Plan: | Heereweg 245-249 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0553.BpHeereweg245-vax1 |
Het plangebied bestaat uit een voormalig bedrijfspand dat gesloopt gaat worden. Hiervoor in de plaats komt een nieuw appartementengebouw. Onderstaand figuur laat de huidige situatie van het plangebied zien.
Figuur 1.1 Huidige situatie Heerenweg 245-249 (Bron: Google Street View)
Het bestaande gebouw wordt gesloopt en hiervoor in de plaats komt een appartementengebouw. Het appartementengebouw komt op een centrale plek in Lisse. Onderstaande afbeeldingen geven een impressie van het nieuw te realiseren appartementengebouw. Bij de uitwerking van het appartementengebouw is rekening gehouden met een passende uitstraling op deze centraal gelegen locatie in het dorp. Het appartementengebouw gaat bestaan uit vier verdiepingen. Op de begane grond komen 4 woningen, op de eerste en tweede verdieping komen eveneens 4 woningen en op de bovenste etage komen nog 3 appartementen. Bij elkaar komen er maximaal 15 woningen in het appartementengebouw. De gemeente heeft ook aangegeven voorkeur te hebben voor het realiseren van meer starterswoningen in Lisse. In het plan worden ten minste 4 startersappartementen gerealiseerd. Daarnaast wordt er naar gestreefd om nogeens 8 extra starterswoningen te realiseren.
Figuur 1.2 Voor- en zijaanzicht appartementengebouw Heereweg (Bron: Van Manen)
Figuur 1.3 Achterzijde appartementengebouw Heereweg (Bron: Van Manen)
In het centrum van Lisse wordt een nieuwe ontwikkeling mogelijk gemaakt. Deze ontwikkeling bestaat uit een nieuw appartementencomplex. In de huidige situatie staat hier een gebouw met een bedrijfsfunctie op de begane grond en hierboven twee appartementen. Het nieuwe appartementencomplex komt aan de Heereweg 245-249 en gaat bestaan uit maximaal 15 appartement, waarvan in ieder geval 4 startersappartementen zullen zijn.
De beoogde ontwikkeling past niet binnen het bestemmingsplan 'Centrum Lisse 2011'. Op de ontwikkellocatie ligt de bestemming 'Gemengd' en 'Verkeer'. Het aantal woningen, zoals toegestaan in het bestemmingsplan, wordt overschreden met de nieuwe ontwikkeling. Verder ligt er op het perceel de bestemming 'waarde - archeologische verwachting 1a'.
Om de ontwikkeling toch mogelijk te maken is een (postzegel)bestemmingsplan voor de ontwikkeling opgesteld. Dit bestemmingsplan maakt de vervangende nieuwbouw mogelijk.
Het plangebied ligt in het centrum van Lisse tegenover de Hervormde kerk, op loopafstand van het gemeentehuis van Lisse, Museum De Zwarte Tulp en Basisschool De Akker. In de buurt zijn ook genoeg voorzieningen te vinden, zoals winkels en diverse restaurants en horecagelegenheden. Onderstaande afbeelding geeft het plangebied weer in het centrum van Lisse.
Figuur 2.1 plangebied Heerenstraat 245-249 (Bron: Google Maps)
Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan 'Centrum Lisse 2011' dat op 29 november 2012 is vastgesteld en op 7 augustus 2013 onherroepelijk geworden. Binnen het plangebied geldt de enkelbestemming 'gemengd'. Tevens ligt de dubbelbestemming 'waarde - archeologische verwachting 1a' op het plangebied. De beoogde ontwikkeling van het appartementengebouw past niet binnen het bestemmingsplan aangezien het maximum aantal bestaande woningen wordt overschreden.
Figuur 2.2 Het vigerende bestemmingsplan 'Centrum Lisse 2011' (Bron: Ruimtelijkeplannen.nl)
De toelichting is als volgt opgebouwd:
Door de verschillende overheden is beleid geformuleerd ten aanzien van ruimtelijke aangelegenheden. In dit hoofdstuk is uiteengezet of de beoogde ontwikkeling in overeenstemming is met het ruimtelijk beleid.
De Nationale Omgevingsvisie, kortweg NOVI, (vastgesteld 11 september 2020) loopt vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet en vervangt op Rijksniveau de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Uitgangspunt in de nieuwe aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. Zo kunnen we in gebieden komen tot betere, meer geïntegreerde keuzes. Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie van het Rijk in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Dit komt samen in vier prioriteiten:
Toetsing
De beoogde ontwikkeling is niet in strijd met de NOVI, die gekenmerkt wordt door een hoog abstractie en schaalniveau.
Beleidskader
Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. Voortaan moeten gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen, wijzigingsplannen of uitwerkingsplannen rekening houden met het Barro. Doel van het Barro is bepaalde onderwerpen van nationaal belang uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte te verwezenlijken. De volgende onderwerpen worden in het Barro genoemd: Rijksvaarwegen, Project Mainportontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en waddengebied, Defensie, Ecologische hoofdstructuur, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, Primaire waterkeringen buiten het kustfundament en IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte).
Op grond van het bepaalde in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is voor een nieuwe stedelijke ontwikkeling vereist dat wordt onderbouwd of en in hoeverre er sprake is van 'duurzaam ruimtegebruik'. Om dit duurzaam ruimtegebruik te garanderen moet de 'ladder voor duurzame verstedelijking' (zoals omschreven in artikel 3.1.6 lid 2 Bro) worden doorlopen:
“De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien."
Het doel dat hiermee wordt beoogd is het stimuleren van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik en het bewerkstelligen van een goede ruimtelijke ordening, onder meer door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden, het bevorderen van vraaggerichte programmering en het voorkomen van overprogrammering. Met de ladder wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke besluiten nagestreefd. Een nieuwe stedelijke ontwikkeling moet daarom altijd worden afgewogen en gemotiveerd. Daarbij moet een beschrijving worden gegeven van de behoefte aan de betreffende ontwikkeling. Indien de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied mogelijk wordt gemaakt, dient te worden gemotiveerd waarom de ontwikkeling niet binnen bestaand stedelijk gebied wordt voorzien.
Wat onder 'stedelijke ontwikkeling' en 'bestaand stedelijk gebied' wordt verstaan is in het Bro opgenomen en verder uitgekristalliseerd in jurisprudentie. Een stedelijke ontwikkeling is volgens het Bro 'een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'. Onder 'bestaand stedelijk gebied' verstaat het Bro een 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'.
Toetsing
Uit de informatie van Kenniscentrum InfoMil en uit jurisprudentie blijkt dat er sprake is van een stedelijke ontwikkeling bij woningbouwlocaties vanaf twaalf woningen, of bij ontwikkeling van een terrein met een ruimtebeslag van meer dan 500 m2 of een gebouw met een bruto-vloeroppervlakte groter dan 500 m2.
De beoogde ontwikkeling bestaat uit maximaal 15 appartementen in een nieuw gebouw. Voor deze ontwikkeling moet een ladderonderbouwing geschreven worden om aan te tonen dat er behoefte is aan deze ontwikkeling.
Ladderonderbouwing
In de Omgevingsverordening Zuid-Holland is, conform het Bro, de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen als verplicht te doorlopen 'stappenschema' ter onderbouwing van stedelijke ontwikkelingen. De conclusies van de laddertoets zijn als volgt:
Conclusie
Deze locatie gelegen aan 't Vierkant voldoet aan de principes van de Ladder voor Duurzame verstedelijking.
Beleidskader
De provincie voorziet op regionaal niveau, samen met gemeenten, marktpartijen en woningbouw- corporaties, in voldoende en passende woningen voor de verschillende doelgroepen, waaronder de doelgroepen van het huurbeleid. Hierbij gaat de voorkeur uit naar nieuwe woningbouw binnen bestaand stads- en dorpsgebied en georiënteerd op hoogwaardig openbaar vervoer. De provincie is terughoudend over het toevoegen van nieuwe woningbouwlocaties buiten bestaand stads- en dorpsgebied en vraagt om de bodemdalingsgevoeligheid van een gebied expliciet mee te wegen.
De provincie heeft de ambitie om alle woningen in Zuid-Holland in 2035 CO2-neutraal en vóór 2050 klimaatrobuust ingericht en ingepast te laten zijn. Nieuwe woningen dragen bij aan een aantrekkelijke woon- en leefomgeving in Zuid-Holland. Daarnaast zijn nieuwe woningen gasloos of energieneutraal of leveren zelfs energie en zijn toegerust op de gevolgen van klimaatverandering (extreme regenval, perioden van droogte en hittestress) en bodemdaling. Gemeenten maken in samenspraak met de provincie regionale woonvisies en regionale woningbouwprogramma's waarin bovengenoemde doelstellingen zijn uitgewerkt.
Toetsing
De beoogde ontwikkeling voorziet in het realiseren van maximaal 15 nieuwe appartementen in het centrum van het Lisse. De ontwikkeling is niet in strijd met het beleid van de provincie.
Beleidskader
In de toekomstvisie Lisse 2030 geeft de gemeente een richting aan de ontwikkeling van Lisse tot 2030. Deze richting is bepaald aan de hand van trends en ontwikkelingen op verschillende gebieden. De visie die hieruit voortkomt is gefundeerd op een viertal bouwstenen: 'Duurzaamheid', 'Wonen en leefbaarheid', 'Zorg en welzijn' en 'Leren, werken en ondernemen'. De toekomstvisie is vastgesteld op 30 november 2017.
Duurzaamheid
Duurzaam Lisse draagt bij aan een kwalitatieve en ontspannen woonomgeving, gericht op de toekomst. Veel groen in het dorp met projecten als Steenbreek (stenen er-uit, planten erin) en ruimte voor innovatieve ideeën. Maar ook alternatieve bronnen van energie, als zonne-energie verdienen de aandacht.
Wonen en leefbaarheid
Er is meer woonruimte nodig voor jongeren en ouderen. Nieuwe woonvormen als bijvoorbeeld generatiewoningen en tiny houses kunnen daarbij mogelijk worden. Vanuit Lisse zijn Amsterdam, Haarlem, Leiden en de Haarlemmermeer goed bereikbaar. Er is aandacht voor de (elektrische) auto, het openbaar vervoer en de (elektrische) fiets, met bijvoorbeeld brede fietspaden en voorzieningen. Een terugkerende wens uit het participatietraject is een park in het centrum van Lisse, waar inwoners elkaar kunnen ontmoeten. Dit is een van de plannen die Lisse verder wil uitwerken.
Zorg en welzijn
Het is de ambitie Lisse meer en beter in te richten op ontmoeting. Het inrichten van de leefomgeving en het groen op ontmoeting kan betekenen: meer groene 'ommetjes', uitnodigende zit-, speel-, beweeg- en praatgelegenheden. Er is ruimte voor initiatieven van inwoners en buurten, gericht op het ontmoeten van jong en oud.
Leren, werken en ondernemen
Grenzen tussen werk, zorgen en leren vervagen. Technologische ontwikkelingen waardoor werk minder plaats- en tijdgebonden wordt, spelen hierin een belangrijke rol.
Toetsing
De ontwikkeling voldoet aan de Toekomstvisie Lisse 2030. De ontwikkeling betreft het toevoegen van appartementen, onder andere voor starters.
Beleidskader
De Structuurvisie is een ruimtelijke vertaling van de Toekomstvisie. Centraal in deze visie staat het behoud en ontwikkeling van de Noordelijke Bollenstreek in ruimtelijke, sociale en economische zin.
Lisse is echter niet alleen onderdeel van de Bollenstreek, maar ook een zelfbewuste, zelfstandige gemeente met uiteenlopende kwaliteiten. In 2020 wil Lisse dan ook niet alleen goed functioneren binnen de Bollenstreek, maar vooral ook een aantrekkelijke plek zijn om te wonen, werken en recreëren. De toekomstvisie heeft hiervoor de handvatten gegeven die concreet zijn uitgewerkt in de Structuurvisie.
Om een economisch duurzame basis te kunnen blijven bieden en door het maken van duidelijke keuzes op het gebied van ruimtelijke ordening is het mogelijk de regio te versterken en tevens het open landschap te behouden. Lisse heeft zich met de omringende gemeenten verenigd in Holland Rijnland. Hierdoor kan Lisse haar stem nog beter laten horen op regionaal en nationaal niveau. Binnen Holland Rijnland werken de betrokken gemeenten gezamenlijk aan ontwikkelingen op het gebied van wonen, werken, natuur en landschap, verkeer en vervoer, samenleving en welzijn.
Op een lager schaalniveau is Lisse in 2005 met de gemeenten Hillegom en Noordwijkerhout een samenwerkingsverband aangegaan. Doel is de economische, ruimtelijke en maatschappelijke kracht van de Noordelijke Bollenstreek in samenhang te versterken en te ontwikkelen met aandacht voor zowel het bollencomplex als het open, cultuurhistorisch waardevolle landschap.
Bevolkingssamenstelling
Geconstateerd wordt dat in Lisse de komende jaren een verdere vergrijzing op treedt. Niet alleen de groep 65 jaar en ouder, maar ook de groep 55 tot 65 jaar groeit volgens de groeiprognose zoals uitgevoerd voor de gehele Noordelijke Bollenstreek (Companen, 2007).
Huishoudenontwikkeling
Ondanks de hiervoor genoemde stabilisering van de jongere leeftijdsgroepen zal het aantal huishoudens in deze leeftijdsgroepen in 2020 zijn toegenomen (zowel alleenstaande als tweepersoonshuishoudens). In overeenstemming met de groeicijfers van de leeftijdsgroep 55 jaar en ouder zal het aantal huishoudens in die leeftijdsgroep ook toenemen.
Woningbouw
Uit de 'Gebiedsuitwerking Haarlemmermeer-Bollenstreek', welke is doorvertaald in andere visies, volgt dat in de hele regio ruimte is voor in totaal 24.600 woningen, waarvan 12.900 buiten en 11.700 binnen stedelijk gebied. In de Bollenstreek betreft het vooral woningen binnen het stedelijk gebied (6.700 in totaal, waarvan 4.000 reeds opgenomen in bestaande plannen voor braakliggende dan wel her te bestemmen terreinen).
In het 'Woonprogramma 2020-2024: Evenwicht op de woningmarkt' is al vastgelegd dat Lisse een woningbehoefte heeft van 810 extra woningen tot 2030. In het woonprogramma staan een aantal ambities geformuleerd waaraan deze woningen moeten voldoen:
De concrete opgave in cijfers is:
Toetsing
De ontwikkeling betreft het realiseren van maximaal 15 appartementen, waaronder in elk geval 4 startersappartementen. In Lisse wordt een toename voorzien binnen de jonge leeftijdsgroep van één- en tweepersoonshuishoudens. Verder noemt het woonprogramma enkele concrete opgaven. De ontwikkeling sluit aan bij de opgaven die geformuleerd zijn voor Lisse.
Op 27 oktober 2016 heeft de raad van Lisse een aantal ambities vastgesteld op het gebied van duurzaamheid. Deze zijn uitgewerkt in het Richtinggevend Plan 2040.
De missie luidt dat Lisse toekomstbestendig wil worden door niet langer bij te dragen aan de opwarming van de aarde; we maken verantwoord gebruik van beschikbare hulpbronnen; we koesteren onze natuur en het milieu; we zorgen voor een maatschappij voor iedereen.
De visie luidt: duurzaamheid is een maatschappelijke missie van en voor iedereen. De gemeente heeft beperkte invloed en middelen ter beschikking om veranderingen te bewerkstelligen. De gemeente zet de eigen mogelijkheden met inspiratie, effectief en efficiënt in om Lisse duurzaam te helpen maken.
De strategie die de gemeente hanteert om bovenstaande te bereiken bestaat uit de volgende aspecten:
Hierbij gelden de ambities dat Lisse energieneutraal is in 2040; in 2025 al het maatschappelijk vastgoed energiezuinig is (Label A+) en tenminste 3 objecten (waaronder in ieder geval het gemeentehuis) energieneutraal (NoM). Voorts zijn in 2030 de mobiliteit gerelateerde CO2-emissies 25% lager dan in 1990 en heeft Lisse een circulaire economie in 2040. Gasloze wijken/ woningen is één van de maatregelen die genoemd worden om de ambities te kunnen halen. Het verwarmen van gebouwen door uit het afvalwater in een rioolstelsel energie terug te winnen door warmtewisselaars is een andere.
Toetsing
De woningen worden gasloos gebouwd en Bijna Energie Neutraal (BENG) en er wordt voldaan aan de eisen die het Bouwbesluit stelt op het gebied van duurzaamheid (EPC, isolatie en dergelijke). Het plan is daarmee overeenkomstig met de duurzaamheidsambities van gemeente Lisse.
In deze nota worden welstandscriteria gesteld aan gebouwen en aan de omgeving om de beeldkwaliteit van gebouwen en straten te beheren en te verbeteren. De nota is opgebouwd uit algemene- en gebiedsgerichte welstandscriteria. Bij verbouw en nieuwbouw dient tevens te worden getoetst aan de specifieke criteria op gebiedsniveau uit de Welstandsnota. De algemene welstandscriteria zijn gericht op het realiseren van een evenwichtige relatie tussen vorm, gebruik en constructie, alsmede gelet op de omgeving en de sociaal-culturele context. Verder wordt gekeken naar materiaal, textuur, kleur en licht; deze aspecten ondersteunen het karakter van het bouwwerk zelf en de ruimtelijke samenhang met de omgeving.
Een deel van het grondgebied van de gemeente Lisse is welstandsvrij. Althans, als het gaat om bestaande bouw en verbouw. Voor nieuwbouw blijft in principe welstand van kracht.
Onderzoek
Het plangebied valt onder welstandsgebied 2 Lint Heereweg. Dit bebouwingslint bestaat uit met aan weerszijden overwegend kleinschalige en afwisselende bebouwing in wisselende dichtheden.
De waarde van de Heereweg ligt vooral in het afwisselende beeld van de gegroeide structuur met gevarieerde bebouwing aan overwegend stenige straten. Diverse panden aan de Heereweg zijn cultuurhistorisch gezien van waarde en een deel hiervan is aangemerkt als monument.
Het lint aan de Heereweg heeft een 'bijzonder' welstandsniveau. Het beleid is gericht op het beheer en behoud van het aanwezige historische karakter gevarieerde lintbebouwing in een samenhangende structuur. Het gebied heeft een dorps karakter, waarin variatie zonder verrommeling uitgangspunt is. Het straatbeeld is opgebouwd uit kleinschalige bebouwing in verspringende rooilijn, grotere (bedrijfs)bebouwing staat in de regel op achterterreinen.
Bij een nieuwe ontwikkeling gelden een aantal welstandscriteria. Voor deze ontwikkeling zijn de welstandscriteria Lint Heerweg van toepassing. De volgende criteria gelden:
Architectonische uitwerking
Materiaal en Kleur
Toetsing
De ontwikkeling aan de Heereweg moet worden getoetst aan de welstandscriteria. De ontwikkeling moet worden voorgelegd aan de welstandscommissie voor goedkeuring.
Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van het project is naar verschillende ruimtelijk relevante (onderzoeks)aspecten gekeken. In voorliggend hoofdstuk worden de resultaten hiervan beschreven.
Toetsingskader
Op het gebied van verkeer en vervoer bestaat geen specifieke wetgeving die relevant is voor de voorgenomen activiteit. Wel dient in het kader van het ruimtelijk plan dat de activiteit mogelijk maakt, te worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt onder meer in dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn en de eventuele verkeerstoename niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling.
Voor de beoogde woningen wordt de parkeerbehoefte en verkeersgeneratie berekend op basis van:
Voor het te hanteren kencijfer voor de kern Lisse wordt uitgegaan van een stedelijkheidsgraad van “matig stedelijk, rest bebouwde kom”. In de beleidsregel wordt aangegeven dat op basis van het autobezit en autogebruik in de gemeente Lisse er voor gekozen wordt om als uitgangspunt het gemiddelde kencijfer te hanteren. Voor de beoordeling van de verkeersafwikkeling en verkeersveiligheid wordt getoetst aan de wegencategorisering en de daarin bepaalde grenswaarde voor de verkeersintensiteit per wegcategorie.
Verkeersstructuur
Gemotoriseerd verkeer
Het plangebied ligt aan de Heereweg en wordt ontsloten via deze weg. In zuidelijke richting wordt het gebied ontsloten via de Heereweg richting de N208. De Heereweg is ingericht als erftoegangsweg en heeft een maximum toegestane snelheid van 30 km/u. De ontsluitende wegen richting het plangebied hebben voor het grootste deel een maximumsnelheid van 50 km/u.
De Heereweg richting het noorden gaat na circa 50 m over in een woonerf. Deze weg is niet ingericht om veel verkeer af te wikkelen. Figuur 4.1 toont de projectlocatie en verkeersontsluiting.
Openbaar vervoer
Het plangebied is ook te bereiken met het openbaar vervoer. De dichtstbijzijnde bushalte ligt aan de Ruishornlaan (halte Lisse centrum), binnen loopafstand (circa 500 meter). Aan de halte Lisse centrum halteren meerdere bussen van en naar Haarlem, Schiphol Airport en Roelofarendsveen.
Langzaam verkeer
Op de omliggende erftoegangswegen rond het plangebied deelt het fietsverkeer de rijbaan met het gemotoriseerd verkeer. Tevens zijn deze wegen voorzien van trottoirs voor voetgangers. De omliggende ontsluitende wegen hebben naast een aparte voetgangersvoorziening ook een aparte fietsvoorziening in de vorm van een vrijliggend fietspad of fietssuggestiestroken op de rijbaan.
Figuur 4.1 Locatie plangebied en verkeersontsluiting
Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling
In de huidige situatie heeft dit complex een 'gemengde' functie, met een bedrijfsfunctie op de begane grond en hierboven twee appartementen die verkeer genereren. In de toekomstige situatie komen hier maximaal 15 appartementen. Deze ontwikkeling leidt mogelijk tot een verkeerstoename.
De verkeersgeneratie van het plangebied is berekend voor de huidige- en de toekomstige situatie. Voor het bepalen van de verkeersgeneratie zijn berekeningen uitgevoerd op basis van de gemiddelde kengetallen van het CROW (Toekomstbestendig parkeren, publicatie 381), hierbij zijn de kenmerken 'matig stedelijk' en 'centrum' gehanteerd.
Om van een weekdaggemiddelde om te kunnen rekenen naar werkdaggemiddelde worden de onderstaande omrekenfactoren gehanteerd, afkomstig uit CROW richtlijn 272:
Huidige situatie
Hieronder in tabel 4.1 is de verkeersgeneratie berekend voor de huidige bestemming. Aangezien de gemeente Lisse voor de functie 'atelier' geen aparte parkeernorm heeft, is deze hier gecategoriseerd als 'bedrijfsverzamelgebouw'. Deze functie wordt door meerdere gemeente gegeven aan een atelier.
Tabel 4.1 Verkeersgeneratie huidige situatie
Functietype | Aantal / bvo | Mvt/hoeveelheid (gemiddeld) | Verkeersgeneratie (weekdag gemiddelde) | Verkeersgeneratie (werkdag gemiddelde) |
Bedrijfsverzamelgebouw, centrum | 413,5 m² | 5,3 per 100 m² bvo | 22 mvt/etmaal | 29 mvt/werkdag |
Huur, appartement, duur | 2 stuks | 5,1 per appartement | 11 mvt/etmaal | 12 mvt/werkdag |
Verkeersgeneratie totaal | 33 mvt/etmaal | 41 mvt/werkdag |
De verkeersgeneratie van de huidige bestemming bedraagt rond de 41 mvt/etmaal op een gemiddelde werkdag. De verkeersafwikkeling wordt beoordeeld voor het drukste uur van de dag, waarin doorgaans maximaal 10% van de etmaalwaarde wordt afgewikkeld. Op het drukste uur zullen dit rond de 4 mvt/drukste uur zijn.
Toekomstige situatie
Hieronder is in tabel 4.2 de verkeersgeneratie berekend voor de nieuwe bestemming.
Tabel 4.2 Verkeersgeneratie toekomstige situatie
Functietype | Aantal/bvo | Mvt/hoeveelheid (gemiddeld) | Verkeersgeneratie (weekdag, gemiddelde) | Verkeersgeneratie (werkdag gemiddelde) |
Huur ,etage, duur | 4 stuks | 4,1 per appartement | 16,4 mvt/etmaal | 18,2 mvt/werkdag |
Huur, etage, midden/goedkoop | 11 stuks | 2,2 per appartement | 24,2 mvt/etmaal | 26,9 mvt/werkdag |
Totaal | 41 mvt/etmaal | 46 mvt/werkdag |
De verkeersgeneratie van de nieuwe bestemming bedraagt rond de 46 mvt/etmaal op een gemiddelde werkdag. De verkeerstoename op een gemiddelde werkdag is 5 mvt/etmaal.
Verkeersafwikkeling en verkeersveiligheid
Ten opzicht van de huidige situatie is er op een gemiddelde werkdag een verkeerstoename van ongeveer 5 mvt/etmaal. De verkeersafwikkeling wordt beoordeeld voor het drukste uur van de dag, waarin doorgaans maximaal 10% van de etmaalwaarde wordt afgewikkeld. Op het drukste uur is de verkeerstoename ongeveer 0,5 mvt. Deze beperkte toename kan naar verwachting binnen de huidige infrastructuur opgevangen worden en heeft dan ook geen negatieve gevolgen voor de verkeersafwikkeling en de verkeersveiligheid.
Parkeren
De parkeerbehoefte is bepaald aan de hand van de parkeernomen die zijn genoemd in de Beleidsregel parkeernormen Lisse 2019. De locatie is gelegen in het gebied 'centrum'.
Huidige situatie
Hieronder is in tabel 3 de normatieve parkeerbehoefte berekend voor de huidige bestemming. In de afgelopen jaren was er een atelier op de begane grond gevestigd (Plan 4). De gemeente Lisse heeft voor deze functie geen aparte parkeernorm. Atelier is hier gecategoriseerd als 'bedrijfsverzamelgebouw', deze functie wordt door meerdere gemeente gegeven aan een atelier.
Tabel 4.3 Normatieve parkeerbehoefte huidige situatie
Categorie | Aantal / bvo | Parkeerkencijfer | Parkeerbehoefte (normatief) | |
Bedrijfsverzamel-gebouw, centrum | 413,5 m² | 1,2 | 5 | |
Huur, etage, duur, centrum | 2 | Bewoners | 1,1 | 2,2 |
Bezoekers | 0,3 | 0,6 | ||
Totaal | 7,8 |
De totale normatieve parkeerbehoefte in de huidige situatie bedraagt 8 parkeerplaatsen.
Toekomstige situatie
Hieronder is in tabel 4.4 de normatieve parkeerbehoefte berekend voor de nieuwe bestemming.
Tabel 4.4 Normatieve parkeerbehoefte toekomstige situatie
Functietype | Aantal | Parkeerkencijfer | Parkeerbehoefte (normatief) | |
Huur, etage, duur | 4 | Bewoners | 1,3 | 5,2 |
Huur, etage, midden/goedkoop | 11 | Bewoners | 1 | 11 |
15 | Bezoekers | 0,3 | 4,5 | |
Totaal | 20,7 |
De totale normatieve parkeerbehoefte bedraagt 21 parkeerplaatsen. De parkeerplaatsen worden echter niet allemaal op hetzelfde moment gebruikt (bewoners en bezoekers). Wanneer de aanwezigheidspercentages uit het gemeentelijk parkeerbeleid worden toegepast op de berekende parkeerbehoefte, blijkt voor de toekomstige situatie een werkdag in de avond maatgevend te zijn.
Maatgevende parkeerbehoefte huidige en toekomstige situatie
De parkeerplaatsen worden niet allemaal op hetzelfde moment gebruikt. In onderstaande tabellen (4.5 en 4.6) wordt de maatgevende parkeerbehoefte berekend voor de huidige en de toekomstige situatie op het drukste moment. In de huidige situatie is dat een werkdag overdag en de toekomstige situatie is dat een werkdag in de avond.
Huidige situatie
Tabel 4.5 toont op basis van de aanwezigheidspercentages dat op het maatgevende moment de parkeerbehoefte 6 parkeerplaatsen is (naar boven afgerond).
Tabel 4.5 Maatgevende parkeerbehoefte huidige situatie
Huidige situatie | ||||
Functietype | Parkeerbehoefte (normatief) | Maatgevend (werkdag, middag) | Maatgevend (werkdag, avond) | |
Bedrijfsverzamel-gebouw, centrum | 5 | 100% | 5 | |
Huur, etage, duur, centrum | Bewoners | 2,2 | 50% | 1,1 |
Bezoekers | 0,6 | 20% | 0,12 | |
Totaal | 7,8 | (5,22 =) 6 |
Toekomstige situatie
Tabel 4.6 toont op basis van de aanwezigheidspercentages dat op het maatgevende moment de parkeerbehoefte 19 parkeerplaatsen is. Hiervan zijn er 14,6 nodig voor bewoners en 3,6 voor bezoekers.
Tabel 4.6 Maatgevende parkeerbehoefte toekomstige situatie
Toekomstige situatie | ||||
Functietype | Parkeerbehoefte (normatief) | Maatgevend (werkdag, avond) | Maatgevend (werkdag, avond) | |
Huur, etage, duur | Bewoners | 5,2 | 90% | 4,7 |
Huur, etage, midden/goedkoop | Bewoners | 11,0 | 90% | 9,9 |
Bezoekers | 4,5 | 80% | 3,6 | |
20,7 | (18,2 =) 19 |
Huidige situatie
Tabel 4.5 toont op basis van de aanwezigheidspercentages dat op het maatgevende moment de parkeerbehoefte 6 parkeerplaatsen is.
De conclusie is dat voor de beoogde ontwikkeling op basis van de berekende parkeerbehoefte (19 - 6 =) 13 parkeerplaatsen benodigd zijn.
Parkeeraanbod
Uit de berekeningen blijkt dat de parkeerbehoefte in de toekomstige situatie met 13 parkeerplaatsen toeneemt. Er zijn 10 parkeerplaatsen van het achtergelegen parkeerterrein aangekocht door de ontwikkelaar om deze bij het plangebied te betrekken. Daarnaast worden er nog twee parkeerplaatsen gerealiseerd op eigen terrein aan de zijkant, bij de hoofdentree van het appartementencomplex. Hiermee wordt voorzien in 12 parkeerplaatsen die gebruikt kunnen worden door de bewoners en bezoekers van het appartementencomplex.
In de omgeving grenzend aan het plangebied zijn daarnaast nog ca. 70 parkeerplekken aanwezig. In 2021 heeft de gemeente een telling verricht om de parkeerdruk in de omgeving (en dan in het bijzonder op het plein achter het plangebied) vast te stellen. De laatste telling liet een maximale parkeerdruk van 34% zien. Dit betekent dat er ruim voldoende parkeerplekken overblijven om in de totale parkeerbehoefte te voorzien.
Conclusie
Het plangebied is goed bereikbaar voor het gemotoriseerd verkeer en het langzaam verkeer. Ook per openbaar vervoer is de locatie te bereiken. De verkeersgeneratie neemt op een gemiddelde werkdag met ongeveer 15 mvt/etmaal toe. Op het drukste uur is de verkeerstoename ongeveer 1,5 mvt. Deze beperkte toename kan naar verwachting binnen de huidige infrastructuur opgevangen worden en heeft dan ook geen negatieve gevolgen voor de verkeersafwikkeling en de verkeersveiligheid. De parkeerbehoefte in de toekomstige situatie is 13 parkeerplaatsen hoger in vergelijking met de huidige situatie. Binnen het plangebied zijn 12 van de benodigde parkeerplaatsen opgenomen. Deze parkeerplaatsen kunnen gebruikt worden door bewoners en bezoekers van het appartementencomplex. Daarnaast zijn in de openbare ruimte voldoende parkeerplaatsen aanwezig om de resterende parkeervraag op te kunnen vangen waardoor gesteld kan worden dat voldaan wordt aan de parkeerbehoefte.
Geconcludeerd wordt dat de extra verkeergeneratie en de parkeerbehoefte deze ontwikkeling niet in de weg staan.
Toetsingskader
Langs alle wegen - met uitzondering van de 30 km/u-wegen - bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidshinder vanwege de weg aan bepaalde wettelijke normen dient te voldoen. De breedte van een geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de stedelijke of buitenstedelijke ligging. Naast de toetsing aan de Wet geluidhinder dient vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening ook het geluid van overige wegen beoordeeld te worden.
Onderzoek
Er is een onderzoek uitgevoerd naar wegverkeerslawaai en het geluid vanwege parkeerplaatsen (zie bijlage 1 Akoestisch onderzoek). Het akoestisch onderzoek dateert van 1 april 2021 en is gebaseerd op een eerdere versie van het plan, dat gering is gewijzigd. De gevels liggen iets dichter bij de Heereweg en het parkeerterrein. Voor de conclusies uit het akoestisch onderzoek heeft dit geen gevolgen; in de afronding kan dit een effect van 1 dB hebben, maar het resultaat bijft in de geluidklasse redelijk/matig. De berekende geluidbelastingen vanwege gezoneerde wegen zijn dermate laag dat er geen hogere waarden nodig zijn. Conclusie is dat het akoestisch onderzoek nog toereikend is voor het plan volgens paragraaf 1.2.
Wet geluidhinder (Wgh)
Uit het onderzoek wegverkeerslawaai blijkt dat ten gevolge van de beschouwde zoneringsplichtige wegen, de Heereweg, Lindelaan, Westerdreef en Bondstraat, de voorkeursgrenswaarde van 48 dB door het geluid van het wegverkeer niet wordt overschreden. Hiermee wordt voldaan aan de Wgh. Er hoeven geen hogere waarden vastgesteld te worden om het plan mogelijk te maken.
30 km/uur zone
Voor de overige wegen in de omgeving van de planlocatie, inclusief de Heereweg ter plaatse van de planlocatie, geldt een maximum snelheid van 30 km/uur. Daarom hoeven deze wegen niet getoetst te worden aan de Wgh. Uit het geluidrapport blijkt dat van deze wegen alleen de Heereweg relevant is. Vanwege het verkeer dat gebruik maakt van de Heereweg naar de winkels is de geluidsbelasting van de noordwestgevel 54-55 dB (zonder aftrek). De akoestische kwaliteit van de leefomgeving kan bij deze geluidsbelasting beschreven worden als redelijk/matig.
Het treffen van bronmaatregelen is niet mogelijk. Om ook voor de balkons een aanvaardbare woon- en leefkwaliteit te bereiken zal het plafond (aan de onderzijde van bovengelegen balkons) van een deel van de appartementen die aan de geluidsbelaste gevel zijn gesitueerd, geluidabsorberend materiaal worden aangebracht waarmee de geluidbelasting op deze balkons wordt gereduceerd. Dit voorkomt verhoging van het geluid door reflectie. Deze maatregel leidt ook tot een verlaging van de achtergelegen gevels van de woning en is daarom ook gunstig indien gebruik wordt gemaakt van ventilatieroosters boven in de gevel. Het aanbrengen van geluidabsorberend materiaal leidt tot een verbetering van de woon- en leefkwaliteit voor de toekomstige bewoners. Deze aanvullende voorwaarde is in de regels vastgelegd.
Parkeerplaatsen
Het geluid van het rijden van personenwagens van en naar de parkeerplaatsen is niet hoger dan 45 dB. Bij een dergelijke geluidbelasting is er geen aanleiding om aanvullende maatregelen te treffen.
Voor het volledige onderzoek wordt verwezen naar bijlage 1 Akoestisch Onderzoek.
Conclusie
Het plan voldoet aan de voorkeursgrenswaarde op basis van de Wet geluidhinder. Er zijn geen aanvullende eisen vanuit de Wet geluidhinder. De geluidsbelasting van de westgevel komt uit op 54-55 dB en is daarmee redelijk/matig. Ten behoeve van de buitenruimte voor de appartementen op de begane grond en 1e verdieping wordt geadviseerd om het plafond/vloer van het bovenliggende balkon te voorzien van een geluidsabsorberend materiaal. Deze maatregel is in de regels vastgelegd. Verdergaande ontvangermaatregelen zijn vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening niet nodig.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
Om in het bestemmingsplan de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit bestemmingsplan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Bij een gemengd gebied kunnen de richtafstanden met één afstandsstap worden verlaagd. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.
Onderzoek
In de beoogde situatie worden maximaal 15 woningen gerealiseerd. Hiermee wordt een milieugevoelige functie opgericht en moet worden getoetst aan de richtafstanden zoals vermeld in de VNG-brochure. In de omgeving van het plangebied zijn er voornamelijk gemengde en maatschappelijke functies bestemd, waardoor de omgeving getypeerd kan worden als 'gemengd gebied'.
Ten oosten en ten zuiden van het plangebied bevinden zich scholen. Volgens de VNG-brochure valt een school in milieucategorie 2 met een richtafstand van 10 meter in gemengd gebied. De afstand tot de oostelijke gelegen school bedraagt minimaal 20 meter, de zuidelijke gelegen school bevindt zich op een afstand van minimaal 13 meter. Er wordt aan de richtafstanden voldaan.
Ten oosten bevindt zich een horecabestemming waar horeca tot en met horecacategorie 3 mogelijk is. Onder deze categorie vallen 'zware horeca' zoals een discotheek en nachtclub. Volgens de VNG-brochure hoort bij deze functies milieucategorie 2 met een richtafstand van 10 meter in gemengd gebied. Met een afstand van circa 53 meter wordt hieraan voldaan.
Op een afstand van circa 18 meter ten westen van het plangebied bevindt zich een kerk. Dit valt in milieucategorie 2 met een richtafstand van 10 meter in gemengd gebied. Hier wordt aan voldaan.
Conclusie
Er wordt aan de richtafstanden voldaan. Er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en ten gevolge van de beoogde ontwikkeling worden geen bedrijven in hun bedrijfsvoering beperkt.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.7 weergegeven.
Tabel 4.7 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
Stof | Toetsing van | Grenswaarde |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³ | |
fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg /m³ |
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden, die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit, onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate (nibm)
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden twee situaties onderscheiden:
Onderzoek
De beoogde ontwikkeling betreft het realiseren van een appartementengebouw met maximaal 15 woningen in de binnenstad van Lisse. Vanwege de omvang van de ontwikkeling valt deze onder het Besluit niet in betekenende mate. Dit betekent dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit ter plaatse, en dat nader onderzoek niet noodzakelijk wordt geacht.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is wel van belang aan te tonen dat ter plaatse aan de wettelijke grenswaarden wordt voldaan. Dit is gedaan aan de hand van de monitoringstool die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De maatgevende weg waarop metingen zijn uitgevoerd betreft de Westelijke Randweg. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2020 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijnstof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden uit de Wet milieubeheer liggen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen bedragen 17,9 µg/m³ voor NO2, 17,4 µg/m³ voor PM10 en 9,8 µg/m³ voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedraagt 6 dagen.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Toetsingskader
Waterbeheer en watertoets
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium aan te tonen dat ruimtelijke ontwikkelingen niet in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheergebied van het Hoogheemraadschap van Rijnland verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap nader wordt behandeld.
Europa:
Nationaal:
Provinciaal:
Hoogheemraadschapsbeleid
Het algemeen bestuur van Rijnland heeft op 8 februari 2022 het nieuwe Waterbeheerplan 'Waardevol Water' (WBP6) vastgesteld. De Waterwet en straks de Omgevingswet vereisen dat waterschappen elke 6 jaar de aanpak van hun watertaken vastleggen in een waterbeheerprogramma. Met het programma WBP6 maakt Rijnland duidelijk hoe het, in samenwerking met de omgeving, invulling geeft aan zijn wettelijke taken en zijn eigen ambities voor de periode 2022 - 2028.
Keur en uitvoeringsregels
Op grond van de Waterwet is Rijnland als waterschap bevoegd via een eigen verordening, de Keur, regels te stellen aan handelingen die het watersysteem beïnvloeden. Denk hierbij aan handelingen in of nabij:
Maar ook aan het onttrekken en lozen van grondwater en het aanbrengen van verhard oppervlak.
Per mei 2020 is de Keur 2020 gewijzigd vastgesteld met de daarbij horende uitvoeringsregels. De Keur gaat uit van een “ja, tenzij” benadering; handelingen met een klein risico vallen onder de zorgplicht en kunnen zonder vergunning of melding worden uitgevoerd. Voor handelingen met een groter risico of in expliciet benoemde situaties zijn er algemene regels met voorwaarden van kracht of is een watervergunning vereist. De Keur vermeldt expliciet welke handelingen vergunningplichtig zijn en welke aan algemene regels of aan de zorgplicht moeten voldoen.
Onderzoek
Huidige situatie
Het plangebied ligt in het centrum van Lisse tegenover de Hervormde kerk, op loopafstand van het gemeentehuis van Lisse, Museum De Zwarte Tulp en Basisschool De Akker. Het plangebied is momenteel geheel verhard.
Bodem en grondwater
Het plangebied maakt geen deel uit van een waterwingebied of een grondwaterbeschermingsgebied. Vanwege de ligging in de bebouwde kom is het plangebied niet gekarteerd op de Bodemkaart van Nederland. Ten westen van het plangebied bestaat de grond uit leemarm zand in stuifduinen en stranden. Met betrekking tot grondwater is er in de omgeving van het plangebied sprake van grondwatertrap IIb. Dit betekent dat de hoogste gemiddelde grondwaterstand (GHG) schommelt tussen 25 en 40 centimeter onder maaiveld. De gemiddelde laagste grondwaterstand (GLG) schommelt tussen 50 en 80 centimeter onder maaiveld. Het maaiveld ligt op circa 1,70 meter +NAP.
Waterkwantiteit en kwaliteit
Uit de Legger Oppervlaktewater van het Hoogheemraadschap van Rijnland blijkt dat in de omgeving van het plangebied geen oppervlaktewateren zijn gelegen, zie figuur 4.2. Het plangebied bevindt zich tevens niet in een beschermingszone van een watergang.
Figuur 4.2 Uitsnede Legger Oppervlaktewater Hoogheemraadschap van Rijnland met het plangebied rood omlijnd
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Binnen het plangebied of in de nabije omgeving liggen geen oppervlaktewaterlichamen die zijn aangewezen vanuit de Kaderrichtlijn Water. Er bevinden zich ook geen natte ecologische verbindingszone zoals opgenomen in het (provinciale) Natuurnetwerk Nederland binnen of in de nabijheid van het plangebied.
Veiligheid en waterkeringen
In het plangebied zijn geen waterkeringen gelegen, zie figuur 4.3. Het plangebied ligt ook niet in de kern-/beschermingszone van een waterkering.
Figuur 4.3 Uitsnede Legger Regionale Keringen Hoogheemraadschap van Rijnland met het plangebied blauw omcirkeld
Afvalwaterketen en riolering
De bestaande bebouwing is op het gemeentelijke gemengde rioolstelsel aangesloten.
Toekomstige situatie
In de toekomstige situatie zal de huidige bebouwing gesloopt worden en op de locatie zullen maximaal 15 woningen worden gerealiseerd in de vorm van appartementen.
Bodem en grondwater
De voorgenomen ontwikkeling heeft geen gevolgen voor bodem en grondwater.
Waterkwantiteit
Hoogheemraadschap van Rijnland hanteert het uitgangspunt dat bij een toename van het verhard oppervlak met 500 m2 of meer de initiatiefnemer een oppervlakte ter grootte van minimaal 15% van het nieuw aan te leggen verhard oppervlak dient te reserveren voor extra open water als compensatie. Het nieuwe open water moet aangesloten worden op het bestaande watersysteem. Uitgangspunt hierbij is dat de aanleg van verhard oppervlak geen negatieve gevolgen mag hebben op het watersysteem. Het plangebied is momenteel al compleet verhard, er is geen sprake van een toename aan verharding. Compenseerde maatregelen zijn niet noodzakelijk.
Waterveiligheid
De in het bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkeling heeft geen negatieve invloed op de waterveiligheid in de omgeving.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
Het afvalwater en hemelwater wordt vanuit de toekomstige bebouwing gescheiden aangeboden en vooralsnog aangesloten op het gemengde gemeentelijke rioolstelsel. Wanneer de gemeente besluit het gemengde stelsel te vervangen door een gescheiden stelsel, kan het water volledig gescheiden worden afgevoerd.
Conclusie
Doordat het plangebied momenteel al compleet verhard is, is compensatie niet noodzakelijk. Verder ligt het plangebied niet in de kern- of beschermingszone van een watergang of waterkering. Hierdoor kunnen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse uitgesloten worden.
Toetsingskader
Wet natuurbescherming
Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:
Natura 2000-gebieden
De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).
Een ruimtelijk plan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:
De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.
Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.
Onderzoek
Soortenbescherming
Voor de locatie Heereweg 245-249 heeft Gras Advies het ecologische onderzoek uitgevoerd. In eerste instantie is een ecologische quickscan (zie Bijlage 2) uitgevoerd en vervolgens een aanvullend onderzoek naar vleermuizen (zie Bijlage 3).
Verblijfplaatsen
Binnen het projectgebied zijn geen in of uitvliegende dieren waargenomen. De aanwezigheid van verblijfplaatsen van vleermuizen is uitgesloten.
Vliegroute
Er zijn buiten het projectgebied enkele overvliegende vleermuizen waargenomen, de meeste hiervan waren gewone dwergvleermuizen. Daarnaast is een enkele rosse vleermuis en laatvlieger waargenomen. Gelet op de lage aantallen vleermuizen en het ontbreken van een duidelijke vliegrichting, is van een vliegroute geen sprake.
Foerageergebied
Er heeft geen foerageergedrag plaatsgevonden binnen het projectgebied. Buiten het projectgebied is wel foerageer gedrag van voornamelijk gewone dwergvleermuis waargenomen. Dit was voornamelijk het geval bij huisnummer 253. Dit is buiten de invloedsfeer van het projectgebied en de geplande werkzaamheden.
Wet natuurbescherming
Gelet op de afwezigheid van verblijfplaatsen, vliegroutes, en foerageergebied in het projectgebied, is er geen sprake van negatieve effecten voor vleermuizen. Wel dient het gebruik van nachtelijke verlichting (bouwlampen) in de richting van het pand met huisnummer 253 voorkomen te worden.
Een ontheffing op de Wet natuurbescherming is voor uitvoering van de werkzaamheden niet benodigd.
Zorgplicht
In alle gevallen geldt de zorgplicht van de Wnb. Om hier invulling aan te geven zijn de volgende maatregelen nodig:
Gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van een Natura 2000-gebied of van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Het dichtstbijzijnde stikstofgevoelige Natura 2000-gebied is Kennemerland-Zuid op circa 4,3 km afstand. Het dichtstbijzijnde gebied van het Natuurnetwerk Nederland ligt op circa 1 km afstand van het plangebied. Het plangebied ligt buiten beschermde natuurgebieden. Directe effecten zoals areaalverlies en versnippering kunnen hierdoor worden uitgesloten. Gezien de afstand tot natuurgebieden en de geringe ontwikkeling kunnen ook verstoring, verandering van de waterhuishouding worden uitgesloten.
Figuur 4.4 Ligging plangebied (rood omcirkeld) ten opzichte van NNN en Natura 2000-gebieden (Bron: Provincie Zuid-Holland)
Om stikstofdepositie binnen Natura 2000-gebieden door emissies van zowel de aanleg- en gebruiksfase van de beoogde ontwikkeling uit te sluiten is een onderzoek uitgevoerd door onderzoeksbureau IDDS. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 4. De bijbehorende AERIUS-berekeningen van de sloop-, aanleg- en gebruiksfase zijn opgenomen in Bijlage 5, Bijlage 6 en Bijlage 7.
De conclusie luidt dat geen stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden worden getroffen door deze ontwikkeling. De rekentool geeft op basis van de opgestelde input, geen rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/j. Als gevolg van het planvoornemen treedt daarom geen toename van de stikstofdepositie op in Natura 2000-gebied.
Omdat het projecteffect niet hoger is dan 0,00 mol/ha/jr, geldt er geen vergunningsplicht volgens de Wet stikstofreductie en natuurbescherming. Een nader onderzoek naar stikstofdepositie is daarom niet nodig.
Conclusie
Het aspect ecologie (gebieds- en soortenbescherming) vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Toetsingskader
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een project rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren).
Onderzoek
Het Adviesbureau Adverbo heeft in de periode van september tot oktober het milieukundig bodemonderzoek (zie bijlage 8) uitgevoerd ter plaatse van de ontwikkellocatie. Daarnaast heeft Jongejan Asbest Inventarisatie een asbestinventarisatie conform het Certificatieschema voor de Procescertificatie Asbestinventarisatie en Asbestverwijdering (gepubliceerd in de Staatscourant 2018 nr. 68771, paragraaf 3) uitgevoerd (zie bijlage 9).
Plaatselijk is in de ondergrond een bijmenging met sporen baksteen en metselpuin aangetroffen. In de overige grondmonsters zijn zintuiglijk geen bijzonderheden aangetroffen, waaronder asbestverdachte materialen, die zouden kunnen duiden op een bodemverontreiniging.
De bovengrond is plaatselijk licht verontreinigd met kobalt. Voor de overige geanalyseerde parameters zijn geen verontreinigingen aangetroffen. In de ondergrond (1,0-1,5m-mv), aan de zuidzijde, is sprake van een matige verontreiniging met lood. Verder zijn in de ondergrond lichte verontreinigingen aangetroffen met kobalt, koper, kwik, zink en PAK’s.
De matige verontreiniging met lood is aangetroffen in een individueel monster. De verontreiniging wordt globaal begrensd door Pb01 enB102. Aan de zuid – en oostzijde bevindt de verontreiniging zich mogelijk ook buiten de onderzoekslocatie.
In het grondwater zijn voor de geanalyseerde parameters geen verontreinigingen aangetroffen.
Conclusie
Samenvattend wordt geconcludeerd dat in de ondergrond sprake is van een matige verontreiniging met lood. Verder zijn ten hoogste lichte verontreinigingen aangetroffen. Nader onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht.
Er zijn geen verontreinigingen aangetroffen die kunnen worden gerelateerd aan de verdachte deellocaties. De aangetroffen lichte verontreinigingen vormen geen belemmering voor de herinrichting van het terrein.
Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Onderzoek
Overeenkomstig de professionele risicokaart waarin relevante risicobronnen getoond worden, zijn er in de omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen te vinden. Ook vindt er geen transport van gevaarlijke stoffen plaats via het spoor, de weg, het water of door buisleidingen. Het groepsrisico hoeft niet verantwoord te worden.
Conclusie
Er zijn in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle bronnen aanwezig. Het aspect externe veiligheid vormt dan ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Toetsing
In 1992 is in Valletta (Malta) het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (Verdrag van Malta) ondertekend. Het Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de risico's op aantasting van dit erfgoed te beperken. Per 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden totdat de Omgevingswet in werking treedt. De Erfgoedwet bundelt bestaande wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland. Onder andere de Monumentenwet is hierin opgegaan. Op basis van de Erfgoedwet zijn mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Artikel 5.10 lid 1 van de Erfgoedwet stelt namelijk: 'Degene die anders dan bij het verrichten van opgravingen een vondst doet waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een archeologische vondst betreft, meldt dit zo spoedig mogelijk bij Onze Minister'.
In 2020 is er nieuw archeologisch beleid vastgesteld 'Graven in archieven' Een niet-gravend verstoringsonderzoek in de bollengemeenten Hillegom, Lisse, Noordwijk en Teylingen. De aanleiding voor het vaststellen van dit beleid is de gedeelde wens van de betrokken gemeentes om de archeologische waardenkaart en beleidsadvieskaart te voorzien van gedetailleerde gegevens over verstoringen die in de gemeentes hebben plaatsgevonden. Het intensieve gebruik van grote delen van het grondgebied van deze gemeentes voor de bollenteelt heeft ertoe geleid dat de bodem decennia lang vaak tot grote diepte is bewerkt. Deze grondbewerkingen kunnen ingrijpende gevolgen hebben gehad voor het archeologisch bodemarchief en het is in ieders belang om dit goed in kaart te brengen en onnodig archeologisch onderzoek te voorkomen.
Onderzoek
Voor dit gebied geldt dat het zich bevindt in de historische kern van Lisse (categorie 1a). Voor deze archeologische categorie geldt dat archeologisch onderzoek noodzakelijk is bij ontwikkelingen groter dan 0 m² en dieper dan 30 cm beneden maaiveld.
Conclusie
Bij het indienen van de omgevingsvergunning is archeologisch onderzoek verplicht aangezien de werkzaamheden bij deze ontwikkeling dieper reiken dan 30 cm.
Toetsing
De centrale doelstelling van het instrument milieueffectrapportage is het milieubelang een volwaardige plaats te geven in de besluitvorming over activiteiten met mogelijk belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. De basis van de milieueffectrapportage wordt gevormd door de EU Richtlijn m.e.r. De richtlijn is van toepassing op de milieueffectbeoordeling van openbare en particuliere projecten die aanzienlijke gevolgen voor het milieu kunnen hebben.
De Europese regelgeving is in de Nederlandse wetgeving onder andere geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (verder Wm) en in het Besluit milieueffectrapportage 1994. In de bijlagen behorende bij het Besluit m.e.r. zijn de m.e.r.-plichtige activiteiten (de C-lijst) en de m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten (de D-lijst) beschreven. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Voor de betreffende activiteiten die niet aan de drempelwaarden voldoen, dient het bevoegd gezag na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
Onderzoek
In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2).
De beoogde ontwikkeling past niet binnen het bestemmingsplan 'Centrum Lisse 2011'. Op de ontwikkellocatie ligt de bestemming 'Gemengd' en 'Verkeer'. Het aantal woningen, zoals toegestaan in het bestemmingsplan, wordt overschreden met de nieuwe ontwikkeling. Het nieuwe bouwvlak voor het nieuwe plan is vrijwel gelijk aan de bouwvlak in het vigerende bestemmingsplan. Daarnaast blijft de bouwhoogte ten opzichte van de huidige situatie nagenoeg gelijk en maakt de huidige bestemming, zij het niet in het gewenste aantal, de activiteit wonen mogelijk. Bovendien ligt het plangebied in het (binnen)stedelijk gebied van Lisse waar wonen al mogelijk is.
Conclusie
Gelet op eerdere jurisprudentie, de ligging in een binnenstedelijk gebied, de summiere toename van het bouwvlak, het aantal woningen dat zeer ruim onder de drempelwaarde van 2.000 woningen valt en het feit dat wonen planologisch al is toegestaan betekent dat er geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling zoals bedoeld onder D 11.2 in de bijlage van het Besluit m.e.r. Dit betekent dat het Besluit voor dit plan niet van toepassing is.
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast.
Verbeelding
De verbeelding bestaat uit enkelbestemmingen 'wonen' en 'verkeer'. Verder ligt 'waarde- Archeologische verwachting 1a' op het plangebied. Het appartement moet worden gebouwd binnen het bouwvlak en heeft de bouwaanduiding 'gestapeld'. Binnen het bouwvlak zijn maximaal 15 wooneenheden toegestaan met een maximale goothoogte van 9 meter en een maximale bouwhoogte van 13 meter.
Planregels
De planregels zijn verdeeld over 4 hoofstukken, te noemen:
Toelichting
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
De bestemmingen wonen wordt opgenomen in het bestemmingsplan. Verder ligt er een waarde-archeologische verwachting 1a op het plangebied.
Ingevolge het Bro heeft de gemeente de onderzoeksverplichting om de financieel-economische uitvoerbaarheid van het plan te toetsen (artikel 3.1.6 lid 1 sub f Bro). Dit geldt ook voor plannen waarbij sprake is van een particuliere ontwikkelaar die op eigen initiatief een locatie ontwikkelt.
Tussen de gemeente en de initiatiefnemer wordt een anterieure overeenkomst gesloten waarin het kostenverhaal wordt geregeld. Hierdoor is een exploitatieplan niet noodzakelijk. De kosten voor de uitvoering van het bouwplan liggen volledig bij de ontwikkelende partij. Het plan is daarmee financieel uitvoerbaar.
Het ontwerpbestemmingsplan is toegestuurd aan de relevante overlegpartners. In het kader van het overleg bij de voorbereiding van bestemmingsplannen, als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt het ontwerpbestemmingsplan toegezonden aan overlegpartners. Hieronder worden de overlegreacties beknopt samengevat en wordt aangegeven of deze reacties geleid hebben tot wijzigingen in het plan.
Op het ontwerpbestemmingsplan is gereageerd door:
Veiligheidsregio Hollands Midden
De Veiligheidsregio Hollands Midden heeft op 26 juli 2021 een reactie gegeven op het plan. Deze reactie heeft niet geleid tot een aanpassing van het plan. In de reactie wordt het volgende samenvattend geadviseerd:
Liander
Op 21 juli 2021 is op het planvoornemen gereageerd. Er zijn inhoudelijk geen opmerkingen gemaakt. De reactie heeft niet geleid tot aanpassingen in het plan.
Hoogheemraadschap van Rijnland
Op 21 juli 2021 heeft Hoogheemraadschap Rijnland gereageerd op het plan. Naar aanleiding van deze reactie is het beleid van het Hoogheemraadschap in paragraaf 4.6 geactualiseerd. Daarnaast is geadviseerd over het rioolstelsel en het afvalwater. Dit advies is in acht genomen en besproken met de gemeente maar heeft niet geleid tot aanpassingen in het plan.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van donderdag 26 augustus tot en met woensdag 22 september ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn er geen zienswijzen ingebracht.