Plan: | Bloemistenlaan 50a - 51 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0546.WP607-0301 |
het bestemmingsplan Zuidelijke Schil van de gemeente Leiden (vastgesteld op 12 november 2009);
Het wijzigingsplan Bloemistenlaan 50a - 51 van de gemeente Leiden als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0546.WP607-0301 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
een dienstverlenend beroep, dat door ten minste één van de bewoners in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Hiertoe kunnen in ieder geval worden gerekend: zakelijke dienstverlening (zoals advocaat, makelaar, administratiekantoor, verzekeringskantoor), eerstelijnsgezondheidszorg (zoals huisarts, tandarts, fysiotherapeut, verloskundige), kinderopvang, detailhandel, galerie, atelier en persoonlijke dienstverlening (zoals kapper, pedicure).
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw;
diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarden binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie;
de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische resten;
de waarde die een gebied bezit op grond van de aldaar aanweizge archeologische resten;
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
de bouwlaag van een gebouw, welke rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau.
de grens van een bestemmingsvlak;
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
de grens van een bouwvlak;
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd;
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
een uitspringend gedeelte op een hellend dak waarin een raamkozijn is opgenomen en die voorzien is van zijwanden;
hoogste punt van een schuin dak;
het laagste punt van een schuin dak;
een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake een bepaalde vakdiscipline;
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- /bedrijfsactiviteiten;
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder een belwinkel, internetcafé, uitzendbureau, bank, stomerij, wasserette, apotheek, kapsalon, schoonheidssalon, schoenmaker of reisbureau;
de onderste bouwlaag, waarvan de vloer boven maaiveld is gelegen;
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
bebouwing bestaande uit zich in één gebouw boven en naast elkaar bevindende zelfstandige woningen en/of bijzondere woonruimten;
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
één persoon dan wel twee of meer personen, die duurzaam met elkaar samenleven, dan wel twee of meer personen in wisselende samenstelling die gebruik maken van gezamenlijke voorzieningen;
een weg die van de straat naar een gebouw, een parkeerterrein en dergelijke voert;
een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig diensten worden verleend, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder congres- en vergaderaccommodatie;
een geheel of gedeeltelijke niet horizontale dakconstructie gevormd door ten minste twee schuin hellende dakschilden met een helling elk van tenminste 30° en ten hoogste 70° ten dienste van de afdekking van een gebouw. De dakschilden dienen ten minste 40% van de horizontale projectie van het oppervlak van het dak te bedekken, zodat de dakconstructie voor tenminste 40% uit een niet horizontaal gedeelte bestaat. ;
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met artistieke waarde;
civieltechnisch bouwwerk;
de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeoligie is binnen de beroepsgroep de geldende norm voor de uitvoering van archeologisch onderzoek;
niet-motorvoertuigen (bromfietsen, fietsen met trapondersteuning en gehandicaptenvoertuigen), fietsers, voetgangers, en geleiders/berijders van een dier en motorvoertuigen met een snelheidsbeperking zoals landbouwvoertuigen;
alle gemotoriseerde voertuigen behalve bromfietsen, fietsen met trapondersteuning en gehandicaptenvoertuigen, bestemd om anders dan langs rails te worden voortbewogen.
Voorbeelden van motorvoertuigen zijn auto's, vrachtauto's, motoren, landbouwvoertuigen zonder snelheidsbeperking en veegauto's;
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct of indirect en duurzaam met de aarde is verbonden;
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak;
de kleinste bij de totstandkoning functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
een gebouwde of ongebouwde voorziening die geschikt is om één of meer motorvoertuigen te parkeren, voor privé en/of gemeenschappelijk gebruik, zoals parkeerterreinen, parkeergarages en garageboxen;
een Programma van Eisen is een document, opgesteld conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, waarin wordt aangegeven op welke wijze archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Een Programma van Eisen behoeft altijd goedkeuring door het bevoegd gezag;
objecten die in de openbare ruimte staan en die niet tot de weg zelf behoren, zoals banken, lantaarnpalen, abri's, vuilnisbakken en verkeersborden;
een weg die van een gebouw, een parkeerterrein en dergelijke naar de straat voert;
parkeergelegenheid voor auto's en fietsen, waarvan het aantal parkeerplaatsen en de omvang daarvan voldoen aan de Beleidsregels Parkeernormen van de gemeente Leiden zoals die gelden ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan en -indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd- aan die wijziging;
erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied;
de lijn waarin de voorgevel van het gebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan;
water zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen;
voorzieningen, die het waterhuishoudkundige belang dienen, zoals watergangen, waterlopen, kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang of waterloop;
Warmte Koude Opslag (WKO), een methode om energie in de vorm van warmte of koude op te slaan in de bodem. De techniek wordt gebruikt om gebouwen te verwarmen en/of te koelen;
een (complex van) ruimte(n), geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;
Woonruimte, waarvan de afmetingen zodanig zijn, dat deze uitsluitend geschikt is voor de huisvesting van een eenpersoonshuishouden, dat wil zeggen een woonruimte bestaande doorgaans uit slechts één kamer en waarbij keuken en sanitaire voorzieningen gedeeld worden met anderen.
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming daarvan, of binnen een in de planregels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming;
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren, met dien verstande dat indien een gevelvlak niet evenwijdig lopen dan wel verspringen, het gemiddelde geldt van de kleinste en grootste breedte, diepte c.q lengte;
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
tussen de buitenwerkse voorgevel van de erker en de buitenwerkse gevel van het gebouw waaraan het wordt gebouwd;
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
tussen de onderzijde van de begane grondvloer dan wel -indien aanwezig- van de kelder of souterrainvloet, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
de som van alle tot het gebouw behorende binnenruimten, gemeten op vloerniveau tussen de begrensde opgaande scheidingsconstructie van de afzonderlijke daartoe behorende ruimte(n), inclusief onderbouw en zolderruimte. De oppervlakte van een trapgat, een liftschacht en een toegankelijke leidingschacht moet op elke bouwlaag tot de vloeroppervlakte van een gebouw worden gerekend;
bij toepassing van het in dit artikel bepaalde worden ondergeschikte bouwonderdelen buiten beschouwing gelaten, zoals:
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Met de daarbij behorende voorzieningen, zoals toegangspaden, (ondergrondse) kabels en leidingen en binnen de bestemming passende andere bouwwerken.
Op of in de gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.1 voor het oprichten van een aanbouw aan een hoofdgebouw en/of van een bijgebouw, mits:
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het geheel of gedeeltelijk vernieuwen van een bestaand gebouw, mits:
Voor het gebruik genoemd in artikel 4.1 geldt de voorwaardelijke verplichting dat de gronden pas in gebruik mogen worden genomen als de grond hiervoor geschikt is gemaakt. Dit is pas het geval wanneer het bevoegd gezag hierover uitsluitsel heeft gegeven middels een beschikking/goedkeuring ten aanzien van de uitgevoerde bodemsanering.
In dit kader is het o.a. noodzakelijk om in het plangebied (aanvullend) bodemonderzoek uit te voeren, conform NEN5740, met speciale aandacht voor de (eventuele) aanwezigheid van asbest in de puinhoudende grond en ondergrond. Daarnaast dient in het (aanvullend) bodemonderzoek de omvang van de verontreiniging met koper en nikkel te worden vastgesteld en zal een saneringsplan moeten worden opgesteld voordat er daadwerkelijk gegraven gaat worden.
Verharding is uitsluitend toegestaan in de vorm van sierbestrating en toegangspaden, waarbij maximaal 30% van het perceel mag worden verhard, met een maximum van 50m² per perceel.
De voor 'Verkeer-Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Met de daarbij behorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, bermen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, laad- en losvoorzieningen, kunstwerken, fietsenstallingen, straatmeubilair en dergelijke, speel- en verblijfsvoorzieningen, nutsvoorzieningen, in- en uitritten, balkons, luifels en overstekende bouwdelen behorende bij hoofdgebouwen op de aangrenzende bestemming.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
In afwijking van het bepaalde in artikel 5.2.2 gelden voor het bouwen van balkons, luifels, andere overstekende bouwdelen en een overbouwing, behorende bij hoofdgebouwen op de aangrenzende bestemming de volgende bepalingen:
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Met de daarbij behorende tuinen, erven, stoepen, paden, straten, groenvoorzieningen, water, speelruimte, kabels en leidingen, nutsvoorzieningen, bijbehorende bergingen, aanbouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde.
Voor het bouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:
Voor het bouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:
Voor het bouwen van een (gedeeltelijk) ondergrondse parkeergarage gelden de volgende bepalingen:
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:
lid 6.2.2 onder c voor het bouwen van een kapconstructie op gebouwen buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen, mits:
Voor het gebruik genoemd in artikel 6.1 geldt de voorwaardelijke verplichting dat de gronden pas in gebruik mogen worden genomen als de grond hiervoor geschikt is gemaakt. Dit is pas het geval wanneer het bevoegd gezag hierover uitsluitsel heeft gegeven middels een beschikking/goedkeuring ten aanzien van de uitgevoerde bodemsanering.
In dit kader is het o.a. noodzakelijk om in het plangebied (aanvullend) bodemonderzoek uit te voeren, conform NEN5740, met speciale aandacht voor de (eventuele) aanwezigheid van asbest in de puinhoudende grond en ondergrond. Daarnaast dient in het (aanvullend) bodemonderzoek de omvang van de verontreiniging met koper en nikkel te worden vastgesteld en zal een saneringsplan moeten worden opgesteld voordat er daadwerkelijk gegraven gaat worden.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 6.4.1 sub c voor het toestaan van een aan-huis-verbonden beroeps-/bedrijfsactiviteit dat niet voorkomt in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, mits de activiteit naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de toegelaten milieucategorie.
De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.
Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, dieper dan 50 cm en over een (totale) oppervlakte groter dan 250 m²:
Het bepaalde in lid 7.3.1 is niet van toepassing op:
Aan de omgevingsvergunning kunnen de volgende voorwaarden worden verbonden:
Archeologisch onderzoek zoals bedoeld in lid 7.3.4 wordt uitgevoerd op basis van een Programma van Eisen opgesteld overeenkomstig de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, dat moet worden goedgekeurd door het het bevoegd gezag. In het Programma van Eisen wordt aangegeven op welke wijze de voorwaarden die aan de omgevingsvergunning worden verbonden worden uitgevoerd.
Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen door:
De voor 'Waarde - Archeologie 6' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden
Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, dieper dan 75 cm en over een (totale) oppervlakte groter dan 500 m²:
Het bepaalde in lid 8.3.1 is niet van toepassing op:
Aan de omgevingsvergunning kunnen de volgende voorwaarden worden verbonden:
Archeologisch onderzoek zoals bedoeld in lid 8.3.4 wordt uitgevoerd op basis van een Programma van Eisen opgesteld overeenkomstig de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, dat moet worden goedgekeurd door het het bevoegd gezag. In het Programma van Eisen wordt aangegeven op welke wijze de voorwaarden die aan de omgevingsvergunning worden verbonden worden uitgevoerd.
Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen door:
De voor Waarde - Archeologie 8 aangewezen gronden zijn mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, dieper dan 30 cm en over een (totale) oppervlakte groter dan 100 m²:
Het bepaalde in lid 9.3.1 is niet van toepassing op:
Aan de omgevingsvergunning kunnen de volgende voorwaarden worden verbonden:
Archeologisch onderzoek zoals bedoeld in lid 9.3.4 wordt uitgevoerd op basis van een Programma van Eisen opgesteld overeenkomstig de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, dat moet worden goedgekeurd door het het bevoegd gezag. In het Programma van Eisen wordt aangegeven op welke wijze de voorwaarden die aan de omgevingsvergunning worden verbonden worden uitgevoerd.
Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen door:
De voor 'Waarde- Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, het herstel en de bescherming van de met het beschermd stadsgezicht verbonden cultuurhistorische waarden, zoals nader omschreven in de toelichting bij de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht 'Zuidelijke Schil' en in de toelichting die het onderhavige wijzigingsplan vergezelt.
Het bevoegd gezag kan bij het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen, nadere eisen stellen aan de situering van bouwwerken ter voorkoming van oneveneredige aantasting van de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende structuur en ruimtelijke kwaliteit, die in dit plangebied bestaat uit de cultuurhistorische waarde van het stratenpatroon en de bebouwing.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bepaalde in lid 12.2.1 onder a en b en van het bepaalde in artikel 1.37, met dien verstande dat:
Ieder hoofdgebouw mag voorzien worden van een kelder met dien verstande dat:
Het bevoegd gezag kan vrijstelling verlenen van het bepaalde in artikel 12.3.1 onder b voor een overschrijding van de achtergevel bouwgrens, mits deze kelder onder gronden ter plaatse, waar volgens de regels een aanbouw of bijgebouw is toegestaan, wordt gerealiseerd.
Het bevoegd gezag kan vrijstelling verlenen van het bepaalde in artikel 12.4.1 onder a voor een grotere hoogte van een terrasafscheiding en het bepaalde in artikel 12.4.1 onder b voor een hoger gelegen dakterras met de bijbehorende daar omschreven terrasafscheiding, mits de bezonning en de privacy van aangrenzende of nabijgelegen gebouwen en open terreinen niet in onevenredige mate worden aangetast.
Het bevoegd gezag is bevoegd, tevens in het belang van het beschermd stadsgezicht, zoals bedoeld in artikel 10, nadere eisen te stellen ten aanzien van de volgende onderwerpen.
De goot- en/of bouwhoogte van gebouwen indien dit in verband met de in de omgeving aanwezige bebouwing en het in acht nemen van de waarden van het beschermd stadsgezicht wenselijk dan wel noodzakelijk is, met dien verstande dat:
De situering van bouwwerken indien dit noodzakelijk is ten behoeve van de bezonningssituatie, de privacy, de bereikbaarheid voor de brandweer en andere hulpdiensten en dergelijke, dan wel indien dit uit een oogpunt van stedenbouwkundige of ruimtelijk functionele kwaliteit dan wel ter bescherming van de cultuurhistorische waarden wenselijk is.
De situering en de goot- en/of bouwhoogte van aanbouwen en bijgebouwen, indien over een lengte van meer dan 2,5 meter in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, teneinde te waarborgen dat de op te richten bebouwing geen onevenredige nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw, met dien verstande dat:
De diepte van aanbouwen gerekend vanuit de achtergevel, waarbij geëist kan worden dat deze diepte beperkt wordt tot maximaal 5 meter in verband met de openheid van een binnenterrein.
De afmetingen van hoofdgebouwen indien deze grenzen aan hoofdgebouwen die op de kaart zijn aangegeven als Rijks- of gemeentelijk monument met dien verstande dat de goot- en/of bouwhoogte niet meer dan 20% mag afwijken van de goot- en/of bouwhoogte van de genoemde monumenten, een kap zal worden toegepast en de kapvorm en nokrichting in overeenstemming zullen zijn met de kapvorm en nokrichting van de monumenten.
De plaats van een afscheiding rond een dakterras en de oppervlakte of diepte van een dakterras ten einde te waarborgen dat het dakterras geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw, mits daardoor de gebruikswaarde van het betrokken dakterras niet onevenredig wordt geschaad, waarbij de diepte van een dakterras beperkt kan worden tot maximaal 10 meter uit de achtergevel van het hoofdgebouw.
Het in acht nemen van de historische parcellering dan wel een daarmee vergelijkbare indeling van percelen langs openbaar gebied indien sprake is van het vervangen van bebouwing of het splitsen van panden in smallere eenheden, waarbij geëist kan worden dat aangesloten wordt bij de in het desbetreffende gebied voorkomende kavelbreedte.
Het in acht nemen van een verticale gevelindeling, indien dit gewenst of noodzakelijk is in verband met het straatbeeld waarbinnen de betreffende bebouwing wordt opgericht of verbouwd.
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken op een wijze of tot doel, strijdig met de bestemming, de bestemmingsomschrijving en de overige voorschriften inzake bestemming en gebruik, zoals bedoeld in het tweede lid van de artikelen inzake de bestemmingen.
Het is in ieder geval verboden bouwwerken en gronden te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken voor:
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:
Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de ter-inzage-legging van het ontwerp van het wijzigingsplan.
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het wjizigingsplan Bloemistenlaan 50a - 51.