direct naar inhoud van Regels
Plan: Chw bestemmingsplan Westgaag
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0556.BpWestgaag-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het Chw bestemmingsplan Westgaag met identificatienummer NL.IMRO.0556.BpWestgaag-VA01 van de gemeente Maassluis.

1.2 Chw bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waar gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan- en uitbouw
  • a. aanbouw: een aangebouwd gebouw, dat in bouwkundig en functioneel opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw;
  • b. uitbouw: een uitbreiding van de woonruimte, dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
1.6 aan-huis-gebonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.7 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.8 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.9 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.10 betaalbare koop

zoals gedefinieerd in de 'Verordening Doelgroepen Woningbouw Maassluis 2023' of diens rechtsopvolger.

1.11 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.12 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.13 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.14 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is.

1.15 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.16 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.17 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.18 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.19 dagrecreatieve voorzieningen

recreatie-elementen, zoals wandelparken, lig- en speelweiden, trimbanen, recreatie te water, uitzichtheuvels, speelvijvers, picknickplaatsen.

1.20 dove gevel

een bouwkundige constructie die een ruimte in een gebouw scheidt van de buitenlucht, waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een karakteristieke geluidswering – conform NEN5077 – die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB (ingeval van wegverkeerslawaai) en 35 dB(A) (ingeval van industrielawaai), alsmede een bouwkundige constructie waarin alleen bij wijze van uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits die delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte, zoals omschreven in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

1.21 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.22 geliberaliseerde woning voor middenhuur

huurwoning met een aanvangshuurprijs van ten minste het bedrag, bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag of de rechtsopvolger hiervan, en ten hoogste een in een gemeentelijke verordening bepaalde, jaarlijks te indexeren aanvangshuurprijs, waarbij de instandhouding voor een in die verordening bepaalde doelgroep voor ten minste 10 jaar na ingebruikname is verzekerd.

1.23 geluidgevoelige objecten:

woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

1.24 geluidzone - industrie

de met de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie' aangegeven zone, zoals bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder.

1.25 huishouden

één persoon dan wel twee of meer personen die duurzaam met elkaar samenleven, dan wel een daarmee vergelijkbare samenstelling die gebruikmaken van gezamenlijke voorzieningen.

1.26 hogere grenswaarde

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidgevoelige objecten die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder.

1.27 hoofdgebouw

een gebouw op een bouwperceel, dat zich door zijn constructie, afmetingen of functie onderscheidt van overige bouwwerken en/of als belangrijkste is aan te merken.

1.28 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

activiteiten die in een woning door een bewoner op bedrijfsmatige wijze worden uitgeoefend, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.29 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.30 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en minimaal 2 open wanden/gevels.

1.31 peil
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.32 sociale huurwoning

een huurwoning met een aanvangshuurprijs onder de grens als bedoeld in artikel 13 lid 1 onder a van de Wet op de huurtoeslag of de rechtsopvolger hiervan, waarbij de instandhouding voor de in een gemeentelijke verordening omschreven doelgroep voor ten minste 10 jaar na ingebruikname is verzekerd.

1.33 wonen

het wonen in een woning.

1.34 woning

een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting uitsluitend bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

1.35 woonruimte

oppervlakten met een duidelijke woonfunctie zoals woonkamer, hal, keuken, slaapkamers en badkamer. Hiertoe wordt nadrukkelijk niet gerekend ruimten zonder daglicht. Bij schuine daken mag de oppervlakte als woonoppervlakte worden gerekend vanaf 1,5 m hoogte.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot de perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 brutovloeroppervlakte

de brutovloeroppervlakte als bedoeld in NEN 2580.

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.

2.5 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'geluidwal', tevens een geluidswal;
  • c. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. horeca uit ten hoogste categorie 1a van de Staat van horeca activiteiten;
  • f. nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn:
    • 1. ten behoeve van recreatieve voorzieningen en horeca toegestaan;
    • 2. ten behoeve van parkeervoorzieningen zowel boven- als ondergronds toegestaan;
  • b. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 5 m;
  • d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste:
    • 1. van erf- en terreinafscheidingen: 1 m
    • 2. van lichtmasten en vlaggenmasten: 6 m;
    • 3. van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 2,5 m.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Kleinschalige recreatieve- of horecavoorzieningen

Ten aanzien van het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. binnen de bestemming is maximaal 1 kleinschalige dagrecreatieve of horecavoorziening toegestaan;
  • b. het brutovloeroppervlak van een dagrecreatieve of horecavoorziening bedraagt ten hoogste 250 m².

3.3.2 Geluidwal

De geluidwal zoals bedoeld in lid 3.1 is uitsluitend toegestaan indien deze maximaal 10 meter hoog is en landschappelijk is ingepast.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.4.1 Kleinschalige recreatieve- of horecavoorzieningen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.3 sub a en extra kleinschalige recreatieve- of horecavoorzieningen toestaan, mits:

  • a. geen onevenredige verstoring ontstaat in de voorzieningenstructuur;
  • b. geen onevenredige aantasting van de verkeerssituatie en de verkeersveiligheid plaatsvindt en dat voorzien wordt in voldoende parkeerruimte;
  • c. geen onevenredige aantasting van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden plaatsvindt;
  • d. geen milieutechnische belemmeringen aanwezig zijn.

Artikel 4 Water

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water ten behoeve van de waterhuishouding;
  • b. water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater;
  • c. bruggen, ten behoeve van langzaam verkeer;
  • d. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • e. groenvoorzieningen.
4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. voor het bouwen geldt dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 3 m bedraagt.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in grondgebonden woningen met aan-huis-gebonden-beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen, water, groen, perceelsontsluitingen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. het aantal woningen bedraagt niet meer dan ter plaatse van de aanduiding 'maximaal aantal wooneenheden' is aangegeven;
  • c. er zijn uitsluitend grondgebonden woningen toegestaan;
  • d. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 6 m;
  • e. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 11 m;
  • f. dakkapellen zijn toegestaan voor zover:
    • 1. 1. de afstand tot de nok en de zijkanten van het dakvlak ten minste 0,5 m bedraagt;
    • 2. de afstand tot de dakvoet 0 m of ten minste 0,5 m bedraagt;
    • 3. de bouwhoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, ten hoogste 1,75 m bedraagt;
    • 4. de breedte van dakkapellen aan de voorkant van het hoofdgebouw of aan de zijkant gericht op openbaar gebied ten hoogste 60% van het dakvlak bedraagt, met een maximum breedte van 3,5 m;
  • g. de inhoud van de woning, inclusief aan- en uitbouwen, bedraagt ten hoogste 1.000 m³;
  • h. de afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt 0 of ten minste 2 m;
  • i. de afstand tussen niet aaneengebouwde woningen bedraagt ten minste 4 m.

5.2.2 Bijbehorende bouwwerken
  • a. bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 30 cm;
  • c. de diepte van aan- en uitbouwen, gemeten vanuit de gevel van het hoofdgebouw waaraan de aan- of uitbouw wordt gebouwd, bedraagt ten hoogste 3 m;
  • d. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3,5 m;
  • e. het gezamenlijk oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 50% van het zij- en achtererf met een maximum van 50 m².

5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste:

a.   van erf- en terreinafscheidingen   2 m;  
b.   van lichtmasten en vlaggenmasten   6 m;  
c.   van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   2,5 m.  
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Afwijken ten behoeve van inhoud van woningen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.1 onder g en de inhoud van de woning vergroten, mits:

  • a. het bouwperceel voor niet meer dan 65% wordt bebouwd;
  • b. stedenbouwkundig inpasbaar is in het lint.

5.3.2 Afwijken ten behoeve van bijbehorende bouwwerken

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.2 onder e en een gezamenlijk oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen van maximaal 150 m² toestaan, mits:

  • a. het gezamenlijk oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen niet meer dan 50% van het zij- en achtererf bedraagt;
  • b. het stedenbouwkundig inpasbaar is in het lint.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Gebruik woningen

Het gebruiken voor wonen is uitsluitend toegestaan als is aangetoond dat wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarden uit de Wet geluidhinder dan wel de hogere waarden (en bijbehorende voorwaarden) uit het Besluit hogere waarden d.d. 5 november 2024.

5.4.2 Aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Het gebruik van een woning ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is toegestaan mits:

  • a. de vloeroppervlakte ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning bedraagt met een maximum van 50 m²;
  • b. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
  • c. het gebruik geen onevenredige hinder voor het woonmilieu oplevert en geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de omgeving;
  • d. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen;
  • e. het gebruik niet gepaard gaat met horeca en detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan het uitoefenen van het aan-huis-gebonden beroep;
  • f. de woning er als woning uit blijft zien (reclame-uitingen aan o.a. gevel en dak(rand) zijn niet toegestaan;)
  • g. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

Artikel 6 Woongebied

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. geluidswerende voorzieningen;
  • c. speelvoorzieningen;
  • d. wegen en fiets- en voetpaden;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. water en waterberging;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. erven en verhardingen;
  • i. nutsvoorzieningen
6.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

6.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. het aantal nieuwe woningen binnen de bestemming 'Woongebied' bedraagt in totaal niet meer dan 243;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld uitgesloten' zijn gestapelde woningen niet toegestaan;
  • c. de afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt 0 m of ten minste 1 m;
  • d. de goothoogte van hoofdgebouwen van grondgebonden woningen bedraagt ten hoogste 7 m;
  • e. de bouwhoogte van hoofdgebouwen van grondgebonden woningen bedraagt ten hoogste 11 m;
  • f. de bouwhoogte van hoofdgebouwen van gestapelde woningen bedraagt ten hoogste 18 m;
  • g. dakkapellen zijn toegestaan voor zover:
    • 1. de afstand tot de nok en de zijkanten van het dakvlak ten minste 0,5 m bedraagt;
    • 2. de afstand tot de dakvoet 0 m of ten minste 0,5 m bedraagt;
    • 3. de bouwhoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, ten hoogste 1,75 m bedraagt;
    • 4. de breedte van dakkapellen aan de voorkant van het hoofdgebouw of aan de zijkant gericht op openbaar gebied ten hoogste 60% van het dakvlak bedraagt, met een maximum breedte van 3,5 m.
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dove gevel' geldt dat gebouwdelen met een geluidgevoelig object waar de geluidbelasting op de gevel ten gevolge van wegverkeerslawaai hoger is dan 53 dB dienen te worden uitgevoerd als dove gevel, dan wel dienen geluidafschermende voorzieningen aan het gebouw te worden getroffen die de geluidbelasting op de betreffende gevel reduceren tot maximaal 53 dB;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dove gevel vanaf 10 m hoog' geldt voor gebouwen hoger dan 10 m dat gebouwdelen met een geluidgevoelig object waar de geluidbelasting op de gevel ten gevolge van wegverkeerslawaai hoger is dan 53 dB vanaf een hoogte van 10 meter dienen te worden uitgevoerd als dove gevel, dan wel dienen geluidafschermende voorzieningen aan het gebouw te worden getroffen die de geluidbelasting op de betreffende gevel reduceren tot maximaal 53 dB;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dove gevel vanaf 5 m hoog' geldt voor gebouwen hoger dan 5 m dat gebouwdelen met een geluidgevoelig object waar de maximale geluidniveaus (LAmax) op de gevel ten gevolge van de bedrijfsactiviteiten op het bedrijventerrein A20 Westland tijdens de nachtperiode hoger zijn dan 60 dB(A) vanaf een hoogte van 5 meter dienen te worden uitgevoerd als dove gevel, dan wel dienen geluidafschermende voorzieningen aan het gebouw of in het overdrachtsgebied te worden getroffen die de maximale geluidniveaus op de betreffende gevel tijdens de nachtperiode reduceren tot maximaal 60 dB(A).

6.2.2 Bijbehorende bouwwerken
  • a. bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 30 cm;
  • c. de diepte van aan- en uitbouwen, gemeten vanuit de gevel van het hoofdgebouw waaraan de aan- of uitbouw wordt gebouwd, bedraagt ten hoogste 3 m;
  • d. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3,5 m;
  • e. het gezamenlijk oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 50% van het zij- en achtererf met een maximum van 50 m².

6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste:

a.   van erf- en terreinafscheidingen   2 m;  
b.   van lichtmasten en vlaggenmasten   6 m;  
c.   van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   2,5 m.  
6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.1 en hogere hoogtes voor woningen mogelijk maken, met dien verstande dat:

  • a. de goot- en bouwhoogte met niet meer dan 3 m wordt vermeerderd;
  • b. wordt voldaan aan de voorwaarden voor een goed akoestisch klimaat;
  • c. geen onevenredige aantasting van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden plaatsvindt;
  • d. geen milieutechnische belemmeringen aanwezig zijn.
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Gebruik woningen
  • a. Het gebruiken voor wonen is uitsluitend toegestaan indien is aangetoond dat wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarden uit de Wet geluidhinder dan wel de hogere waarden (en bijbehorende voorwaarden) uit het Besluit hogere waarden d.d. 5 november 2024.

6.4.2 Aan huis-gebonden-beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.

Het gebruik van een woning ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is toegestaan mits:

  • a. de vloeroppervlakte ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning bedraagt met een maximum van 50 m²;
  • b. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
  • c. het gebruik geen onevenredige hinder voor het woonmilieu oplevert en geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de omgeving;
  • d. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen;
  • e. het gebruik niet gepaard gaat met horeca en detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan het uitoefenen van het aan-huis-gebonden beroep;
  • f. de woning er als woning uit blijft zien (reclame-uitingen aan o.a. gevel en dak(rand) zijn niet toegestaan);
  • g. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
6.5 Woningdifferentiatie

Van de binnen het plangebied te realiseren woningen dient te worden gebouwd en in stand gehouden:

6.6 Afwijken van de gebruiksregels
6.6.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1 en kleinschalige detailhandel, dienstverlening en horeca uit categorie 1b toestaan, mits:

  • a. de brutobedrijfsvloeroppervlakte van horeca, dienstverlening en detailhandel in totaal niet meer bedraagt dan 2.000 m²;
  • b. de brutovloeroppervlakte van detailhandel niet meer bedraagt dan 200 m²;
  • c. het totaal aantal vestigingen niet meer dan 7 bedraagt;
  • d. geen onevenredige verstoring ontstaat in de voorzieningenstructuur;
  • e. geen onevenredige aantasting van de verkeerssituatie en de verkeersveiligheid plaatsvindt en dat voorzien wordt in voldoende parkeerruimte;
  • f. geen onevenredige aantasting van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden plaatsvindt;
  • g. geen milieutechnische belemmeringen aanwezig zijn.

Artikel 7 Waarde - Archeologie 3

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn – behalve voor de aldaar geldende bestemmingen – tevens bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming, zoals in lid 7.1 bedoeld, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m.

7.2.2 Relatie enkelbestemming

Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op het rapport zoals onder a bedoeld, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op:
    • 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. begeleiding van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

7.2.3 Uitzondering op bouwregels

Het bepaalde in lid 7.2.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • b. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 50 m²;
  • c. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 40 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • b. het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

7.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van lid 7.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 7.2 in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 50 m2;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

7.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid  7.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

Artikel 8 Waterstaat - Waterkering

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn – behalve voor de aldaar geldende bestemmingen – tevens bestemd voor dijken, kaden, dijksloten en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering en de bescherming van deze waterkerende functie.

8.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming, zoals in lid 8.1 bedoeld, worden gebouwd;
  • b. ten behoeve van de onderliggende bestemmingen mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 8.2, onder b.

  • a. Omgevingsvergunning kan worden verleend indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de waterkering door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.
  • b. Alvorens omtrent het verlenen van de omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder van de waterkering. De adviesverplichting geldt niet wanneer er aantoonbaar een watervergunning overlegd kan worden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene bouwregels

10.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen, veranda's, afdaken, liften en installaties, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  • b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
10.2 Parkeren, laden en lossen
10.2.1 Parkeren

Ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's en fietsen dient in voldoende mate ruimte te zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Hierbij gelden de parkeernormen, zoals vastgelegd in de 'Beleidsregels Parkeren Maassluis 2022'. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd dient rekening te worden gehouden met de wijziging.

10.2.2 Laden en lossen

Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Hierbij gelden de voorwaarden, zoals vastgelegd in de 'Beleidsregels Parkeren Maassluis 2022'. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd dient rekening te worden gehouden met de wijziging.

10.2.3 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de leden 10.2.1 en 10.2.2:

  • a. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
  • b. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
10.3 Waterberging

Een omgevingsvergunning  voor bouwen kan uitsluitend worden verleend, indien in het plangebied is voorzien in de aanleg en instandhouding van waterberging van ten minste 60 mm per m2.

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

11.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt verstaan het wonen in een woning door meer dan één huishouden.

11.2 Uitzondering

In afwijking van het bepaalde in lid 11.1 zijn in een woning ook minder traditionele woonvormen toegestaan, indien daarbij sprake is van nagenoeg zelfstandige bewoning met een zekere mate van verbondenheid tussen de bewoners. Hieraan wordt voldaan als sprake is van de volgende omstandigheden:

  • a. het niet meer dan drie bewoners per woning betreft;
  • b. de bewoners op het betreffende adres staan ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie;
  • c. alle gezamenlijke ruimtes zoals woonkamer, keuken, toilet en badkamer gezamenlijk worden gebruikt;
  • d. er een minimale woonoppervlak is van 25 m2 per persoon;
  • e. er bij slaapkamers met een netto vloeroppervlak van minder dan 13 m2 er 1 persoon per slaapkamer wordt gehuisvest;
  • f. er bij slaapkamers met een netto vloeroppervlakte van 13 2 of meer er maximaal 2 personen per slaapkamer worden gehuisvest;
  • g. maximaal 10% van het aantal woningen per unieke postcode gebruikt mag worden ten behoeve de huisvesting waarvoor vergunning wordt verleend.
11.3 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen afwijking verlenen van het gestelde in de leden 11.1 en 11.2 bij:

  • a. particuliere verhuur van een woning, indien:
    • 1. de woonvorm wordt gehuisvest in een bestaande woning;
    • 2. er een relatie is met het bedrijf bij huisvesting van een woonvorm in een bedrijfswoning;
    • 3. er maximaal 6 personen worden gehuisvest per woning;
    • 4. de bewoners zijn ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie;
    • 5. de woonvorm geen nadelige effecten heeft voor bedrijven in de omgeving;
    • 6. er een minimale woonoppervlak is van 25 m2 per persoon;
    • 7. er bij slaapkamers met een netto vloeroppervlak van minder dan 13 m² er 1 persoon per slaapkamer wordt gehuisvest;
    • 8. er bij slaapkamers met een netto vloeroppervlakte van 13 m² of meer er maximaal 2 personen per slaapkamer worden gehuisvest;
    • 9. er in voldoende mate wordt voorzien in parkeerplaatsen, waarbij in gebieden met een bezettingspercentage van 80% of meer in de avond:
      • voor 4 te huisvesten personen er 1 extra parkeerplaats wordt gerealiseerd;
      • voor 5 tot 6 te huisvesten personen er 2 extra parkeerplaatsen worden gerealiseerd;
    • 10. voor zover het ruimtelijk plan de functie '’parkeren’ in de tuin niet toestaat, er niet in de tuin geparkeerd mag worden of parkeerplaatsen mogen worden gerealiseerd;
    • 11. er geen onevenredige aantasting plaats vindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken en het woon- en leefklimaat van omliggende percelen;
    • 12. maximaal 10% van het aantal woningen per unieke postcode gebruikt mag worden ten behoeve de huisvesting waarvoor vergunning wordt verleend;
    • 13. het aantal woningen niet toeneemt;
    • 14. er wordt voldaan aan de in artikel 11.4 opgenomen algemene bepalingen;
  • b. verhuur van een woning door organisaties die huisvesting aanbieden of werkgevers indien zij voldoen aan de voorwaarden van artikel 5, sub a onder 1 en zij tevens zijn opgenomen in het register van Stichting Normering Flexwonen (SNF) en daarmee voldoen aan het SNF-keurmerk.
11.4 Aanvullende voorwaarden

In aanvulling op de voorwaarden in de in lid 11.3 opgenomen afwijkingsbevoegdheid, zijn de hierna opgenomen algemene bepalingen van toepassing:

  • a. veiligheid en hygiëne dienen te zijn gewaarborgd;
  • b. bij verwarming door middel van gaskachels dient een CO-melder aanwezig te zijn;
  • c. CV, gaskachel en geiser dienen jaarlijks aantoonbaar gecontroleerd te zijn;
  • d. er is brandblusmateriaal aanwezig, waarvan de minimale eisen zijn:
    • 1. 6 liter brandblusser;
    • 2. gebruiksinstructie op brandblusser;
    • 3. brandblusser bevindt zich binnen een afstand van 5 meter waar gekookt wordt;
  • e. er is een branddeken aanwezig bij de kookgelegenheid;
  • f. er zijn werkende rook- en CO-melders gemonteerd op voorgeschreven plaatsen;
  • g. per bewoner moet er een handboek zijn met huis- en leefregels in de taal van het land van herkomst met daarin ten minste:
    • 1. 1. telefoonnummer hulpverlener werkgever;
    • 2. telefoonnummer politie;
    • 3. 112, waarbij is aangegeven dat dit nummer alleen is te gebruiken in levensbedreigende situaties;
    • 4. verkorte huis- en leefregels. Deze regels dienen te worden opgesteld en verstrekt door degene die verantwoordelijk is voor het verstrekken van de huisvestingslocatie;
  • h. huisvuil op de reguliere wijze dient te worden aangeboden en/of afgevoerd.

Artikel 12 Algemene aanduidingsregels

12.1 Geluidzone - industrie

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie', gelden de volgende regels:

  • a. geluidsgevoelige objecten ter plaatse van de aanduiding zijn uitsluitend toegestaan indien voldaan kan worden aan de in of krachtens de Wet geluidhinder geldende normen;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a zijn geluidgevoelige objecten toegestaan voor zover de geluidsbelasting beneden de voorkeursgrenswaarde voor industrielawaai is gelegen;
  • c. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a voor het toestaan van geluidgevoelige objecten met een geluidbelasting hoger dan 55 dB(A) mits voldaan wordt aan de Wet geluidhinder.

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van de bestemmingsregels reeds een omgevingsvergunning voor afwijken kan worden verleend - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

  • a. afwijkingen van maten en aantallen (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  • b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

Een omgevingsvergunning voor afwijken wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 14 Algemene wijzigingsregels

14.1 Archeologische waarden

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door voor een of meer bestemmingsvlakken de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien:

  • a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

Artikel 15 Overige regels

15.1 Waterberging
15.1.1 Borging waterberging
  • a. gebruik overeenkomstig de bestemmingen 'Wonen' en 'Woongebied' is uitsluitend toegestaan, indien:
    • 1. in het plangebied waterberging is gerealiseerd waarmee ten minste 60 millimeter opgevangen, vastgehouden, geïnfiltreerd en vertraagd afgevoerd wordt;
    • 2. een wateroppervlakte is gerealiseerd ter grootte van minimaal 4.703 m2 of (bij gefaseerde of gedeeltelijke ontwikkeling van het plan) minimaal 7,8% van de gronden die tot ontwikkeling zijn gebracht;
  • b. een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen ter plaatse van de gronden met de bestemming 'Wonen' of 'Woongebied' kan slechts worden verleend als door aanvrager van de vergunning is aangetoond dat wordt voorzien in de aanleg en instandhouding van maatregelen ten gunste van a.1 en a.2.

15.1.2 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.1.1 onder a.2 en toestaan dat in minder wateroppervlakte wordt voorzien, mits uit advies van het Hoogheemraadschap blijkt dat er in voldoende waterberging wordt voorzien.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 16 Overgangsrecht bouwwerken

  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het bestemmingsplan mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 17 Overgangsrecht gebruik

  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat bestemmingsplan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 18 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het Chw bestemmingsplan Westgaag.