Plan: | De Dijk |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0556.88BPDeDijk-VA01 |
Dit hoofdstuk bevat informatie over de aanleidingen voor en doelen van dit bestemmingsplan, over het plangebied, over het vigerende bestemmingsplan en over de gekozen planvorm, en biedt tot slot een leeswijzer voor de rest van de plantoelichting.
Dit bestemmingsplan kent primair het doel om bepaalde geconstateerde beperkingen die kleven aan het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein De Dijk' (vastgesteld op 17 januari 2012), op te heffen met het oog op gewenste ontwikkelingen op het gelijknamige bedrijventerrein. Deze beperkingen staan opgesomd in paragraaf 1.1.2. De gewenste ontwikkelingen zijn: verkoop van nog te koop staande bedrijfskavels, bouw van bedrijfspanden op die kavels, vestiging van bedrijven in die panden.
Daarnaast wordt ook bestemmingsplan 'Gemaal de Zaayer' (vastgesteld op 21 januari 2014) opgenomen in dit bestemmingsplan. Daarmee wordt aan een ander gemeentelijke doel voldaan: het verminderen van het aantal bestemmingsplannen in Maassluis. Voor bestemmingsplan 'Gemaal De Zaayer' geldt niet dat er beperkingen aan kleven. En er worden geen ontwikkelingen verwacht die nopen tot verandering van het plan. Daarom wordt bestemmingsplan 'Gemaal De Zaayer' zoveel mogelijk onveranderd opgenomen in het nieuwe bestemmingsplan 'De Dijk'.
De volgende - in het plan 'De Dijk' te ondervangen - beperkingen heeft 'Bedrijventerrein De Dijk':
Het plangebied ligt ten zuidoosten van het bebouwde gebied van Maassluis, tegen de westgrens van Vlaardingen aan. Zie afbeeldingen 1 en 2. Het ligt in wat in de provinciale Visie Ruimte en Mobiliteit heet: Bestaand stads- en dorpsgebied. Zie afbeelding 3.
Het plangebied van 'De Dijk' wordt begrensd door:
Hieronder wordt ingegaan op bovengenoemde plangrenzen (zijden van het plangebied) en de daarbij behorende (of in de directe omgeving ervan aanwezige) elementen.
De Vlaardingsedijk (zie afbeelding 4) is een oude rivierdijk tussen Maassluis en Vlaardingen. Hij maakt deel uit van een historische waterkering, tevens recreatieve route: Weverskade, Maasdijk, Noorddijk, Zuiddijk, Prinses Julianalaan en de Vlaardingsedijk. Deze route leidt van de westkant van Maassluis naar de recreatieve bestemming het Oeverbos in Vlaardingen. Voor meer over het Oeverbos, zie paragraaf 1.2.4.
De meest noordelijke punt van het plangebied 'De Dijk', ter plaatse van de spoorwegovergang (metro-overgang) Prinses Julianalaan / Vlaardingsedijk, raakt aan het bestemmingsplan 'Hoekse Lijn', dat is vastgesteld op 1 december 2015. De Hoekse Lijn is de nieuwe metroverbinding van Schiedam Centrum naar Hoek van Holland, over het tracé waarover tot 2017 een spoorlijn liep.
Zie afbeelding 4 voor de ligging van de Hoekse Lijn (het plangebied van het bestemmingsplan 'Hoekse Lijn') ten opzichte van het plangebied.
Zie afbeelding 5 voor het hele tracé van de Hoekse Lijn.
Ook aan de Vlaardingsedijk, op ongeveer 50 meter van bovengenoemde metro-overgang, bevindt zich het gemaal De Zaayer. Dit gebouw is een rijksmonument. Zie afbeelding 6, en verder: de paragrafen 1.2.2 en 5.8.
De Boonervliet (zie afbeelding 4), aan de westkant van het plangebied, vervult een belangrijke functie als boezem in het Hoogheemraadschap van Delfland. De boezem heeft een vast peil van NAP -0,43 m. Het boezemwater wordt vanuit de Boonervliet aangevoerd, waarna het door gemaal De Zaayer (zie afbeelding 6) wordt geloosd op de Nieuwe Waterweg / het Scheur. Qua capaciteit is gemaal De Zaayer het grootste van de zes boezemgemalen van Delfland. De andere vijf boezemgemalen van Delfland zijn: gemaal Parksluizen in Rotterdam, het Schiegemaal in Schiedam, gemaal Westland in Hoek van Holland, gemaal Vlotwatering in Ter Heijde en gemaal Scheveningen in Scheveningen.
Zie afbeelding 7 voor een kaart van de boezemwateren van het Hoogheemraadschap van Delfland.
De Boonervliet maakt ook deel uit van een ecologisch betekenisvol watersysteem. Zie afbeelding 8.
De Boonervliet is echter geen officiële ecologische verbindingszone. Zie afbeelding 9.
De Boonervliet wordt ook bevaren, door zeil- en motorboten, maar doorvaart naar de Nieuwe Waterweg is niet mogelijk.
Ten westen van de Boonervliet bevinden zich de bedrijfsgronden van Conline, waar wordt begonnen met de voorbereiding van een nieuwe woonwijk van maximaal 600 woningen, De Kade. Bestemmingsplan met verbrede reikwijdte 'De Kade', vastgesteld op 20 februari 2018, maakt deze transformatie planologisch mogelijk. Zie voor de locatie van De Kade: afbeelding 10.
De Nieuwe waterweg (het Scheur) vormt een brede, open structuur in de omgeving van het plangebied en in het grotere landschap. De nabijheid van havens komt hier tot uiting door de enorme schepen die hier varen. Tegelijkertijd heeft deze rivier een groen karakter, door alle groene zones langs het water.
Vanaf de oevers van het water zijn er brede zichten over de rivier.
Zowel vanuit een deel van de bedrijfspanden als vanaf het fietspad langs het water zijn deze zichten over de rivier goed te ervaren.
Het Oeverbos (zie afbeelding 4, in paragraaf 1.2.1) is een bestaand groengebied van 2 kilometer lang en 180 meter breed aan de noordoever van het Scheur tussen Maassluis en Vlaardingen. Het is gelegen in de gemeente Vlaardingen en wordt beheerd door Staatsbosbeheer namens Recreatieschap Midden-Delfland.
Eind jaren zeventig is het Oeverbos ingericht als recreatiegebied. Het Oeverbos heeft zich in bijna 40 jaar tijd ontwikkeld tot een volwassen groengebied dat intensief gebruikt wordt voor buitenstedelijke recreatie.
Een andere naam voor het Oeverbos is Lickebaertbos. Als protest tegen plannen om in de Lickebaertpolder een regionale puinstortplaats aan te leggen plantten protesterende Maassluisers en Vlaardingers hier in de jaren '90 honderden boompjes. Dat heeft bijgedragen aan het boskarakter van het gebied.
Het Oeververbos is vanaf najaar 2018 tijdelijk afgesloten voor de aanleg van de zogeheten Maasdeltatunnel (Blankenburgverbinding) onder het Scheur door, tussen grondgebied van Vlaardingen en grondgebied van Rotterdam (Rozenburg). Om deze tunnel , die net ten oosten van Maassluis wordt aangelegd, is veel te doen geweest. Op 2016 heeft de minister van Infrastructuur en Milieu, Schultz, het tracébesluit genomen om de tunnel aan te leggen. Diverse natuur-, bewoners- en andere organisaties hebben hier beroep tegen ingesteld. Op 18 juli 2018 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan naar aanleiding van de beroepen tegen het tracébesluit Blankenburgverbinding. De beroepen zijn voor een deel niet ontvankelijk en voor het overige deel ongegrond verklaard .
Tegelijkertijd met de aanleg van de Maasdeltatunnel wordt het Oeverbos gesaneerd (afvoer van vuile grond) en heringericht. De aanpassingen in het gebied moeten leiden tot een toename van bezoekersaantallen en een hogere waardering door de bezoeker.
De herinrichting van het Oeverbos maakt deel uit van de ontwikkeling van Nieuw Waterland, bestaande uit het groengebied rondom Rozenburg en de groene zone ten westen van Vlaardingen.
Het nieuwe plangebied omvat de plangebieden van de twee bestemmingsplannen die voorafgaan aan bestemmingsplan 'De Dijk':
Bovendien wordt het nieuwe plangebied 'De Dijk' ook - in zijn geheel - bestreken door het bestemmingsplan 'Parapluherziening Parkeernormen', vastgesteld op 6 februari 2018.
Onder de vigeur van bestemmingsplan 'Bedrijventerrein De Dijk' zijn de volgende zaken nog niet (goed) geregeld (aansluitend op de beperkingen 1 t/m 5 uit paragraaf 1.1) :
Dit bestemmingsplan bestaat uit de volgende onderdelen: een verbeelding (plankaart), met daarin opgenomen de bestemmingen in het plangebied, en de planregels, die betrekking hebben op de in de verbeelding vervatte bestemmingen. Het bestemmingsplan gaat vergezeld van een toelichting. Daarin zijn de achtergronden van het bestemmingsplan beschreven. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. In de toelichting worden de keuzes die in het bestemmingsplan zijn gemaakt, nader gemotiveerd en verantwoord.
Het bestemmingsplan heeft een relatief gedetailleerd karakter. Wel is de nodige flexibiliteit ingebouwd, vooral wat betreft de schuifmogelijkheden die in bestemmingsplan in 'De Dijk' zijn opgenomen voor de onderlinge grenzen van de drie bouwvelden van het bedrijventerrein (waardoor voorzien kan worden in grotere dan de standaard bedrijfskavels, mocht daar vraag naar zijn).
De toelichting bestaat uit 7 hoofdstukken. In Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie wordt de gewenste ontwikkeling omschreven. Hoofdstuk 3 Beleidskader omvat het bovengemeentelijke en gemeentelijke beleidskader. In Hoofdstuk 4 Aanmeldnotitie m.e.r. wordt aan de hand van de verschillen milieuonderwerpen een antwoord gegeven op de vraag of er een m.e.r.-rapportage moet worden opgesteld voor dit bestemmingsplan. In Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten worden de verrichte milieutechnische en andere onderzoeken behandeld, alsmede milieutechnische en andere onderwerpen die geen onderzoek vergen. In Hoofdstuk 6 Juridische planbeschrijving en Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid worden respectievelijk de juridische toelichting en de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan behandeld.
Het plangebied 'De Dijk' omvat de plangebieden van de twee plannen die aan dit bestemmingsplan vooraf gingen: 'Gemaal de Zaayer' en 'Bedrijventerrein De Dijk'.
Ruimtelijk is er eigenlijk sprake van drie delen van het plan, die elk een sterk eigen karakter hebben (waarbij het water gemakshalve niet als een zelfstandig plandeel wordt beschouwd, hoewel daar wel argumenten voor zouden kunnen spreken):
Het bedrijventerrein De Dijk, gelegen tussen de Vlaardingsedijk en de Nieuwe Waterweg (of Het Scheur), heeft sinds de herinrichting - in 2014 voltooid - een ruim en parkachtig uiterlijk. Werken in een landschappelijke setting is hier het doel. Daarvóór was het in gebruik als opslagterrein van stalen pijpen en buizen ten dienste van het bedrijf Conline (dat zijn eigen bedrijfsterrein heeft 100 meter ten westen van bedrijventerrein De Dijk; zie ook paragraaf 1.2.2). En eerder nog was het terrein in gebruik bij Rijkswaterstaat als baggerdepot.
In totaal is op het bedrijventerrein De Dijk voorzien in circa 6 hectare bouwgrond . Met de inwerkingtreding van bestemmingsplan 'De Dijk' komt daar bijna 0,6 hectare bij. Deze 0,6 hectare wordt aan het bouwvlak van het bedrijventerrein toegevoegd omdat de 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' die vanaf het water van de Nieuwe Waterweg tot over het buitendijkse gebied / het bedrijventerrein reikt, is verkleind van 40 naar 25 meter (zie ook het als eerste genoemde punt in de paragrafen 1.1.2, 1.3.2; en zie ook 3.2.4.1);
Omdat op dit moment nog niet alle kavels vergeven zijn, is er de mogelijkheid tot flexibele verkaveling. Gegadigden hebben nog een ruime keuze met betrekking tot de invulling van deze kavels.
Om de ondernemers te ontzorgen in het proces van het eerste gesprek tot aan de daadwerkelijk bouw op het kavel heeft de gemeente het 'Dijkteam' geformeerd.
Op het moment van het opstellen van dit bestemmingsplan is bedrijventerrein 'De Dijk' gestaag in ontwikkeling . Zie afbeelding 15.
Ten noordwesten van het bedrijventerrein ligt het gemaalgebouw 'De Zaayer' van het Hoogheemraadschap van Delfland, met enkele bijgebouwen en drie voormalige dienstwoningen die zelfstandige woningen zijn geworden met het in werking treden (en onherroepelijk worden) van het bestemmingsplan 'Gemaal de Zaayer' op 28 maart 2014.
In de paragrafen 1.1, 1.2.1, 1.2.2 en 5.8 is meer te vinden over gemaal De Zaayer.
Verder is op De Dijk een parkachtige begraafplaats aangelegd, die in 2015 in gebruik is genomen (Hooge Zeedijk 100). Bij de begraafplaats is sinds 2016 een aula met, geïntegreerd in hetzelfde gebouw, een crematorium gerealiseerd..
Met het van kracht worden van het bestemmingsplan 'De Dijk' worden de volgende zaken mogelijk gemaakt of gerealiseerd (in het verlengde van de punten 1 t/m 5 in de paragrafen 1.1.2 en 1.3.2):
In de Juridische planbeschrijving (Hoofdstuk 6) wordt toegelicht hoe bovenstaande verbeteringen concreet zijn doorgevoerd in dit bestemmingsplan.
'Gemaal de Zaayer' en 'Bedrijventerrein De Dijk' zijn de vigerende bestemmingsplannen voor het plangebied dat hier aan de orde is (getoond in afbeelding 1, paragraaf 1.2). Bestemmingsplan 'De Dijk' is de beoogde opvolger van die twee plannen.
Bestemmingsplan 'Bedrijventerrein De Dijk', vastgesteld op 17 januari 2012, heeft een uitgesproken ontwikkelingsgericht karakter. Dat ontwikkelingsgerichte karakter wordt met bestemmingsplan 'De Dijk' voortgezet, zij het dat in het voorafgaande bestemmingsplan dus al een groot deel van deze ontwikkeling planologisch mogelijk is gemaakt. Een groot deel van de ontwikkelingen die op grond van bestemmingsplan 'De Dijk' mogelijk zijn, zijn dus 'bestaand'.
In bestemmingsplan 'De Dijk' gaat er niet meer om, de ontwikkeling van het bedrijventerrein te starten, maar het de goede kant op te sturen, in de richting van een volgroeid, volwaardig bedrijventerrein..
Bestemmingsplan 'Gemaal de Zaayer', vastgesteld op 21 januari 2014, heeft als doel gehad: het tot woningen met een woonbestemming (in plaats van een bedrijfsbestemming) maken van de voormalige drie dienstwoningen (Vlaardingsedijk 6, 10 en 12) bij gemaal De Zaayer. Omdat de aandrijving van het gemaal was gewijzigd van diesel naar elektrisch, was de noodzaak van de dienstwoningen komen te vervallen. Het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard wilde de woningen in de reguliere woningmarkt zetten. Het bestemmingsplan 'Gemaal de Zaayer' maakte dat planologisch mogelijk.
Bestemmingsplan 'De Dijk' voorziet in geen enkele ontwikkeling ter plaatse van het deelgebied 'Gemaal de Zaayer'.
De stap van de bestemmingsplannen 'Gemaal de Zaayer' en 'Bedrijventerrein De Dijk' naar bestemmingsplan 'De Dijk' is qua ruimtelijke opzet van het plan niet groot.
De uitbreiding van het bouwvlak binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' is weliswaar qua oppervlakte aanzienlijk (circa 6.000 m2 komt extra beschikbaar voor bedrijfskavels), maar verandert de ruimtelijke opzet van het plan niet wezenlijk.
Daarnaast zijn de herziene regeling omtrent de belangrijkste gevelwanden, de flexibilisering van de grenzen van de drie bouwvelden (met daartussen 'groene wiggen'), de verhoging van de maximale bedrijfscategorie voor het bedrijventerrein en de herziene formulering van de planregels middelen om het bestemmingsplan beter werkbaar te maken. Ook deze specifieke inhouden van bestemmingsplan 'De Dijk' zorgen niet voor een wezenlijke verandering in de ruimtelijke opzet van het plan, vergeleken met de ruimtelijke opzet van voorgaande plannen.
In de keuze van het te voeren beleid dient een gemeente rekening te houden met het opgestelde beleid op diverse overheidsniveaus. In dit hoofdstuk wordt, voor zover het beleid van toepassing is op het plangebied of doorwerkt in het gemeentelijke beleid, hieraan de nodige aandacht besteed.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden, ter vervanging van de Nota Ruimte. De structuurvisie geeft een integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de structuurvisie schetst het rijk ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028. De leidende gedachte in de SVIR is ruimte maken voor groei en beweging. De SVIR is de eerste rijksnota die de onderwerpen infrastructuur en ruimte integraal behandelt. In de SVIR richt het Rijk zich vooral op decentralisatie. De verantwoordelijkheid wordt verplaatst van rijksniveau naar provinciaal en gemeentelijk niveau.
In de structuurvisie zijn dertien nationale ruimtelijke belangen benoemd: een excellente ruimtelijk-economische structuur, het hoofdnetwerk energievoorziening en energietransitie, het hoofdnetwerk buisleidingen, een efficiënt gebruik van de ondergrond, het hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen, een betere benutting van het bestaande mobiliteitssysteem, het instandhouden van het hoofdnetwerk van wegen, spoorwegen en vaarwegen, het verbeteren van de milieukwaliteit, ruimte voor waterveiligheid, behoud van cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten, het nationaal netwerk van natuur, ruimte voor militaire terreinen en activiteiten, en een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming.
Bestemmingsplan 'De Dijk' bevat het volgende onderdeel dat in een concrete relatie staat tot bovengenoemde nationale belangen. Het als vierde genoemde nationale belang, het hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen, heeft ook betrekking op de Nieuwe Waterweg.
In paragraaf 3.1.2 wordt ingegaan op het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), de juridische vertaling van het beleidsdocument SVIR. In het Barro staat vermeld welke ruimtelijke regels er gelden voor de rijksvaarweg Nieuwe Waterweg.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, een beleidsstuk op nationaal niveau, heeft slechts een bindende werking voor het Rijk zelf. De nationale belangen uit de structuurvisie waarvan het Rijk de doorwerking naar andere bestuurslagen wezenlijk acht, zijn vastgelegd in een algemene maatregel van bestuur: het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Dit is in werking getreden op 30 december 2011.
Bij het vaststellen van bestemmingsplannen moeten gemeenten de regels van het Barro in acht nemen voor de in het Barro genoemde projecten of andere ruimtelijke eenheden die op hun grondgebied liggen. Voor in het Barro opgenomen projecten of andere eenheden worden regels gegeven waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen.
Zoals al getoond in paragraaf 3.1.1, zijn van de dertien nationale belangen die in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte zijn benoemd, de volgende van toepassing op het plangebied van bestemmingsplan 'De Dijk':
Rijksvaarwegen
Rijksvaarwegen (als bedoeld in artikel 3.1 van het Waterbesluit) zijn een onderdeel van bovenstaand hoofdnet.
Voor dit bestemmingsplan relevante regels:
Een vrijwaringszone wordt gemeten vanaf de begrenzingslijn van de rijksvaarweg zoals opgenomen in de legger, bedoeld in artikel 5.1 van de Waterwet. De breedte van een vrijwaringszone, gemeten vanaf de begrenzingslijn van de rijksvaarweg, bedraagt:
Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden binnen de begrenzing van een rijksvaarweg of op een vrijwaringszone en dat een wijziging inhoudt ten opzichte van het ten tijde van inwerkingtreding van deze titel geldende bestemmingsplan, wordt rekening gehouden met het voorkomen van belemmeringen voor:
Toepassing in dit bestemmingsplan:
De Nieuwe Waterweg is aangewezen als een vaarweg me klasse CEMT Va. Hiervoor heeft Rijkswaterstaat een rooilijn van 25 meter vastgesteld, gemeten vanuit de grens land-water. Voor het bouwen binnen de betreffende rooilijnen is toestemming van Rijkswaterstaat vereist. Deze rooilijn is in de regels en op de verbeelding opgenomen als "vrijwaringszone - vaarweg".
Primaire waterkeringen buiten het kustfundament
Voor dit bestemmingsplan relevante regels:
Bij de eerstvolgende herziening van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden waarop een primaire waterkering ligt of die de functie van primaire waterkering hebben, wordt voor die gronden de bestemming "waterkering" opgenomen. Bij de eerstvolgende herziening van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden die deel uitmaken van een beschermingszone wordt voor die gronden de gebiedsaanduiding "vrijwaringszone - dijk" opgenomen, indien de primaire waterkering een dijk is en wordt voor de overige gevallen de gebiedsaanduiding "vrijwaringszone - waterstaatswerk" opgenomen. Met betrekking tot gronden waarop een primaire waterkering ligt of die de functie van primaire waterkering hebben, of een beschermingszone, kan een bestemmingsplan worden vastgesteld dat een wijziging inhoudt ten opzichte van het ten tijde van inwerkingtreding van deze titel geldende bestemmingsplan, voor zover bij de verwezenlijking daarvan geen belemmeringen kunnen ontstaan voor het onderhoud, de instandhouding of de versterking van de primaire waterkering.
Toepassing in dit bestemmingsplan:
In het bestemmingsplan is de waterkering bestemd als "Waterstaat - Waterkering"
Conclusie:
Het bestemmingsplan voldoet aan het Barro.
Artikel 3.1.6. lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bevat de ‘Ladder voor duurzame verstedelijking’ als motiveringseis waaraan een bestemmingsplan moet voldoen. Sinds 1 juli 2017 luidt de formulering van de Ladder in genoemd artikel:
“De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.”
Op grond van de ladder moeten de volgende punten worden geadresseerd:
Toepassing van de Ladder op bestemmingsplan ´De Dijk' levert het volgende op:
Ad 1.
Is er hier sprake van een stedelijke ontwikkeling?
Een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt omschreven als: een "ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen".
In dit bestemmingsplan gaat het om een ontwikkeling die grotendeels mogelijk is gemaakt in het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein De Dijk', vastgesteld op 17 januari 2012, maar voor een deel nieuw is. Op grond van het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein De Dijk' is al circa 6 hectare bouwgrond beschikbaar voor bedrijfskavels. Met de inwerkingtreding van bestemmingsplan 'De Dijk´ komt daar een kleine 0,6 hectare bij, vanwege de verkleining van de 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen'. Daardoor kan het bouwvlak binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' worden uitgebreid.
Er is dus sprake van een beperkte nieuwe stedelijke ontwikkeling die een uitbreiding (toevoeging van 10% kaveloppervlakte) vormt van een grotere bestaande stedelijke ontwikkeling.
Ad 2.
Is er voldoende vraag naar deze ontwikkeling?
In het 'Actieplan werklocaties Metropoolregio Rotterdam Den Haag' van de Directie Economisch Vestigingsklimaat van de MRDH d.d. 1 februari 2018 wordt gesteld dat er aan de Rechter Maasoever behoefte is aan klassieke, kleinschalige werklocaties. Door transformatie van gebouwen en gebieden met werkfuncties naar andere functies (zoals wonen of gemengd wonen en werken) ontstaat een extra vraag naar klassieke, kleinschalige bedrijventerreinen. Bedrijventerrein De Dijk voorziet daarin. Zie afbeelding 16.
Ad 3.
Kan bestaand stedelijk gebied deze ontwikkeling geen ruimte bieden?
Dat is inderdaad het geval. Want bedrijventerrein de Dijk ligt in Bestaand stads- en dorpsgebied. Zie afbeelding 3 in paragraaf 1.2.
Conclusie
De conclusie met betrekking tot de Ladder voor duurzame verstedelijking luidt dat deze van toepassing is op de (bescheiden) nieuwe stedelijke ontwikkeling die wordt voorzien in bestemmingsplan 'De Dijk' (vergroting van het bedrijventerrein), dat er behoefte bestaat aan deze ontwikkeling en dat er in bestaand stedelijk gebied wordt voorzien in ruimte voor deze ontwikkeling. Er wordt dus voldaan aan de Ladder voor duurzame verstedelijking.
Het landelijke ruimtelijke beleid, vastgelegd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, heeft implicaties voor het bestemmingsplan ´De Dijk', namelijk waar het gaat om de rijksvaarweg die de Nieuwe Waterweg (het Scheur) is. In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is aangegeven waar het bestemmingsplan in dit verband aan moet voldoen: er moet een vrijwaringszone van 25 meter aan de zijkant van de rijksvaarweg worden aangehouden. Hieraan wordt voldaan in bestemmingsplan 'De Dijk'.
De toets aan de Ladder voor duurzame verstedelijking, zoals opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) leidt tot de conclusie dat bestemmingsplan ´De Dijk' voor een deel een nieuwe stedelijke ontwikkeling bevat, waaraan aantoonbaar behoefte bestaat en die in bestaand stedelijk gebied wordt geaccommodeerd. Dit voldoet aan de criteria van de Ladder.
De provinciale structuurvisie (voorgeschreven door de Wet ruimtelijke ordening) van Zuid-Holland is genoemd: 'Visie Ruimte en Mobiliteit' (VRM). De Visie Ruimte en Mobiliteit biedt een perspectief voor de gewenste ontwikkeling van Zuid-Holland als geheel, zonder een vastomlijnd eindbeeld te schetsen. De visie bevat voldoende flexibiliteit om in de ruimtelijke ontwikkeling te reageren op maatschappelijke initiatieven.
De volgende rode draden geven richting aan de gewenste ontwikkeling en het handelen van de provincie:
Volgens de Visie Ruimte & Mobiliteit ligt het plangebied 'De Dijk' in 'bestaand stads- en dorpsgebied' (BSD). Zie afbeelding 3 in paragraaf 1.2.
Volgens de Ladder voor duurzame verstedelijking (zie paragraaf 3.1.3), zoals overgenomen door de provincie in haar ruimtelijke beleid, moet nieuwe stedelijke ontwikkelingen primair plaatsvinden in het bestaande stads- en dorpsgebied.
Hieraan voldoet de locatie 'De Dijk'. Deze ligt in bestaand stads- en dorpsgebied.
Windenergie
Voor de duurzame energievoorziening is het bieden van ruimtelijke mogelijkheden voor windenergie van groot belang. Locatie 'De Dijk' is aangewezen als een gebied waar in de toekomst windenerergie (Verordening Ruimte kaart 10). De locaties zijn het resultaat van een afweging tussen eisen vanuit windenergie en voorwaarden vanuit landschap en ruimtelijke kwaliteit. De locaties combineren windenergie met technische infrastructuur, grootschalige bedrijvigheid en grootschalige scheidslijnen tussen land en water. Binnen bestaand stads- en dorpsgebied zijn windturbines toegestaan met een ashoogte van 45 meter, voor zover dat past bij de lokale situatie. Dit is ter beoordeling van de gemeente.
Ten aanzien van de hoogte accenten op het bedrijventerrein is de gemeente van mening dat het geringe aantal van drie accenten en de grote afstanden tussen de hoogteaccenten meer dan voldoende ruimte laat voor de ontwikkeling van de windenergielocatie. Het bestemmingsplan bevat bepalingen om de afstand tot de verschillende accenten zo groot mogelijk te laten. Hiermee wordt voorkomen dat er een dichte wand ontstaat die een belemmering kan zijn voor de windturbines.
Afbeelding 17. uitsnede kaart 10 windenergie Verordening Ruimte
Vooralsnog zijn er geen concrete initiatieven om de locatie als windenergiegebied te ontwikkelen.
Het programma Ruimte is een uitwerking van de Visie Ruimte en Mobiliteit. Het programma beschrijft de operationele doelen en geeft aan welke instrumenten (realisatiemix) worden ingezet om die doelen te bereiken. Ook wordt ingegaan op de rolverdeling en afspraken tussen gemeenten, regio’s en provincie. De realisatiemix uit het programma ruimte bestaat uit juridische, financiële en bestuurlijke instrumenten en nader uit te werken beleid.
In het programma Ruimte is opgenomen dat de provincie de leefkwaliteit in bestaand stads- en dorpsgebied (BSD) wil behouden en versterken. De provincie wil meer gaan sturen op ruimtelijke kwaliteit. De zogeheten 'kwaliteitskaart' in de Visie Ruimte en Mobiliteit is hiervoor een middel.
De kwaliteitskaart toont in vier lagen de gebiedskenmerken en kwaliteiten die de provincie belangrijk vindt. Doel van de kaart is om nieuwe ontwikkelingen binnen de provincie op een logische en aantrekkelijke manier te verbinden aan een plek in Zuid-Holland.
In de afbeeldingen 18, 19 , 20 en 21 zijn de vier lagen van de kwaliteitskaart weergegeven, ingezoomd op het plangebied 'De Dijk' en omgeving.
Vooral de richtpunten vermeld in de onderschriften bij afbeelding 19 (over de rivierdijk) en afbeelding 20 (over de stads- en dorpsranden) zijn volledig toegepast in de ruimtelijke opzet van het bedrijventerrein.
Het Programma mobiliteit is een uitwerking van de Visie Ruimte en Mobiliteit. Het programma beschrijft de operationele doelen en concrete maatregelen.
Voor de ontwikkeling van het plangebied heeft het programma Mobiliteit geen implicaties.
Om het provinciaal ruimtelijk beleid uit te voeren heeft de provincie verschillende instrumenten. De provinciale ruimtelijke verordening (voorgeschreven door de Wet ruimtelijke ordening, net als de provinciale structuurvisie) is één van die instrumenten. De 'Verordening ruimte 2014' stelt regels aan gemeentelijke bestemmingsplannen.
Op het moment van het opstellen van deze plantoelichting, medio 2018, is deze verordening uit 2014 inmiddels vijf keer gewijzigd/geactualiseerd. Doel van de verordening is om provinciale belangen op het gebied van ruimtelijke ordening te laten doorwerken naar het gemeentelijk niveau.
Voor het bestemmingsplan 'De Dijk' zijn vooral van belang:
Hieronder worden deze drie artikelen besproken met het oog op hun consequenties voor dit bestemmingsplan.
Artikel 2.1.10 ('Veiligheidszonering oevers Nieuwe Waterweg en Nieuwe Maas') van de regels van de Verordening ruimte 2014 luidt:
"Een bestemmingsplan voor gronden binnen de veiligheidszone langs de Nieuwe Waterweg en de Nieuwe Maas van raainummer 1034 bij Hoek van Holland tot raainummer 995 bij de splitsing van de Nieuwe Maas en de Hollandsche IJssel, waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op Kaart 6 Veiligheidszonering Nieuwe Waterweg en Nieuwe Maas, voldoet aan de volgende voorwaarden:
Op grond van artikel 2.1.10, aanhef en onder 2, van de Verordening ruimte 2014 moet er onderbouwd worden wat het groot maatschappelijk of bedrijfseconomisch belang van de ontwikkeling is. Ook moet er voldoende garantie zijn op de veiligheid en advies van de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond hierop.
Deze plantoelichting bevat de nodige onderbouwing; paragraaf 5.4.3 bevat deze.
Artikel 2.2.1 ('Ruimtelijke kwaliteit') van de regels van de Verordening ruimte 2014 luidt:
"Lid 1 Ruimtelijke kwaliteit bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen
Een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, onder de volgende voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit:
[...]
Lid 4 Beeldkwaliteitsparagraaf
Een bestemmingsplan dat een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maakt als bedoeld in het eerste lid bevat een beeldkwaliteitsparagraaf, waarin het effect van deze ontwikkeling op de bestaande kenmerken en waarden wordt beschreven en waaruit blijkt dat de ruimtelijke kwaliteit ten minste gelijk blijft, voor zover het gaat om een ruimtelijke ontwikkeling:
Op grond van artikel 2.2.1, lid 4, aanhef en onder a, van de Verordening ruimte 2014 moet er een beeldkwaliteitsparagraaf worden opgenomen in een bestemmingsplan dat een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maakt.
Deze plantoelichting bevat de vereiste beeldkwaliteitsparagraaf: paragraaf 3.3.8 bevat deze.
Artikel 2.4.3 ('Buitendijks bouwen') van de regels van de Verordening ruimte 2014 luidt:
"Een bestemmingsplan voor gronden binnen het buitendijks gebied, waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op ‘Kaart 11 Waterveiligheid’, dat nieuwe bebouwing mogelijk maakt, bevat in de toelichting een inschatting van het slachtofferrisico bij een eventuele overstroming en een verantwoording van de afweging die is gemaakt voor het toelaten van nieuwe bebouwing."
Afbeelding 21 - Kaart Waterveiligheid (Kaart 11) uit Verordening ruimte 2014 (bron: provincie
Zuid-Holland)
Het plangebied vormt een buitendijks gebied. Met het bestemmingsplan wordt nieuwe bebouwing mogelijk gemaakt, namelijk de ontwikkeling van bedrijventerrein De Dijk. In paragraaf 5.5.2 van deze toelichting zijn de inschatting van het slachtofferrisico en de verantwoording weergegeven.
De provincie ziet het als haar rol om te zorgen dat gemeenten bij ruimtelijke ontwikkelingen in buitendijkse gebieden, ook gezien de klimaatverandering, een goede afweging maken van de hoogwaterrisico's. Gemeenten worden gevraagd om bij nieuwe ontwikkelingen en herstructureringen in buitendijkse gebieden een inschatting te maken van het slachtofferrisico bij overstromingen en te verantwoorden hoe zij daarmee zijn omgegaan. In de toelichting van het bestemmingsplan wordt hierover een paragraaf opgenomen. De provincie heeft een Risico Applicatie Buitendijks Bouwen (RAB) ontwikkeld, die gemeenten hierbij kunnen gebruiken. Het staat de gemeenten vrij ook de risico's op economische schade, milieuschade en het aantal getroffenen door functie-uitval bij overstromingen in beeld te brengen.
De uitbreiding van de bedrijfskaveloppervlakte in bestemmingsplan 'De Dijk' voldoet aan het vereiste uit de Visie Ruimte en Mobiliteit dat nieuwe stedelijke ontwikkelingen moeten plaatsvinden in bestaand stads- en dorpsgebied (BSD) en in aan enige wezenlijke onderdelen van de kwaliteitskaart van de provincie. De op grond van de Verordening ruimte 2014 verplicht gestelde beeldkwaliteitsparagraaf is inderdaad opgenomen in dit bestemmingsplan: in paragraaf 3.3.8.
Na de verkiezingen voor de gemeenteraad van maart 2018 hebben CDA, VVD, PvdA en D66 een bestuurscoalitie gevormd. Hun coalitieakkoord voor de periode 2018-2022 heet: 'Samen Maassluis. Investeren in een duurzame toekomst'. Hierin staan vier thema's centraal:
Waar het gaat om onderdelen van het akkoord die relevant kunnen zijn voor het bestemmingsplan 'De Dijk':
Om de kwaliteit van de stad vanuit een oogpunt van wonen en werken te behouden heeft de gemeenteraad op 17 april 2012 de Structuurvisie 2012-2025 vastgesteld.
De structuurvisie vormt het kader waarbinnen toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen worden aangestuurd en beoordeeld. Hierbij geeft de kaart van de structuurvisie het globale streefbeeld voor de toekomstige ontwikkeling van Maassluis weer. Van die kaart wordt een uitsnede getoond in afbeelding 21, in paragraaf 3.3.2.1.
In afbeelding 22 wordt dat deel van de kaart van de structuurvisie getoond waarbinnen plangebied 'De Dijk' zich bevindt.
Zoals in afbeelding 22 is te zien, zijn de volgende aanduidingen van toepassing op het plangebied van bestemmingsplan 'De Dijk':
Hieronder worden deze aanduidingen voor bepaalde onderdelen dan wel gebiedsdelen van het bestemmingsplan afzonderlijk besproken.
De noordwestelijk helft van het bedrijventerrein De Dijk is gelegen in een hoogbouwzone. Over hoogbouw zegt de structuurvisie:
"Hoogbouw bepaalt mede de stedenbouwkundige structuren, kwaliteiten en de beleving van de stad. Op de juiste plekken kan het een verrijking van de stad betekenen, terwijl andere locaties ongeschikt zijn. De visiekaart geeft de plekken en zones aan waar hoogbouw positief kan werken."
De stedenbouwkundige accenten die zijn opgenomen in dit bestemmingsplan (één verplicht en de anderen optioneel), bevinden zich in de (noord)westelijke helft van het bedrijventerrein. Dat is in overeenstemming met de structuurvisie.
Ter plaatse van de meest noordelijke punt van het plangebied bevindt zich op de kaart van de structuurvisie de aanduiding 'behoud en versterken poorten tussen stad en buitengebied'. Hierover zegt de structuurvisie:
"Een belangrijke opgave is het versterken van de verbindende structuren van de stad naar het omliggende buitengebied. Dat betekent versterking van de verwevenheid en verbindingen van de stad met het Midden-Delflandgebied. Belangrijke verbindende elementen tussen stad en het Midden-Delflandgebied zijn:
De Noordvliet en de Zuidvliet zijn hier niet aan de orde, maar wel de uitloop van de Boonervliet (zie ook paragraaf 1.2.2) in de Nieuwe Waterweg (het Scheur). Deze uitloop bevindt zich in het plangebied van bestemmingsplan 'De Dijk'. Gemaal De Zaayer bevindt zich ook op deze plek.
Deze uitloop van de Boonervliet in de Nieuwe Waterweg komt echter niet helemaal overeen met de bedoelde 'poort naar het buitengebied'. Die beoogde poortfunctie moet eerder worden verbonden aan de kruising tussen Boonervliet en Prinses Julianalaan / Vlaardingsedijk.
Het ontwikkelen van deze poortfunctie behoort niet tot de doelstellingen van dit bestemmingsplan (zie voor deze doelstellingen: paragraaf 1.1). Het bestemmingsplan draagt niet bij aan de realisering hiervan. Maar het staat realisering van deze opgave uit de structuurvisie ook niet in de weg.
Op deze plek wordt de het bestemmingsplan 'De Dijk' zo goed als niets gewijzigd ten opzichte van het voorgaande bestemmingsplan, 'Gemaal de Zaayer'.
Over de Vlaardingsedijk loopt in de kaart van de structuurvisie een groene stippellijn / pijl (in afbeelding 21 slecht te zien doordat de grens van het plangebied er overheen ligt) die aanduidt: 'versterking van dijken- en ruimtelijke groenstructuren'. In de structuurvisie wordt daarover gezegd:
"Transformatie en verdichtingsopgaven worden benut om cultuurhistorische en of groenstructuren te versterken en indicatief aangegeven ontbrekende schakels te realiseren, in het bijzonder:
Sinds de herinrichting van het bedrijventerrein De Dijk (2014) en (vanaf 2015) de realisatie van de begraafplaats heeft De Vlaardingsedijk aan de waterwegzijde een landschappelijke, parkachtige omgeving gekregen.
Dit overeenkomstig de bedoelingen van de structuurvisie.
Langs het water van de Nieuwe Waterweg loopt een witte stippellijn /pijl die correspondeert met de aanduiding 'versterken langzaamverkeersverbindingen'. De structuurvisie zegt hierover het volgende:
"Het streven is de (langzaam verkeers)verbindingen met de omliggende groene recreatieve gebieden te versterken: Boonerlucht, Midden-Delflandgebied en Oranje Buitenpolder. Tevens wil de gemeente de recreatieve (fiets)routes door en langs de stad optimaliseren, waaronder fietsroutes langs de Nieuwe Waterweg, de Westlandseweg, de Weverskade en een route vanuit de Dijkpolder naar het Midden-Delflandgebied."
Langs de Nieuwe Waterweg loopt een fietsroute: het Oeverbospad.
Dit is in lijn met bovengenoemde doelstelling van de structuurvisie.
Langs en dwars op de Boonervliet staat op de kaart van de structuurvisie een arcering die staat voor de aanduiding 'behoud ecologische verbinding Boonervliet'. Dit wordt in de structuurvisie als volgt toegelicht:
"De in ecologisch opzicht interessante verbinding via de Boonervliet wordt behouden in combinatie met een recreatieve verbinding."
Zoals in paragraaf 1.2.2 is aangegeven, maak de Boonervliet maakt deel uit van een ecologisch betekenisvol watersysteem.
Hiervoor geldt verder hetzelfde als wat is gezegd in paragraaf 3.3.2.3:
Het behouden van deze ecologisch interessante verbinding behoort niet tot de doelstellingen van dit bestemmingsplan (zie voor deze doelstellingen: paragraaf 1.1). Het bestemmingsplan draagt niet bij aan de realisering hiervan. Maar het staat realisering van deze opgave uit de structuurvisie ook niet in de weg.
Op deze plek wordt in het bestemmingsplan 'De Dijk' zo goed als niets gewijzigd ten opzichte van het voorgaande bestemmingsplan, 'Gemaal de Zaayer'.
Ter plaatse van bedrijventerrein De Dijk bevindt zich op de kaart van de structuurvisie een paars vlak dat correspondeert met de aanduiding 'ontwikkelen bedrijventerrein De Dijk'. Hierover zegt de structuurvisie:
"De Dijk ligt aan de buitenrand van Maassluis direct aan de oever van de Nieuwe Waterweg. Het is vanuit het landschap gezien een interessante locatie door de ligging tussen de polder en de Nieuwe Waterweg en regionaal gezien zeer bijzonder. Hoewel het gebied relatief dichtbij het station en de woongebieden ligt, heeft de locatie een min of meer perifeer karakter. De locatie wordt goed ontsloten op de doorgaande verbinding van de Vlaardingsedijk.
Aan de noordzijde van deze dijk liggen recreatieve voorzieningen en begint het landschap van het Midden-Delflandgebied (Aalkeetpolder). De rivier biedt ook op deze locatie ruimte en uitzicht. Dit is een kwaliteit die potentie biedt bij herontwikkeling van De Dijk. De ambitie is het creëren van een unieke identiteit van de locatie in de regio en het benutten van het waterfront van de Nieuwe Waterweg als ruimtelijke kwaliteit.
Programma
De Dijk is in beeld om plek te bieden aan bedrijvigheid / werkgelegenheidsfuncties en een begraafplaats aan de oostkant. Het werkgelegenheidsprogramma kan ook een maatschappelijke en/of recreatief karakter hebben.
Ruimtelijke uitgangspunten en randvoorwaarden
De Dijk wordt ontwikkeld als “werklandschap”. Hierbij moet gedacht worden aan een gedifferentieerd programma binnen een landschappelijke setting en een onderverdeling van het gebied in duidelijke programmatische vakken / kamers, met elk hun specifiek programma. Het unieke karakter van de locatie wordt benut door deze deels openbaar toegankelijk te maken. De plek krijgt daarmee betekenis voor zowel werknemers als voor bezoekers en bewoners van Maassluis en de regio.
De openbare ruimte (en buitenruimte van de werkfuncties / bebouwingscomplexen) zal een samenhangende ruimtelijke structuur vormen. De oever aan de Nieuwe Waterweg is daarvan een belangrijk onderdeel. Hier wordt ook de koppeling met de ontwikkelingen op De Kade gemaakt. De doorgaande fietsverbinding langs de Nieuwe Waterweg blijft hierin gehandhaafd.
Verbindingen/ontsluiting
Het gebied kan op twee plaatsen worden ontsloten vanaf de Vlaardingsedijk. Deze wegen kunnen intern met elkaar worden verbonden tot een lus-structuur. Het doorgaande fietspad langs de Nieuwe Waterweg wordt ingepast als onderdeel van de belangrijke regionale fietsroute Rotterdam-Hoek van Holland. Een goede OV-bereikbaarheid van De Dijk is een wens van de gemeente.
Samenvatting uitgangspunten en randvoorwaarden ontwikkelingslocatie De Dijk
Geconstateerd mag worden dat bedrijventerrein De Dijk tot nog toe is ontwikkeld, en verder wordt ontwikkeld, overeenkomstig het gestelde in de structuurvisie.
Op 1 december 2015 heeft de gemeenteraad de Economische visie Maassluis 2015-2025 vastgesteld. In deze visie wordt een beeld geschetst van de economische ontwikkelingen in de regionale economie, gekoppeld aan de lokale ambities van Maassluis. Dit wordt uitgewerkt in een activiteitenprogramma Economie 2015-2018. Hierbij worden ook (mogelijke) relaties gelegd met de ambities en activiteiten van de Agenda Economisch Vestigingsklimaat van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH).
De visie heeft als doel om de economische aantrekkelijkheid van Maassluis te versterken, net als het functioneren van het bedrijfsleven. Hiertoe zijn in de visie drie ambities geschetst:
Ten aanzien van het bedrijventerreinen in het algemeen zegt deze visie dat Maassluis graag ruimte wil bieden aan nieuwe en bestaande ondernemers om daarmee werkgelegenheid te creëren.
Specifiek ten aanzien van bedrijventerrein De Dijk wordt in deze visie gezegd:
"De Dijk is een nieuw aangelegd bedrijventerrein aan de Nieuwe Waterweg aan de oostkant van Maassluis. Deze locatie is in 2007 gekocht van de gemeente Rotterdam en Domeinen. Maassluis heeft vastgesteld dat voor de ontwikkeling van de gemeente een modern en duurzaam bedrijventerrein noodzakelijk is.
Vanaf 2012 is de feitelijke aanleg begonnen en inmiddels ligt het bedrijventerrein, met 6,4 ha aan beschikbare grond er volledig bouwrijp bij. De hoofdontsluiting, parkeerplaatsen, plantsoenen, verlichting, maar ook het glasvezel onder de grond zijn nu volledig door de gemeente Maassluis aangelegd.
Het terrein De Dijk zal geleidelijk over een tijdspanne van enkele jaren gevuld raken, maar heeft dus van meet af aan een hoogwaardig uiterlijk en functionaliteiten. In 2014 is het eerste bedrijf gevestigd. In de zomer van 2015 start de bouw van een tweede bedrijfsgebouw. Ondernemers kunnen zelf een kavel uitkiezen en vanaf 1.000 m2 is iedere kavelgrootte bespreekbaar."
Bestemmingsplan 'De Dijk' is met het oog op de ontwikkeling van het bedrijventerrein een instrument om het in de Economische visie Maassluis 2015-2025 geschetste beeld waar te maken. Het instrumentele karakter van dit bestemmingsplan wordt aangeduid in paragraaf 1.1.1.
In de Duurzaamheidsvisie 2012-2015 (vastgesteld in 2012) werd ingezet op het geven van het goede voorbeeld, onderzoek naar duurzame opwekking, en het stimuleren van bewoners, bedrijven en organisaties bij het treffen van duurzaamheidsmaatregelen. In het duurzaamheidsprogramma gemeente Maassluis, vastgesteld door de gemeenteraad op 31 oktober 2017, gaat de gemeente een stap verder en ligt de focus op de verbinding met de stad.
Het programma beslaat de drie p’s: people, planet, prosperity. In de duurzaamheidsvisie 2012-2015 stond de doelstelling CO2-neutraal in 2040 centraal. Deze doelstelling blijft ook in het nieuwe duurzaamheidsprogramma overeind. Het programma richt zich echter op de hele stad en niet enkel op de eigen organisatie, omdat CO2-neutraliteit een ambitieus doel is dat de gemeente slechts in samenwerking met alle stakeholders in de stad kan bereiken.
Het duurzaamheidsprogramma gemeente Maassluis beslaat het hele gemeentelijke werkgebied: op sociale, milieu- en economische aspecten. Het is een kaderstellend programma met concrete acties daaraan gekoppeld, dat flexibel in kan gaan op de snelle ontwikkelingen op het gebied van duurzaamheid in de samenleving. Jaarlijks wordt een terugkoppeling wordt gegeven aan de gemeenteraad in de vorm van een evaluatie van de uitgevoerde acties en een vooruitblik op de acties voor het komende jaar.
Zonnepark
Zo is voor bedrijventerrein De Dijk voor de jaren 2017 en 2018 de volgende actie opgenomen in het duurzaamheidsprogramma: "Stimuleren aanleg zonnepark achter Bedrijventerrein De Dijk". Deze actie is inderdaad uitgevoerd. In januari 2018 heeft Maassluis aan een energieleverancier een omgevingsvergunning verleend om het perceel ten zuidoosten van het tot nog toe gerealiseerde deel van de begraafplaats in te richten en in gebruik te nemen als zonnepark voor de duur van 20 jaar.
Deze actie is - bewust , wegens de tijdelijkheid - via een ander spoor gelopen dan via het bestemmingsplan. De vergunning is verleend. Het bestemmingsplan doet daar niets meer aan af.
Aanleg van het bedrijventerrein
Bij de aanleg van het bedrijventerrein (groenstructuur, ontsluitingswegen, openbare parkeerplaatsen en bouwrijpe, uitgeefbare kavels, inclusief riolering, gas, elektra en glasvezel; in 2014 voltooid) is duurzaamheid een belangrijk punt geweest. Als voorbeelden van de gevolgde duurzame aanpak kunnen worden genoemd:
Het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein De Dijk' (vastgesteld op 17 januari 2012) heeft de realisatie van het bedrijventerrein planologisch mogelijk gemaakt. Bestemmingsplan 'De Dijk' vervolgt dit spoor.
Bedrijven
De inmiddels op het bedrijventerrein gevestigde bedrijven letten op duurzaamheid.
Zo rijdt Nooteboom Tours, gevestigd op Zomerdijk 10, met nieuwe touringcars die beschikken over een motor met een grote CO2-reductie. Ook is het delen van één voertuig door een groot aantal mensen op zichzelf een duurzame wijze van personenvervoer. Bij het onderhouden van de bussen worden water en schoonmaakproducten zo zuinig mogelijk gebruikt.
De gebouwen van Storestudios zijn (worden) duurzaam gebouwd.
Wat betreft de duurzaamheid op het niveau van de bedrijven, moet erop worden gewezen dat in het bestemmingsplan geen maatregelen kunnen worden voorgeschreven ter bevordering van het duurzaam bouwen van de bedrijfspanden, noch voor de duurzaamheid van hun bedrijfsvoering. Daarvoor is het bestemmingsplan wettelijk gezien niet het juiste instrument. Uiteraard wordt hiervoor wel aandacht gevraagd door het 'Dijkteam', dat de bedrijven begeleidt bij de koop en de bebouwing van hun kavels (zie paragraaf 2.1.1).
In de Wegenstructuurvisie Maassluis 2010-2025 zijn oplossingsrichtingen gegeven voor de toekomstige verkeersstructuur van Maassluis en is onderzocht of er knelpunten te verwachten zijn met de demografische en ruimtelijke ontwikkeling van Maassluis tot 2025.
Uit de structuurvisie blijkt dat het wegennet van Maassluis, zonder uitbreiding met nieuwe infrastructuur, maar wel met het toepassen van enkele benuttings- en aanpassingsmaatregelen, voldoende capaciteit biedt om de effecten op het verkeer van de nu bekende ontwikkelingen tot 2025 te kunnen verwerken. Hoewel er een stijging is van de verkeersbelasting van het wegennet, blijven de milieueffecten binnen de wettelijke normen en vragen deze geen extra maatregelen.
De Wegenstructuurvisie (vastgesteld in 2010) is ouder dan bestemmingsplan 'Bedrijventerrein De Dijk', dat is vastgesteld in 2012. De verkeersbewegingen die het gevolg zijn van de ontwikkeling van bedrijventerrein De Dijk, zijn in de toelichting van bestemmingsplan 'Bedrijventerrein De Dijk' verantwoord. Daarmee is de Wegenstructuurvisie voor het voorliggende plan geen direct relevant beleid meer.
Gezien de toeneming van de oppervlakte aan voor bedrijfskavels te gebruiken gronden van 6 hectare naar 6,6 hectare (zie paragraaf 2.1.1), een toeneming van 10%, moet ook rekening worden gehouden met een toeneming van de verkeersbewegingen die daaruit voort zullen vloeien. Dat zal echter een geen wezenlijke verandering van de haalbaarheid tot gevolg hebben. Die is al aangetoond in de toelichting van bestemmingsplan 'Bedrijventerrein De Dijk'.
Het college van burgemeester en wethouders van Maassluis heeft in februari 2013 de Beleidsregel Parkeren Maassluis 2012 vastgesteld. In deze beleidsregel zijn parkeernormen opgenomen die van toepassing zijn bij bouwplannen. Een bouwplan moet worden getoetst aan de parkeernormen wanneer sprake is van een vergunningplichtige nieuw- of verbouwontwikkeling en/of wanneer sprake is van wijziging van het gebruik. Bij het bepalen van de hoeveelheid benodigde parkeerplaatsen voor het parkeren of stallen van auto's, dient met de in deze beleidsregel opgenomen normen rekening te worden gehouden. Daarnaast zijn in dit document regels opgenomen onder welke voorwaarden van de parkeernormen afgeweken mag worden. Met deze beleidsregels wordt duidelijkheid en rechtszekerheid geboden aan bouwaanvragers en belanghebbenden.
Welke parkeernormen gelden, is afhankelijk van het gebied waarin de betreffende locatie is gelegen. Het gemeentelijk grondgebied is hierbij opgedeeld in drie deelgebieden, namelijk ‘centrumgebied’, ‘schilgebied’ en ‘rest bebouwde kom / buitengebied’. Voor de woonfunctie zijn de normen gerelateerd aan het aantal woningen. Voor alle andere functies wordt de parkeerbehoefte berekend op basis van het brutovloeroppervlak, met uitzondering van een manege en crèche / peuterspeelzaal / kinderdagverblijf / bso. Voor deze functies dient de parkeerbehoefte berekend te worden op basis van het aantal paardenboxen c.q. het aantal arbeidsplaatsen. Bij de berekening van de parkeerbehoefte dient een correctie toegepast te worden indien op eigen terrein sprake is van een oprit, garage en/of carport, óf als in de nabijheid een garagebox aanwezig is. Indien in een gebouw of gebied meerdere functies tegelijkertijd voorkomen, mag bij de berekening van de parkeerbehoefte rekening worden gehouden met dubbelgebruik. Tevens is per functie bepaald wat acceptabele loopafstanden zijn, indien de noodzakelijke parkeerplaatsen niet op eigen terrein gerealiseerd kunnen worden.
Naast bepalingen omtrent het aspect ‘parkeren’ is in de Beleidsregel Parkeren Maassluis 2012 ook een bepaling opgenomen ten aanzien van het laden en/of lossen van goederen. Deze bepaling stelt, dat bij het dimensioneren van de ruimte voor laden en/of lossen van goederen en de bereikbaarheid daarvan aangesloten moet worden bij de afmetingen en de eigenschappen van de ontwerpvoertuigen uit de ASVV 2004 van het CROW.
De juridische toepassing van de Beleidsregel Parkeren Maassluis 2012 (bij de verlening van omgevingsvergunningen) verliep altijd via de gemeentelijke bouwverordening, maar dat is niet meer het geval sinds:
Over hoe dat komt, zie paragraaf 3.3.6.2.
Op 29 november 2014 is de Reparatiewet BZK 2014 in werking getreden. Hierdoor zijn de stedenbouwkundige bepalingen – waaronder de bepaling over parkeren – uit de Bouwverordening komen te vervallen. Als gevolg hiervan hebben deze bepalingen geen aanvullende werking meer op bestemmingsplannen, zodat bij het verlenen van een omgevingsvergunning niet meer op basis van de Bouwverordening aan gemeentelijke parkeernormen kan worden getoetst. De wetgever heeft een overgangsperiode ingesteld tot 1 juli 2018. Gedurende deze termijn zorgt het overgangsrecht ervoor dat de parkeernormen uit de Bouwverordening van toepassing blijven voor alle plannen die zijn vastgesteld vóór 29 november 2014.
Dat overgangsrecht geldt dus ook voor de bestemmingsplannen 'Bedrijventerrein De Dijk' (vastgesteld op 17 januari 2012) en 'Gemaal de Zaayer' (vastgesteld op 21 januari 2014) .
Inmiddels is de overgangstermijn voorbij en moet er op een andere manier worden voorzien in geldige parkeerbepalingen. De door de wetgever beoogde oplossing is: parkeerbepalingen dienen in de bestemmingsplannen te worden opgenomen.
Maar een deel van de bestemmingsplannen van Maassluis was op 1 juli 2018 nog niet aan herziening of actualisering toe.
Met het oog op die situatie is ervoor gekozen om tijdig een paraplubestemmingsplan vast te stellen om ervoor te zorgen dat de benodigde parkeerbepalingen zouden worden opgenomen in alle bestemmingsplannen:
De gemeenteraad heeft op 6 februari 2018 dit paraplubestemmingsplan vastgesteld. De in dit parapluplan opgenomen parkeerregeling komt overeen met de Beleidsregel Parkeren Maassluis 2012. Eerst werd die beleidsregel via de bouwverordening toegepast, nu is die beleidsregel overgenomen in de regels van alle bestemmingsplannen. Juridisch is er een verschil tussen de werking via de bouwverordening en de werking via het bestemmingsplan; inhoudelijk is er geen verschil.
De 'Parapluherziening Parkeernormen' geldt ook ter plaatse van de bestemmingsplannen 'Bedrijventerrein De Dijk' en 'Gemaal de Zaayer'.
In dit bestemmingsplan is in artikel 19.3 van de regels een regeling voor het parkeren opgenomen die overeenkomt met de regeling uit het Bestemmingsplan 'Parapluherziening Parkeernormen' en met met de Beleidsregel Parkeren Maassluis 2012.
Op 27 oktober 2015 heeft de gemeenteraad de Visie openbare ruimte 2030 vastgesteld. Deze visie definieert op basis van de identiteit van Maassluis het beeld- en de beheerkwaliteit in de openbare ruimte. Maassluis beschikt hiermee over een samenbindende, overkoepelende visie op de buitenruimte, die richtinggevend is op het niveau van de stad en op wijkniveau. Het bakent de ambitie van Maassluis af en geeft richting aan de toekomstige ontwikkelingen ten aanzien van de openbare ruimte. De visie biedt een kompas bij toekomstige afwegingen ten aanzien van de openbare ruimte. Zo zijn aan de hand van hoe de stad nu is opgebouwd voorstellen gedaan ter versterking van het raamwerk van de openbare ruimte. Tevens vormt deze visie een belangrijke bouwsteen voor de wijze waarop het beheer van de openbare ruimte in de toekomst wordt georganiseerd. Ook het uit 2001 stammende groenstructuurplan is geactualiseerd en geïntegreerd in de Visie op de openbare ruimte; dit geldt ook voor de op 6 november 2013 aangenomen motie 'Bomen in de Stad'.
De opgave is om de openbare ruimte van Maassluis door te ontwikkelen tot een aantrekkelijke openbare ruimte, met een sterk ‘eigen gezicht’, die aansluit op de actuele wensen van de samenleving. De openbare ruimte moet niet alleen attractief zijn om naar te kijken, maar deze moet ook bijdragen aan de ambitie van ‘de gezonde stad’, moet aanzetten tot bewegen en ruimte bieden voor ontmoeting. Bij de gezonde stad passen ook een ecologisch gezonde stad en een duurzame inrichting van de openbare ruimte. Daarnaast moet de inrichting van de openbare ruimte verbinden, zowel ruimtelijk als sociaal. Tot slot moeten inrichting en beheer van de openbare ruimte betaalbaar zijn.
Met betrekking tot het bedrijventerrein wordt opgemerkt dat dit een openbare ruimte heeft die grotendeels voldoet aan de ambities van de Visie openbare ruimte 2030 .
Wat betreft het beheer en de inrichting van bedrijventerrein De Dijk staat in de visie te lezen dat er geen ontwikkelingen worden verwacht. Dat is ook logisch, omdat de herinrichting van het bedrijventerrein juist was voltooid (namelijk in 2014) toen de Visie openbare ruimte 2030 werd aangenomen.
Voor Bedrijventerrein De Dijk is op 17 januari 2012 een beeldkwaliteitplan vastgesteld: Beeldkwaliteitsplan Bedrijventerrein De Dijk. Zie Bijlage 2 bij deze plantoelichting.
Het beeldkwaliteitplan legt de stedenbouwkundige en architectonische kwaliteitsuitgangspunten vast die niet of niet voldoende in het bestemmingsplan geregeld kunnen worden. Het is enerzijds het toetsingskader voor de ruimtelijke uitwerking van De Dijk. Dit toetsingskader wordt gehanteerd door de gemeente Maassluis en door de welstandscommissie bij de beoordeling van de bouwplannen. Anderzijds geldt dit document als inspiratiedocument voor de architecten en gemeente voor de inrichting en uitstraling van het plangebied.
Bij de voorbereiding van het beeldkwaliteitsplan zijn belanghebbenden betrokken, conform het bepaalde in de gemeentelijke inspraakverordening. Het beeldkwaliteitplan is na vaststelling door de gemeenteraad onderdeel geworden van de gemeentelijke welstandsnota. De in het beeldkwaliteitsplan genoemde criteria gelden als toetsingskader voor de op het bedrijventerrein De Dijk te realiseren bouwwerken waarvoor een aanvraag om een omgevingsvergunning wordt ingediend.
Op grond van de Wet op de archeologische monumentenzorg zijn gemeenten verantwoordelijk voor het archeologisch beleid binnen de stadsgrenzen. Daarvoor heeft Maassluis informatie nodig over wat zich in de grond bevindt. Hiertoe heeft de gemeenteraad het Archeologiebeleid Maassluis 2013 vastgesteld. Onderdeel van dit beleid is de Archeologische waarden- en verwachtingenkaart. Op basis van deze kaart gelden voor het gemeentelijk grondgebied diverse archeologische verwachtingswaarden.
Op 19 mei 2015 is een geactualiseerde versie van het Archeologiebeleid Maassluis door de gemeenteraad vastgesteld. Deze actualisatieslag heeft tot enkele wijzigingen op de waarden- en verwachtingenkaart geleid.
Voor de toepassing van het archeologiebeleid op dit bestemmingsplan wordt verwezen naar paragraaf 5.8.
Het bestemmingsplan 'De Dijk' is grotendeels in lijn (en niet in strijd) met het Coalitieakkoord 2018-2022 (paragraaf 3.3.1), de Structuurvisie 2012-2025 (paragraaf 3.3.2), de Economische visie Maassluis 2015-2025 (paragraaf 3.3.3), het duurzaamheidsprogramma gemeente Maassluis (paragraaf 3.3.4) en het beleid over Parkeren (paragraaf 3.3.6) .
De Wegenstructuurvisie Maassluis 2010-2025 (paragraaf 3.3.5) en de Visie openbare ruimte 2030 (paragraaf 3.3.7) zeggen welbeschouwd niet zo veel over bestemmingsplan 'De Dijk'. In de paragrafen 3.3.5 en af 3.3.7 wordt verklaard waarom.
Voor het passen van bestemmingsplan 'De Dijk' in het Archeologiebeleid (paragraaf 3.3.9) wordt verwezen naar paragraaf 5.8.
Op grond van de Wet milieubeheer is het verplicht ten aanzien van plannen, gevallen, activiteiten en besluiten die (mogelijk) grote gevolgen kunnen hebben voor het milieu, een procedure voor milieueffectrapportage (m.e.r.) te doorlopen. De m.e.r. is bedoeld om milieubelangen meer expliciet af te wegen bij het opstellen van plannen en het uitvoeren van projecten. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen "m.e.r.-plichtige activiteiten" waarvoor een volledig milieueffectrapport (MER) moet worden opgesteld en "m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten" waarbij moet worden afgewogen of sprake kan zijn van significante negatieve gevolgen voor het milieu.
Het Besluit m.e.r. en de Wet milieubeheer zijn per 7 juli 2017 gewijzigd. Gemeenten zijn nu verplicht om een expliciet besluit te nemen over het al dan niet opstellen van een milieueffectrapport (Mer). Het besluit behoeft niet separaat te worden gepubliceerd, maar moet wel worden opgenomen in het besluitvormingsproces van het bestemmingsplan of de omgevingsvergunning. In de gewijzigde Besluit m.e.r. staat de nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde is moet door de initiatiefnemer een aanmeldnotitie worden opgesteld.
Onderhavige notitie voorziet hierin voor het bestemmingsplan 'De Dijk'.
Voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling bestaan geen vereisten voor de vorm, maar wel voor de inhoud. Met betrekking tot de inhoud ('wat moet er in de vormvrije m.e.r.-beoordeling worden onderzocht?') moet aandacht worden besteed aan alle criteria die zijn opgenomen in Bijlage III bij de Europese richtlijn 'betreffende de milieubeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten', te weten:
In dit bestemmingsplan worden de volgende zaken mogelijk gemaakt of gerealiseerd:
Alleen bij punt 1 wordt een uitbreiding van bouwmogelijkheden mogelijk gemaakt. Punt 5 bevat een verhoging van de maximaal toegelaten bedrijfscategorie. De andere punten hebben geen milieu-implicaties.
Het gehele plangebied heeft een oppervlakte van ongeveer 56 hectare, waarvan ongeveer 25 hectare land en 31 hectare water.
Het plangebied ligt ten zuidoosten van het bebouwde gebied van Maassluis, tegen de westgrens van Vlaardingen aan. Aan de randen van het plangebied zijn gelegen:
De voor het milieu relevante wijzigingen die in het bestemmingsplan zijn doorgevoerd, hebben betrekking op:
De uitbreiding van de bouwmogelijkheden zou effect kunnen hebben op de onderwerpen bedrijven en milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit, externe veiligheid, water, bodem en ecologie doordat de toegevoegde bebouwingsmogelijkheden qua situering te dichtbij milieugevoelige functies komen en/of doordat de totale omvang van de verwachte milieueffecten te groot wordt door de toegevoegde bouwmogelijkheden.
De verhoging van de bedrijfscategorie zou het effect kunnen hebben dat de afstanden tussen milieubelastende en milieugevoelige functies die in het bestemmingsplan aanwezig zijn, niet meer voldoen als bedrijven in de 'nieuwe' categorie 3.2 zich vestigen in het plangebied.
In de volgende paragrafen (Bedrijven en milieuzonering tot en met Archeologie en monumenten) wordt nagegaan of dergelijke milieueffecten inderdaad optreden ten gevolge de in het bestemmingsplan doorgevoerde wijzigingen.
In de directe omgeving van de nieuwe locatie komen geen bedrijven of instellingen voor waarvan de milieuzone tot in of nabij het plangebied reikt.
Om dit volledig zeker te stellen, ook voor de toekomst, is een verdergaande afbouw nodig (zie paragraaf 5.2.3). Hierdoor is op termijn een intrekking van de milieuvergunning voor het geluidgezoneerde industrieterrein mogelijk.
De woningen bij gemaal De Zaayer (gevoelige functies) liggen op een afstand van circa 175 meter van het bouwvlak van het bedrijventerrein, waarin bedrijven tot en met categorie 3.2 zijn toegestaan. Bedrijven van deze categorie vereisen een afstand van minimaal 100 meter tot woningen. Hieraan wordt ruim voldaan.
Dus kan er vanuit worden gegaan dat in het plangebied 'De Dijk' sprake is van een acceptabel woon- en leefklimaat.
De in bestemmingsplan 'De Dijk' doorgevoerde wijzigingen leiden niet tot extra bouwmogelijkheden voor geluidsgevoelige functies dan wel geluidsproducerende functies. Een akoestisch onderzoek is daarom niet noodzakelijk.
Verder is het plangebied is gelegen binnen de geluidszones behorende bij de gezoneerde industrieterreinen:
Vanwege de omvang van het industrieterrein Botlek-Pernis zijn zogenoemde maximaal toelaatbare geluidsbelastingen (MTG's) als contour vastgesteld. De woningen Vlaardingsedijk 6, 10 en 12 (bij gemaal De Zaayer) zijn gelegen buiten de 55 dB(A)-contour. In verband met het Conline-terrein (inmiddels dus in afbouw) is een MTG van 55 dB(A) bij de woningen vastgesteld. Aan de MTG's wordt voldaan. Aangezien de bestemmingsregeling voor de woningen Vlaardingsedijk 6, 10 en 12 niet worden gewijzigd, is nader onderzoek naar dit aspect niet noodzakelijk
Op termijn is te verwachten dat de milieuvergunning voor het geluidgezoneerde industrieterrein kan worden ingetrokken.
Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening vormt geluid geen belemmering voor bestemmingsplan 'De Dijk'.
Er is een Quickscan luchtkwaliteit uitgevoerd. Zie daarvoor Bijlage 3 bij deze plantoelichting.
Met behulp van de NIBM-rekentool is bepaald of onderhavige planologische ontwikkeling (verruiming bouwvlak bedrijventerrein) in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Er is hierbij worst-case uitgegaan van 1100 extra voertuigen (weekdaggemiddelde) en een aandeel vrachtverkeer van 7%. De uitkomsten van de rekentool zijn in bijlage 1 opgenomen van de Quickscan luchtkwaliteit (Bijlage 3 bij deze plantoelichting).
De conclusie na toepassing van de NIBM-rekentool is dat onderhavige planologische ontwikkeling ‘niet in betekenende mate’ bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Nader onderzoek met behulp van de NSL-rekentool is derhalve niet noodzakelijk.
Uit nader onderzoek met behulp van de NSLmonitoringstool (viewer) kan worden gesteld dat de jaargemiddelde grenswaarden voor de jaren 2020 en 2030 niet worden overschreden. Voor het aspect luchtkwaliteit geldt daarom dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening.
Er is een Quickscan externe veiligheid uitgevoerd. Zie daarvoor Bijlage 4 bij deze plantoelichting.
Uit de uitgevoerde inventarisatie van risicobronnen is gebleken dat het plangebied enkel gelegen is binnen het invloedsgebied en het plasbrandaandachtsgebied van een vaarroute. Daarom is een beperkte verantwoording van het groepsrisico opgenomen.
Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van toxische stoffen en brandbare gassen. De bijbehorende scenario’s zijn een BLEVE scenario en een toxisch scenario:
De zelfredzaamheid geeft aan in welke mate de aanwezigen in het plangebied in staat zijn zich op eigen kracht in veiligheid te brengen. Functie-indeling, infrastructuur, bebouwing, communicatie en alarmering kan op verschillende manieren op zelfredzaamheid inspelen. Zoals door het toepassen van luchtdichte afsluiting in de gebouwen, zodat mensen bij het vrijkomen van een toxische wolk veilig binnen kunnen blijven. Of het wegenplan zodanig inrichten dat de mensen van de risicobron weg kunnen vluchten.
De duur van de blootstelling is van invloed op de ernst van het letsel. Snel reageren, naar binnen vluchten en ramen en deuren sluiten is bij dit scenario dus van belang. Bij dit soort ongelukken hebben de hulpverleningsdiensten meestal meer tijd dan bij bijvoorbeeld een BLEVE-scenario om de mensen te waarschuwen. Hierbij is wel belangrijk dat de gebruikers van de omgeving goed geïnformeerd zijn over het juiste zelfreddende gedrag.
Dit bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die een negatieve invloed hebben op de waterhuishouding. Ten behoeve van bestemmingsplan 'Bedrijventerrein De Dijk' is dit uitgebreid onderzocht. Zie Bijlage 5 Waterhuishoudkundig onderzoek. Een volledige waterparagraaf is opgenomen in paragraaf 5.5.
Ten gevolge van de beperkte wijzigingen die in het bestemmingsplan 'De Dijk' zijn doorgevoerd, treden in de conclusies van dat onderzoek geen wezenlijke veranderingen op
Het aspect water staat het vaststellen van dit bestemmingsplan niet in de weg.
De locatie De Dijk is in het verleden gebruikt als baggerspecieloswal en is derhalve licht tot sterk verontreinigd met diverse zware metalen, maar ook met minerale olie en bestrijdingsmiddelen. Ook het grondwater is sterk verontreinigd met bestrijdingsmiddelen en er is sprake van een verspreidingsrisico. In het verleden is het gehele gebied gesaneerd door middel van een leeflaag. Verder geldt een nazorgverplichting.
Bepaalde delen van de locatie zijn inmiddels ook bebouwd en in gebruik genomen. In 2013 zijn beschikkingen Wbb (Wet bodembescherming) verleend. Er ligt een integrale leeflaag. De kwalificaties daarvan zijn beschreven in de beschikkingen Wbb. Voor de herziening van het bestemmingsplan, waarbij de bestemming gelijk blijft, is derhalve een bodemonderzoek niet noodzakelijk. De locatie is ingericht met de begraafplaats aan de oostzijde en bedrijfsgebouwen aan de noordzijde. Activiteiten kunnen in de toekomst plaatsvinden op de leeflaag of in de leeflaag (wenselijk is dan een BUS-sanering). Dit is afgestemd met de DCMR Milieudienst Rijnmond.
Het aspect bodem staat het vaststellen van dit bestemmingsplan niet in de weg.
Er is een Quickscan flora en fauna uitgevoerd. Zie daarvoor Bijlage 6 bij deze plantoelichting. Dit zijn de resultaten en eerste conclusies van het uitgevoerde veldbezoek (op 3 juli 2018) in relatie tot het planvoornemen.
De conclusie is dat:
Ten behoeve van bestemmingsplan 'Bedrijventerrein De Dijk' heeft archeologisch onderzoek plaatsgevonden. De conclusies van dat onderzoek zijn nog steeds geldig. Op basis van de onderzoeksresultaten wordt geconcludeerd dat nader archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is en er geen bezwaar is ten aanzien van de voortgang van de ontwikkelingen in het plangebied De Dijk.
Gemaal De Zaayer, Vlaardingsedijk 8, is een Rijksmonument.
Geconcludeerd kan worden dat belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu als gevolg van de in het bestemmingsplan ‘De Dijk’ doorgevoerde wijzigingen niet te verwachten zijn. Op grond hiervan bestaat er geen aanleiding om een m.e.r.-beoordeling uit te voeren als bedoeld in artikel 7.16 en verder van de Wet milieubeheer.
Bedrijven en milieuzonering
Milieuzonering betekent het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
In de brochure Bedrijven en milieuzonering (VNG, 2009) wordt een handreiking gegeven voor het verantwoord inpassen van bedrijfsactiviteiten in de omgeving. De handreiking geeft informatie over een aantal ruimtelijk relevante milieu-aspecten van een scala van bedrijfsactiviteiten.
Gelet op het bovenstaande kan worden geconstateerd dat in de directe omgeving van de nieuwe locatie geen bedrijven of instellingen voorkomen waarvan de milieuzone tot in of nabij het plangebied reikt.
Om dit volledig zeker te stellen, ook voor de toekomst, is een verdergaande afbouw nodig (zie paragraaf 5.2.3). Hierdoor wordt op termijn een intrekking van de milieuvergunning voor het geluidgezoneerde industrieterrein mogelijk.
De woningen bij gemaal De Zaayer (gevoelige functies) liggen op een afstand van circa 175 meter van het bouwvlak van het bedrijventerrein, waarin bedrijven tot en met categorie 3.2 zijn toegestaan. Bedrijven van deze categorie vereisen een afstand van minimaal 100 meter tot woningen. Hieraan wordt ruim voldaan.
Dus kan er vanuit worden gegaan dat in het plangebied 'De Dijk' sprake is van een acceptabel woon- en leefklimaat.
Op basis van artikel 77 van de Wet geluidhinder (Wgh) dient bij de vaststelling van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek te worden ingesteld. Het akoestisch onderzoek bepaalt de geluidsbelasting aan de gevel van de geluidsgevoelige bestemming die vanwege de weg wordt ondervonden. Het onderzoek is alleen noodzakelijk als de geluidsgevoelige bestemming binnen de wettelijke geluidszone van de weg gesitueerd is. Artikel 74 Wgh bepaalt hoe groot de geluidszone van een weg is en in welke gevallen er sprake is van géén geluidszone. Wegen die zijn aangeduid als woonerf of wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt, hebben géén geluidszone.
De in bestemmingsplan 'De Dijk' doorgevoerde wijzigingen leiden niet tot extra bouwmogelijkheden voor geluidsgevoelige functies dan wel geluidsproducerende functies. Een akoestisch onderzoek is daarom niet noodzakelijk.
Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening vormt het wegverkeerslawaai geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling op de locatie De Dijk.
Het plangebied is gelegen binnen de geluidszones behorende bij de gezoneerde industrieterreinen:
Artikel 57 van de Wet geluidhinder van toepassing. In dit artikel wordt gesteld dat bij herziening van een bestemmingsplan de geluidsbelasting op de gevel van bestaande woningen niet meer mag bedragen dan 55 dB(A).
Vanwege de omvang van het industrieterrein Botlek-Pernis zijn zogenoemde maximaal toelaatbare geluidsbelastingen (MTG's) als contour vastgesteld. De woningen Vlaardingsedijk 6, 10 en 12 (bij gemaal De Zaayer) zijn gelegen buiten de 55 dB(A)-contour. In verband met het Conline-terrein (inmiddels dus in afbouw) is een MTG van 55 dB(A) bij de woningen vastgesteld. Aan de MTG's wordt voldaan. Aangezien de bestemmingsregeling voor de woningen Vlaardingsedijk 6, 10 en 12 niet worden gewijzigd, is nader onderzoek naar dit aspect niet noodzakelijk. Op basis van bovenstaande wordt geconcludeerd dat het thema geluid geen belemmering vormt voor bestemmingsplan 'De Dijk'.
Ten westen van het plangebied bevindt zich ‘De Kade’, een gebied dat voor woningbouw wordt ontwikkeld, maar dat op grond van de Wet geluidhinder nog steeds een geluidgezoneerd industrieterrein is. Het pijpencoatingbedrijf Conline is in dit gebied gevestigd (aan de Adriaan van Heelstraat). Zie paragraaf 1.2.2.
Conline is bezig zijn activiteiten op deze locatie af te bouwen. Daarmee verdwijnt de hinder voor de omgeving die het gevolg was van Conline's bedrijvigheid. Het terrein komt hiermee braak te liggen en wordt gedurende de transformatie geleidelijk omgezet naar een woongebied en een gemengd woon- en werkgebied.
Op termijn is te verwachten dat de milieuvergunning voor het geluidgezoneerde industrieterrein kan worden ingetrokken..
Er is een Quickscan luchtkwaliteit uitgevoerd. Zie daarvoor Bijlage 3 bij deze plantoelichting. Hieronder wordt een samenvatting gegeven van deze quickscan.
In het kader van deze ruimtelijke procedure dient onder andere het aspect luchtkwaliteit te worden beschouwd. Er dient hierbij te worden aangetoond dat de heersende luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor het planvoornemen. Op plaatsen waar de blootstelling significant is, dient de luchtkwaliteit te worden getoetst aan de hiervoor gestelde grenswaarden. De woningen nabij / in het plangebied voldoen aan dit blootstellingscriterium.
Sinds 15 november 2007 zijn de belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen opgenomen in de Wet milieubeheer (Hoofdstuk 5, Titel 5.2 Wm). Omdat titel 5.2 handelt over luchtkwaliteit staat deze ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'. Titel 5.2 van de Wet milieubeheer kent een aantal begrippen zoals 'niet in betekenende mate' (NIBM) en het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Voor nieuwe plannen betekent dit dat er nagegaan dient te worden of het plan past binnen het Besluit en/of de ministeriële regeling ‘niet in betekenende mate’.
Wat het begrip ‘in betekenende mate’ precies inhoudt, staat in een Algemene maatregel van bestuur (Amvb). In hoofdlijnen komt het erop neer dat ‘grote’ projecten die jaarlijks meer dan 3 procent bijdragen aan de jaargemiddelde norm voor fijnstof en stikstofdioxide (1,2 microgram per m3) een ‘betekenend’ negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. ‘Kleine’ projecten die minder dan 3 procent bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing. Dat betekent bijvoorbeeld dat lokale overheden een woonwijk van minder dan 1500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3000 woningen bij twee ontsluitingswegen, niet hoeven te toetsen aan de normen voor luchtkwaliteit. Voor kantoorlocaties met één ontsluitingsweg geldt een grens van 100.000 m2 bruto vloeroppervlak.
De luchtkwaliteit wordt mede beïnvloed door het verkeer. Van de verruiming van het bouwvlak binnen een gelijkblijvend bestemmingsvlak 'bedrijventerrein' kan een verkeersaantrekkende werking uitgaan. In het vigerend bestemmingsplan 'Bedrijventerrein De Dijk' is reeds een onderzoek luchtkwaliteit uitgevoerd. De verkeerssituatie is echter gewijzigd en als gevolg van de verplaatsing van de veiligheidszone ontstaan meer bebouwingsmogelijkheden. In het luchtkwaliteitonderzoek van adviesbureau SAB (projectnummer 100198 d.d. 22 april 2010) is uitgegaan van een weekdaggemiddelde van 884 voertuigen met een aandeel vrachtverkeer van 7%.
Met behulp van de NIBM-rekentool is bepaald of onderhavige planologische ontwikkeling (verruiming bouwvlak bedrijventerrein) in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Er is hierbij worst-case uitgegaan van 1100 extra voertuigen (weekdaggemiddelde) en wederom een aandeel vrachtverkeer van 7%. De uitkomsten van de rekentool zijn in bijlage 1 opgenomen van de Quickscan luchtkwaliteit (Bijlage 3 bij deze plantoelichting).
De conclusie na toepassing van de NIBM-rekentool is dat onderhavige planologische ontwikkeling ‘niet in betekenende mate’ bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Nader onderzoek met behulp van de NSL-rekentool is derhalve niet noodzakelijk.
Via de NSL-Monitoringstool zijn de concentraties ter plaatse van de locatie voor de jaren 2016, 2020 en 2030 afgelezen. De concentraties van het dichtstbijzijnde rekenpunt zijn opgenomen in tabel 1. Dit rekenpunt ligt ten noorden van het plangebied op de Vlaardingsedijk.
NO2:
Uit de resultaten blijkt dat de concentratie voor NO2 afneemt ten opzichte van 2016 en dat de jaargemiddelde grenswaarde ruimschoots wordt onderschreden.
PM10:
Uit de resultaten blijkt dat de concentraties voor PM10 in 2020 licht toeneemt ten opzichte van 2016. In 2030 neemt de concentratie echter weer af. Tevens wordt ruimschoots voldaan aan de jaargemiddelde grenswaarde voor PM10 (40 Lg/m3).
De wereldgezondsheidsorganisatie (WHO) heeft een advieswaarde van een jaargemiddelde waarde van 20 Lg/m3. In 2020 en in 2030 is de concentratie onder de WHO-advieswaarde.
PM2,5:
Uit de resultaten blijkt dat dat de concentratie PM2,5 in 2020 licht toeneemt, maar in 2030 weer afneemt. De jaargemiddelde grenswaarde (25 µg/m3) wordt niet overschreden. Ook de jaargemiddelde richtwaarde voor 2020 (20 µg/m3) wordt niet overschreden en in 2030 wordt tevens voldaan aan de WHO-advieswaarde van 10 µg/m3.
Ten aanzien van het bestemmingsplan kan worden gesteld dat deze ‘niet in betekenende mate’ bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Uit nader onderzoek met behulp van de NSLmonitoringstool (viewer) kan worden gesteld dat de jaargemiddelde grenswaarden voor de jaren 2020 en 2030 niet worden overschreden. Voor het aspect luchtkwaliteit geldt daarom dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening.
Er is een Quickscan externe veiligheid uitgevoerd. Zie daarvoor Bijlage 4 bij deze plantoelichting. Hieronder wordt een samenvatting gegeven van deze quickscan.
Bij de inventarisatie van risicobronnen rondom het plangebied is gebruik gemaakt van de 'Risicokaart Nederland'. Hierbij zijn de volgende risicobronnen aangetroffen:
• sprake is van groot maatschappelijk of bedrijfseconomisch belang; én
• de veiligheid voldoende wordt gegarandeerd;
• de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond advies heeft uitgebracht.
Uit de uitgevoerde inventarisatie is gebleken dat het plangebied enkel gelegen is binnen het invloedsgebied van een vaarroute. Daarom is hieronder een verantwoording voor het maatschappelijke en/of bedrijfseconomisch belang voor de ontwikkeling opgenomen evenals een beperkte verantwoording van het groepsrisico.
In het gebied tussen de 25 en 40 meter vanaf de kade wordt nieuwe bebouwing of functiewijziging van bestaande bebouwing onder enkele voorwaarden toegelaten, zoals hierboven beschreven. Met name het bestaan van een groot maatschappelijk of bedrijfseconomisch belang is essentieel.
Zoals in de Structuurvisie 2012-2025 is omschreven ligt De Dijk aan de buitenrand van Maassluis direct aan de oever van de Nieuwe Waterweg. De rivier biedt ook op deze locatie ruimte en uitzicht. Dit is een kwaliteit die potentie biedt bij herontwikkeling van De Dijk. De ambitie is het creëren van een unieke identiteit van de locatie in de regio en het benutten van het waterfront van de Nieuwe Waterweg als ruimtelijke kwaliteit. De Dijk is in beeld om plek te bieden aan bedrijvigheid-, werkgelegenheidsfuncties en een begraafplaats aan de oostkant. Het werkgelegenheidsprogramma kan ook een maatschappelijk en/of recreatief karakter hebben.
In het coalitieakkoord 2018-2022 streeft Maassluis naar het behouden en waar mogelijk uitbreiding van de werkgelegenheid. Dit betekent onder meer dat veel waarde wordt gehecht aan de vestiging van bedrijven die deze werkgelegenheid kunnen bieden. Naast hun rol als werkgevers, vervullen ondernemers een belangrijke maatschappelijke rol. Zij kunnen kansen bieden aan mensen met een arbeidsbeperking of investeren in duurzaamheid. Zij hebben mensen al jaren in dienst en kennen de gezinnen van hun werknemers. Ondernemers zijn de sponsors van onze verenigingen. Bedrijven zijn voor evenementen en kleinschalige activiteiten die de inwoners van Maassluis binden, van belang: soms financieel, soms in de organisatie.
Maassluis zet in op een groeiende werkgelegenheid en het terugdringen van de uitgaande pendelbalans in de gemeente. Daarbij loopt de gemeente tegen het feit aan dat het op korte termijn geen aanbod van bedrijventerreinen meer binnen de gemeentegrenzen beschikbaar heeft. De Dijk is een locatie in de gemeente waar nieuwe bedrijvigheid is beoogd, zodat in de behoefte aan nieuwe ruimte voor bedrijvigheid kan worden voorzien.
Door de gemeente Maassluis wordt onderhavig plangebied De Dijk geschikt geacht als lokaal bedrijventerrein. Dit komt enerzijds door de eigenschappen van het terrein, zoals een goede verbinding met de A20, en anderzijds doordat De Dijk geschikt wordt bevonden voor te verplaatsen bedrijvigheid vanaf Kapelpolder of elders uit de gemeente. Er zijn bovendien verschillende concrete verzoeken van bedrijven die zich op de Dijk willen vestigen. Echter blijkt dat de huidige bebouwingsmogelijkheden de geïnteresseerden beperken om zich definitief te vestigen op het bedrijventerrein. Van vele geïnteresseerden is de wens om dichter richting de Nieuwe Waterweg te kunnen bouwen. De uitbreiding van het bouwvlak is weliswaar qua oppervlakte aanzienlijk, maar zorgt niet voor een wezenlijke verandering in de ruimtelijke opzet van het plan.
De ontwikkeling heeft zowel een maatschappelijke als een bedrijfseconomische meerwaarde voor de gemeente Maassluis. Vanuit dit oogpunt kan het plan doorgang vinden.
Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van toxische stoffen en brandbare gassen. De bijbehorende scenario’s zijn een BLEVE scenario en een toxisch scenario:
De zelfredzaamheid geeft aan in welke mate de aanwezigen in het plangebied in staat zijn zich op eigen kracht in veiligheid te brengen. Functie-indeling, infrastructuur, bebouwing, communicatie en alarmering kan op verschillende manieren op zelfredzaamheid inspelen. Zoals door het toepassen van luchtdichte afsluiting in de gebouwen, zodat mensen bij het vrijkomen van een toxische wolk veilig binnen kunnen blijven. Of het wegenplan zodanig inrichten dat de mensen van de risicobron weg kunnen vluchten.
De duur van de blootstelling is van invloed op de ernst van het letsel. Snel reageren, naar binnen vluchten en ramen en deuren sluiten is bij dit scenario dus van belang. Bij dit soort ongelukken hebben de hulpverleningsdiensten meestal meer tijd dan bij bijvoorbeeld een BLEVE-scenario om de mensen te waarschuwen. Hierbij is wel belangrijk dat de gebruikers van de omgeving goed geïnformeerd zijn over het juiste zelfreddende gedrag. Het is van belang dat de gebruikers op de hoogte zijn van de campagne “Goed voorbereid zijn heb je zelf in de hand”. Doorgaans is schuilen in een gebouw de beste optie; sluit ramen en deuren, schakel het ventilatiesysteem af, blijf weg bij ramen en schuil bij voorkeur in dat deel van het gebouw dat zo ver mogelijk van het incident af is gelegen. Op de website 'www.rijnmondveilig.nl' vind u meer informatie over wat te doen in geval van een incident.
Bij het scenario van een koude BLEVE zal er geen tijd beschikbaar zijn voor zelfredding. Bij een warme BLEVE is er mogelijk beperkte vluchttijd. Gezien deze korte tijd zijn er geen mogelijkheden tot evacuatie. Daarom zullen de personen op eigen kracht het gebied moeten ontvluchten in geval van een incident. De maatregelen ter bevordering van de zelfredzaamheid zullen daarom in de planologische, organisatorische en bouwkundige sfeer moeten worden gezocht. Maatregelen aan de bron liggen niet binnen het bereik van dit bestemmingsplan.
De mogelijkheden voor zelfredzaamheid bestaan uit schuilen en ontvluchten. Op een afstand groter dan 150 meter is bij een BLEVE het schuilen in een gebouw vaak de beste manier om de calamiteit te overleven. Met name de ruimten die buiten het bereik van rondvliegend glas liggen zijn als veilige plekken aan te merken. Voorts is het van belang dat gebouwen aan de risicoluwe zijde ontvlucht kunnen worden, waardoor men van de calamiteit af kan vluchten.
Geadviseerd wordt om rekening te houden met het aspect zelfredzaamheid en de (toekomstige) gebruikers over deze ongevalscenario’s te informeren hoe men dient te handelen.
Bij een toxische wolk kunnen mensen komen te overlijden als gevolg van blootstelling aan de toxische stof. Of mensen daadwerkelijk komen te overlijden is afhankelijk van de dosis, die bestaat uit de blootstellingsduur en de concentratie waaraan de persoon is blootgesteld.
Het beste advies bij het vrijkomen van een toxische wolk als gevolg van een incident is te schuilen, mits ramen, deuren en ventilatie gesloten kunnen worden (safe-haven-principe). Bij voorkeur dient de bedrijfsbebouwing te zijn uitgerust met voorzieningen waarmee toxische stoffen kunnen worden buitengesloten, zoals uitschakelbare mechanische ventilatie en luchtdicht afsluitbare gevelelementen.
Indien dit niet mogelijk is, kan ervoor gekozen worden om te vluchten. Bij een toxische wolk dient gevlucht te worden haaks op de wolk. Voor het gehele plangebied geldt dat er voldoende vluchtwegen in noordoostelijke richting aanwezig zijn om het plangebied in geval van calamiteit zo snel mogelijk te ontvluchten. Voor hulpverleningsdiensten is het van belang dat aanwezigen tijdig gewaarschuwd worden. Dit kan met behulp van het zogenaamde Waarschuwings- en Alarmeringssysteem (WAS), bekend van de test op de eerste maandag van de maand. Het WAS-netwerk is dekkend voor het plangebied. Het gebruik van WAS, eventueel aangevuld met het gebruik van NL-alert kan er aan bijdragen dat het aantal slachtoffers wordt beperkt.
Het resteffect van een BLEVE en toxische wolk is moeilijk in te schatten. Bij een calamiteit kan er sprake zijn van dodelijke slachtoffers, aangezien het bedrijventerrein zich op dusdanige afstand bevindt dat de bedrijfsgebouwen zelf geen afdoende bescherming bieden tegen bijvoorbeeld een BLEVE. Vluchten van de calamiteit af is dan het enige juiste handelen.
Zowel de Wet ruimtelijke ordening als de Wet veiligheidsregio's bieden mogelijkheden om maatregelen ten behoeve van de verbetering van de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid te borgen. Bij de Wet ruimtelijke ordening gaat het daarbij voornamelijk om voorwaarden die kunnen worden gesteld aan (het gebruik van) bestemmingen. Ook bouwkundige maatregelen kunnen in het bestemmingsplan geborgd worden. De Wet veiligheidsregio's biedt mogelijkheden op het gebied van organisatorische maatregelen en voorlichting. Voor dit plan geldt het volgende advies:
In deze paragraaf is het bestemmingsplan getoetst aan het waterbeleid van het Hoogheemraadschap van Delfland op basis van de "Handreiking watertoets voor gemeenten" (2014).
Waterkering
In het plangebied van het bestemmingsplan is een dijk aanwezig als waterkering waarop de Keur van het Hoogheemraadschap van Delfland van toepassing is.
Afbeelding 23 - Primaire waterkering (rood), Polderdijk (groen), de beschermzone (lichgroen) en bijbehorende keurzone (roze)
Het ruimtebeslag van de dijk, alsmede de bijbehorende beschermingszone zijn opgenomen in de bestemmingsregeling. Voor de gronden van deze waterkering zelf is in dit bestemmingsplan de dubbelbestemming "Waterstaat - Waterkering" opgenomen, welke overeenkomstig is met de binnendijkse beschermingszone. Voor de buitendijkse beschermingszone is een aparte gebiedsaanduiding opgenomen. Het ruimtebeslag is ook getoetst aan het Deltabesluit Waterveiligheid 2014 en geconcludeerd is dat de opgenomen zonering voldoende ruimte biedt voor een toekomstige dijkversterking en aldus de veiligheid en het functioneren van de dijk.
Buitendijks gebied als rijkswaterstaatswerk
Het plangebied betreft voor het deel gelegen tussen de Vlaardingsedijk en de Nieuwe Waterweg een buitendijks gebied. Dit gebied is een (nat) waterstaatswerk in de zin van artikel 1 van de Waterwet. Het plangebied is op grond van het waterbesluit artikel 6.16, eerste lid, in verbintenis met Bijlage IV (kaartblad 081: Nieuwe Maas), van het Waterbesluit vrijgesteld van de vergunningplicht op grond van artikel 6.12 van dat besluit. De betreffende belangen in het plangebied zijn geborgd door de verplichte watervergunning bij ruimtelijke ontwikkelingen, die wordt afgegeven door het waterschap op grond van de Waterwet.
Afbeelding 24 - Rijkswaterstaatswerken die van vergunningplicht zijn vrijgesteld
De Nieuwe Waterweg zelf is niet vrijgesteld van de vergunningplicht. Dit bestemmingplan laat echter geen gebruik van dit waterstaatswerk toe, anders dan waarvoor het is bedoeld.
Deltabeslissing Waterveiligheid
De Deltabeslissing Waterveiligheid heeft nieuwe normen voor de waterveiligheid geïntroduceerd. Vanaf 2017 worden de primaire waterkeringen in Nederland getoetst aan deze normen en vanaf 2023 vindt eventuele versterking plaats. Het is van belang dat de ontwikkelingen, die dit bestemmingsplan mogelijk maakt, een eventuele dijkversterking in de toekomst niet in de weg staat. Het bestemmingsplan maakt bedrijventerreinontwikkeling in de buitendijkse beschermingszone mogelijk. Het maaiveld van de buitendijkse beschermingszone ligt op een hoogte van circa 4,50 meter +NAP. Het waterstaatswerk ligt op een hoogte van circa 5,80 meter +NAP en wordt vrijgehouden van ontwikkelingen. Gezien de hoogteligging van het gebied en het feit dat het waterstaatswerk wordt vrijgehouden van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, creëert dit bestemmingsplan geen belemmering voor de veiligheid en/of mogelijkheden tot versterking van de primaire waterkering.
Waterberging
Gelet op het feit dat het plangebied buitendijks is gelegen, kan alle neerslag onvertraagd op de Nieuwe Waterweg worden geloosd. Voor het plangebied is aldus geen waterbergingsnorm van kracht.
Overstromingsrisico
Wonen en werken in buitendijks gebied kan risico's met zich meebrengen in geval van hoog water. Het Rijk bewaakt met haar beleid primair de stroomvoerende en bergende eigenschappen van de rivier en kijkt dus alleen naar de rivier zelf en of deze in staat is de toenemende waterhoeveelheden af te voeren. Het Rijk kijkt niet naar de waterveiligheidsaspecten van de buitendijkse ontwikkelingen. De verantwoordelijkheid voor buitendijkse waterveiligheid legt het Rijk nadrukkelijk neer bij de lokale en de regionale overheden. De provincie Zuid-Holland heeft om die reden vanuit het perspectief van waterveiligheid een beleidskader voor buitendijkse ontwikkelingen opgesteld. Dit beleidskader komt erop neer dat aan gemeenten wordt gevraagd bij het opstellen van bestemmingsplannen voor buitendijkse ontwikkelingen een inschatting te maken van het slachtofferrisico van een eventuele overstroming en aan te geven hoe daarmee is omgegaan. Met gebruikmaking van de door de provincie beschikbaar gestelde Risicoapplicatie Buitendijks (RAB) is voor wat betreft de ontwikkeling van De Dijk getoetst op de overstromingsrisico's. Bij de opstelling van de applicatie is uitgegaan van twee soorten veiligheidsrisico's: - het lokaal individueel slachtofferrisico (LIR); en - het risico op maatschappelijke ontwrichting van functies (MO).
Risico op slachtoffers Bij de slachtofferberekening wordt het Lokaal Individueel Risico (LIR) bepaald. Dit is het risico dat iemand die gedurende een jaar op een locatie verblijft, komt te overlijden als gevolg van een verhoogde waterstand ter plaatse, rekening houdend met de mogelijkheid van evacuatie. De LIR-score wordt vervolgens vergeleken met de vastgestelde oriëntatiewaarde. Via de RAB kan het effect van maatregelen op het slachtofferrisico worden beoordeeld.
Afbeelding 25 – Berekening LIR
Met verwijzing naar Afbeelding XX heeft het plangebied, waarin de ontwikkelingen plaatsvinden, een slachtofferrisico kleiner dan de oriëntatiewaarde van 10-5 per jaar.
Risico op maatschappelijke ontwrichting
Maatschappelijk ontwrichting (MO) is de mate waarin mensen als gevolg van hoogwater fysieke en sociale hinder ondervinden bij de uitval van een functie. De mate van ontwrichting hangt af van verschillende factoren: de omvang van het verzorgingsgebied (in aantallen mensen), de ernstfactor (afhankelijk van de functie), de duur van de ontwrichting en de waterdiepte. De RAB berekent maatschappelijke ontwrichting uitsluitend voor buitendijkse objecten. Getroffenen van de uitval van de functie kunnen zich zowel buitendijks als binnendijks bevinden. Via de RAB kan het effect van bepaalde maatregelen op maatschappelijke ontwrichting worden beoordeeld. Met behulp van het aantal gebruikers van het object wordt bepaald of de ontwrichtingsnorm wordt gehaald. Deze ontwrichtingsnorm is tien getroffenendagen per jaar per hectare. De Maatschappelijke Ontwrichting kan worden weergegeven per hectare of voor bereikbaarheid. De gevolgen van overstroming voor de bereikbaarheid van gebieden en de begaanbaarheid van wegen, kunnen in de RAB op twee manieren berekend worden:
- door het aantal getroffenen te bepalen dat hinder ondervindt als gevolg van de overstroming van een weg; en
- door de overstromingshoogte van de weg (hoeveel centimeters water op de weg) te bepalen
Het plangebied van De Dijk kent een aantal getroffenendagen van minder dan 10 per ha en een overstromingsdiepte van de inmiddels aangelegde wegen van minder dan 1 cm.
Afbeelding 26 - Maatschappelijke Ontwrichting
Conclusie
De hoogteligging is samen met de invloed van de stormvloedkering, die zal aansluiten bij een waterhoogte van 3,20 meter +NAP, voldoende om de overstromingsrisico's voor toekomstige bewoners te beperken tot hetgeen algemeen aanvaardbaar wordt geacht. Dit wordt bevestigd door met de Risicoapplicatie Buitendijks (RAB) uitgevoerde berekeningen. Uit de berekeningen blijkt dat in het plangebied zowel het slachtofferrisico als het risico op maatschappelijke ontwrichting voldoen aan de oriëntatiewaarden.
De bestemmingsplanwijziging heeft geen invloed op het onderhoud van de aanwezige sloten.
Het Hoogheemraadschap van Delfland acht het realiseren van buitendijks oppervlaktewater niet wenselijk, omdat er niet is aangetoond, dat een goede waterkwaliteit haalbaar is (er is geen verversing vanuit het binnendijks oppervlaktewater mogelijk). Daarnaast brengt het mogelijk risico’s voor de primaire waterkering met zich mee. In het bestemmingsplan wordt geen nieuw oppervlaktewater mogelijk gemaakt.
Voor de verwerking van hemelwater is de volgende voorkeursvolgorde gehanteerd:
Het riool in het gebied wordt aangelegd als een gescheiden stelsel. In het plangebied wordt een gescheiden riolering aangelegd. Infiltratie van hemelwater wordt vanwege de aanwezige bodem- en grondwaterverontreinigingen als niet wensbaar beschouwd. Het hemelwater zal direct worden geloosd op de Nieuwe Waterweg. Bij lozing van het hemelwater direct op de Nieuwe Waterweg dient een vergunning aangevraagd te worden bij Rijkswaterstaat.
De locatie De Dijk is in het verleden gebruikt als baggerspecieloswal en is derhalve licht tot sterk verontreinigd met diverse zware metalen, maar ook met minerale olie en bestrijdingsmiddelen. Ook het grondwater is sterk verontreinigd met bestrijdingsmiddelen en er is sprake van een verspreidingsrisico. In het verleden is het gehele gebied gesaneerd door middel van een leeflaag. Verder geldt een nazorgverplichting.
Bepaalde delen van de locatie zijn inmiddels ook bebouwd en in gebruik genomen. In 2013 zijn beschikkingen Wbb (Wet bodembescherming) verleend. Er ligt een integrale leeflaag. De kwalificaties daarvan zijn beschreven in de beschikkingen Wbb. Voor de herziening van het bestemmingsplan, waarbij de bestemming gelijk blijft, is derhalve een bodemonderzoek niet noodzakelijk. De locatie is ingericht met de begraafplaats aan de oostzijde en bedrijfsgebouwen aan de noordzijde. Activiteiten kunnen in de toekomst plaatsvinden op de leeflaag of in de leeflaag (wenselijk is dan een BUS-sanering). Dit is afgestemd met DCMR.
Het aspect bodem staat het vaststellen van dit bestemmingsplan niet in de weg.
Er is een Quickscan flora en fauna uitgevoerd. Zie daarvoor Bijlage 6 bij deze plantoelichting. Hieronder wordt een samenvatting gegeven van deze quickscan.
Het gebied waarbinnen zich wijzigingen voordoen - het bedrijventerrein De Dijk - ligt buiten de begrenzing van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Zie ook afbeelding 9 in paragraaf 1.2.2. De provincie Zuid-Holland hanteert geen externe werking als het gaat om NNN. Het meest nabijgelegen Natura 2000-gebied is met circa 6 kilometer op relatief grote afstand gelegen. Gezien deze afstand en de beperkte aard van de ingreep (een paar kleine aanpassingen aan het vigerend planologisch regime) valt een significant negatief effect niet te verwachten. Op circa 1,2 kilometer afstand ten noordoosten van het bedrijventerrein zijn belangrijke weidevogelgebieden aanwezig. In verband met de relatief kleine planologische wijzigingen (met name een beperkte verruiming van de bebouwingsmogelijkheden) zullen er echter geen negatieve effecten optreden ten aanzien van deze weidevogelgebieden.
Uit gegevens van de zoogdierenverspreidingsatlas blijkt dat de volgende zoogdieren of sporen van deze soorten (o.a. in braakballen) in de periode van 1989 tot 2012 zijn waargenomen in de directe omgeving van het bedrijventerrein : woelrat, rosse woelmuis, veldmuis, noordse woelmuis, muskusrat, dwergmuis, bosmuis, huismuis, haas, konijn, egel, mol, gewone bosspitsmuis, dwergspitsmuis, huisspitsmuis, watervleermuis, rosse vleermuis, gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, laatvlieger, vos, hermelijn, wezel, bunzing en ree.
In de periode 2000-2018 blijkt uit de gegevens van de NDFF en Ravon dat de volgende soorten zijn waargenomen in de directe omgeving van het bedrijventerrein: bastaardkikker, bruine kikker, gewone pad en kleine watersalamander.
Onderstaand volgen de resultaten en eerste conclusies van het uitgevoerde veldbezoek (op 3 juli 2018) in relatie tot het planvoornemen.
Tijdens het veldbezoek zijn binnen het bedrijventerrein geen beschermde plantensoorten aangetroffen.
Uit de bevindingen van het veldbezoek blijkt dat het bedrijventerrein slechts voor een aantal soorten vogels geschikt is als onderdeel van het leefgebied. Tijdens het veldbezoek is een grasmus (Sylvia communis) aangetroffen met voedsel. Ook maakte de grasmus alarmroepjes. Dit wijst op een broedgeval in het riet in de omgeving. Verder is een aantal vogels in de directe omgeving van het bedrijventerrein waargenomen, namelijk verschillende watervogels boven en op het water, zoals een scholekster (Haematopus ostralegus), visdief (Sterna hirundo) en meerdere krakeenden (Anas strepera). In de bomen aan de noordzijde van het bedrijventerrein zijn geen nesten van vogels met een vaste verblijfplaats aangetroffen.
Conclusie: de grasmus is een vogelsoort die geen gebruik maakt van een vaste verblijfplaats. Het nest van deze vogelsoort is enkel beschermd tijdens het broedseizoen (maart tot en met september). Een aantal vogelsoorten zal het bedrijventerrein met name benutten als foerageergebied. Dit vormt echter geen belemmering voor het planvoornemen. Het bedrijventerrein zal geen essentieel foerageergebied zijn voor deze soorten en het gebied kan bovendien als foerageergebied in gebruik blijven.
Tijdens het veldbezoek zijn geen exemplaren of voortplantings- en/of verblijfplaatsen van soorten aangetroffen die zijn beschermd volgens de Habitatrichtlijn of van soorten die niet zijn vrijgesteld door de provincie. Voor minder algemene soorten (nationaal beschermde soorten die niet zijn vrijgesteld in de Wnb), zoals de noordse woelmuis (Microtus oeconomus), is het bedrijventerrein ongeschikt.
In de omgeving van het bedrijventerrein zijn voldoende alternatieven aanwezig in de vorm van bos en weilanden om als foerageergebied te dienen voor algemeen voorkomende soorten. Ook zal het bedrijventerrein beschikbaar blijven als foerageergebied voor grondgebonden zoogdieren.
Conclusie: er zijn geen negatieve effecten te verwachten met betrekking tot deze soortgroep.
Tijdens het veldbezoek zijn geen vaste verblijfplaatsen van vleermuizen aangetroffen. De bebouwing die aanwezig is op het bedrijventerrein, zal blijven bestaan, zodat het verloren gaan van verblijfplaatsen voor gebouw bewonende vleermuizen valt uit te sluiten. In de bomen, aanwezig in het noorden van het bedrijventerrein, zijn geen geschikte holtes of scheuren aanwezig die dienst kunnen doen als vaste verblijfplaats voor vleermuizen. Ook zijn er geen sporen zoals ontlasting of vraatsporen in de vorm van vlindervleugels gevonden.
Conclusie: er zijn geen vaste verblijf- of voortplantingsplaatsen aanwezig binnen het bedrijventerrein.
Mogelijk wordt er door vleermuizen gefoerageerd binnen en in de directe omgeving van het onderzoeksgebied. Foerageergebied is alleen beschermd wanneer dit gebied noodzakelijk is om de functionaliteit van een vaste verblijfplaats te behouden. Indien eventuele bouwwerkzaamheden overdag uitgevoerd worden, is een verstorend effect op foeragerende vleermuizen uit te sluiten. Een negatief effect op vaste vliegroutes is eveneens niet te verwachten. Gezien het vorenstaande zijn er geen negatieve effecten te verwachten met betrekking tot vleermuizen. Een nader onderzoek naar vleermuizen is derhalve niet aan de orde.
Op het bedrijventerrein is geen oppervlaktewater aanwezig. De aanwezigheid van beschermde vissen kan worden uitgesloten.
Conclusie: er komen noch vissen noch beschermde soorten reptielen en amfibieën voor op het bedrijventerrein. De eventuele aanwezigheid van niet beschermde soorten reptielen en amfibieën zoals bijvoorbeeld de gewone pad en bruine kikker vormt geen belemmering voor het planvoornemen.
Beschermde soorten ongewervelden en overige soorten zijn niet waargenomen en ook niet te verwachten binnen het bedrijventerrein.
Voor alle soorten geldt een zorgplicht. Deze zorgplicht houdt in dat de initiatiefnemer passende maatregelen neemt om schade aan deze soorten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om het niet verontrusten of verstoren in de kwetsbare perioden zoals de winterslaap, de voortplantingstijd en de periode van afhankelijkheid van de jongen.
De kwetsbare perioden zijn niet voor alle verschillende soortgroepen gelijk. Als 'veilige' periode voor alle groepen geldt in het algemeen de periode van half oktober tot eind november, de periode waarin de voortplantingstijd achter de rug is en dieren als de egel en amfibieën nog niet in winterslaap zijn. Bovendien zijn de houtduiven uit het laatste legsel dan ook uitgevlogen.
Indien vooraf bekend is dat werkzaamheden moeten worden uitgevoerd binnen de kwetsbare perioden van de betreffende soorten, is het zaak ervoor te zorgen dat het gebied tegen die tijd ongeschikt is als leefgebied voor die soorten. Zo kunnen bijvoorbeeld struiken gedurende het groeiseizoen kort gesnoeid worden, zodat er geen vogels gaan broeden.
Indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden beschermde soorten worden waargenomen dienen maatregelen te worden genomen om schade aan deze individuen zo veel mogelijk te beperken (bijvoorbeeld wegvangen en verplaatsen).
De conclusie van het onderzoeksrapport luidt dat in het rapport omschreven werkwijzen met betrekking tot de zorgplicht in acht moeten worden genomen; in het rapport omschreven werkwijzen met betrekking tot vogels in acht moeten worden genomen; bouwwerkzaamheden overdag moeten worden uitgevoerd om een effect op foeragerende vleermuizen uit te sluiten; geen nader onderzoek naar soorten nodig is; een ontheffing in het kader van de Natuurbeschermingswet niet nodig is; voor algemeen voorkomend soorten een algemene vrijstelling geldt als het om ruimtelijke ingrepen gaat.
Het aspect ecologie staat het vaststellen van onderhavig bestemmingsplan niet in de weg.
Ten behoeve van bestemmingsplan 'Bedrijventerrein De Dijk' heeft archeologisch onderzoek plaatsgevonden.
De conclusies van dat onderzoek zijn nog steeds geldig:
Op basis van de onderzoeksresultaten wordt geconcludeerd dat nader archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is en er geen bezwaar is ten aanzien van de voortgang van de ontwikkelingen in het plangebied De Dijk. Gezien het nooit volledig is uit te sluiten dat tijdens eventueel grondverzet een ‘toevalsvondst’ wordt gedaan, is het wenselijk de uitvoerder van dit grondwerk te wijzen op de plicht om hiervan zo spoedig mogelijk melding te doen bij het bevoegd gezag, de gemeente Maassluis, en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
Het aspect archeologie staat het vaststellen van dit bestemmingsplan niet in de weg.
Gemaal De Zaayer, aan de Vlaardingsedijk, is een rijksmonument, maar alleen het gedeelte dat huisnummer 6 draagt. Het gaat daarbij om: het machinegebouw voor dieselmotoren en pompen, centraal gesitueerd hoofdonderdeel van het boezemgemaalcomplex Mr.Dr.C.P. Zaayer.
Het onderdeel waardering (waardestelling) uit de redengevende omschrijving van de aanwijzing tot rijksmonument luidt:
"Waardering
Uit verschillende bouwvolumes samengesteld machinegebouw met goed bewaard gebleven interieur en mechaniek, gebouwd in Zakelijk-Expressionistische stijl, als centraal gelegen hoofdonderdeel van het boezemgemaalcomplex Mr. Dr. C.P. Zaayer van algemeen belang vanwege typologische- en cultuurhistorische waarde, alsook van belang wegens ensemblewaarde en door zijn markante situering aan de Vlaardingsedijk van beeldbepalende- en landschappelijke waarde."
Voor het nog verder te ontwikkelen bedrijventerrein De Dijk is een relatief globale planvorm gehanteerd. De bestemming 'Bedrijventerrein' is enerzijds flexibel, maar anderzijds zijn wel de belangrijkste aspecten ten aanzien van beeldkwaliteit geborgd. De overige bestemmingen binnen dit deel van het plangebied zijn één op één overgenomen uit het voorgaande bestemmingsplan. Dit geldt tevens voor het deel bestemmingsplan 'Gemaal de Zaayer'. Ook hier zijn de bestemmingen grotendeels één op één overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan. Dit deel van het plan kent een meer gedetailleerde planvorm.
In bestemmingsplan 'De Dijk' is gebruik gemaakt van de landelijke richtlijn Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). Hierin zijn verplichtingen opgenomen ten aanzien van de opbouw en de presentatie van het bestemmingsplan.
Uitgangspunt is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en bestemmingen. Omdat de bestemming 'Bedrijventerrein' een flexibele regeling kent ten behoeve van het nog invullen van de bedrijfspercelen, is het met betrekking tot deze bestemming niet raadzaam geacht om alles in de verbeelding op te nemen. Er is gebruik gemaakt van bijlagen bij de regels om duidelijkheid te verschaffen over de regelingen die gelden voor de zogeheten 'groene wiggen', 'bouwvelden' en 'hoogteaccenten' op het bedrijventerrein. De regels geven duidelijkheid over de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de specifieke gebruiksregels. In de regels zijn daarnaast eventuele afwijkings- en wijzigingsregels opgenomen.
De in het plangebied aanwezige bestemmingen bestaan in de meeste gevallen uit twee vlakken: een bestemmingsvlak en een bouwvlak. Bij een aantal bestemmingen, zoals bijvoorbeeld 'Groen', 'Verkeer' en 'Water' geldt uitsluitend een bestemmingsvlak. De reden hiervoor is gelegen in het feit dat binnen deze bestemmingen geen gebouwen mogen worden gebouwd. Het bestemmingsvlak geeft namelijk aan waar een bepaald gebruik is toegestaan. Het bouwvlak is over het algemeen een gebied dat in de verbeelding is weergegeven en waarvoor in de regels de mogelijkheden om gebouwen en overkappingen te bouwen worden aangegeven.
In de verbeelding komen verschillende aanduidingen voor. Alle aanduidingen die betrekking hebben op afmetingen, percentages en oppervlakten, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn maatvoeringsaanduidingen, waaronder bijvoorbeeld de goot- en bouwhoogte, het maximum bebouwingspercentage en het maximum aantal wooneenheden.
Een aantal functieaanduidingen is gebruikt om de gebruiksmogelijkheden binnen een bestemming of een gedeelte daarvan nader te specificeren. Het kan hierbij gaan om een nadere specificatie van de gebruiksmogelijkheden, een expliciete verruiming daarvan of juist een beperking. Voorbeeld hiervan is de aanduiding 'groen' binnen de bestemming 'Bedrijventerrein'.
Alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvormen van bouwwerken, worden bouwaanduidingen genoemd. In het plangebied zijn bijvoorbeeld bouwaanduidingen opgenomen voor de bouwhoogtes.
Een gebiedsaanduiding is een aanduiding die verwijst naar een gebied waarvoor bij de toepassing van het bestemmingsplan specifieke regels gelden of war nadere afwegingen moeten worden gemaakt. In het plangebied is een gebiedsaanduiding opgenomen voor de veiligheidszone als gevolg van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Nieuwe Waterweg.
In deze paragraaf wordt een toelichting gegeven op de planregels. De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende onderdelen:
Deze worden hieronder toegelicht.
Begrippen (Artikel 1)
De begrippen dien in het bestemmingsplan gebruikt worden zijn in dit artikel gedefinieerd. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.
Wijze van meten (Artikel 2)
Dit artikel maakt duidelijk hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken worden gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.
Het hoofdstuk bestemmingsregels bevat de regels die specifiek gelden voor de bestemmingen in dit plan. Hieronder volgt per bestemming een korte toelichting.
Bedrijf (Artikel 3)
Deze bestemming is opgenomen voor de bedrijfspercelen nabij het gemaal De Zaayer. Binnen de bedrijfsbestemming zijn bedrijven tot en met categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten mogelijk. Bijbehorende functies zoals groen, water en parkeervoorzieningen zijn eveneens binnen deze bestemming toegestaan. Ten aanzien van het bouwen is in de verbeelding een aanduiding voor de maximale goot- en bouwhoogte en de maximaal toelaatbare bebouwingspercentages opgenomen.
Bedrijventerrein (Artikel 4)
De bestemming Bedrijventerrein is opgenomen voor de bedrijfspercelen op het bedrijventerrein De Dijk. Op dit bedrijventerrein zijn een aantal percelen bebouwd. De overige percelen moeten nog worden ingevuld. Dit is mogelijk met bedrijfsactiviteiten tot en met milieucategorie 3.2. Omdat bij de invulling van de percelen een bepaalde beeldkwaliteit (op basis van het beeldkwaliteitsplan) gewenst is, zijn er onder andere regels opgenomen ten aanzien van de bouwhoogten en situering van de voorgevels.
Vanuit het beeldkwaliteitsplan wordt onderscheid gemaakt in verschillende bouwvelden. Tussen deze bouwvelden dienen groene wiggen te worden gerealiseerd. Deze groene wiggen zijn op de verbeelding vastgelegd in de bestemming 'Groen'.
Aan de zijde van de Nieuwe Waterweg moeten hoogteaccenten worden gerealiseerd op de hoekpunten van de bouwvelden.
Groen (Artikel 5)
Ten noorden en ten zuiden van de bedrijfsbestemmingen en maatschappelijke bestemming is een groenbestemming opgenomen. Ter plaatse mogen geen gebouwen worden gebouwd. Wel zijn voet- en fietspaden toegestaan en ontsluitingswegen ten behoeve van de ontsluiting van het bedrijventerrein De Dijk aan de noordzijde. Ook de groene wiggen zijn opgenomen in de bestemming Groen.
Maatschappelijk (Artikel 6)
Ter plaatse van begraafplaats De Dijk (inclusief het gebouw met aula en crematorium) is een maatschappelijke bestemming opgenomen. Binnen deze bestemming zijn de gronden bestemd voor een begraafplaats met bijbehorende gebouwen. Gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd conform de aangegeven maximale goot- en bouwhoogte. Er geldt een bebouwingspercentage van 20%.
Verkeer (Artikel 7)
Daar waar een weg een belangrijke ontsluitende functie heeft, zijn de gronden bestemd als Verkeer. Binnen het plangebied betreft dit de Vlaardingsedijk. Binnen deze bestemming is een aantal daarin passende gebruiksvormen toegestaan, zoals groen, water, nutsvoorzieningen en dergelijke.
Verkeer - Verblijfsgebied (Artikel 8)
Behoudens de wegen die bestemd zijn als Verkeer, zijn de ontsluitingswegen bestemd als Verkeer – Verblijfsgebied. Binnen deze bestemming zijn de gebieden opgenomen gericht op verblijf of afwikkeling van het doorgaande verkeer. Binnen deze bestemming zijn tevens parkeer-, groen en speelvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen.
Water (Artikel 9)
Ter plaatse van de Boonervliet tussen het gemaal en de Nieuwe Waterweg is de bestemming Water opgenomen. De Boonervliet betreft een hoofdwatergang en is om die reden als Water bestemd. In deze bestemming zijn functies ten behoeve van de waterhuishouding, wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater toegestaan. Binnen deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.
Water - Gemaal (Artikel 10)
Het gemaal De Zaayer is bestemd als Water - Gemaal. De gronden zijn bestemd voor waterstaatsdoeleinden (met inbegrip van een gemaal). Voor het bouwen geldt dat in de verbeelding voor het gemaal een bouwvlak is weergegeven. Het gehele bouwvlak mag worden bebouwd, met inachtneming van de maximale goot- en bouwhoogte die door middel van een aanduiding in de verbeelding zijn weergegeven. Voor bouwwerken, geen bouwwerken zijnde, zijn enkele bouwregels opgenomen.
Water - Waterweg (Artikel 11)
De Nieuwe Waterweg heeft een specifieke bestemming Water - Waterweg. In deze bestemming zijn verkeer te water en water ten behoeve van de waterhuishouding de hoofdfuncties. Binnen de bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.
Wonen (Artikel 12)
De woningen bij gemaal De Zaayer zijn bestemd als Wonen. De hiervoor aangewezen gronden zijn bestemd voor grondgebonden woningen en voor aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten. De bij wonen behorende voorzieningen als erven, tuinen en parkeervoorzieningen zijn eveneens binnen de bestemming mogelijk. Gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd. Het bouwvlak is om de bestaande woningen heengetrokken. Verder is een aanduiding opgenomen ten behoeve van de maximale goot- en bouwhoogte. Voor de twee-onder-een-kap woning is aangegeven dat in het bouwvlak twee wooneenheden zijn toegestaan. De bouwregels bevatten verder ook bepalingen omtrent bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. In de bouwregels staan hiervoor diverse (maximale) maten.
Tenslotte is in de specifieke gebruiksregels een aantal voorwaarden opgenomen waaraan aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten moeten voldoen.
Leiding - Riool (Artikel 13)
De gronden met de dubbelbestemming Leiding - Riool zijn bestemd voor een rioolpersleiding en de bescherming van die leiding. Naast deze dubbelbestemmingen zijn ook andere bestemmingen van kracht. Ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken. Nieuwbouw is slechts mogelijk op basis van een door het bevoegd gezag verleende omgevingsvergunning, waarbij wordt getoetst aan het belang van de leiding. Voor het uitvoeren van een aantal werkzaamheden en werken, geen gebouwen zijnde, is een omgevingsvergunningplicht opgenomen. De werken of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar voor zover het leidingbelang niet onevenredig wordt geschaad.
Leiding - Water (Artikel 14)
De gronden met de dubbelbestemming Leiding - Riool zijn bestemd voor de aanleg en instandhouding van een drinkwaterleiding.
Waarde - Archeologie - 6 (Artikel 15)
Voor het hele plangebied geldt een archeologische dubbelbestemming. Op basis van de gemeentelijke verwachtingskaart dienen hier potentiële aanwezige archeologische waarden beschermd te worden. Bij verstoringen van de bodem met een terreinoppervlak van ten minste 200 m2 en die dieper reiken dan 2 meter beneden maaiveld dient een archeologisch rapport te worden opgesteld alvorens met de verstorende activiteit begonnen kan worden. Aan een te verlenen omgevingsvergunning kunnen voorwaarden worden verbonden.
Waterstaat - Waterkering (Artikel 16)
De in het plangebied aanwezige gronden die zijn aangewezen voor waterstaatkundige doeleinden worden beschermd via de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering. Het oprichten van bouwwerken binnen deze bestemmingen is in principe niet toegestaan. Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan verlenen van deze bepaling. Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de beheerder van de waterkering, tenzij aantoonbaar een watervergunning overgelegd kan worden.
In de algemene regels zijn aanvullende regels opgenomen met betrekking tot bouwen. Daarnaast bevat dit hoofdstuk algemene afwijkingsregels, aanduidingsregels, gebruiksregels, wijzigingsregels en overige regels.
In artikel 3.2.1 Bro zijn standaardregels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik. Deze maken onderdeel uit van dit bestemmingsplan. In de slotregel wordt de citeerwijze van de regels van het plan voorgeschreven.
De handhaving van de regelgeving die is opgenomen in dit plan, is de bevoegdheid van burgemeester en wethouders. Het gaat bij de handhaving van het plan met name om de regels inzake het bouwen en het gebruik van gronden en bouwwerken. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) geldt een algemeen verbod om gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met het bestemmingsplan.
Waar regels zijn, moet gehandhaafd worden. Zo ook bij regels op het gebied van de fysieke leefomgeving. Deze regels zijn erop gericht de kwaliteit van de bebouwde en de onbebouwde omgeving te beschermen en waar mogelijk te verbeteren.
Handhaving op dit gebied is de laatste tijd steeds meer in de belangstelling komen te staan. Waar handhaving voorheen een bevoegdheid was waar een bestuursorgaan binnen redelijke grenzen al dan niet gebruik van kon maken, is handhaving inmiddels geworden tot een beginselplicht waarvan slechts deugdelijk gemotiveerd afgeweken kan worden.
Omdat er teveel regels zijn om alles te kunnen handhaven, zal het bestuur onderbouwde keuzes moeten maken. In de uitwerkingsregels van de Wabo, het Besluit omgevingsrecht (Bor), is de plicht voor bestuursorganen om een handhavingsbeleid vast te stellen wettelijk verankerd. In het Bor wordt onder meer gesteld dat het handhavingsbeleid inzicht dient te geven in de prioriteitstelling, in de wijze waarop toezicht wordt uitgevoerd en de manier waarop sancties worden toegepast.
De gemeente Maassluis heeft haar handhavingsbeleid vastgelegd in het Handhavingsbeleidsplan Wabo (30 augustus 2011). In deze nota wordt een integrale visie gegeven op de wijze van handhaven van de gemeente. Daarnaast is er een handhavings-uitvoeringsprogramma vastgesteld. Hierin is de in het beleid aangegeven prioritering nader uitgewerkt.
Het denken in termen van individuele producten is niet meer uitgangspunt voor de inzet van toezicht en handhaving maar de kernbegrippen zijn cluster (of ketengericht) werken. De toezicht en handhavingstaken zijn in dat geval geclusterd naar de wijze waarop de toezicht en handhaving zal worden georganiseerd.
Om te kunnen toezien op de waarborging van een adequate en behoorlijke uitvoering van het beleid en uitvoeringsprogramma is een handhavingsregisseur aangesteld die daarnaast een aantal wettelijke taken op zich zal nemen. Daarnaast is er een duidelijke scheiding tussen de vergunning verlenende en de handhavende taken. De vergunning verlenende en toezichthoudende taken worden uitgevoerd door het team Bouw- en Woningtoezicht van het cluster Inwoners. De handhaving wordt uitgevoerd door de regisseur handhaving Wabo.
Voorliggend bestemmingsplan maakt een bouwplan mogelijk dat voldoet aan de omschrijving van 'bouwplannen' in de zin van de Grondexploitatiewet (hoofdstuk 6 van de Wet ruimtelijke ordening) die wordt gegeven in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Dit betekent dat tegelijkertijd met dit bestemmingsplan een exploitatieplan moet worden vastgesteld, waarmee de gemeente de door haar te maken kosten kan verhalen op de initiatiefnemer. Een exploitatieplan hoeft niet vastgesteld te worden indien verhaal van kosten anderszins is verzekerd (op een andere manier geregeld is) en ook locatie-eisen en het vastleggen van een fasering niet nodig zijn dan wel anderszins zijn verzekerd.
Het plan is een initiatief van de gemeente Maassluis. De gemeente zal de gronden, die volledig in haar eigendom zijn, zelf uitgeven. De kosten worden verhaald via de gronduitgifte. Voor de planontwikkeling is door de gemeente Maassluis een grondexploitatie opgesteld. Deze berekening geeft inzicht in de kosten en opbrengsten met betrekking tot het bouwrijp maken, planontwikkeling, infrastructuur en de opbrengsten uit verkoop van bouwrijpe grond. Alle met het plan samenhangende kosten worden volledig gedekt door de uitgifte van de gronden.
Het verhaal van kosten is hiermee anderszins verzekerd. Aangezien de gronden in gemeentelijk eigendom zijn hoeven er bovendien geen locatie-eisen en/of een fasering te worden vastgelegd. Er is dan ook geen noodzaak tot het vaststellen van een exploitatieplan. De economische uitvoerbaarheid is aangetoond.
Gemeente Maassluis heeft een Inspraakverordening. Op grond daarvan hoeft geen inspraak te worden verleend op het voorontwerp van een bestemmingsplan.
In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro wordt het voorontwerp toegezonden aan de overlegpartners, voor zover deze relevante belangen hebben bij de inhoud van dit bestemmingsplan.
De volgende overlegpartners zijn aangeschreven:
De ontvangen reacties zijn opgenomen in een nota van beantwoording (zie Bijlage 7). Het bestemmingsplan is naar aanleiding van een aantal reacties op onderdelen aangepast.
Het ontwerp van bestemmingsplan 'De Dijk' wordt overeenkomstig artikel 3.8 Wro gedurende zes weken ter inzage gelegd, zodat mensen kennis kunnen nemen van de inhoud ervan en om gelegenheid te bieden tot het indienen van zienswijzen. In deze periode wordt een ieder in de gelegenheid gesteld om
Er zijn geen zienswijzen op het plan ingediend.