direct naar inhoud van 4.6 Ecologie
Plan: A4/Cronesteyn
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0546.BP00008-0301

4.6 Ecologie

In de ecologieparagraaf wordt toegelicht hoe het plan van invloed is op bestaande flora en fauna binnen het plangebied en de directe omgeving. Een volledige toetsing aan de Flora- en faunawet wordt aan de hand van een literatuur- en veldonderzoek toegelicht in Bijlage 1. In deze paragraaf worden het betreffende onderzoek en de resultaten en conclusies van dat onderzoek samengevat.

Gebiedsbescherming

Het plangebied maakt geen onderdeel uit van een beschermd groen- of natuurgebied. Ten zuidwesten van het plangebied ligt de Elfenbaan, een gebied tussen de N11 en de spoorbaan. Dit gebied is onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur.

In het plangebied zijn echter wél onderdelen van de Leidse Ecologische Structuur (LES) aanwezig, te weten het park Cronesteyn. De LES is opgenomen in het ecologisch beleid van de gemeente en is geen beschermd natuurgebied, maar neemt desalniettemin een belangrijke plaats in binnen de stad. Geen van genoemde beschermde gebieden zal worden aangetast door de werkzaamheden in het plangebied.

De meervleermuis is een soort die aangemeld is als kwalificerende soort voor de Natura 2000-gebieden 'Nieuwkoopse plassen en de Haeck' en 'Meijendel en Berkheide'. Tussen beide natuurgebieden vindt migratie plaats van meervleermuizen waarbij de Meerburgerwatering een belangrijke rol speelt. De Meerburgerwatering wordt niet door de reconstructie van de A4 aangetast. Tevens blijft de hop-over-functie gehandhaafd. Negatieve effecten op de Natura 2000-gebieden kunnen dan ook worden uitgesloten. De Natuurbeschermingswet staat de uitvoering van het bestemmingsplan dan ook niet in de weg.

Soortenbescherming

Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen of verlening van ontheffing op grond van de Flora- en faunawet nodig zal zijn en of het reëel is te verwachten dat deze zal worden verleend.

In het bestemmingsplan wordt geen nieuwe ontwikkeling mogelijk gemaakt, aangezien Polderpark Cronesteyn consoliderend wordt bestemd en de reconstructie van de A4 reeds met een Tracébesluit mogelijk gemaakt. In het kader van het Tracébesluit zijn de noodzakelijk maatregelen ten aanzien van natuur meegenomen.

Voor het plangebied geldt dat bij eventuele toekomstige ontwikkelingen sprake kán zijn van aantasting van te beschermen natuurwaarden. Bij deze mogelijke ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met het volgende:

  • Er zal geen ontheffing nodig zijn voor de soorten uit tabel 1 waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet geldt.
  • Tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Hiervoor is geen standaardperiode, het gaat erom of er een broedgeval is. Verstoring van broedende vogels is verboden. Verblijfplaatsen van vogels die hun verblijfplaats het hele jaar gebruiken, zijn jaarrond beschermd. Slechts een beperkt aantal soorten bewoont het nest permanent of keert elk jaar terug naar hetzelfde nest. Deze soorten staan vermeld in categorie 1 t/m 4 van de 'Aangepaste lijst van jaarrond beschermde vogelnesten' (Ministerie van LNV, 2009). In het plangebied gaat het om sperwer, huismus en gierzwaluw. Indien de werkzaamheden effect hebben op deze soorten is een ontheffing nodig. Voor vogels kan alleen een ontheffing worden verleend op grond van een wettelijk belang uit de Vogelrichtlijn1. De meeste vogels maken elk broedseizoen een nieuw nest of zijn in staat om een nieuw nest te maken. Deze vogelnesten voor eenmalig gebruik zijn alleen tijdens het broedseizoen beschermd. Voor deze soorten2 is geen ontheffing nodig, indien werkzaamheden buiten het broedseizoen plaatsvinden of maatregelen zijn getroffen om te voorkomen dat deze soorten zich vestigen tijdens het broedseizoen. Buiten het broedseizoen mag van deze soorten het nest worden verplaatst of verwijderd. Geadviseerd wordt om voorafgaand aan de planwerkzaamheden de betreffende locatie te checken op mogelijke nesten van jaarrond beschermde vogels.
  • Mogelijk zijn zwaar beschermde soorten als rietorchis, daslook (beide tabel 2), bittervoorn (tabel 3, bijlage I AMvB), platte schijfhoren, vleermuizen (tabel 3, bijlage IV HR) binnen het plangebied aanwezig. Indien vaste rust-, verblijfs- of voortplantingsplaatsen en/of primaire vliegroutes of primaire foerageergebieden van deze soorten aanwezig blijken (hetgeen aan de hand van veldonderzoek moet worden vastgesteld) en aangetast worden door toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen, dan dient overtreding van de Flora- en faunawet voorkomen te worden door het treffen van mitigerende en compenserende maatregelen. Indien de vereiste maatregelen worden genomen en de gunstige staat van instandhouding van geen van de soorten in gevaar komt, zal de Flora- en faunawet de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staan.
  • In de watergangen komt mogelijk de kleine modderkruiper (tabel 2-soort) voor. Aantasting van de kleine modderkruiper tijdens werkzaamheden aan of het dempen van watergangen dient voorkomen te worden door de soort voorafgaand aan de werkzaamheden te verplaatsen. Deze werkzaamheden kunnen zonder ontheffing uitgevoerd worden, indien de initiatiefnemer/aannemer beschikt over een goedgekeurde gedragscode. Als dit niet het geval is, moet een ontheffing aangevraagd worden.

Conclusie

Gezien bovenstaande kan geconcludeerd worden dat de Flora- en faunawet de uitvoering van dit bestemmingsplan niet in de weg staat.