Plan: | Haagwegterrein Oost |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0546.BP00071-0301 |
Op het Haagwegterrein zijn, afgezien van de spoorverbinding Leiden-Utrecht, geen nationale of bovenlokale verkeersverbindingen aanwezig. De uitgangspunten van de Nota Mobiliteit (een planologische kernbeslissing van het Rijk) en het Regionaal Verkeer- en Vervoersplan (RVVP) hebben geen betrekking op het lokale wegennet in en rondom het plangebied en zijn daarom voor dit bestemmingsplan niet relevant.
Met betrekking tot de spoorlijn bestaan recente plannen, gepresenteerd door Gedeputeerde Staten op 15 mei 2012, voor een verdubbeling van het treinverkeer tussen Leiden en Alphen aan den Rijn. Alhoewel hierover nog geen formele besluitvorming heeft plaatsgevonden door Provinciale Staten, zal in paragraaf 4.7.3. nader op dit voornemen worden ingegaan.
Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan - Leiden, stad in beweging (2006)
Het Gemeentelijk Verkeer- en Vervoersplan (GVVP) beschrijft de gemeentelijke beleidsmatige uitgangspunten met betrekking verkeer en mobiliteit. Centraal binnen het plan staat het stimuleren van duurzame mobiliteit. Dat wil zeggen dat door de te nemen maatregelen zowel de noodzakelijke bereikbaarheid van voorzieningen met verschillende vervoerswijzen is gewaarborgd én een bijdrage wordt geleverd aan een kwalitatief goede leefomgeving. De mobiliteitsvraag wordt gefaciliteerd uit oogpunt van vitaliteit en economie.
Het historische karakter van de stad maakt echter dat de netwerkstructuur en indeling van de openbare ruimte vanuit een mobiliteitsoogpunt in de oudere delen van de stad suboptimaal is, en er een noodzaak bestaat tot een beheerste groei van de mobiliteit.
Er wordt sterk ingezet op behoud en verbetering van het aandeel langzaam verkeer in de verplaatsingen in de stad en de toekomstige mobiliteitsgroei wordt zo veel mogelijk gekoppeld aan adequaat openbaar vervoer. De parkeerstrategie zet in op ontlasting van de (binnen)stad en opvang in parkeergarages aan de randen van die binnenstad, zoals de tijdelijke Morspoortgarage en de toekomstige Lammermarktgarage en Garenmarktgarage. Daarnaast wordt ingezet op de realisering van ontbrekende schakels in het rand- (A4-A44) en ring- (Kanalenroute, via Zijldijk) wegenstelsel op langere termijn.
Zowel op korte als langere termijn leveren vervoers- en verkeersmanagementmaatregelen een bijdrage aan de oplossing. De strategie is uitgewerkt in een vijftal samenhangende thema's: mobiliteit, ruimtelijke ordening, bereikbaarheid, leefbaarheid en randvoorwaarden.
Kadernota Bereikbaarheid
Op 26 mei 2009 heeft de raad de Kadernota Bereikbaarheid vastgesteld. In deze kadernota is nader beleid vastgesteld, waarmee concreet handen en voeten worden gegeven aan de voornemens uit het GVVP. De kadernota noemt een aantal knelpunten en wensen op het gebied van bereikbaarheid en stelt enkele concrete projecten voor. Zo is in de Kadernota bepaald naar welke aansluiting op de Rijnlandroute de gemeente Leiden streeft en is de komst van de Ringweg-Oost als invulling van een missende schakel in de stadsring nogmaals bestendigd. Daarnaast is de ambitie uitgesproken om over de Hooigracht geen doorgaande route te laten lopen voor autoverkeer, wanneer de Ringweg-Oost is voltooid.
Op het gebied van parkeren stelt de Kadernota onder meer dat op het Morspoortterrein een tijdelijke parkeergarage met 450 parkeerplaatsen wordt gebouwd, met een exploitatietermijn tot 2020. Deze garage is inmiddels opgeleverd. Het P+R-terrein aan de Haagweg, dat onderdeel van dit bestemmingsplan is, zou tot circa 2022 geëxploiteerd moeten worden, waarna het terrein voor woningbouw in aanmerking zou kunnen komen. Daarnaast geeft de Kadernota het startsein voor het opstellen van beleidsregels rondom de toepassing van parkeernormen, die inmiddels zijn vastgesteld en onder omschreven.
Nota Beleidsregels Parkeernormen Leiden (2012)
Op 28 februari 2012 is door het College van B&W een set beleidsregels vastgesteld, die voorschrijven hoe de gemeente toepassing geeft aan de bepalingen in de bouwverordening ten aanzien van de voldoening aan de parkeerbehoefte bij nieuwe ontwikkelingen. De beleidsregels bevatting parkeernormen voor allerlei verschillende functies, met bijbehorende bezettingspercentages per dagdeel, en stellen plantoetsers op die manier in staat te bepalen wat de parkeerbehoefte vanuit een ontwikkeling precies is.
In beginsel dient elke ontwikkeling op of onder eigen terrein te voorzien in de gestelde parkeerbehoefte. Het bevoegd gezag kan van die bepalingen afwijken wanneer er op of onder de ontwikkelingslocatie niet voldoende ruimte is, maar binnen een straal van 400 meter wel voldoende parkeergelegenheid aanwezig is of aangebracht kan worden. In de binnenstad gelden aanvullende afwijkingsbevoegdheden, omdat de gemeente daar het beleid hanteert dat het parkeren in hoofdzaak geschied in grote parkeergarages en algemene voorzieningen aan de rand van de binnenstad, en de straten in het winkel- en slentergebied zoveel mogelijk voor autoverkeer worden ontzien.
De spoorlijn Leiden - Utrecht vormt een openbaar vervoersverbinding van bovenregionaal belang, waarvoor het bestemmingsplan het behoud borgt door opname van de bestemming 'Verkeer - Railverkeer' op en rondom het spoor. Op vrijwel het gehele Haagwegterrein is reeds sprake van een dubbel of zelfs driedubbel spoor: een overblijfsel uit de tijd dat het terrein als rangeer- en overslagterrein voor spoorgoederen werd gebruikt door Van Gend en Loos. Vanaf de brug over de Telderskade verder in richting Utrecht is de spoorverbinding in enkel spoor uitgevoerd, hetgeen tot gevolg heeft dat de dubbele spoorverbinding op het Haagwegterrein feitelijk slechts als enkel spoor kan worden gebruikt. Wel kunnen treinen elkaar op het Haagwegterrein kruizen.
Recentelijk is door de provincie Zuid-Holland de ambitie uitgesproken de spoorverkeersintensiteiten over bestaand spoor flink te willen uitbreiden. Voor deze intensivering van het spoorverkeer is buiten het plangebied op een aantal locaties een spoorverdubbeling of zogenaamde bypass (een plek waar treinen elkaar kunnen passeren) noodzakelijk, die momenteel nog niet allemaal planologisch zijn toegestaan en waarvoor dan ook een planologische maatregel (zoals een tracébesluit) nodig is. Gelet op het conserverende karakter van dit bestemmingsplan en de huidige onduidelijkheden over de exacte toekomstige spoorverkeerintensiteiten kan die beoogde toename van spoorverkeer in dit bestemmingsplan nog niet worden verantwoord.
Tegelijkertijd vormt het bestemmingsplan geen belemmering voor een toekomstige intensivering van het spoorverkeer. Mocht een dubbel spoor op het Haagwegterrein noodzakelijk zijn voor die intensivering, laat het bestemmingsplan daar voldoende ruimte voor, voor zover er niet al een dubbel spoor ligt.
De spoorlijn vormt naast een belangrijke aanvulling op de bereikbaarheid van de regio ook een barrière in de stad. In het plangebied zijn momenteel twee locaties aanwezig waar de spoorlijn kan worden gepasseerd, namelijk ter hoogte van de Haagweg in het noorden van het plangebied en bij de Telderskade in het zuiden van het plangebied. In beide gevallen is sprake van een gelijkvloerse kruising, waarbij het voor de ontsluiting van de binnenstad en de Zuidelijke Schil van groot belang is dat die passeermogelijkheden blijven bestaan. Het bestemmingsplan bevat daarom in beide gevallen een regeling die een kruising van een spoorweg en autoweg toestaat.
Het P+R-terrein aan de Haagweg wordt geëxploiteerd door Stichting Stadsparkeerplan Leiden (SSL). Op basis van raadsbesluit RV 11.0137 is door de gemeenteraad krediet beschikbaar gesteld voor het continueren van de bedrijfsvoering van SSL, inclusief navervoer van parkeerders naar de binnenstad met shuttlebusjes, tot en met 2016. Daarna zal het parkeerterrein als regulier parkeerterrein zonder navervoersysteem moeten worden gebruikt. In de Kadernota Bereikbaarheid van september 2009 is als doelstelling geformuleerd dat het parkeerterrein in ieder geval nog tot medio 2022 in gebruik zal zijn. Afhankelijk van de parkeerbehoefte en het parkeeraanbod in de binnenstad op dat tijdstip, of wellicht al daarvoor, zou voor herontwikkeling van (een deel van) het terrein tot woongebied kunnen worden gekozen, of voor continuering van het terrein als parkeerterrein. Omdat daarover nog geen keuzes zijn gemaakt die toepassing van een voorlopige voorziening met maximale doorlooptijd van vijf jaar rechtvaardigen, en evenmin duidelijk is hoe een eventuele woningbouwontwikkeling eruit zou kunnen komen te zien, kan het huidige parkeerterrein alleen als zodanig in dit bestemmingsplan worden opgenomen.
Bij een eventuele toekomstige ontwikkeling van het parkeerterrein zal in ieder geval voldoende parkeergelegenheid moeten blijven bestaan om te kunnen voorzien de parkeerbehoefte van blijvende functies, volgens de dan geldende parkeernormen.