestaand stedelijk gebied. Er wordt daarmee verwacht dat er een goede kennis is van de bestaande voorraad. In beide gevallen van ontwikkeling, zowel binnen als buiten bestaand gebied, moet er voldaan worden aan een goede ruimtelijke ordening.

Toets

In de uitspraak ECLI:NL:RVS:2015:2921 oordeelt de Raad van State dat het toevoegen van 11 extra woningen binnen een (dorps) kern geen stedelijke ontwikkeling is.

Met dit planvoornemen wordt één extra woning mogelijk gemaakt aansluitend aan een bestaande lintbebouwing. Op basis van de uitspraak kan geconcludeerd worden dat het ontwikkelen van een woning aan de Uitweg geen stedelijke ontwikkeling is als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i Bro.

Op basis hiervan is een verdere toetsing aan de ladder niet noodzakelijk.

3.2.3 Conclusie

Het initiatief voldoet aan het Rijksbeleid.

3.3 Provinciaal beleid

De provincie Zuid-Holland wil anticiperen op veranderingen in maatschappij, economie en bestuur, en vanuit haar toegevoegde waarde bijdraagt aan maatschappelijke opgaven. De ontwikkeling die de provincie Zuid-Holland hierin doormaakt, sluit aan bij de uitgangspunten van de Omgevingswet die de maatschappelijke opgave centraal stelt, en niet langer de sectorale beleidsvelden.

De omgevingsvisie en de omgevingsverordening zijn instrumenten die onderling sterk met elkaar samenhangen. In de systematiek van de Omgevingswet is de inhoud van de omgevingsvisie voor een groot deel leidend voor de inhoud van de omgevingsverordening. Vandaar dat de inhoud van beide kerninstrumenten gelijktijdig wordt vastgesteld.

3.3.1 Omgevingsvisie

Door het samenvoegen van verschillende beleidsplannen voor de fysieke leefomgeving sorteert de provincie voor op de Omgevingswet. De Omgevingswet verplicht het Rijk, de provincies en gemeenten een omgevingsvisie te maken.

De provinciale Omgevingsvisie bestaat uit de volgende onderdelen:

  • beschrijving ruimtelijke hoofdstructuur;
  • de ontwikkelrichting van het omgevingsbeleid door Ambities en Sturing;
  • beschrijving van de omgevingskwaliteit, waaronder de inzet voor het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit;
  • samenhangende beleidskeuzes voor de fysieke leefomgeving.
3.3.2 Omgevingsverordening

Met de omgevingsverordening is een beleidsneutrale integratie beoogd van de provinciale regelgeving op de terreinen van de ruimtelijke ordening, het milieu, luchthavens, het beheer en gebruik van wegen en vaarwegen, het waterbeheer, de ontgrondingen, de kwaliteit op dit terrein van de vergunningverlening, het toezicht en de handhaving en de regels over leges, schadevergoeding en andere financiële aspecten in het fysieke domein.

3.3.3 Toets

Het initiatief maakt geen onderdeel uit van specifieke provinciale thema's. Voor het realiseren van de nieuwe woning worden bestaande gebouwen gesloopt en verbetert de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse. De leefbaarheid en ruimtelijke kwaliteit van de omgeving zijn met deze ontwikkeling zijn niet in het geding.

Een toetsing aan de omgevingsverordening wijst uit dat de verordening locatiespecifiek voor het plangebied enkel regels stelt ten aanzien van 'gebieden met waterkwantiteitsnorm en waterschappen', 'ontgrondingen' en 'gebieden met verplichte peilbesluiten'. Aangezien voorliggend plan geen ontwikkelingen met met betrekking tot deze regels bevat, zijn deze hier niet relevant. Daarnaast gelden de algemene regels uit de omgevingsverordening, bijvoorbeeld ten aanzien van stedelijke ontwikkelingen, detailhandel, weidewinkels en de transformatie van glastuinbouw etc. Raadpleging van deze regels wijst ook dat voorliggend plan niet in strijd is met de omgevingsverordening.

3.3.4 Conclusie

Het planvoornemen is in overeenstemming met het provinciaal beleid zoals opgenomen in de omgevingsvisie en omgevingsverordening.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Omgevingsvisie gemeente Nieuwkoop

Op 8 juli 2021 is de 'Omgevingsvisie gemeente Nieuwkoop' vastgesteld door de gemeenteraad.

In deze omgevingsvisie zijn drijfveren opgenomen die de gemeente wil behouden en versterken. Bij nieuwe ontwikklingen wordt rekening gehouden met deze drijfveren:

  • 1. rust en ruimte
  • 2. weids landschap
  • 3. bijzondere natuur
  • 4. centrale ligging
  • 5. dorps karakter
  • 6. levendige dorpen
  • 7. saamhorigheid

Hoe de gemeente Nieuwkoop er uitziet in 2040 is in de omgevingsvisie uitgewerkt in ambities die een vertaling zijn van de belangrijkste opgaven.

  • gelukkige mensen
  • sterke dorpen
  • groene toekomst

Deze ambities zijn verwerkt in het Nieuwkoops kompas. Aan de hand van dit kompas kunnen nieuwe initiatieven worden getoetst. Door een snelle toets biedt het kompas inzicht of het initiatief aanlsuit bij de omgevinsvisie of dat het aangepast moet worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0569.bpNKPLanduitweg10-va01_0008.png"

Afbeelding 7: Het Nieuwkoops Kompas (Bron: omgevingsvisie gemeente Nieuwkoop)

Toets

Het toevoegen van een woning op deze plek sluit aan bij de ambitie 'Sterke Dorpen - extra woningen in alle dorpen'. Uitgangspunt bij deze ambitie is dat woningen op vrijkomde locaties worden gebouwd. Ruimte voor groen en een gezonde leefomgeving is hier van belang. Als dit niet past kan aan de rand van het dorp worden gebouwd in het landschap op een zorgvuldige en passende manier. Dit betreft een kleinschalig initiatief waarbij het slopen van oude bedrijfsgebouwen en er een nieuwe woning voor terug komt. De locatie is gelegen aan de rand het dorp Woerdense verlaat. De woning wordt gebouwd binnen de bestaande landschappelijke structuur.

Conclusie

Het initiatief is passend binnen uitgangspunten van de omgevingsvisie.

3.4.2 Bestemmingsplan Landelijk gebied Nieuwkoop
3.4.2.1 Bestemming Wonen

Het betreft hier een voormalige agrarische bedrijfslocatie waar inmiddels een woonbestemming van toepassing is maar ook een specifieke aanduiding. In de toelichting van het op 3 november 2016 vastgestelde bestemmingsplan Landelijk gebied Nieuwkoop is aangegeven dat een locatie met de aanduiding 'voormalig agrarisch bedrijf' meer mogelijkheden heeft voor het realiseren van bijgebouwen bij een woning dan bij een reguliere woning. Het creëren van een nieuwe compensatiewoning is in deze bestemming niet meegenomen. Het het initiatief in dan ook in strijd met de regels van het bestemmingsplan.

3.4.2.2 Ruimte voor Ruimte

In het bestemmingsplan is bij de bestemming 'agrarisch met waarden' een wijzigingsbevoegdheid opgenomen naar 'wonen' waarbij een compensatiewoning gerealiseerd kan worden. Hoewel deze bestemming hier niet aan de orde is kan wel aangesloten worden bij de uitgangspunten omdat in het verleden geen aanspraak is gemaakt op deze regeling maar wel de specifieke functieaanduiding 'voormalig agrarisch bedrijf' aan de locatie is toegekend.

Hieronder volgt de ruimte voor ruimte regeling zoals die is opgenomen bij de bestemming 'agrarisch met waarden' en een toetsing daar aan voor het onderhavige planvoornemen.

De bouw van een compensatie woning (ruimte voor ruimte) in ruil voor de sloop van de voormalige agrarische bedrijfsgebouwen is mogelijk mits:

  • 1. Het voortzetten van een duurzame agrarische bedrijfsvoering ter plaatse niet langer reëel is;
  • 2. De bestaande agrarische bedrijven in de omgeving daardoor niet in hun bedrijfsvoering worden belemmerd;
  • 3. In de woning een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd;
  • 4. In ruil voor de sloop van 1.000 m² voormalige agrarische bedrijfsgebouwen ten hoogste 1 compensatie woning is toegestaan, mits:
      • alle resterende voormalige agrarische bedrijfsgebouwen worden gesaneerd;
      • de nieuwe woonpercelen landschappelijk worden ingepast.
  • 5. Bij de sloop van een meervoud van 1.000 m² voormalige agrarische bedrijfsgebouwen, nooit meer dan 3 nieuwe woningen per locatie kunnen worden gebouwd, mits:
      • alle resterende voormalige agrarische bedrijfsgebouwen worden gesaneerd, inclusief verhardingen buiten het bouwperceel;
      • de bestaande woning wordt herbestemd;
      • alle verharding buiten de toe te kennen woonpercelen wordt verwijderd (zonder dat daar compensatierechten tegenover staan);
      • de nieuwe woonpercelen landschappelijk worden ingepast.
  • 6. In ruil voor de sloop van 5.000 m² kassen ten hoogste 1 compensatie woning is toegestaan, mits:
      • de te slopen kassen zijn opgericht voor 1 januari 2007;
      • alle resterende kassen en voormalige bedrijfsgebouwen worden gesaneerd, inclusief verhardingen buiten het bouwperceel;
  • 7. De nieuwe woonpercelen landschappelijk worden ingepast.
  • 8. Kan worden voldaan aan het bepaalde in de Wet geluidhinder.

Toets

Ad 1.

Het voortzetten van een agrarische bedrijfsvoering is niet langer reëel. Het voormalige bedrijf heeft al een woonbestemming en de agrarische activiteiten zijn grotendeels gestaakt.

Ad 2.

Binnen een straal van 180 meter zijn geen andere bedrijven gevestigd. Wel zijn er in de directe omgeving enkele woonbestemmingen gelegen. De compensatiewoning vormt geen belemmering voor het gebruik van naburige gronden of gebouwen.

Ad 3.

In de directe omgeving van het plangebied zijn geen veehouderijen of andere factoren aanwezig die een beperking vormen ten aanzien van het woon en leefklimaat van de nieuwe woningen.

Ad 4.

De initiatiefnemer is voornemens om alle voormalige agrarische bedrijfsgebouwen te saneren. Tevens zal er een inpassingplan worden gemaakt voor het inpassen van het nieuwe woonperceel.

Ad 5.

De initiatiefnemer wil 1 compensatiewoning realiseren. Het totale oppervlak aan te slopen bedrijfsgebouwen bedraagt 1.400 m2. Het amoveren van voormalige bedrijfsgebouwen in combinatie met een goede landschappelijke inpassing draagt bij aan een versterking van de ruimtelijk kwaliteit. Op grond van het vigerend beleid zou er sprake zijn van een equivalent van 1,4 woning. Dit is ruim voldoende om 1 compensatiewoning te realiseren.

Ad 6.

Het voorliggende plan heeft geen betrekking op kassen.

Ad 7.

Er is een tekening gemaakt van de landschappelijke inpassing van het nieuwe erf. Deze tekening is bijgevoegd als Bijlage 1.

Ad 8.

De compensatie woning worden op een afstand van circa 105 meter van de Uitweg gerealiseerd. Middels een akoestisch onderzoek is aangetoond dat er geen sprake is van een overschrijding van de grenswaarden ten aanzien van weg- en verkeerslawaai. In hoofdstuk 4 is dit verder gemotiveerd.

3.5 Conclusie

Het initiatief voldoet aan de uitgangspunten van de wijzigingsbevoegdheid 'ruimte voor ruimte' en is in overeenstemming met gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de van toepassing zijnde milieu- en omgevingsaspecten verder beoordeeld.

4.2 Mer-beoordeling

In kolom C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling.

Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Indien er belangrijk nadelige gevolgen en/of bijzondere omstandigheden worden geconstateerd moet een milieueffectrapport (MER) worden gemaakt.

Toets

Het voorliggende project voorziet in het bouwen van een woning. Hiermee wordt geen drempelwaarde als genoemd in kolom C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. overschreden. Er treden als gevolg van dit project geen belangrijke nadelige gevolgen op voor het milieu. Ook doen zich geen bijzondere omstandigheden voor die het maken van een milieueffectrapport noodzakelijk maken.

Conclusie

Voor het plan is geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.

4.3 Bedrijven en milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren

anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  • 1. het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • 2. het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is. Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype tot rustig buitengebied:

afbeelding "i_NL.IMRO.0569.bpNKPLanduitweg10-va01_0009.png"

Tabel 1: richtafstanden per categorie en gebied

Daarnaast gelden ten aanzien van bedrijven die onder de werkingssfeer van de Wet milieubeheer vallen, deze Wet en haar uitvoeringsbesluiten als toetsingskader voor de toegestane bedrijfshinder.

Toets

Hinderveroorzakende functies in het plangebied

In het plangebied wordt een woning gebouwd. Woningen zijn geen hinderveroorzakende functies, maar vallen wel binnen de categorie hindergevoelige functies voor bedrijven in de omgeving.

Het dichtstbijgelegen bedrijf bevindt zich op een afstand van 175 meter tot het plangebied Hier mogen bedrijven worden gevestigd in de categorie 1 t/m 1.3 zoals opgenomen in de 'Staat van bedrijven' van het bestemmingsplan 'Landelijk gebied Nieuwkoop'. Binnen deze categorieën is de grootste afstand nooit meer dan 50 meter. Het realiseren van de woning brengt geen beperkingen mee voor deze bedrijfslocaties.

Hinderveroorzakende functies in de omgeving van het plangebied

Er moet onderzocht worden of de functies in het plangebied hinder ondervinden van hinderveroorzakende functies in de omgeving van het plangebied. Zoals gezegd bevinden zich in de omgeving enkele bedrijven. Deze zijn op voldoende afstand gelegen.

De gronden direct grenzend aan het plangebied zijn in gebruik ten behoeve van de woonfunctie. Dit levert geen beperkingen op voor de woonfunctie.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat er vanuit het aspect bedrijven en milieuzonering geen belemmeringen bestaan ten aanzien van de voorgenomen ontwikkeling in het plangebied.

4.4 Bodem

Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een project onderzoek te worden verricht naar de bodemgesteldheid in het projectgebied. Aangetoond dient te worden dat de bodem en het grondwater geschikt zijn voor het beoogde gebruik.

Mocht er een verontreiniging te verwachten zijn dan wel mocht deze feitelijk aanwezig zijn, dan dient voor vaststelling van een plan en/of het nemen van het besluit inzichtelijk gemaakt te worden of de bodemverontreiniging de voorgenomen bestemmings- en/of functiewijziging in het kader van gezondheid en/of financieel gezien in de weg staat.

Toets

In het plangebied wordt een nieuwe woningen gerealiseerd. De grond is in het verleden gebruikt ten behoeven van een agrarisch bedrijf. Historisch is er sprake van een bodemrisico. Bij de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het realiseren van de woning wordt een bodemonderzoek uitgevoerd NEN 5740.

Conclusie

Voor wat betreft het aspect bodem is het plan uitvoerbaar.

4.5 Geur

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt in eerste instantie het wettelijk kader bij de beoordeling van een aanvraag om een milieuvergunning voor dierenverblijven van veehouderijen. De Wet geurhinder en veehouderij geeft hiervoor geurbelasting- en afstandsnormen in relatie met geurgevoelige objecten in de nabijheid van de (geprojecteerde) veehouderij. De Wgv heeft betrekking op twee aspecten. Ten eerste speelt de geurbelasting een rol bij de beoordeling of er in het kader van een goede ruimtelijke ordening een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd. Ten tweede moet bij de belangenafweging ten behoeve van een zorgvuldige besluitvorming worden nagegaan of een in de omgeving gelegen veehouderij niet onevenredig in haar belangen wordt geschaad.

Toets

In het plangebied wordt de bouw van een woning mogelijk gemaakt. In het kader van de Wgv is dit een geurgevoelig object.

Zoals in paragraaf 4.2 is aangegeven zijn in de omgeving geen bedrijven aanwezig waarvoor een afstand geldt voor het aspect geur of waarvoor een geuremissiefactor is vastgesteld.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat er vanuit het aspect geur geen belemmeringen bestaan en het plan uitvoerbaar is.

4.6 Geluid

In de Wet geluidhinder (Wgh) zijn regels opgenomen voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige bestemmingen (zoals bijvoorbeeld woningen) door wegverkeer. Het gaat daarbij om de geluidsbelasting in het maatgevende toekomstige jaar. In het algemeen is dit het jaar 10 jaar na realisatie of na het uitvoeren van het akoestisch onderzoek.

De Wet geluidhinder kent een voorkeursgrenswaarde. Als aan deze waarde wordt voldaan, is er voor de Wet geluidhinder geen belemmering voor het bouwplan. Onder voorwaarden is een hogere grenswaarde mogelijk. Het onderhavige plan ligt buiten de bebouwde kom en er is sprake van een nieuwe woonbestemming. In dit geval gelden de volgende grenswaarden:

• Voorkeursgrenswaarde: 48 dB

• Maximale grenswaarde: 53 dB

Voor de gemeente Nieuwkoop gelden de ‘Richtlijnen voor het vaststellen van hogere waarden Wet geluidhinder' van de Omgevingsdienst West-Holland, vastgesteld op 4 maart 2013 (verder: HGW-beleid). Hierin is het gemeentelijk beleid ten aanzien van het vaststellen van grenswaarden hoger dan de voorkeursgrenswaarde opgenomen. Voor zover relevant wordt daar bij de bespreking van de berekeningsresultaten nader op ingegaan.

Op grond van de Wet geluidhinder mogen, alvorens te toetsen aan de grenswaarden, op de berekende geluidsbelastingen enkele correcties worden toegepast. Er geldt een generieke correctie van 5 dB als het gaat om wegverkeer met een snelheid van minder dan 70 km/u en (minimaal) 2 dB (afhankelijk van de geluidsbelasting bedraagt de correctie 3 dB of 4 dB) als het gaat om wegverkeer met een snelheid van 70 km/u of meer. Daarnaast geldt er een correctie die afhankelijk is van het soort wegdek van 1 dB of 2 dB voor wegverkeer met een snelheid van 70 km/u of meer.

Toets

Er is akoestisch onderzoek uitgevoerd voor mogelijke geluidhinder van de nabijgelegen provinciale weg N463. In tabel 1 is de berekende geluidsbelasting weergegeven. Uit de resultaten blijkt dat de geluidsbelasting op de nieuwe woning aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder voldoet. Door een deel van het plangebied aan te wijzen als zone waar géén geluidgevoelig object gerealiseerd mag worden is sprake van een voldoende woon en leefklimaat ter plaatse van de nieuw te bouwen woning. Het gehele akoestisch onderzoek is bijgevoegd als Bijlage 2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0569.bpNKPLanduitweg10-va01_0010.png"

Tabel 2: Geluidsbelasting Lden in dB, incl. aftrek ex art. 110g Wgh.

Wegverkeer op de Korte Meentweg vormt geen belemmering voor de realisatie van het plan door de ruime afstand t.o.v. de woning en de lage verkeersintensiteit en snelheid op deze weg (alleen bestemmingsverkeer). Deze parallel weg kan buiten beschouwing worden gelaten.

Conclusie

De geluidsbelasting ter plaatse van de nieuw te bouwen woning voldoet aan de voorkeursgrenswaarde. Geconcludeerd kan worden dat vanuit het aspect geluid het plan uitvoerbaar is.

4.7 Externe veiligheid

De externe veiligheid wordt bepaald door de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in en rond het plangebied. Veiligheidsafstanden tussen activiteiten met gevaarlijke stoffen en beperkt kwetsbare objecten, zoals woningen, moeten ervoor zorgen dat bij een eventuele calamiteit het aantal slachtoffers beperkt blijft. Het plaatsgebonden risico en groepsrisico zijn verwerkt in strikte normen die uitgangspunt moeten zijn voor het ruimtelijk en milieubeleid. Ze zijn vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). In dit besluit zijn grenswaarden vastgesteld voor het plaatsgebonden risico.

De externe veiligheid wordt bepaald door de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in en rond het plangebied. Veiligheidsafstanden tussen activiteiten met gevaarlijke stoffen en beperkt kwetsbare objecten, zoals woningen, moeten ervoor zorgen dat bij een eventuele calamiteit het aantal slachtoffers beperkt blijft. Het plaatsgebonden risico en groepsrisico zijn verwerkt in strikte normen die uitgangspunt moeten zijn voor het ruimtelijk en milieubeleid. Ze zijn vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). In dit besluit zijn grenswaarden vastgesteld voor het plaatsgebonden risico.

Voor het groepsgebonden risico zijn alleen oriënterende waarden vastgesteld. Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Dit besluit is gebaseerd op de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening. Het Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen.

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid gekeken te worden naar:

  • inrichtingen waar opslag en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen via (buis)leidingen.

Inrichtingen

De risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen moeten tot een aanvaardbaar minimum worden beperkt. Daarvoor zijn in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) regels gesteld. In dit besluit wordt externe veiligheid in artikel 1 omschreven als "de kans om buiten een inrichting te overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is". Bij het toekennen van bepaalde bestemmingen moet vanwege het plaatsgebonden risico onderzocht worden of voldoende afstand in acht wordt genomen tussen (beperkt) kwetsbare objecten enerzijds en risicovolle inrichtingen anderzijds. Ook moet onderzocht worden of (beperkt) kwetsbare objecten binnen het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen liggen, en zo ja, wat dan de bijdrage is aan het groepsrisico.

Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor

In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is vastgelegd (1 juli 2015) dat er rekening wordt gehouden met de invloed van de risicovolle transportroutes op geplande gevoelige objecten. Er wordt voorkomen dat zich (beperkt) kwetsbare objecten binnen de 10-6 risicocontour van risicovolle inrichtingen/transportroutes bevinden

Buisleidingen

Op 17 september 2010 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) gepubliceerd en op 1 januari 2011 in werking getreden. Deze AMvB regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen.

Toets

Voor heel Nederland is een risicokaart opgesteld. De risicokaart heeft een signalerende functie voor risicovolle inrichtingen, transportroutes van gevaarlijke stoffen en buisleidingen. Op basis van de risicokaart is gekeken naar risicovolle activiteiten in de omgeving van het plangebied. Op onderstaande afbeelding 8 is een uitsnede van de risicokaart van te zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0569.bpNKPLanduitweg10-va01_0011.jpg"

Afbeelding 8: Uitsnede risicokaart omgeving van het plangebied

Risicovolle objecten

Het plangebied ligt buiten het invloedsgebied van risicovolle objecten. Het dichtstbijzijnde risicovolle object is gelegen op 670 meter.

Buisleidingen

De dichtstbijzijnde buisleiding is gelegen op 1.700 meter. Het plangebied is niet gelegen binnen het invloedsgebied van een hoge druk buisleiding.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg

Het plangebied ligt niet binnen een veiligheidszone waarvoor het plaatsgebonden risico vastgesteld.

Conclusie

Uit de risicokaart blijkt dat het plangebied zich niet binnen het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen of vervoersroutes van gevaarlijke stoffen bevindt. Er worden ook geen risicovolle activiteiten of kwetsbare objecten voorgesteld. Vanuit de externe veiligheid bestaan geen belemmeringen voor het plan.

4.8 Luchtkwaliteit

De milieukwaliteitseisen omtrent luchtkwaliteit zijn verankerd in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer. Nieuwe ontwikkelingen mogen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarde die voor een aantal verontreinigende stoffen in de wet is gesteld.

Als aannemelijk is dat aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormt luchtkwaliteit geen belemmering om een projectplan vast te stellen. Deze voorwaarden zijn:

  • er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • het project leidt - al dan niet per saldo - niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • het project draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de luchtverontreiniging;
  • het project past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit of binnen een regionaal programma van maatregelen.

Projecten die 'niet in betekenende mate bijdragen' (NIBM) aan de luchtverontreiniging, hoeven niet meer afzonderlijk getoetst te worden aan de grenswaarden voor de buitenlucht. Het Besluit NIBM omschrijft het begrip nader: een project dat minder dan 3% van de grenswaarden bijdraagt is NIBM. Dit komt overeen met 1,2 microgram per m3 (µg/m3 ) voor fijn stof en stikstofoxiden (NO2).

Projecten die wel 'in betekenende mate' bijdragen, zijn vaak al opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het NSL is erop gericht om overal de Europese grenswaarden te halen. Daarom is ook een pakket aan maatregelen opgenomen: zowel (generieke) rijksmaatregelen als locatiespecifieke maatregelen van gemeenten en provincies. Dit pakket aan maatregelen zorgt ervoor dat alle negatieve effecten van de geplande ruimtelijke ontwikkelingen ruim worden gecompenseerd. Bovendien worden alle huidige overschrijdingen tijdig opgelost. In het NSL worden de effecten van alle NIBM-projecten verdisconteerd in de autonome ontwikkeling. Het NSL omvat dus alle cumulatieve effecten van (ruimtelijke) activiteiten op de luchtkwaliteit.

Toets

Bij de voorgenomen ontwikkeling is sprake van de bouw van een woning. De ontwikkeling zal een zeer beperkte toename van het aantal verkeersbewegingen van en naar de locatie tot gevolg hebben. Uitgangspunt is 8 extra verkeersbewegingen per dag, overeenkomstig de natuurvergunning.

afbeelding "i_NL.IMRO.0569.bpNKPLanduitweg10-va01_0012.jpg"

Afbeelding 9: uitkomst NIBM tool 2020

Uit de 'Niet in betekenende mate-tool' van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, blijkt dat het project niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Formele toetsing aan de grenswaarden uit de Wet milieubeheer kan daarom achterwege blijven.

In de directe omgeving zijn geen bedrijven gelegen met waar fijnstof wordt uitgestoten. Dit betekend dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de nieuwe woning .

Conclusie

De realisatie van dit plan draagt niet in betekenende mate bij aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Tevens is een goed woon en leefklimaat gegarandeerd. Het aspect luchtkwaliteit vormt daarom geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.9 Water

Aan de hand van deze waterparagraaf wordt duidelijk gemaakt hoe het vigerend waterbeleid is vertaald naar waterhuishoudkundige inrichtingsmaatregelen in het ruimte voor ruimte plan. In onder andere de “KaderrichtlijnWater”, het “Nationaal Waterplan” en de adviezen van de “Commissie Waterbeheer 21ste eeuw” is het beleid met betrekking tot water en waterbeheer vastgelegd.

De watertoets is verankerd in de Waterwet (Wtw). Dit houdt in dat de toelichting bij het ruimtelijk plan of project een beschrijving dient te bevatten van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding. Dit beleid is voortgezet in het huidige Besluit ruimtelijke ordening. In dit besluit wordt het begrip “waterhuishouding” breed opgevat. Aangesloten wordt bij de definitie zoals die is opgenomen in de Wtw. Zowel het oppervlaktewater als het grondwater valt onder de zorg voor de waterhuishouding. Bij de voorbereiding van een waterparagraaf dienen alle van belang zijnde waterhuishoudkundige aspecten beoordeeld te worden. Naast veiligheid en wateroverlast (waterkwantiteit) zullen ook de gevolgen van het ruimtelijk plan of project voor de waterkwaliteit en verdroging bezien worden.

Het plangebied is gelegen in het beheersgebied van het waterschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV). Het te toetsen beleid van het waterschap is opgenomen in het Waterbeheersplan en diverse beleidsnota's.

Waterbeheersplan 2016-2021 Waterschap AGV

Het waterschap AGV heeft de zorg voor het regionale watersysteem: optimale bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van schoon water en efficiënte zuivering van afvalwater. Belangrijke kernwoorden daarbij zijn ‘duurzaam’ en ‘kosteneffectief’. Het waterschap vindt de intrinsieke waarde van water als beeldbepalend element in de leefomgeving heel belangrijk. Het waterschap wil bereiken dat mensen zich bewuster worden van het belang van een veilig en ‘robuust’ (toekomstbestendig) watersysteem In het Waterbeheerplan zijn strategeische doelen opgenomen voor de langere termijn (2030).

Keur

Regels voor het gebruik en onderhoud van water, oevers en dijken staan in de Keur 2019. Met deze keur wil het waterschap de volgende doelen bereiken:

  • schoon en genoeg water in sloten, grachten en meren;
  • sterke dijken tegen overstromingen;
  • gezonde waterplanten en waterdieren.

Uit de Keur volgt dat er voor het bepalen van de compensatienorm bij een toename van het verhard oppervlak onderscheid wordt gemaakt tussen stedelijk en landelijk gebied. In het stedelijk gebied is dit 10% bij een toename boven de 1.000 m2 en in het landelijk gebied ligt deze grens bij de 5.000 m2.

Toets

Dit planvoornemen ziet toe op de sloop van voormalige agrarische bedrijfsgebouwen en de nieuwbouw van een woning. Dit plan raakt geen strategische doelen van het Waterbeheersplan van het AGV.

Ter plaatse van het plangebied geldt geen specifieke regelgeving die volgt vanuit de Legger van het waterschap. De locatie is gelegen buiten de verschillende beschermingszones. Dit is weergegeven op afbeelding 10.

afbeelding "i_NL.IMRO.0569.bpNKPLanduitweg10-va01_0013.png"

Afbeelding 10: Plangebied (rode cirkel) op de Legger (Bron: www.agv.nl)

Verhard oppervlak

Ten opzichte van de huidige situatie wordt 1.400 m2 aan voormalige bedrijfsgebouwen wordt gesloopt. De woning en bijgebouwen die terug gebouwd mogen worden zijn in de regels van dit plan beperkt tot een inhoud en oppervlak (respectievelijk max 750 m3 en 80 m2). Verder zijn situatie en inpassing van de gewenste situatie vastgelegd in de regels van dit plan. Zo is gegarandeerd dat er geen toename van verharding ontstaat t.o.v. de huidige situatie. De grens die wordt gesteld in de Keur wordt dan ook niet overschreden en er behoeft dan ook geen compensatie in extra waterberging plaats te vinden.

Dempingen

Er worden geen bestaande sloten gedempt of nieuwe gegraven voor bijvoorbeeld compensatie of landschappelijke inpassing. Aan de bestaande waterhuishouding in de omgeving veranderd niks. Door het slopen wordt verhard oppervlak verwijderd, dit zorg voor meer mogelijkheden voor het regenwater om te infiltreren.

Beheer en onderhoud

De gronden zijn in eigen beheer en vallen onder regulier onderhoud. Er wordt op voldoende afstand van eventuele waterschapsloten gebouwd zodat beheer en onderhoud van deze watergangen altijd plaats kan vinden.

Grondwater

De nieuw te bouwen woning loost het huishoudelijk afvalwater op de bestaande riolering. Hemelwater wordt afgekoppeld en infiltreert in omliggende gronden. Het materiaal dat voor afvoer van het hemelwater zorgt dient van milieuvriendelijk niet-uitloogbaar materiaal te zijn gemaakt. Bij de bouw van de woning wordt zonodig een ontrekkings-en lozingsvergunning aangevraagd als er sprake is van bronbemaling. Zo is een goede (grond) waterkwaliteit gegarandeerd

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat er vanuit het aspect water geen belemmeringen bestaan ten aanzien van de voorgenomen ontwikkeling in het projectgebied.

4.10 Ecologie

Bij ruimtelijke planvorming is een toetsing aan de natuurwetgeving verplicht. Vanaf 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming van toepassing. Deze wet heeft drie wetten vervangen, namelijk de Natuurbeschermingswet 1998, Boswet en de Flora- en faunawet. Er is een verschuiving opgetreden in de tabellen voor soortenbescherming. Sommige soorten worden beter beschermd, sommige soorten komen in een lager beschermingsregime of worden nieuw toegevoegd. De algemene zorgplicht blijft daarbij bestaan voor alle inheemse flora- en fauna. Daarnaast vindt beleidsmatige gebiedsbescherming plaats door middel van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) (de voormalige Ecologische Hoofdstructuur), Natura 2000-gebieden, weidevogelleefgebieden, gebieden aangeduid als strategische reservering natuur en karakteristieke landschapselementen.

Toets

Het plangebied en omgeving is door een ecoloog onderzocht op de (potentiële) aanwezigheid van beschermde planten en dieren en beschermde nesten, holen, vaste rust- en voortplantingslocaties en andere beschermde functies, zoals foerageergebied en vliegroutes van vleermuizen. Ook is onderzocht of de voorgenomen activiteiten een negatief effect hebben op beschermd (natuur)gebied zoals het Natuurnetwerk Nederland en Natura 2000-gebieden. Het onderzoeksrapport is toegevoegd als Bijlage 3. In deze paragraaf worden de belangrijkste conclusies uit het rapport weergegeven en aangevuld.

Gebiedsbescherming

Het plangebied behoort niet tot het Natuurnetwerk Nederland of Natura2000-gebied. Vanwege de ligging buiten de begrenzing van het Natuurnetwerk Nederland, leiden de voorgenomen activiteiten niet tot wettelijke consequenties, omdat de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland in Zuid-Holland geen externe werking kent.

Gelet op de aard en omvang van de voorgenomen activiteiten, en de ligging nabij Natura2000-gebied Nieuwkoopse Plassen & de Haeck, kan een negatief effect op de instandhoudingsdoelen van dit Natura 2000-gebied op voorhand niet volledig uitgesloten worden. In het kader hiervan is een natuurvergunning verleend. De beschikking van deze natuurvergunning is bijgevoegd als Bijlage 4.

Het plangebied is niet gelegen in of nabij belangrijk weidevogelleefgebied of gebieden die aangeduid zijn als strategische reservering natuur. Op onderstaande afbeelding 9 is dit te zien. Ook karakteristieke landschapselementen die worden beschermd op grond van het provinciale natuurbeheerplan zijn niet in het plangebied aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0569.bpNKPLanduitweg10-va01_0014.png"

Afbeelding 9: ligging plangebied t.o.v. weidevogel leefgebied en strategische reservering natuur (bron: Arcgis.com)

Soortenbescherming

Het plangebied behoort tot functioneel leefgebied van verschillende vleermuis-, amfibieën-, grondgebonden zoogdier- en vogelsoorten. Voorgenoemde soorten benutten het plangebied hoofdzakelijk als foerageergebied, maar vermoedelijk nestelen er jaarlijks vogels en bezetten grondgebonden zoogdiersoorten er een vaste verblijf- en/of voortplantingsplaats.

Van de in het plangebied nestelende vogelsoorten is uitsluitend het bezette nest beschermd, niet het oude nest of de nestplaats. Bezette vogelnesten zijn beschermd en mogen niet beschadigd of vernield worden. Gelet op de aard van de werkzaamheden kan geen ontheffing verkregen worden voor het beschadigen of vernielen van bezette vogelnesten. Werkzaamheden die leiden tot beschadigen/vernielen van vogelnesten, moeten daarom buiten de voortplantingsperiode uitgevoerd worden.

Voor de beschermde grondgebonden zoogdiersoorten, die vaste verblijf- en/of voortplantingsplaats in het plangebied bezetten, geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen ‘doden’ en het ‘beschadigen en vernielen van vaste verblijf- en/of voortplantingsplaats’. Deze vrijstelling is van toepassing omdat er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling.

Mits bezette vogelnesten beschermd worden, leiden de voorgenomen plannen niet tot wettelijke consequenties in het kader van soortbescherming.

Zorgplicht

De zorgplicht geldt ten aller tijdens voor zowel beschermde als niet beschermde planten en dieren. Initiatiefnemer moet de voorgenomen activiteiten uitvoeren op dusdanige wijze dat dit zo min mogelijk schadelijk voor planten en dieren is. In bijlage 1 van de quickscan is de natuurkalender opgenomen. Op deze kalander is zichtbaar in welke periode van het jaar bepaalde werkzaamheden het beste wel of niet uitgevoerd kunnen worden

Conclusie

Het planvoornemen is voor het aspect ecologie uitvoerbaar.

4.11 Archeologie en cultuurhistorie

In 1992 werd het Europese Verdrag van Malta ondertekend door een groot aantal EU-landen, waaronder ook Nederland, met als doel om het (Europese) archeologische erfgoed veilig te stellen. Ter implementatie van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving is in 2007 de Monumentenwet gewijzigd. De bescherming van archeologische waarden is geregeld in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMZ), die onderdeel uitmaakt van de Monumentenwet. De kern van de WAMZ is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven. Naast het inventariseren van de te verwachten archeologische waarde, moet het bestemmingsplan uiteindelijk een bescherming bieden voor archeologisch waardevolle gebieden.

Toets

Op een deel van het plangebied is de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' van toepassing. Voor dit deel zijn de regels van deze bestemming van toepassing en zijn derhalve opgenomen in dit bestemmingsplan. Bij gronden met deze bestemming zal bij ingrepen boven de 10.000 m2 en dieper dan 50 cm zal archeologisch onderzoek uitgevoerd moeten worden. De nieuw te bouwen woning zal deze grens niet overschrijden.

Tevens is de bestemming 'overige zone - landschapstype Petgaten en Legakker' hier geldend. Het beleid gericht op het behoud, het herstel en de ontwikkeling van net natuurlijke petgaten- en legakkerlandschap met de volgende kernkwaliteiten:

  • verveningsplassen met petgaten en legakkers, half besloten landschap;
  • lintbebouwing van Nieuwkoop en Noorden;
  • beplanting op legakkers en enkele percelen.

Het bouwen van de woning op de voorgenomen locatie heeft geen invloed op de cultuurhistorische waarden van het gebied.

Conclusie

Voor het aspect archeologie en cultuurhistorie is het plan uitvoerbaar.

4.12 Duurzaamheid

Bij de gemeente Nieuwkoop is het beleidskader voor Duurzaamheid in ontwikkeling. Het beleidskader gaat in op wat de gemeente wil bereiken op gebied van duurzaamheid. Het bevat de ambities van de gemeente op zes thema’s: Energietransitie, Klimaatadaptatie, Circulaire Economie, Biodiversiteit, Mobiliteit en Gemeentelijke Organisatie. In dit (concept) beleidsstuk wordt ook ingegaan op energiebesparing bij woningen. Een van de ambities voor de energietransitie gebouwde omgeving luidt als volgt:

Een energieneutrale en aargasvrije gebouwde omgeving in 2050 door:

  • a. stevig in te zetten op energiebesparing in woningen tot 2030, met een hogere ambitie dan de huidige trend, namelijk: 3,5 % p.j.
  • b. voor duurzame elektriciteitsopwekking: het aantal adressen met geregistreerde zonnepanelen in 2030 te verdubbelen ten opzichte van 2018 en een verdriedubbeling van het opgestelde vermogen aan zonnepanelen naar ca. 20.000 kWpiek.
  • c. voor duurzame warmtevoorziening: stappen te zetten in de realisatie van aardgasvrije wijken: vooruitlopend op de op te stellen Transitievisie Warmte in 2021 wordt onderzocht of de wijk Schoterveld in 2030 aardgasvrij kan worden door deze aan te sluiten op een lokaal warmtenet dat gevoed wordt met warmte uit het effluent van de Afvalwaterzuiveringsinstallatie (AWZI).

Toets

Het planvoornemen voorziet in de bouw van een nieuwe energieneutrale woning. Gelet op de gunstige ligging van de woning en de mogelijkheid om gasloos te bouwen zijn duurzame alternatieven zoals zonnepanelen en / of een warmtepomp goed toe te passen. Er wordt door de initiatiefnemers onderzocht welke duurzame alternatieven worden toegepast. Bij de bouw van de woning zullen ook duurzame materialen worden gebruikt met een lange levensduur.

Conclusie

Het realiseren van een energieneutrale woning pas goed binnen de duurzaamheidsvisie van de gemeente. Er wordt voldaan aan het gemeentelijk beleid op dit gebied.

4.13 Kabels, leidingen en straalpaden

In het plangebied zijn geen relevante kabels, leidingen en straalpaden aanwezig waarmee rekening moet worden gehouden.

Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving

5.1 Algemeen 

De Wro bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze moeten worden gepresenteerd. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi. Op de verbeelding zijn alle functies zodanig bestemd dat het mogelijk is om met behulp van het renvooi direct te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied zijn gegeven en welke regels daarbij horen. Uitgangspunt daarbij is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en volumes. De regels geven duidelijkheid over de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de specifieke gebruiksregels. In de regels zijn eventuele aanlegregels, uitwerkingsregels, nadere eisen, ontheffing- en wijzigingsbevoegdheden opgenomen.

5.2 Juridische vormgeving

In deze paragraaf wordt de systematiek van de regels en de wijze waarop de regels gehanteerd dienen te worden toegelicht. De regels van het plan bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen. Voor de systematiek is aangesloten op de SVBP2012. Voor de inhoudelijke systematiek is aangesloten op het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied Nieuwkoop', vastgesteld op 3 november 2016.

Hieronder wordt de opbouw en dergelijke kort toegelicht.

5.2.1 Inleidende regels

Conform SVBP bevatten de inleidende regels artikelen met de begripsbepalingen en de wijze van meten.

5.2.2 Bestemmingsregels

In het hoofdstuk bestemmingsregels zijn in de planregels alle bestemmingen opgenomen met de daarbij behorende bestemmingsomschrijving. Hieronder worden de gehanteerde bestemmingen kort toegelicht.

Artikel 3 Wonen

De gronden zijn primair bestemd voor Wonen. Binnen het bestemmingsvlak mogen 2 woning worden gerealiseerd. De bouwregels voor deze woningen met bijbehorende bouwerken sluiten aan op de bouwregels van de bestemming wonen van het bestemmingsplan Landelijk gebied van de gemeente Nieuwkoop. De sloop van de bestaande bebouwing wordt geregeld door een voorwaardelijke verplichting die is opgenomen bij de specifieke gebruiksregels van deze bestemming.

Artikel 4 Waarde - Archeologie 3

Met deze bestemming worden de archeologische waarden in het gebied beschermd. Bij bebouwing met een oppervlakte van meer dan 10.000 m2 en 50 cm diepte is archeologisch onderzoek vereist.

5.2.3 Algemene regels

In dit hoofdstuk zijn aanvullende regels opgenomen met betrekking tot bouwen. Daarnaast bevat dit hoofdstuk algemene gebruiksregels, afwijkingsregels en aanduidingsregels.

5.2.4 Overgangsrecht en slotregels

In artikel 3.2.1 Bro zijn standaardregels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik. Deze maken onderdeel uit van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Bij de uitvoering van een voornemen kan in zijn algemeenheid onderscheid worden gemaakt tussen de economische en de maatschappelijke uitvoerbaarheid. Bij de eerste gaat het om de kosten en andere economische aspecten die met de verwezenlijking van het plan samenhangen. Bij het tweede gaat het erom hoe de verwezenlijking door de maatschappij (overheid en burgers samen) wordt gedragen.

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Er geldt een wettelijke verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een plan. In dit kader wordt in deze paragraaf ingegaan op de economische aspecten die met de verwezenlijking van het plan samenhangen. Tevens is in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) geregeld dat in het kader van een bestemmingsplan voor bepaalde bouwplannen de grondexploitatieregeling van toepassing is.

Het plan wordt gefinancierd door de initiatiefnemer, de gemeentelijke kosten zijn gedekt middels de te heffen leges. De kosten voor het opstellen van dit bestemmingsplan zijn voor de initiatiefnemer. Er wordt vanuit gegaan dat de initiatiefnemer het plan kan financieren en dat het daarom economisch uitvoerbaar is.

Er zal een planschadeovereenkomst gesloten worden tussen initiatiefnemer en gemeente waarin onder andere het verhaal van eventuele planschade is geregeld. De gemeenteraad besluit dan ook bij vaststelling van dit bestemmingsplan om geen exploitatieplan vast te stellen.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Ontwerp

Het ontwerpbestemmingsplan wordt zes weken ter inzage gelegd op grond van artikel 3.1 Wro. Gedurende deze termijn heeft iedereen mondeling of schriftelijk de mogelijkheid een zienswijze in te dienen. Ontvangen zienswijzen zullen worden beoordeeld en beantwoord. De zienswijzen kunnen eventueel leiden tot aanpassing van het bestemmingsplan. De resultaten van de ter inzage legging worden opgenomen in een bijlage bij het plan.

Vaststelling

Op 18 november 2021 heeft de gemeenteraad besloten het bestemmingsplan gewijzigd vast te stellen. De wijzigingen ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan worden in deze paragraaf beschreven.

Naar aanleiding van een reactie van het waterschap op het ontwerpbestemmingsplan is de waterparagraaf 4.9 in zijn geheel vervangen. De aangepaste tekst is akkoord bevonden door het waterschap.

De Nota parkeernormen gemeente Nieuwkoop 2021 (vastgesteld: 8 juli 2021) is opgenomen in het het vastgestelde plan, evenals een toets aan de Omgevingsvisie Nieuwkoop 2021 (vastgesteld: 8 juli 2021).

Het vastgestelde bestemmingsplan wordt nu 6 weken ter visie gelegd. Belanghebbenden kunnen dan beroep indienen bij de Raad van State.