Plan: | Haagwegterrein Oost |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0546.BP00071-0301 |
Nationaal Waterplan 2009-2015
Het Nationaal Waterplan is een structuurvisie die in december 2009 door het Rijk is vastgesteld als opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding en de belangrijkste kaders voor de landelijke waterhuishouding beschrijft. Het Nationaal Waterplan richt zich met name op landelijke watersystemen en het bieden van ruimte voor die systemen op de tijdstippen dat ruimte nodig is, bijvoorbeeld met behulp van de beschikbaarstelling van uiterwaarden bij grote rivieren. Het Nationaal Waterplan heeft geen direct raakvlak met dit bestemmingsplan, omdat in het plangebied geen bovenlokale watersystemen aanwezig zijn.
Provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010-2015
In het Provinciaal Waterplan Zuid-Holland is de provinciale sturingsvisie met betrekking tot de waterhuishouding in de provincie voor de periode tot 2015 aangegeven. De provinciale rol in het waterveld spitst zich met name toe op kaderstelling en toezicht. Voor de provincie Zuid-Holland zijn vier kernopgaven geformuleerd, waar het provinciale waterbeleid zich met name op richt. De vier kernopgaven zijn in het waterplan vervolgens verder uitgewerkt en betreffen:
Waterbeheerplan 2010-2015
Het plangebied voor dit bestemmingsplan valt geheel binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Rijnland. Het hoogheemraadschap is verantwoordelijk voor het beheer van een deel van de watergangen en de bijbehorende kunstwerken in het plangebied, en heeft in het kader van die taak beleidsregels vastgesteld in het zogenaamde Waterbeheerplan.
Onder het motto 'droge voeten en schoon water' staat het werk van het hoogheemraadschap in het teken van drie hoofddoelen: veiligheid tegen overstromingen, voldoende water en gezond water, inclusief goed beheer van de afvalwaterketen. Het zwaartepunt ligt bij de verbetering van regionale keringen, implementatie van de Europese Kaderrichtlijn Water en het Nationaal Bestuursakkoord Water, renovatie van boezem- en poldergemalen en het uitvoeren van het reguliere baggerprogramma voor polder en boezem.
Keur en Beleidsregels 2009
De bovenstaande beleidsmatige uitgangspunten en ambities zijn vertaald in bindende regels voor burgers en gemeenten, genaamd de Keur van Rijnland, om het hoogheemraadschap gereedschap te geven de beleidsdoelstellingen te kunnen naleven en handhaven. In de Keur staan regels ter bescherming van waterkeringen, watergangen en bijbehorende kunstwerken, zoals stuwen en gemalen. Zo is in de Keur geregeld welke handelingen en activiteiten in en nabij watergangen, waterkeringen en waterbergingsgebieden niet zijn toegestaan zonder een keurvergunning. De Keur is daarmee een belangrijk middel om via vergunningverlening en handhaving het watersysteem op orde te houden of te krijgen.
Handreiking watertoetsproces Hoogheemraadschap van Rijnland
Bij het vaststellen van bestemmingsplannen zijn gemeenten op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) verplicht vooroverleg aan te gaan met het waterschap dat verantwoordelijk is voor het beheer van het plangebied. Dat overleg tussen waterschap en gemeente wordt ook wel de 'watertoets' genoemd, en geeft het waterschap de gelegenheid ruimtelijke ontwikkelingen, die middels nieuwe bestemmingsplannen worden toegestaan, direct aan de Keur te toetsen. De 'Handreiking watertoetsproces' van het hoogheemraadschap bevat richtlijnen over de waterparagraaf in bestemmingsplannen en de manier waarop deze wordt getoetst door het waterschap.
Verbreed gemeentelijke rioleringsplan 2007-2015
De functie van riolering is het beschermen van de volksgezondheid, het tegengaan van wateroverlast en het beschermen van het milieu. Vanwege het belang van de functie van riolering, de economische waarde van het rioolstelsel en de interacties tussen riolering, wegen en groen, is het voor de gemeente van belang een goede integrale beleidsafweging te maken. De gemeente Leiden heeft daarom in 2009 het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan vastgesteld. In tegenstelling tot het eerdere gemeentelijke rioleringsplan zijn in dit 'verbrede' plan ook de zorgplicht voor afvalwater, hemelwater en grondwater opgenomen. Die taken vallen sinds de inwerkingtreding van de 'Wet verankering en bekostiging gemeentelijke watertaken' in 2008 ook onder de gemeenten.
Het gemeentelijke rioleringsplan bevat onder andere de doelstelling om het hemelwater en afvalwater los te koppelen bij nieuwe ontwikkelingen of wanneer onderhoud van het bestaande riool loskoppeling toelaat. In tegenstelling tot gemengde rioolsysteem worden het hemelwater (regenval) en afvalwater bij losgekoppelde rioolsystemen apart opgevangen en wordt het hemelwater afgevoerd naar het oppervlaktewater, terwijl het afvalwater naar de rioolwaterzuiveringsinstallaties (RWZI) wordt getransporteerd. Dat maakt dat minder water door de RWZIs hoeft te worden verwerkt, hetgeen kostenbesparend en duurzamer is.
Medio 2008 is het voorheen bemalen poldergebiedje in het meest zuidelijke deel van het Haagwegterrein, in figuur 9 lichtgroen aangegeven, ontpolderd en bij het boezemland van Rijnland getrokken door opheffing van het oude gemaal nabij het Kiljanpad. Het onderstaande fragment van de betreffende legger van het Hoogheemraadschap (figuur 9) laat nog de oude situatie zien. Ook de Spoorweghaven en de sloten aan de oostzijde van het plangebied behoren tot het boezemland en hebben een boezempeil van 0,60m -NAP. Onderhoud van de oevers van de Oude Rijn valt onder de verantwoordelijkheid van het Hoogheemraadschap van Rijnland zelf. Onderhoud van de oevers van de Spoorweghaven en de verschillende sloten in het plangebied ligt bij de betreffende eigenaren van de percelen.
Figuur 9 - Fragment van de leggerkaart van het Hoogheemraadschap van Rijnland voor het Haagwegterrein.
In de bestaande situatie leidt het watersysteem niet tot problematische situaties bij zware regenval. Bij realisatie van het project Oase geldt dat watercompensatie zal moeten plaatsvinden volgens de alsdan geldende regels uit de Keur van Rijnland. Ten tijde van vaststelling van dit bestemmingsplan geldt dat 15% van de toegenomen verharding ten opzichte van de uitgangssituatie vóór herontwikkeling van het gehele Haagwegterrein in de vorm van open water zal moeten worden teruggebracht. Dat kan door de bestaande sloot aan de oostzijde van het plangebied te verbreden, of door een plas te graven in het groene gebied ten zuiden van de projectlocatie. Een dergelijke plas wordt bij voorkeur verbonden met de bestaande sloten, teneinde doorstroming te bevorderen en stilstaand water te voorkomen.