Plan: | IKC Weerlaan |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0534.bpIKCWeerlaan-VA01 |
In 2010 is de notitie Onderwijshuisvesting basisscholen gemeente Hillegom vastgesteld. Hierin staat onder meer dat het bestuur van de Sophia Stichting voor Katholiek Basisonderwijs in de Duin- en Bollenstreek in het voorjaar 2009 te kennen heeft gegeven op termijn behoefte te hebben aan een andere locatie voor de “Jozefschool”. Het bestuur verwacht op de huidige locatie een teruggang in het aantal leerlingen door de vergrijzing in de omgeving. In het najaar 2009 heeft het bestuur van de Sophia Stichting aangegeven graag nieuwbouw te willen realiseren.
In 2013 heeft de Sophia Stichting een aanvraag ingediend voor nieuwbouw van een fusieschool van de huidige Jozefschool en de Leerwinkel in de vorm van een Integraal Kind Centrum (IKC). De reden voor de aanvraag ligt in het feit dat de huidige behuizing van de Jozefschool (1929), bouwkundig en klimaat technisch niet voldoet aan de huidige normen. Voor De Leerwinkel geldt, ondanks dat deze school later is gebouwd (1974), dezelfde argumentatie. Daarnaast verwacht de Sophia Stichting een daling van het aantal leerlingen op de huidige locatie Jozefschool vanwege vergrijzing in die omgeving.
Verder is een ander belangrijk argument voor de fusieschool dat onderwijskundige en pedagogische inzichten van school- en kinderopvangorganisaties een wezenlijk ander ruimtegebruik vereisen dan te realiseren is in de huidige accommodaties/scholen middels grondige renovatie/vernieuwbouw.
Het IKC is gebaseerd op de overtuiging dat een doorgaande lijn in onderwijs en opvang meer kansen biedt om bij elk kind talenten in de volle breedte te ontwikkelen. Ieder kind wordt gestimuleerd om authentiek te zijn en te ontdekken wat hij/zij werkelijk wil en wie hij/zij werkelijk is. Het Integraal Kind Centrum (IKC) heeft volgende kenmerken:
Door de fusie tussen twee Hillegomse basisscholen, de Jozefschool en De Leerwinkel, is er behoefte aan een nieuwbouwlocatie voor de nieuwe fusieschool (IKC Hillegom). De gemeente Hillegom heeft de verantwoordelijkheid voor het huisvesten van de scholen die zich op het grondgebied van de gemeente bevinden.
In 2017 is een locatieonderzoek uitgevoerd om verscheidene potentiële locaties voor het IKC Hillegom te onderzoeken.
Naar aanleiding van het locatieonderzoek is besloten om het IKC Hillegom te realiseren op de locatie Vosselaan/Weerlaan. Door middel van voorliggend bestemmingsplan wordt de realisatie van het IKC op deze locatie mogelijk gemaakt.
Het plangebied valt binnen bestemmingsplan 'Treslong-Meer en Dorp', (vastgesteld 9 juli 2009) en heeft de bestemmingen 'Groen' en 'Water'. Het realiseren van een school is niet mogelijk binnen deze bestemmingen en daarom is voorliggend bestemmingsplan opgesteld.
Het plangebied ligt aan de Weerlaan/Vosselaan te Hillegom en betreft een kavel in het Vossepark. Het plangebied grenst aan de brandweerkazerne Hillegom (noordzijde), sportcentrum de Vosse (westzijde) en bestaande woonwijken Treslong (noordzijde) en Meer en Dorp (oost- en zuidzijde). Het plangebied wordt ontsloten vanaf de Weerlaan (oostzijde) / Vosselaan (noordzijde).
Afbeelding ligging plangebied
Woongebieden Treslong-Meer en Dorp (juli 2009)
Het plangebied valt onder het bestemmingsplan 'Woongebieden Treslong-Meer en Dorp' en heeft de bestemmingen 'Groen' en 'Water'. De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor onder meer plantsoenen, groenstroken, water, (fiets)paden, uitritten, bermen met beplanting en speelvoorzieningen. De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor water ten behoeve van de waterhuishouding en het verkeer te water. De realisatie van het IKC is niet mogelijk binnen deze bestemmingen.
Er geldt geen archeologische dubbelbestemming.
Afbeelding uitsnede vigerend bestemmingsplan
Parapluplan
Het plangebied ligt ook binnen twee parapluplannen, parapluplan 'Parkeren' en parapluplan 'Herziening Prostitutieregels'.
Parapluplan Parkeren (januari 2017)
Dit bestemmingsplan heeft als doel om voor de bestemmingsplannen van de gemeente Hillegom die daar nog niet in voorzien, de juridische link te leggen met “geldend parkeerbeleid” waar gemeentelijke parkeernormen onderdeel vanuit maken. In bestemmingsplannen dient daartoe een ''voorwaardelijke verplichting'' te worden voorgeschreven waarmee wordt geregeld dat een omgevingsvergunning slechts kan worden verleend indien voldaan wordt aan het gemeentelijk parkeerbeleid. De regels van dit parapluplan worden overgenomen in het bestemmingsplan.
Parapluplan Herziening Prostitutieregels (maart 2016)
Met dit bestemmingsplan zijn aan enkele bestaande bestemmingsplannen verbodsbepalingen (strijdig gebruik) toegevoegd voor het gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van een seks- en/of pornobedrijf, een prostitutiebedrijf, raamprostitutie en escort bedrijf. De regels uit dit parapluplan worden waar mogelijk overgenomen.
Het bestemmingsplan 'IKC Weerlaan' is een ontwikkelingsgericht bestemmingsplan waarmee de realisatie van het nieuwe Integraal Kind Centrum Hillegom mogelijk wordt gemaakt. Er is gekozen voor een brede bestemming 'Maatschappelijk' om het bestemmingsplan zo flexibel mogelijk te maken. Om onderscheid te maken tussen de maatschappelijke functies en de functies water, verkeer en groen zijn laatst genoemde separaat bestemd.
Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 de planbeschrijving uiteengezet. Hierin wordt de huidige en de toekomstige situatie van het gebied beschreven. Hoofdstuk 3 behandelt vervolgens de relevante beleidsstukken. In hoofdstuk 4 is de juridische planbeschrijving beschreven. De resultaten van de uitgevoerde onderzoeken zijn opgenomen in hoofdstuk 5. Hoofdstuk 6 gaat in op de maatschappelijke en economische haalbaarheid van het plan.
Het plangebied ligt in het Vossepark. Dit sport- en recreatiegebied in de wijk Meer en Dorp, gelegen tussen de Weerlaan, Vosselaan en de Valckslootlaan, heeft een overwegend groen karakter met een cluster van gebouwen. De bebouwing in dit gebied bestaat uit sportcentrum De Vosse, het skicentrum Hillegom, een sporthal, kinderboerderij, het openluchtzwembad en de brandweerkazerne. Het plangebied wordt ontsloten vanaf de Weerlaan en Vosselaan. In het plangebied is geen bebouwing aanwezig.
Afbeelding huidige situatie Vosselaan/Weerlaan
Afbeelding aanzicht plangebied vanaf de Weerlaan
Groen en water
Het plangebied bestaat volledig uit groen en water en maakt deel uit van het Vossepark. Vanaf de Vosselaan loopt door het plangebied, in zuidelijke richting, een wandelpad. Ook ligt parallel aan de Weerlaan een voetpad. Het plangebied wordt omringd door een tweetal watergangen.
Afbeeldingen groen en water, huidige situatie plangebied
Het planvoornemen betreft de realisatie van een Integraal Kind Centrum in het plangebied. In het locatieonderzoek (2017) is de ruimtebehoefte bepaalt. Hieruit volgt een footprint van het gebouw van circa 1.650m². Dit is inclusief kinderopvang. De overige functies worden op de verdieping ondergebracht. Het gebouw bestaat (gedeeltelijk) uit twee bouwlagen met een maximale bouwhoogte van 9 meter. Het gebouw heeft een alzijdige oriëntatie. Voor de buitenruimte is rekening gehouden met circa 1200 m² schoolplein en circa 350m² buitenruimte voor de kinderopvang. In totaal een benodigd kaveloppervlak van minimaal 3.200m².
Stedenbouw
Het huidige sportcomplex Vossepark heeft een concentratie van bebouwing aan de Vosselaan. Het nieuwe gebouw voor het IKC bestaat uit maximaal 2 bouwlagen met het hoogste gedeelte van het gebouw gesitueerd aan de zijde van het sportcomplex (skihal). Hierdoor ontstaat een duidelijke concentratie van bebouwing aan de Vosselaan met gelijkwaardige bouwmassa en functie, waarbij de bestaande woonbuurten op voldoende afstand liggen.
Door de situering van het schoolgebouw aan de noordkant van het park blijft het grootste gedeelte van het park intact en wordt voorkomen dat het park versnipperd raakt.
Het betreft een zichtlocatie direct aan de wijkontsluitingsweg Weerlaan. De beplanting en plantsoen langs de Weerlaan blijft grotendeels behouden, waardoor de groene begeleiding van de doorgaande route intact blijft en tevens zorgt voor de landschappelijke inpassing van het gebouw.
Door het schoolplein aan de zuid- en/of oostzijde te situeren zorgt het plein voor een geleidelijke overgang tussen het park en het schoolgebouw. En blijft er voldoende afstand tot de woongebieden. Op het schoolplein worden waar mogelijk de bestaande bomen gehandhaafd en ingepast. Samen met een natuurlijke inrichting van het schoolplein wordt het karakter van het park doorgetrokken en zorgen de bestaande bomen gelijk voor een goede landschappelijke inpassing.
Afbeelding stedenbouwkundig schetsontwerp plangebied
Landschappelijke inpassing
Omdat het nieuwe schoolgebouw gesitueerd is in het park is het belangrijk dat het gebouw en schoolplein op een goede manier landschappelijk wordt ingepast. Voor de huidige situatie van de bomen is daarom een Bomen Effect Analyse uitgevoerd (BEA) Zie bijlage 2. Op basis van de BEA zijn de volgende uitgangspunten geformuleerd die als basis dienen bij de verdere uitwerking van het architectonisch ontwerp en buitenruimte:
Op basis van het architectonisch ontwerp en bouwmethodiek zal definitief blijken welke bomen behouden kunnen blijven (denk ook aan de inrichting van het bouwterrein, het (veilig!) bereikbaar kunnen zijn voor bouwverkeer en de plaatsing van een bouwkraan tzt. (Behouden van bomen = zoveel als mogelijk behouden van bomen).
De realisatie van het IKC in het plangebied gaat ten koste van openbaar groen. In subparagraaf 3.4.3 is het gemeentelijk Groenbeleid toegelicht waaronder de mogelijkheden voor compensatie van groen van het Vossepark elders in de gemeente Hillegom.
Afbeelding visie landschappelijke inpassing
Water
Vanwege de situering van het schoolgebouw aan de noordelijke zijde van het plangebied en het realiseren van een goede en veilige bereikbaarheid zijn in het stedenbouwkundig schetsontwerp de noordelijke en oostelijke watergang gedempt. De gedempte watergangen worden deels gecompenseerd bij de westelijke en zuidelijke watergang en kunnen bij de inrichting van de buitenruimte de landschappelijke inrichting versterken en een rol gaan spelen in de leeromgeving. De westelijke watergang wordt verbreed en opgewaardeerd naar primaire watergang. De nieuwbouw van de school zorgt voor toename van verhard oppervlakte. Dit dient te worden gecompenseerd binnen hetzelfde peilvak waarbij de regels en voorwaarden van het Hoogheemraadschap van toepassing zijn. Het aspect water wordt nader toegelicht in paragraaf 5.1.
Verkeer en parkeren
De gemotoriseerde verkeersafwikkeling is gericht tot het kruispunt Vosselaan/ Weerlaan. Het verkeer komt via de Weerlaan de Vosselaan in en maakt een keerbeweging op het parkeerterrein van het sportcentrum. De Vosselaan is voldoende breed voor twee auto's om elkaar te passeren en biedt voldoende ruimte voor calamiteiten verkeer om de school te bereiken. Belangrijk is dat er aan het begin van de Vosselaan (vanaf de Weerlaan tot aan het parkeerterrein) een algeheel stopverbod wordt ingesteld. Om zodoende de gewenste bufferruimte tot aan de Weerlaan te creëren. Het naastgelegen parkeerterrein van Sportcentrum De Vosse wordt gebruikt als parkeergelegenheid voor de school en beschikt ook over voldoende capaciteit om piekmomenten (halen en brengen) van de school op te vangen.
De toegangsweg, het parkeerterrein, fietspad langs de Weerlaan en de voorzone voor het nieuwe schoolgebouw worden verkeersveilig heringericht. De aspecten verkeer en parkeren worden toegelicht in pararaaf 5.9.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) bundelt het nationale ruimtelijke en infrastructurele beleid en schetst een beeld van Nederland in 2040. Zo beschrijft het kabinet in de Structuurvisie in welke infrastructurele plannen het de komende jaren wil investeren en op welke wijze bestaande infrastructuur beter benut kan worden. Provincies en gemeenten krijgen in de plannen meer bewegingsvrijheid op het gebied van ruimtelijke ordening. De 3 hoofddoelen van de structuurvisie zijn:
Specifiek beleid ten aanzien van het planvoornemen is niet opgenomen, derhalve wordt de structuurvisie niet nader toegelicht.
Het Barro bevat inhoudelijke regels van de rijksoverheid waaraan ruimtelijke plannen, zoals dit bestemmingsplan, moeten voldoen. Het Barro bevat regels over Project Mainportontwikkeling Rotterdam (Maasvlakte II), Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en Waddengebied, Defensie (militaire terreinen, munitie, militaire luchtvaart), Erfgoed (Unesco).
Het plangebied ligt niet binnen een invloedssfeer van het Barro.
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen. Op grond van art. 3.1.6 Bro zijn provincies en gemeenten verplicht om in de toelichting van een ruimtelijk besluit de zogenoemde 'ladder voor duurzame verstedelijking' op te nemen wanneer een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt. De kernbepaling van de laddersystematiek luidt als volgt;
De toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.
Voor de onderbouwing van de ladder, zie subparagraaf 3.1.4.
Het planvoornemen betreft een nieuwe stedelijke ontwikkeling, in het plangebied (nu nog onbebouwd) wordt een nieuw IKC gerealiseerd. In deze onderbouwing wordt het planvoornemen getoetst aan de ladder voor duurzame verstedelijking.
Bestaand stads- en dorpsgebied
Het plangebied ligt binnen het bestaande stads- en dorpsgebied (BSD) van Hillegom. Een uitgebreide motivering (in geval van locatie buiten BSD) kan daarmee achterwege blijven.
Behoefte IKC
In 2013 heeft de Sophia Stichting een aanvraag ingediend voor nieuwbouw van een fusieschool van de huidige Jozefschool en de Leerwinkel in de vorm van een Integraal Kind Centrum. De reden voor nieuwbouw is dat de bestaande gebouwen niet meer voldoen. De gemeente onderkent de noodzaak van nieuwbouw van de Jozefschool. Het gebouw is sterk verouderd en verkeert in een matige bouwtechnische conditie. Tevens voldoet het gebouw niet meer aan de eisen van het moderne onderwijs en zijn de verkeersstromen rondom deze locatie in de loop der jaren sterk toegenomen, waardoor de verkeersveiligheid rond de school niet optimaal is. En de reden voor nieuwbouw is dat onderwijskundige en pedagogische inzichten van school- en kinderopvangorganisaties een wezenlijk ander ruimtegebruik vereisen dan te realiseren is in de huidige accommodaties/scholen middels grondige renovatie/vernieuwbouw. De gewenste kwaliteit van het IKC kan niet worden behaald door renovatie van de bestaande scholen. Kwalitatief gezien is er behoefte aan nieuwbouw, hierin voorziet het planvoornemen.
Ten behoeve van het onderwijsbeleid op gemeentelijk niveau is voor de gemeente Hillegom een prognose opgesteld van leerlingenaantallen voor de periode 2017 tot en met 2037. Ten behoeve van het locatieonderzoek is het leerlingaantal bepaald, te weten 350 leerlingen. Dit aantal is als volgt bepaald, bij het opstellen van de leerlingenprognose is gebruik gemaakt van herkomstgegevens naar voedingsgebied. Het belangstellingspercentage wordt gedefinieerd als "het percentage van de basisgeneratie uit een herkomstgebied dat naar een bepaalde school gaat". De belangstellingspercentages zijn gebaseerd op de leerlingentellingen van 1-10-2016. Naast de leerlingenprognose lange termijn is er ook rekening gehouden met de resultaten uit de korte termijnprognose. De korte termijnprognose kijkt naar de interne ontwikkeling binnen een school; de bevolkingsontwikkeling speelt een minder grote rol. Een totaaloverzicht van de waargenomen en het berekende aantal leerlingen is te vinden Bijlage 1 .
Op basis hiervan is de volgende ruimtebehoefte voor de fusieschool bepaald:
Voor de buitenruimte voor de school is normatief minimaal 600 m² voorgeschreven. Dit blijkt in de praktijk niet toereikend. Als vuistregel wordt genomen circa 3m² speelplein per leerling. Ingezet wordt op 1.200 m² incl. fietsparkeren. De verwachte ruimtebehoefte van de kinderopvang is als volgt:
Voor de bouw van de school heeft de Sophia Stichting aangegeven dat er los van het aantal leerlingen een aantal functies op de begane grond gerealiseerd moeten worden. Denk hierbij aan het speellokaal, de kinderopvang, conciërge en de aula. Het programma op de begane grond bedraagt minimaal 1.650 m² BVO.
Voor de inpassing van IKC Hillegom is op basis van bovenstaande ruimtevraag het volgende minimale kaveloppervlak benodigd:
Totaal m² BVO vloeroppervlak school 1.961m2, waarvan op de begane grond: | 1.000 m² |
Totaal m² BVO vloeroppervlak kinderopvang 650 m2, waarvan op de begane grond: | 650 m² |
Terreinoppervlak spelen en fietsparkeren | 1.200 m² |
Terreinoppervlak buitenruimte KDV 350 m² | 350 m² |
Totaal benodigd kaveloppervlak inclusief kinderopvang | 3.200 m² |
Het bouwoppervlak van de begane grond, het oppervlak voor buitenruimte en het oppervlak van de totale kavel (7467 m2) in het plangebied is voldoende om te voorzien in de ruimtebehoefte.
Naar aanleiding van de aanvraag van de Sophia Stichting is gestart met een locatieonderzoek om gemeentebreed te kijken naar potentiële nieuwbouwlocaties voor deze fusieschool. Dit heeft geresulteerd in 14 mogelijke locaties.
Om te beoordelen of de locaties in aanmerking komen voor verdergaand onderzoek zijn de mogelijkheden en knelpunten van deze locaties geïnventariseerd op de gebieden ligging, ruimte, verkeer en parkeren, milieu, groen en water, planologie en planning. De locaties met de meeste potentie, locaties Vosselaan/Weerlaan (plangebied) en locatie De Leerwinkel zijn nader onderzocht in de studie. De locatie Vosselaan/Weerlaan scoort op basis van de beoordelings-/toetsingscriteria beter dan de locatie De Leerwinkel. Op drie van de acht onderdelen scoren de locaties gelijk, en op vijf van de acht beoordelings-/toetsingscriteria scoort de locatie Vosselaan/Weerlaan beter dan de locatie De Leerwinkel. Op basis hiervan heeft het college van burgemeester en wethouders het plangebied aangewezen als de meest geschikte locatie om de nieuwbouw te realiseren
Conclusie door de realisatie van het planvoornemen wordt voorzien in een behoefte aan het IKC in Hillegom. Uit de locatiestudie volgt dat plangebied ruimtelijke gezien het meest geschikt is om het nieuwe IKC te realiseren.
Provinciale Visie Ruimte en Mobiliteit, Verordening ruimte, Programma ruimte (juni 2018)
In de provinciale Visie Ruimte en Mobiliteit (VRM) beschrijft de provincie het provinciale beleid. In de provinciale Verordening ruimte is het provinciaal beleid juridisch verankerd in de regels.
Uit de kaart van de VRM blijkt dat het plangebied ligt binnen de aangewezen ''bebouwde ruimte''.
Beter benutten en opwaarderen van wat er is
Het plangebied ligt binnen een gebied dat is aangewezen als zijnde bebouwde ruimte. Het beter benutten van deze ruimte krijgt ruimtelijk invulling door verdichting, herstructurering en binnenstedelijke transformatie. De Provincie zet in op het zoveel mogelijk concentreren van nieuwbouw binnen de bebouwde ruimte. De Provincie wil op verschillende manieren bijdragen aan het beter benutten van de bebouwde ruimte. Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening hanteren gemeenten de ladder voor duurzame verstedelijking om de keuze voor en situering van nieuwe woon- en werklocaties te verantwoorden.
In de Verordening ruimte is de provinciale Ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in artikel 2.1.1. In dit artikel is opgenomen dat als een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, deze moet voldoen aan de volgende eisen:
In subparagraaf 3.1.4 is de onderbouwing van de Ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen
In de VRM is opgenomen dat bij de toepassing van de ladder ook kwalitatieve aspecten meespelen. Deze elementen zijn er vooral op gericht de leefkwaliteit van de inwoners te beschermen of zo nodig te versterken;
Artikel 2.2.1 Ruimtelijke kwaliteit (Verordening ruimte)
Lid 1 Ruimtelijke kwaliteit bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen
Een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling (nieuwe bebouwing of nieuw gebruik van bebouwing of grond), onder de volgende voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit:
De realisatie van een IKC is niet passend binnen de bestaande gebiedsindentiteit van het Vossepark (transformeren). In paragraaf 2.2 en in subparagraaf 3.4.3 is toegelicht dat de nieuwe bebouwing zo goed mogelijk wordt ingepast in het nieuwe park. Dit is ook verwerkt in het stedenbouwkundig plan. Door de situering van het schoolgebouw aan de noordkant van het park blijft het grootste gedeelte van het park intact en wordt voorkomen dat het park versnipperd raakt. De beplanting en plantsoen langs de Weerlaan blijft grotendeels behouden, waardoor de groene begeleiding van de doorgaande route intact blijft en tevens zorgt voor de landschappelijke inpassing van het gebouw. Ten behoeve van het bevorderen van de ruimtelijke kwaliteit;
Het plangebied ligt binnen het beheergebied van het Hoogheemraadschap van Rijnland.
Het Hoogheemraadschap heeft zijn beleid vastgelegd in het Waterbeheerplan 5: "Waardevol Water" (WBP5), dat op 9 maart 2016 door het algemeen bestuur is vastgesteld. In het WBP5 staat samen werken met de omgeving aan water centraal. Rijnland wil samen met zijn omgeving werken aan duurzaam en efficiënt waterbeheer tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten. In het document worden vier hoofddoelen onderscheiden:
Met de keur en bijbehorende uitwerkingsregels kan het hoogheemraadschap haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder uitvoeren. De Keur geeft regels voor het gebruik van of het uitvoeren van activiteiten op het gebied van waterkeringen, watergangen en andere waterstaatswerken. Daarnaast zijn aan de keur bepalingen toegevoegd voor het onttrekken van grondwater en het infiltreren van water in de bodem. Er kan een ontheffing worden aangevraagd om een bepaalde activiteit wel te mogen uitvoeren.
Watertoets
De watertoets is een instrument dat ervoor zorgt dat een initiatiefnemer water vanaf het begin van het planvormingsproces meeneemt bij ruimtelijke ontwikkelingen. Indien een initiatiefnemer meer dan 500 m2 extra verhard oppervlak wil aanleggen is de compensatie in de vorm van open water vereist.
Het aspect water wordt toegelicht in paragraaf 5.1.
In deze visie zijn de verschillende belangen vanuit landschap, het dorp, recreatie en toerisme, de agrarische sector en de gemeenschap samengesmolten tot een integrale ontwikkelingsrichting voor de periode tot 2030.
Onderwijs
Voor het behoud van de sterke gemeenschapszin in Hillegom is het van belang dat de gemeente blijft beschikken over een passend maatschappelijk voorzieningenniveau. Daarbij gaat het onder meer om de aanwezigheid van toekomstbestendige onderwijsvoorzieningen, sport- en culturele accommodaties.
Het planvoornemen voorziet in de realisatie van het gewenste IKC waarmee wordt voorzien in een toekomstbestendige onderwijsvoorziening in Hillegom. Daarmee is het planvoornemen passend binnen het gemeentelijk beleid.
Groen
De wijken van Hillegom moeten voldoen aan een bepaalde ‘groennorm’. In groene wijken (meer dan 75 m2 groen per woning) en basiswijken (50 tot 75 m2 groen per woning) dient het groenareaal minimaal gelijk te blijven. Het vergroten van de bruikbaarheid en bereikbaarheid van het groen in deze wijken is wenselijk. In zogeheten ‘grijze’ wijken (minder dan 50 m2 groen per woning) dient elke ruimtelijke ontwikkeling te leiden tot toename van het groenareaal.
Het aspect groen is toegelicht in paragraaf 2.2 en subparagraaf 3.4.3.
Het beleid van de gemeente Hillegom inzake onderwijshuisvesting is vastgelegd in de navolgende documenten:
Verordening Voorzieningen Huisvesting Onderwijs Hillegom 2015
In deze Verordening zijn de regels omtrent de realisatie van nieuwbouw van een onderwijsvoorziening opgenomen. Deze regels zijn meegenomen in de locatiestudie en in het ontwerp van het nieuwe IKC.
Verordening materiële en financiële gelijkstelling onderwijs gemeente Hillegom 2015
In deze Verordening zijn de regels omtrent subsidies voor onderwijsvoorzieningen opgenomen. Er zijn geen regels opgenomen die voor het bestemmingsplan relevant zijn.
Beleidsnotitie brede school (2007)
De Brede School is een samenhangend netwerk van onderwijs en andere voorzieningen voor kinderen en ouders, zoals opvang, zorg, welzijn, cultuur, sport, enzovoort met als doel de actieve deelname van kinderen aan de samenleving te bevorderen, kinderen een goede dagindeling te bieden, het voorkomen van achterstanden van kinderen, mogelijke achterstanden van kinderen weg te nemen en hun sociale competentie te vergroten.
Nieuwbouw of nieuwe huisvesting kan een stimulans of aanleiding zijn om na te denken over de opzet van een Brede School in een multifunctioneel gebouw. Verschillende factoren spelen daarbij een rol: het vaststellen van een inhoudelijke visie op het architectonische concept en, daarmee samenhangend, op de ruimtelijke indeling, het beheer en de exploitatie van het gebouw. Bij al deze aspecten moeten de partners die zich vestigen in het gebouw betrokken worden.
Voorliggend bestemmingsplan maakt de realisatie van een brede school (IKC) mogelijk.
Notitie onderwijshuisvesting basisscholen gemeente Hillegom (2011-2016)
In de notitie onderwijshuisvesting basisscholen gemeente Hillegom (2011-2016) wordt de ontwikkeling van het concept IKC (Integraal Kind Centrum) toegelicht.
Het bestuur van de Sophiastichting voor Katholiek Basisonderwijs in de Duin en Bollenstreek heeft in het voorjaar 2009 te kennen gegeven op termijn behoefte te hebben aan een andere locatie voor de “Jozefschool”. Het bestuur verwacht op de huidige locatie een teruggang in het aantal leerlingen door de vergrijzing in de omgeving. In het najaar 2009 heeft het bestuur bericht nieuwbouw gerealiseerd te willen zien in een meer grootschalig uitbreidingsplan van de gemeente.
Voorliggend bestemmingsplan maakt de realisatie van het IKC mogelijk.
In het Gemeentelijk Groenbeleidsplan staan de Weerlaan en de Valckslootlaan aangeduid als lokale groenstructuur. Er is een zogenoemde ‘wensverbinding’ tussen het Cerespark en het Vossepark. Belangrijke zoeklocaties voor parken/groene zones zijn de wijken Meer en Dorp (gedeeltelijk) en Brouwerlaankwartier.
Afbeelding groenbeleidsplan: themakaart Groenstructuur en wensen
Het Vossepark draagt in belangrijke mate bij aan de 'groenbeleving' van de wijk ''Vosselaankwartier' en de aangrenzende wijk 'Meer en Dorp'. Met name aan de zijde van de Valckslootlaan, een wijkontsluitingsweg met direct zicht vanuit de aanliggende woningen op het park. Langs de Weerlaan zijn vooral de brede groene bermen met grote bomen beeldbepalend. Dit kan gehandhaafd blijven, waardoor nieuwbouw in dit deel van het park minder kritisch is.
In het Groenbeleidsplan zijn er geen specifieke kwalificaties gegeven aan dit deel van het Vossepark. Het maakt geen onderdeel uit van historische structuren, van het groenblauwe lint of van een ecologische verbindingszone. En is niet aangewezen als recreatief aandachtsgebied. Er bevinden zich geen waardevolle elementen, er staan geen bomen die voorkomen op de waardevolle bomenlijst en het heeft geen specifieke gebruiksfunctie. De groennorm in deze wijk (Vosselaankwartier) ligt boven de norm (meer dan 75m² groen per woning). De aangrenzende wijk Meer en Dorp is gekwalificeerd als basiswijk (50 tot 75m² groen per woning).
Het Groenbeleidsplan stelt dat het groenniveau in de wijk minimaal gehandhaafd moet blijven. Wanneer een ruimtelijke ontwikkeling ertoe leidt dat de groenstructuur in kwaliteit of omvang afneemt, dient er compensatie plaats te vinden. Bomen worden in aantallen gecompenseerd en groenvakken in m², waarbij zoveel mogelijk een vergelijkbare kwaliteit moet worden teruggebracht. In geval aantallen of kwaliteit praktisch niet zijn te realiseren, kan worden gecompenseerd door op een andere plek binnen de structuur een kwaliteit verbeterende maatregel uit te voeren.
De nieuwbouw van het IKC gaat in het Vossepark ten koste van ca. 3.200 m2 groen. Direct aan het Vossepark is geen ruimte voor kwantitatieve compensatie. En is alleen kwalitatieve compensatie mogelijk.
Kwalitatieve groencompensatie in Vossepark
Het groenbeleidsplan benoemt de doelstelling om de gebruikswaarde van de bestaande parken in Hillegom te vergroten. Het Vossepark staat op de 'lijst facelift parken'.
Kwantitatieve groencompensatie
Er moet circa 3.200m² groen worden gecompenseerd. Het Groenbeleidsplan biedt verschillende mogelijkheden voor compensatie van het verlies van groen a.g.v. nieuwbouw aan de Vosselaan/Weerlaan. Met name waar het gaat om parken of groene zones streeft het Groenbeleidsplan naar een evenwichtige spreiding. Elke inwoner van een wijk moet een park of groene zone kunnen bereiken zonder daarbij wijkontsluitingswegen of grote waterlopen over te moeten steken. De wijk Brouwerlaankwartier kan daar nu niet aan voldoen. Ook een deel van de wijk Meer en Dorp (ten westen van de Willem de Zwijgerlaan) voldoet niet aan deze norm. Ruimtelijke ontwikkelingen kunnen worden aangegrepen om in deze wijken toch parken en groene zones in te kunnen brengen.
In de wijk Havenkwartier dienen zich bij een drietal herontwikkelingen mogelijkheden aan voor de benodigde groencompensatie. Het wensbeeld is om een groenblauwe zone aan te leggen, die zich uitstrekt over de drie locaties (Buurtvisie Havenkwartier).
In de wijk Meer en Dorp is door verhuizing de locatie Hilmareschool vrijgekomen. Ook die locatie is gesitueerd in het zoekgebied naar parken of groene zones. Herontwikkeling biedt mogelijkheden om deze locatie, of een deel hiervan, te benutten voor groencompensatie.
In geval van nieuwbouw op de locatie Vosselaan/Weerlaan kan bij herontwikkeling van de vrijgekomen locatie De Leerwinkel en locatie Het smurfenbos, kwantitatief en/of kwalitatief worden geïnvesteerd in het Cerespark en in de wensverbinding tussen het Cerespark en het Vossepark.
Op 9 januari 2018 heeft het college van burgemeester en wethouders ingestemd met de richtinggevende koers voor herbestemming, herontwikkeling en programmatische invulling, van een aantal gemeentelijke grondposities. Ten aanzien van groencompensatie, als gevolg van nieuwbouw in het Vossepark, omschrijft het koersdocument:
Inzetten op de volgende locaties:
Herbestemming naar 'Groen' levert kwantitatief voldoende uitbreiding van het groenareaal op. En past kwalitatief in de diverse beleidsvisies met betrekking tot groen. De locaties zijn beschikbaar, of komen op redelijk termijn beschikbaar.
Bij inpassing van het IKC in het park inzetten op behoud/versterken van de bestaande kwaliteiten en functionaliteiten van het park.
Dit past in het gemeentelijk beleid t.a.v. groen. En geeft uitvoering aan een aantal opgaven in het Groenbeleidsplan:
Groenstructuur
De Weerlaan maakt onderdeel uit van de lokale groenstructuur. De weg heeft een wijkontsluitende functie en daardoor hoge bezoekersaantallen. Daarmee vervult het een belangrijke rol in de vorm van o.a. groene profilering van de gemeente. Het beeld van deze straten wordt voornamelijk gedragen door grote bomen. Bij voorkeur tweezijdig, en van de eerste grootte (bomen die meer dan 15 meter hoog kunnen worden). De bomen in de lokale groenstructuren hebben, juist door hun bijdrage aan de groenstructuur, een hoge waarde voor het dorpsschoon. Bescherming is vooral gericht op behoud van de structuur in zijn geheel.
Herontwikkeling van de locatie Vosselaan/Weerlaan vormt geen bedreiging voor de lokale groenstructuur langs de Weerlaan. De meest beeldbepalende bomen staan aan de randen, deze kunnen veelal worden gehandhaafd. De brede groene bermen langs de Weerlaan met de grote bomen vallen buiten het plangebied en blijven bestaan. Vanaf de Valckslootlaan zal het zicht op de school beperkt zijn. De verbinding met het blauwgroene lint blijft bestaan, maar wordt wel minder duidelijk.
Functionaliteit en karakter van het Vossepark
De verplichting uit het Groenbeleidsplan om te compenseren kan worden aangegrepen om binnen het Vossepark een kwaliteitsverbetering uit te voeren. Bijvoorbeeld een verbeterde routing, ecologische oevers of de aanleg van een speeltuin. De mogelijkheden voor het maken van een wandeling worden verkleind. Het wandelgebied wordt kleiner. Door de randen van het plangebied slim in te richten kan nog steeds een wandelroute blijven bestaan. Mogelijk kan de wandelroute in het overige deel van het park worden verbeterd.
De gemeenteraad heeft n.a.v. een burgerpanel het gebied langs de Vossevaart aangewezen als losloopgebied voor honden. Dit blijft vanuit het park goed bereikbaar.
In het parkeerbeleid (2016) zijn de voorwaarden voor een economisch vitale gemeente en een plezierig woon- en werkklimaat opgenomen.
Deelnota Parkeernormen
In de Nota parkeernormen (2016) zijn per type gebied de parkeernormen bepaald. Het plangebied ligt binnen het gebied ''overig Hillegom''.
onderwijs | overig Hillegom | eenheid | aandeel bezoekers | ||
kinderdagverblijf | 1,4 | per 100m2 bvo | 0% | ||
basisschool | 0,8 | per leslokaal | 0% | ||
middelbare school | 4,9 | per 100 leerlingen | 10% |
Tabel parkeernormen onderwijs
In paragraaf 5.9 is de parkeerberekening toegelicht.
Het welstandsbeleid van de gemeente Hillegom is vastgelegd in de Welstandsnota (2016). Ter plaatse van het plangebied geldt het welstandsniveau ''minimaal''. Aan het Vossepark, en daarmee ook aan het plangebied, is het gebiedstype ''sport en recreatie'' toegekend.
Het minimaal welstandsniveau is niet passend voor de herontwikkelingslocatie.Het nieuwe Integraal Kindcentrum komt op een belangrijke zichtlocatie te liggen aan de Weerlaan op de kop van het park. Het park heeft een belangrijke functie in het gebied. Bij de herontwikkeling van het deel van het park naar maatschappelijke is een goede inpassing in het landschap en omgeving van belang. Voor dit plangebied wordt dan ook afgeweken van de geldende criteria. Om de ambitie op deze plek waar te kunnen maken, wordt het plangebied aangeduid als “bijzonder welstandsniveau”. Hier geldt (voor de duur van het project) een hoger ambitieniveau, waar extra inspanning op het gebied van de ruimtelijke kwaliteit en landschappelijke inpassing gewenst is. Dit bijzondere welstandsniveau wordt juridische geborgd in de regels van het bestemmingsplan. Het Inspiratiekader beeldkwaliteit wordt na vaststelling door de raad als aanvulling opgenomen in de welstandsnota. De welstandscommissie toetst het bouwplan hier vervolgens aan.
De stedenbouwkundige principes zijn harde uitgangspunten waar aan moet worden voldaan. Voor de architectonische uitwerking zijn geen harde criteria benoemd maar een inspiratiekader. Met het inspiratiekader is er nog een grote flexibiliteit aan mogelijkheden voor de architectonische invulling. Dit moet dan ook niet gezien worden als beperking maar als bron van inspiratie om uiteindelijk een gebouw met schoolomgeving te realiseren passend binnen het bijzondere welstandsniveau.
De landschappelijke inpassing van het nieuwe gebouw in het Vossepark is toegelicht in paragraaf 2.2.De complete inspiratiekader beeldkwaliteit is opgenomen in Bijlage 1 van de regels
Regionaal beleid
Regionaal Energieakkoord 2017
Binnen de regio Holland Rijnland hebben gemeenten hun ambities en doelstellingen rondom klimaat/energie uitgesproken. De regionale ambitie is om in 2050 een energie neutrale regio te zijn en daarmee bij te dragen aan de nationale en internationale doelstellingen op het gebied van klimaat en energie.
Alle huidige en toekomstige ontwikkelingen zullen daar aan bij moeten dragen. Immers wat nu al voldoet hoeft niet meer aangepast te worden voor 2050. Het advies is om toekomstige ontwikkelingen energie neutraal te realiseren. Dit gaat verder dan de toekomstige wettelijke wijziging van nieuwbouw.
Op basis van het beleid dienen alle nieuwe ontwikkelingen, groot of klein een bijdrage te leveren aan de boven gestelde duurzaamheidsdoelstellingen van de gemeente, genoemd in de Omgevingsvisie. Daarbij speelt ook nog mee dat de huidige EPC per 2020 gewijzigd wordt in BENG eisen (voor overheidsgebouwen al vanaf 1 januari 2019) en wanneer de Omgevingswet van kracht is gemeenten eigen energie en duurzaamheideisen kunnen stellen in het omgevingsplan (nu bestemmingsplan CHW).
Bij de verdere planontwikkeling zal de voorgenomen doelstelling verder beoordeeld dienen te worden.
Gemeentelijk beleid
Het duurzaamheidsbeleid van de gemeente Hillegom is opgenomen in de Omgevingsvisie Hillegom 2030 en het Uitvoeringsprogramma Duurzaamheid Hillegom.
Duurzaamheid in brede zin is als leidend principe gekozen in deze omgevingsvisie. In de omgevingsvisie denkt en handelt de gemeente vanuit het principe van de drie P’s, waardoor sociale duurzaamheid, fysieke duurzaamheid en economische duurzaamheid samenkomen:
Tegelijkertijd met de omgevingsvisie is het Uitvoeringsprogramma Duurzaamheid 2018-2022 vastgesteld waarin de verschillende acties staan beschreven. De impact van deze ontwikkelingen op de uitstraling van de leefomgeving en belevingswaarde van bewoners zal altijd moeten worden meegenomen in de afwegingen.
Planvoornemen
Op basis van de duurzaamheidsambitie van de gemeente is gekozen om een 'Plus op de meter' IKC te realiseren. Deze duurzaamheidsvariant gaat uit van een forse investering in zorgvuldige, duurzame en circulaire materiaalkeuzes. Binnen deze variant wordt niet alleen het energieverbruik van het gebouw en het gebruikersgebonden verbruik beschouwd, maar ook het materiaalgebonden energieverbruik. Ook het energieverbruik dat voorkomt uit de oprichting, het onderhoud en de sloop van het IKC speelt immers een belangrijke rol als het gaat om de klimaatneutrale ambitie van de gemeente Hillegom. Er zijn op dit ambitieniveau momenteel nog geen onafhankelijke prestatie indicatoren (zoals EPC, BENG of nul/plus op de meter) ontwikkeld. In de verdere uitwerken en de ontwerpfases van het IKC is het van belang dat het binnen deze variant gerekende aanvullende budget voor klimaatneutrale/circulaire maatregelen een optimale invulling en besteding wordt gevonden. De prioriteit van het programma voor het IKC ligt daarbij bij de fysieke duurzaamheid: Klimaat, grondstoffen en natuur en milieu. Bij fysieke duurzaamheid staat het welzijn van de omgeving centraal: milieu, natuur, grondstoffenkringloop (circulaire economie) en klimaatadaptatie.
Op stedenbouwkundig, landschappelijk en sociaal niveau wordt een hoogwaardig en duurzaam plan nagestreefd, hierna volgt een mogelijke opsomming:
Aandachtspunten stedenbouw, landschap en sociaal
Stedenbouw
Het plan wordt in harmonie ontworpen met zijn natuurlijke omgeving, door aansluiting op bestaande schaal, groen, water, structuur, karakter en architectuur. Slimme oplossingen worden bedacht voor o.a. parkeren en blijvende openheid van het landschap (beperken van schuttingen e.d.), waarbij gestreefd wordt naar een goede verhouding tussen openbaar en uitgeefbaar terrein.
Gebouw oriëntatie en kwaliteit
De verkaveling en inrichting van het gebouw worden zon georiënteerd ontworpen. Op deze manier kan er actief en passief gebruik gemaakt worden van zonnewarmte in en rond het gebouw en de woningen.
Aandacht voor maatschappelijk, sociaal en veilig wonen, met logische aansluitingen tussen openbaar en privé.
Flora en fauna
De bestaande groene en blauwe structuren worden behouden en nieuwe worden geïntroduceerd. Daarmee worden bestaande ecologische waarden verhoogd en wordt de biodiversiteit uitgebreid. Er wordt gewerkt met natuurlijke materialen, en waar mogelijk worden groene daken gerealiseerd, nestkasten ingebouwd en natuurlijkvriendelijke oevers aangelegd. Met andere woorden; bouwen 'natuur inclusief'.
Waterhuishouding
Het hemelwater wordt lokaal opgevangen door afkoppeling naar het oppervlaktewater, ook wordt water lokaal gebruikt voor bijvoorbeeld het besproeien van de tuinen (regentonnen). Waterkwaliteit wordt blijvend verbeterd door het werken met niet uitlogende materialen, de aanleg van natuurvriendelijke oevers. Klimaatbestendig bouwen tegen hitte- en droogtestress door voldoende groen in de wijk.
CO2-absorptie
Doordat zeer energiezuinig wordt gebouwd, reduceert het plan per saldo CO2. Daarnaast zal gekeken worden naar toepassing van CO2-absorberende materialen, zoals CO2-absorberende verhardingen en veel groen, zoals bijvoorbeeld groene dakbedekking (sedum) en gevels.
Sociale structuren en 'social return'
5% van de voor realisatie benodigde werkgelegenheid wordt ingevuld voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt, zoals langdurige werklozen en mensen met een handicap. Scholing en educatie zal hiervan deel uitmaken.
Aandachtspunten gebouwniveau
Naast de voorgestelde uitgangspunten op stedenbouwkundig niveau, wordt ook op gebouwniveau de volgende uitgangspunten voorgesteld:
Energie
Ten einde de klimaatverandering tegen te gaan en tegelijkertijd energie betaalbaar houden, dan moet de energieprestatie van gebouwen verbeteren. Uitgangspunt is daarom de realisatie van woningen die zeer energiezuinig zijn met een EPC van 0.0.
Gebruikskwaliteit
Onze samenleving vergrijst en mensen willen langer zelfstandig in hun eigen huis blijven wonen. Daardoor worden zorg en wonen steeds meer gecombineerd en veranderen woning- plattegronden. Andere doelgroepen hebben juist weer andere behoeften, zoals jonge mensen, gezinnen met kinderen, gehandicapten, etc. Tegelijkertijd willen mensen een veilige woonomgeving. Met de voorgenomen ontwikkeling het gebouw daarom goed, toegankelijk en functioneel en veilig gemaakt.
Circulair/Milieu
Grondstoffen worden schaarser én duurder. Er wordt daarom ingezet op hergebruikte en/of duurzaam geproduceerde materialen om zodoende schadelijke emissies en uitputting van grondstoffen als gevolg van de productie van bouwmaterialen te beperken.
Toekomstwaarde
Bij de bouw moet rekening worden gehouden met toekomstige veranderingen, waardoor zonder hoge kosten of veel materiaalverspilling aan te passen is aan veranderende gebruikerseisen of wet- en regelgeving. Dit kan door bijvoorbeeld in te zetten op flexibele plattegronden voor toekomstige gebruikswensen, wijzigingen of mutaties van eigenaren en/of huurders en toekomstige gebruikers bij de ontwikkeling te betrekken. Er is aandacht voor toegankelijkheid, met maatregelen zoals drempelloos bouwen en eenvoudig aanpasbare (binnen-)constructies. Daarnaast kan gedacht worden aan herbruikbaarheid van producten en grondstoffen, door bewuste en duurzame materiaalkeuzes.
Gezondheid
Kinderen brengen een groot deel van de dag door in een kinderdagverblijf/school. Doel van dit thema is de realisatie van een gezond gebouw door bijvoorbeeld het beperken van geluidsoverlast, voldoende frisse lucht, comfortabele ventilatie en voldoende daglicht.
De realisatie van het IKC past niet binnen het vigerende bestemmingsplan. Middels het voorliggende bestemmingsplan wordt de realisatie mogelijk gemaakt.
Het bestemmingsplan bestaat uit de juridische bindende regels en verbeelding en gaat vergezeld van een toelichting. De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.
De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. Op de verbeelding worden de bestemmingen weergeven, met daarbij de randvoorwaarden. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers en de overheid bindende deel van het bestemmingsplan.
De toelichting heeft geen bindende werking. De toelichting maakt juridisch ook geen onderdeel uit van het bestemmingsplan, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.
De regels bestaan uit vier hoofdstukken:
Hierna wordt een korte toelichting gegeven op de in het plan voorkomende bestemmingen.
In dit hoofdstuk is een aantal begrippen verklaard die worden gebruikt in de regels. Dit voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen. Daarnaast is het artikel "Wijze van meten” opgenomen waarin bepaald is hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moet worden.
In dit hoofdstuk zijn de in het plan voorkomende bestemmingen geregeld. In ieder artikel is per bestemming bepaald welk gebruik van de gronden is toegestaan en welke bouwregels er gelden. Tevens zijn in sommige bestemmingen, flexibiliteitsbepalingen opgenomen.
Onder de bestemmingsomschrijving is aangegeven welk gebruik is toegelaten op de gronden met de desbetreffende bestemming. Dit gebruik kan ook mogelijk gemaakt worden door op de verbeelding opgenomen functieaanduidingen. In de bestemmingsomschrijving zijn de functieaanduidingen genoemd.
In de bouwregels zijn de bebouwingsmogelijkheden bepaald. Voor wat betreft de bebouwing is sprake van een onderscheid tussen hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. De hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken (waaronder overkappingen) dienen in principe binnen het bouwvlak gesitueerd te zijn. Bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn ook buiten het bouwvlak toegelaten.
Voor alle bestemmingen geldt sinds de invoering van de Wabo dat er vergunningvrij bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd bij woon- en niet woonbestemmingen. Hierna volgt een toelichting per artikel.
De groenstructuren hebben een groenbestemming gekregen. Binnen de bestemming “Groen” zijn groenvoorzieningen mogelijk, inclusief voet- en fietspaden, waterpartijen, paden, speelvoorzieningen en nutsvoorzieningen.
Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde worden opgericht.
Binnen de maatschappelijke bestemming zijn maatschappelijke voorzieningen toegestaan, met uitzondering van religieuze voorzieningen. Het bouwen van hoofdgebouwen is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, waarbij geldt dat 80% van het bouwvlak bebouwd mag worden. Daarnaast is een maximale bouwhoogte aangegeven. Het bouwvlak mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overbouwing' worden overschreden door een overbouwing. Bijbehorende bouwwerken mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd, waarbij geldt dat het totale oppervlak van alle bijbehorende bouwwerken maximaal 300m2 mag bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 3 meter mag bedragen. Deze bijbehorende bouwwerken zijn bijvoorbeeld schuurtjes voor de opslag van materiaal of een fietsenstalling. In de regels is geborgd dat voor de voorgevel uitsluitend overkappingen zijn toegestaan met een oppervlakte van 100m2.
In de specifieke gebruiksregels is opgenomen voor een voorziening voor onderwijs maximaal 350 leerlingen gelijktijdig zijn toegestaan. Als afwijking hierop is opgenomen dat deze regel niet geldt op bijzondere lesdagen zoals in geval van de koningsspelen. Op zo'n dag zijn er meer dan 350 leerlingen toegestaan.
Daarnaast zijn er twee functieaanduidingen opgenomen. De functieaanduiding 'waterhuishoudkundige en/of waterstaatkundige functie' is ter bescherming van de aangrenzende bestemming 'Water'. Ter plaatse van deze aanduiding zijn tevens voorzieningen en werkzaamheden ten behoeve van waterhuishoudkundige en/of waterstaatkundige functie toegestaan. Ter plaatse van deze aanduiding mogen geen gebouwen, bouwwerken en overkappingen worden gebouwd. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing zijn tevens werkzaamheden en voorzieningen toegestaan ten behoeve van de landschappelijke inpassing.
Tot slot zijn nadere eisen opgenomen. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten behoeve van de gebouwen en de gronden met functieaanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing' met inachtneming van het document: 'Inspiratiekader beeldkwaliteit' welke als bijlage is opgenomen bij de regels.
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied
De overige openbare gebieden met daarbij infrastructurele voorzieningen zijn ingericht om auto’s als ‘gast’ te ontvangen. De nadruk ligt op de ruimtelijke kwaliteit en de functie als verblijfsgebied voor bewoners. Dit sluit aan op de huidige systematiek van actuele bestemmingsplannen in de gemeente. Overal binnen deze bestemming zijn parkeervoorzieningen mogelijk.
De zich in het plangebied bevindende watergangen en waterpartijen hebben een bestemming voor 'Water' gekregen.
In deze paragraaf worden, in aanvulling op de bestemmingsbepalingen, aanvullende regels gesteld.
In deze regel is vastgelegd dat grond die in aanmerking moest worden genomen bij het verlenen van een omgevingsvergunning, waarvan de uitvoering heeft plaatsgevonden of alsnog kan plaatsvinden, bij de beoordeling van een andere aanvraag om omgevingsvergunning niet opnieuw in beschouwing mag worden genomen.
In dit artikel is een aantal aanvullende bouwregels opgenomen dat voor alle bestemmingen kan gelden. Het gaat bijvoorbeeld om extra bouwmogelijkheden voor ondergeschikte bouwdelen en andere bouwwerken. Tevens is voorwaardelijke verplichting voor het parkeren opgenomen.
Artikel 9 algemene gebruiksregels
In de algemene gebruiksregels is het verbod op seksinrichtingen opgenomen en strijdig gebruik van gronden met betrekking tot parkeren.
Artikel 10 algemene afwijkingsregels
Dit artikel is een aanvulling op de afwijkingsregels uit de bestemmingen. In het artikel is een aantal algemene afwijkingen opgenomen, dat middels een omgevingsvergunning kan worden verleend. Het betreft een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan bij een omgevingsvergunning mogelijk te maken. Het gaat bijvoorbeeld om een geringe overschrijding van de toegestane bouwhoogte of het mogelijk maken van de bouw van schakelkastjes (nutsgebouwtjes) in het openbare gebied.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
In Artikel 11 Overgangsrecht is een regeling opgenomen voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het opstellen van het plan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd.
In
Artikel 12 Slotregel is de officiële naam van het plan bepaald. Onder deze naam kan het bestemmingsplan worden aangehaald.
De watertoets is een instrument dat ervoor zorgt dat een initiatiefnemer water vanaf het begin van het planvormingsproces meeneemt bij ruimtelijke ontwikkelingen. Indien een initiatiefnemer meer dan 500 m2 extra verhard oppervlak wil aanleggen is de compensatie in de vorm van open water vereist.
Het planvoornemen voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling. In lijn met het beleid van het Hoogheemraadschap wordt het aspect water voor het voorliggende plan nader toegelicht.
Algemeen
Het plangebied ligt aan de Weerlaan te Hillegom en is onbebouwd. Het plangebied maakt deel uit van het Vossepark.
Watergangen
Het plangebied wordt omringd door watergangen welk ook deels door het plangebied lopen. Langs de oostzijde en noordzijde van het plangebied loopt een primaire watergang (type polderwater). De watergang wordt onderhouden door het Hoogheemraadschap van Rijnland en heeft een beschermingszone.
Langs de westzijde en aan de zuidzijde van het plangebied liggen twee overige watergangen. Beide watergangen hebben een beschermingszone en de onderhoudsplicht ligt bij de kadastrale eigenaar.
Afbeelding uitsnede legger - oppervlaktewateren, watergangen aangrenzend aan plangebied
Veiligheid en waterkering
Het plangebied ligt niet binnen de kern-/beschermingszone van een waterkering. Ten noorden van het plangebied ligt een polderkering (regionale waterkering) van de Venniperpolder.
Afbeelding uitsnede legger - regionale waterkeringen
De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van een nieuw gebouw voor het huisvesten van IKC Hillegom met het daarbij behorende schoolplein.
Watergangen
Ten gevolge van de realisatie van het planvoornemen wordt de primaire watergang langs de noord- en oostzijde van het plangebied grotendeels gedempt. De primaire watergang wordt verlegd naar het westelijk deel van het plangebied. De overige watergang aan de zuid en westzijde van het plangebied blijft behouden en worden verbreed. De demping van de watergangen dient gecompenseerd te worden. Dit wordt toegelicht onder ''waterberekening''.
Waterberekening
In de huidige situatie is het plangebied onbebouwd. Door de realisatie van het planvoornemen neemt het verhard oppervlak toe met 3851,1 m2. De oppervlakte van de gedempte watergangen bedraagt 600m2.
Conform de eisen van het Hoogheemraadschap betekent dit dat compensatie nodig is.
Compensatie
In het plangebied wordt nieuw oppervlaktewater aangelegd met een oppervlakte van 409,4 m2. Een deel van de bestaande watergangen blijft behouden, deze hebben een oppervlakte van 1354 m2. In totaal bedraagt het wateroppervlak in de nieuwe situatie 1136m2. De aanleg van nieuw oppervlaktewater is niet afdoende om de demping van de watergangen te compenseren. Hiertoe is nog compensatie nodig van 190,8 m2.
De toename van het verhard oppervlak (3851,1 m2) moet voor 15% worden gecompenseerd, dit betekent dat 577,7 m2 gecompenseerd moet worden.
In totaal moet ten gevolge van de toename verharding en demping van de watergangen een oppervlakte van 768,5 (577,7+190,8m2) gecompenseerd worden. Deze compensatie wordt elders binnen het peilgebied Venniperpolder opgelost, in overleg met het Hoogheemraadschap. Bijvoorbeeld door bestaande watergangen te verbreden of de aanleg van een vijverpartij. De compensatieopgave wordt door de gemeente meegenomen in het herinrichtingstrajcect voor de locaties Vossepark, Smurfenbos, De Leerwinkel en Cerespark (zie ook 3.4.3).
Afbeelding waterberekening
Veiligheid en waterkering
Het plangebied ligt buiten de beschermingszones van de waterkering. Aanvullende maatregelen ter bescherming van het functioneren van de waterkering zijn daarom niet nodig.
Afwatering en riolering
Het plangebied wordt aangesloten op het bestaande rioleringsstelsel in Hillegom.
Sinds 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming van kracht. Deze wet vervangt 3 wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet. Het bevoegd gezag komt bij de provincies te liggen. De Rijksoverheid (RVO) blijft verantwoordelijk voor handelingen en projecten in gebruik, beheer of aanleg door het rijk, zoals hoofdwegen, spoorwegen, hoofdvaarwegen, waterkeringen, militaire terreinen, gastransportnet, hoogspanningsleidingen, delfstoffen, kustlijn, bepaalde visserij etc. De Wet natuurbescherming is gericht op de bescherming van: Natura 2000-gebieden, Soorten en Houtopstanden
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet in provinciaal beschermd weidevogelgebied noch is het opgenomen in de strategische reservering natuur. Tevens bevinden er zich binnen het projectgebied geen karakteristieke landschapselementen. In de nabijheid van het projectgebied bevinden zich wel gebieden aangewezen als onderdeel van het Natura 2000- en het NNN-netwerk:
Natura 2000
Het projectgebied ligt op ongeveer 3 km van het Natura 2000-gebied Kennemerland-Zuid. Door de afstand en de tussenliggende barrières worden directe effecten zoals trillingen, geluid en optische verstoring als gevolg van geplande werkzaamheden niet verwacht. Door de grote afstand tussen het Natura 2000-gebied en het projectgebied, worden tevens geen indirecte effecten als gevolg van de geplande werken verwacht. Om meer inzicht te krijgen in de effecten van de geplande werkzaamheden op de instandhoudingsdoelen van het betreffende Natura 2000-gebied is een onderzoek stikstofdepositie uitgevoerd. Hierin zijn de effecten in de aanleg- en gebruiksfase van het project onderzocht. Het onderzoek is als Bijlage 4 bijgesloten.
Uit het onderzoek blijkt dat met de gehanteerde invoergegevens geen sprake is van een relevante toename aan stikstofdepositie ter plaatse van voor stikstof gevoelige Natura 2000-gebieden ten gevolge van het plan.
Als de bouw in overeenstemming met de uitgangspunten van de uitgevoerde berekening wordt uitgevoerd vormt stikstofdepositie geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. In dat geval hoeft geen vergunning te worden aangevraagd in het kader van de Wet natuurbescherming. De bouwwijze met de gehanteerde uitgangspunten voor de materieel inzet wordt daarom via de omgevingsvergunning (bouw) vastgelegd.
Natuurnetwerk Nederland
Het projectgebied ligt op minstens 1,8 km afstand van een NNN-gebied. Als gevolg van onderlinge afstand zijn directe effecten als gevolg van de geplande werkzaamheden uitgesloten. In de provincie Zuid-Holland kent de bescherming van het NNN geen externe werking. Doordat de ingreep niet plaatsvindt binnen gebieden die behoren tot het NNN zijn effecten op het functioneren van het NNN niet aan de orde en worden daarom verder buiten beschouwing gelaten. Vervolgstappen zijn aldus niet nodig.
De Wet natuurbescherming levert met betrekking tot gebiedsbescherming geen belemmeringen op voor dit plan.
Soortenbescherming
Er is een quickscan flora en fauna uitgevoerd. Uit het rapport (zie Bijlage 3) blijkt dat:
Het voorkomen van algemeen voorkomende grondgebonden zoogdiersoorten en amfibieën, is op basis van de aanwezige biotoop en waarnemingen niet uit te sluiten. Voor het verstoren van deze soorten in het kader van ruimtelijke ingrepen geldt binnen de provincie Zuid-Holland echter een algemene vrijstelling. Vervolgstappen met betrekking tot de bescherming van deze soorten is niet nodig. Wel geldt de algemene zorgplicht.
Daarnaast biedt het projectgebied geschikte nestgelegenheid aan verschillende vogelsoorten. Het betreft soorten waarvan de nesten alleen binnen het broedseizoen bescherming genieten. Om een overtreding van de verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming te voorkomen, dient buiten het broedseizoen gewerkt te worden. Indien dit niet mogelijk is dient men ervoor te zorgen dat broedende vogels zich niet ophouden in het projectgebied ten tijde van de werkzaamheden. Dit kan door de werkzaamheden in te zetten voor de start van het broedseizoen en continu door te werken, of door het projectgebied voor aanvang van de werkzaamheden ongeschikt te maken voor broedende vogels.
Ten slotte biedt de directe omgeving van het projectgebied verschillende functies aan vleermuizen waaronder essentieel foerageergebied en baltsterritorium voor gewone dwergvleermuis. Daarom is nader onderzoek vleermuizen uitgevoerd. Dit rapport is als bijlage aan de quickscan toegevoegd (zie Bijlage 3). Uit dit onderzoek volgt dat:
Als gevolg van de bouw van het IKC wordt een deel van het groen op de projectlocatie verwijderd. De werkzaamheden laten de zone ten zuiden van de locatie voor het nieuwe schoolgebouw wel ongemoeid. Dit is de zones waar tijdens het veldbezoek de grootste foerageeractiviteit werd vastgesteld (essentieel foerageergebied). Van een directe aantasting van het essentieel foerageergebied of baltsterritorium is zodoende geen sprake. Indirect hebben de werkzaamheden in het noordelijk deel van het park echter wel een mogelijk negatief effect op dit foerageergebied en baltsterritorium. Het gaat dan om een achteruitgang van de kwaliteit van het gebied door licht- en geluidsverstoring zowel in de uitvoerings- als in de gebruiksfase. Indien het essentieel foerageergebied wordt aangetast is sprake van een overtreding van de verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming (indirect aantasten van verblijfplaatsen). Deze vorm van verstoring is echter te voorkomen door te werken buiten de actieve periode van vleermuizen en gebruik te maken van vleermuisvriendelijk lichtbeheer. Indien verstoring van vleermuizen voorkomen wordt is er geen sprake van de verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming en zijn vervolgstappen in het kader van de Wet natuurbescherming niet nodig.
Conclusie
Uit de quickscan flora en fauna en het aanvullend onderzoek vleermuizen volgt dat er geen belemmeringen zijn gezien vanuit flora en fauna en dat er geen vervolgonderzoek nodig is.
Tijdens zowel de aanleg als het gebruik van het IKC moet verstoring van vleermuizen door licht en geluid worden voorkomen. Dit wordt bereikt door te werken buiten de actieve periode van vleermuizen en het gebruik van kunstlicht zoveel mogelijk te vermijden. Indien het noodzakelijk is om kunstlicht toe te passen, moet gebruik gemaakt worden van vleermuisvriendelijke verlichting. De verlichting dient weg te schijnen van het foerageergebied en de vliegroute en mag niet gericht zijn op de watergangen. Alleen onder deze voorwaarden is er geen sprake van overtreding van verbodsbepalingen uit de Wet natuurbescherming en is het niet nodig om een ontheffing aan te vragen. Tenslotte verdient het aanbeveling om in het ontwerp van de IKC rekening te houden met vleermuizen door gebruik te maken van natuurinclusief bouwen.
Van de locatie zijn op basis van het informatiesysteem van de Omgevingsdienst West-Holland geen bodembedreigende activiteiten bekend. Ook zijn er geen bodemonderzoeksgegevens bekend. De locatie wordt beschouwd als onverdacht.
Vanwege het gevoeligere gebruik en nieuwbouw van een gebouw met een structureel verblijf is voor deze ontwikkeling een verkennend bodemonderzoek conform de norm NEN 5740 noodzakelijk. Bij het aantreffen van puin in de bodem dient rekening te worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van asbest en wordt in principe een bodemonderzoek naar asbest conform de norm NEN 5707 verlangd.
Onderzoek
Door IDDS is in 2018 een verkennend (water)bodemonderzoek uitgevoerd. Het rapport is Bijlage 5 bijgevoegd.
Naar aanleiding van de verkregen onderzoeksresultaten blijkt met betrekking tot de chemische bodemkwaliteit ter plaatse van de onderzoekslocatie het volgende:
Bovengrond
De bovengrond ter plaatse van de onderzoekslocatie is opgebouwd uit zand. In de bovengrond zijn zintuiglijk bijmengingen met bodemvreemd materiaal (baksteen) waargenomen.
In MM1 en MM3 overschrijden de gehalten kwik en lood de desbetreffende achtergrondwaarden. In MM2 overschrijdt het gehalte kwik de betreffende achtergrondwaarde. De gehalten van de overige onderzochte parameters zijn alle lager dan de desbetreffende achtergrondwaarden. Het is onduidelijk wat de oorzaak is van het verhoogd aangetoonde gehalte zware metalen.
Ondergrond
De ondergrond ter plaatse van de onderzoekslocatie is opgebouwd uit zand, veen en plaatselijk klei. In de ondergrond zijn zintuiglijk bijmengingen met bodemvreemd materiaal (baksteen) waargenomen.
In MM4 overschrijden de gehalten kwik en lood de desbetreffende achtergrondwaarden. In MM5 overschrijdt het gehalte minerale olie de betreffende achtergrondwaarde. De gehalten van de overige onderzochte parameters zijn alle lager dan de desbetreffende achtergrondwaarden. Het is onduidelijk wat de oorzaak is van het verhoogd aangetoonde gehalte zware metalen. Na raadpleging van het oliechromatogram blijkt de oorzaak van het verhoogd aangetoonde gehalte minerale olie van natuurlijke herkomst te zijn.
Grondwater
De grondwaterstand bevindt zich op circa 0,8 m-mv. Tijdens het veldonderzoek zijn zintuiglijk geen afwijkingen waargenomen aan het bemonsterde grondwater.
In het grondwater uit peilbuis 01 overschrijden de concentraties barium, kobalt, koper en nikkel de desbetreffende streefwaarden. De concentraties van de overige onderzochte parameters zijn alle lager dan de desbetreffende streefwaarden. Bij de licht verhoogde concentratie barium is zeer waarschijnlijk sprake van een verhoogde achtergrondwaarde. Het is onduidelijk wat de oorzaak is van de overige licht verhoogde waarden zware metalen.
Waterbodem
Conclusie
Naar aanleiding van het onderzoek worden de volgende conclusies getrokken:
Gelet op de onderzoeksresultaten, te weten de aangetoonde overschrijdingen van de betreffende achtergrondwaarden (grond) en de aangetoonde overschrijdingen van de betreffende streefwaarden (grondwater) dient de hypothese onverdacht voor de onderzoekslocatie formeel te worden verworpen. De gemeten waarden zijn dermate gering dat aanvullend onderzoek naar het voorkomen van deze stoffen in de bodem op het perceel ingevolge de Wet bodembescherming, niet noodzakelijk is.
Op basis van deze resultaten vormt het aspect bodem geen bezwaar voor het wijzigen van de huidige bestemming (Groen) naar de bestemming Maatschappelijk.
In de Wet milieubeheer zijn kwaliteitseisen voor de buitenlucht opgenomen. Titel 5.2 Wm `Luchtkwaliteitseisen' wordt kortweg aangeduid als de Wet luchtkwaliteit. Het doel van de wet is om mens en milieu bescherming te bieden tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. Voor de gezondheid van de mens is een goede luchtkwaliteit van groot belang. In de wet is, door middel van criteria, een onderscheid gemaakt tussen grote en kleine ruimtelijke projecten. Een project is klein als het niet in betekenende mate leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. De grens ligt bij 3% van de grenswaarde ( = 1,2 µg/m3) voor stikstofdioxide en fijn stof.
Vanaf 1 januari 2015 geldt er ook een grenswaarde voor een kleinere fractie van fijn stof nl. PM2,5. Als de grenswaarde voor PM10 niet wordt overschreden, dan zal er ook geen overschrijding van de grenswaarde voor PM2,5 optreden.
In het Besluit gevoelige bestemmingen wordt de vestiging van zogeheten ‘gevoelige bestemmingen’ in de nabijheid van provinciale- en rijkswegen beperkt. Het besluit is gericht op bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof en stikstofdioxide. Gevoelige bestemmingen zijn gedefinieerd als gebouwen met de bijbehorende terreinen van scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg-, en bejaardentehuizen met vergelijkbare functies. Het besluit voorziet in zones waarbinnen luchtkwaliteitonderzoek nodig is, namelijk 300 meter aan weerszijden van rijkswegen en 50 meter langs provinciale wegen, gemeten vanaf de rand van de weg.
Wanneer in de onderzoekszone de grenswaarden voor fijn stof en stikstofdioxide (dreigen te) worden overschreden, mag het totaal aantal mensen dat hoort bij een ‘gevoelige bestemming’ niet toenemen. Dit wordt bereikt door op zo’n plek de vestiging van de gevoelige bestemming niet toe te staan. Bij uitbreidingen van bestaande gevoelige bestemmingen is een eenmalige toename van maximaal 10% van het totaal aantal blootgestelde mensen toegestaan.
De locatie voor de school ligt meer 800 meter afstand van provinciale weg(en) en rijkswegen. Gezien de ruime afstand (meer dan 300m) zijn deze wegen daarom buiten beschouwing gelaten.
Beoordeling
Om inzicht te geven in de mate van blootstelling aan luchtverontreiniging zijn de concentraties uit de digitale monitoringstool, die behoort bij het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) gebruikt. Bij de toets van de concentraties vervuilende stoffen is gekeken naar:
Uit de monitoringstool blijkt dat de concentraties NO2, PM10 en PM2,5 in 2016 langs de Weerlaan ter plaatse van het plangebied, maximaal respectievelijk 20,9 ug/m3, 19,2 ug/m3 en 10,9ug/m3 bedragen.
Het is de verwachting dat door het schoner worden van de autotechniek de concentratie van met name stikstofdioxide in de toekomst nog lager is.
Met behulp van de NIBM-tool is beoordeeld of er hiermee sprake is van een al dan niet in betekenende mate bijdrage van het plan aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gegeven van het aantal extra verkeersgeneratie is ontleend aan het verkeersonderzoek (zie paragraaf 5.9). Het resultaat van de (worst case) berekening met de tool geeft aan dat het plan hiermee niet in betekenende mate bijdraagt. In onderstaand afbeelding is de berekening gepresenteerd. De bijdrage van het extra verkeer op de concentratie NO2 is maximaal 0,47 ug/m3. De bijdrage van het extra verkeer op de concentratie PM10 is maximaal 0,10 ug/m3. De grens van 1,2 ug/m3 wordt hiermee niet overschreden.
Afbeelding resultaat NIBM tool
Conclusie
Het plan voldoet aan de Wet milieubeheer, onderdeel luchtkwaliteitseisen. Er zijn geen belemmeringen voor het plan met betrekking tot de luchtkwaliteit.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet worden beoordeeld of bedrijven in de omgeving worden belemmerd door de ontwikkeling en of ter plaatse van gevoelige functies zoals woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. In dit geval gaat het om een school die voor wat betreft de situatie overdag eveneens als een gevoelig object kan worden gezien. In de avond en in de nacht zullen niet of nauwelijks activiteiten plaatsvinden dus in die periodes is een school niet als een gevoelig object te beschouwen.
Voor de beoordeling is gebruik gemaakt van de Handreiking Bedrijven en milieuzonering (VNG, editie 2009). Per milieucategorie geldt een minimaal gewenste afstand, de richtafstand. Deze richtafstand geldt tussen enerzijds de grens van de bestemming die bedrijven (of andere milieubelastende functies) toelaat en anderzijds als uiterste situering van de gevel van een woning/gevoelige functie die volgens het bestemmingsplan of via vergunning vrij bouwen mogelijk is. De in de handreiking opgenomen afstanden zijn indicatief en kunnen per gebiedstype, waarin de ontwikkeling zal plaatsvinden, verschillen. Hierbij is het uitgangspunt dat deze afstanden gemotiveerd worden toegepast.
Beoordeling
In de omgeving van het plangebied liggen een brandweerkazerne, sportvoorzieningen, een doorgaande weg en woningen. De omgeving kan worden aangemerkt als gemengd gebied. Dit betekent dat de richtafstand met een afstandsstap kan worden verlaagd. De volgende bedrijven liggen nabij het plangebied:
Afbeelding ligging bedrijven in nabijheid van het plangebied
Voor het meten van de afstanden is gemeten vanaf de grens van het plangebied. Uit bovenstaande tabel blijkt dat het onderzoeksgebied voor de school ligt binnen de richtafstanden van het Sportcentrum De Vosse, Skicentrum Hillegom en de Brandweer Hollands Midden. Een school is een (geluids)gevoelig gebouw. Dit betekent dat de bedrijven ter plaatse van de school moeten voldoen aan de normen van het Activiteitenbesluit milieubeheer.
Om te beoordelen of de bedrijven ter plaatse van de school kunnen voldoen aan de normen is nader onderzoek uitgevoerd, het rapport is als Bijlage 6 bijgevoegd.
Sportcentrum De Vosse, Vosselaan 152
Op dit perceel is een sporthal en zwembad gevestigd. Er wordt niet voldaan aan de richtafstand voor het aspect geluid. Aan de richtafstand voor geur en gevaar wordt wel voldaan. De relevante milieuaspecten zijn nader beschouwd.
Geluid
Een onoverdekt zwembad heeft volgens de VNG brochure een richtafstand van 200 meter. Het geplande IKC ligt binnen deze richtafstand. Maatgevend voor de geluidbelasting op het IKC is het stemgeluid van de bezoekers. Het gebouw behorende bij het zwembad wordt richting het IKC afgeschermd door het skicentrum en is derhalve niet relevant voor de geluidimmissie. Op een drukke dag komen er maximaal 2.700 bezoekers naar het zwembad. Uitgangspunt is dat er tegelijk 1.000 bezoekers aanwezig zijn in het zwembad, waarvan 25% tegelijk luidruchtig praat met een geluidvermogen van 75 dB(A) (conform VDI 3770:2002-04). Dit geeft een totaal geluidvermogen van 99 dB(A) voor het stemgeluid van de bezoekers.
Vanwege de hoeveelheid geluidbronnen (personen) zal zeer beperkt een piek in de totale geluidemissie optreden. Op een dergelijke afstand zijn stemgeluiden ook niet meer te onderscheiden. Het maximale geluidniveau zal ongeveer gelijk zijn aan het ten hoogste optredende equivalente geluidniveau. Uitgegaan is van ten hoogste 5 dB(A) hoger dan het equivalente geluidniveau. Andere geluidbronnen zoals technische installaties zijn niet relevant voor het geluid ter hoogte van het IKC. Verder komt de beschreven drukke dag waarschijnlijk voor op momenten dat geen kinderen in het IKC aanwezig zijn (weekenden en vakanties).
Uit het akoestisch onderzoek (zie Bijlage 6) volgt dat het zwembad voldoet ter hoogte van het geprojecteerde IKC, op basis van worst case uitgangspunten, ruim aan de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit. Hiermee zal zonder meer sprake zijn van een akoestisch goed leefklimaat.
Geur
De installaties en het zwembad bevinden zich aan de noord-/westzijde van het perceel. In de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen geurveroorzakende activiteiten.
Vanuit geur is er geen belemmering voor het plan.
Gevaar
De opslag en doseringsinstallatie van zwavelzuur en chloorbleekloog bevinden zich aan de noord-/westzijde van het zwembadcomplex. De afstand tot de planlocatie bedraagt meer dan 165 meter. Gelet op deze afstand levert het aspect gevaar geen belemmering op voor het plan.
Skicentrum Hillegom, Vosselaan 156
Op dit perceel is een skicentrum gevestigd. Voor een skicentrum zijn de aspecten geluid en gevaar mogelijk relevant. In de skihal is een borstelbaan aanwezig. In de huidige situatie is er geen kunstsneeuw aanwezig. Wel heeft het skicentrum aangegeven in de toekomst een baan om te willen bouwen naar kunstsneeuw.
In het pand van de skihal is tevens een sportschool gesitueerd.
De aspecten geluid en gevaar zijn nader beschouwd.
Geluid
De skihal bestaat uit borstelbanen, waarbij geen geluidproducerende installaties gebruikt worden. De huidige bedrijfsvoering zal door het IKC niet beperkt worden. Tijdens het bezoek door de Omgevingsdienst is wel aangegeven dat het skicentrum momenteel onderzoekt of het gewenst is om de bedrijfsvoering te wijzigen in een skihal met kunstsneeuw. Voor een skihal met kunstsneeuw zal een technische installatie nodig zijn om de sneeuw te produceren en zal de temperatuur in de hal verlaagd moeten worden. Deze technische installaties kunnen een verhoogd geluidniveau op de toekomstige school tot gevolg hebben.
In het pand van het skicentrum is tevens een sportschool gesitueerd. De Omgevingsdienst heeft een bezoek gebracht en hieruit volgt dat er slechts sprake is van één voor geluid in de omgeving relevante activiteit, namelijk het muziekgeluid tijdens aerobics. In de zomerperiode staat normaliter het raam van die zaal open. Voor de berekeningen is ervan uitgegaan dat geen ramen geopend zijn en dat om die reden rekening dient te worden gehouden met extra luchtbehandeling.
Op dit moment wordt de skihal niet belemmerd in zijn bedrijfsvoering, echter is de skihal zich aan het oriënteren voor het gebruik van kunstsneeuw. Bij het toepassen van technische installaties zal op voorhand rekening moeten worden gehouden met het IKC. Uit het onderzoek (zie Bijlage 6) lijkt dat een uitbreiding met een dergelijke installatie realistisch haalbaar is met inachtneming van de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit. Er zal daarmee sprake zijn van een akoestisch goed leefklimaat
Gevaar
Voor het aspect gevaar geldt een richtafstand van 50 meter. Deze afstand geldt in verband met de risico’s die een koelinstallatie kan veroorzaken. In de huidige situatie is er geen koelinstallatie aanwezig. Indien in de toekomst een koelinstallatie nodig is, moet een type worden gekozen met een laag risico. Een ammoniakkoelinstallatie valt dan in ieder geval af.
Brandweer Hollands Midden
Door de Omgevingsdienst is een bedrijfsbezoek uitgevoerd bij de brandweer. Bij dit bezoek is gebleken dat de geluidproducerende activiteiten in de dagperiode alleen het uitrukken van de brandweer is. Bij een uitruk komen de vrijwilligers (maximaal 20) met de auto naar de kazerne en parkeren deze op het terrein. Vervolgens rukken 1 of 2 brandweerwagens uit. Volgens opgave zijn er op jaarbasis ongeveer 200 uitrukken, waarvan ongeveer de helft in de dagperiode plaatsvindt. De brandweerauto’s voeren bij een uitruk altijd sirene en zwaailicht. De opgegeven geluidvermogens betreffen in de praktijk gemeten waarden.
In 2019 is een akoestisch onderzoek naar bedrijven in de omgeving van het plangebied uitgevoerd (zie hiervoor ook Bijlage 6). Hieruit volgt dat de brandweer op korte afstand van het geprojecteerde IKC is gesitueerd en de optredende maximale geluidniveaus bij het uitrukken ter plaatse van het IKC zeer hoog zijn. De te toetsen maximale geluidniveaus ten gevolge van de brandweerkazerne worden veroorzaakt door het afblazen van remlucht van een brandweerwagen. Ten gevolge van het uitrukken (sirene) bedraagt het maximale geluidniveau ter hoogte van het IKC ten hoogste 97 dB(A). Uitgaande van een geluidwering van 20 à 25 dB(A) is het maximale geluidniveau dat optreedt in een klas tenminste 72 dB(A). Dit is een zeer hoog niveau. Geadviseerd wordt ter hoogte van de uitrit van de kazerne een signaleringsinstallatie te realiseren die door de brandweer bij een uitruk kan worden geactiveerd. Hierdoor zal het wegverkeer nabij de uitrit voornamelijk optisch wordt gewaarschuwd voor het uitrijden van brandweerwagens. Uitgezocht moet worden in hoeverre hiermee het voeren van een sirene beperkt kan worden. Dit wordt nader bepaald in het kader van de aanvraag omgevingsvergunning.
Doordat het uitrukken niet valt onder het Activiteitenbesluit kan de brandweer niet belemmerd worden. Bij genoemde optredende geluidniveaus zal het uitrukken van de brandweer echter wel als hinderlijk door de school worden ervaren. Eventueel kunnen bij de school aanvullende gevelmaatregelen worden aangebracht teneinde de optredende piekniveaus in de leslokalen te verlagen, dit dient in overleg met de school plaats te vinden. Ook het toepassen van gebalanceerde ventilatie, waardoor ramen gesloten blijven of als niet te openen kunnen worden uitgevoerd, kan bijdragen aan een acceptabel geluidniveau in de leslokalen. Dit wordt nader bepaald in het kader van de aanvraag omgevingsvergunning.
Invloed school op omliggende woningen
Op basis van de genoemde VNG-handreiking valt een school (SBI-2008 code 852, 8531) onder milieucategorie 2. De richtafstand is 30 meter in een rustige woonwijk en 10 meter in een gemengd gebied.
De werkelijke afstand van de grens van het plangebied tot aan de dichtstbijzijnde woning is 38 meter. Er wordt voldaan aan de richtafstand voor een rustige woonwijk.
Vanuit een goede ruimtelijke ordening is aspect geluid ten gevolge van spelende kinderen op het schoolplein nader beschouwd. Omdat op deze locatie geen school gevestigd is, kan de school en met name het spelen van kinderen tot overlast voor omwonende leiden. Er is daarom een akoestisch onderzoek schoolplein uitgevoerd, het rapport is als Bijlage 7 bijgevoegd. Bij toetsing van de rekenresultaten van het berekende langtijdgemiddeld beoordelingsniveau LAr,LT, blijkt dat ten gevolge van het gebruik van het schoolplein van het IKC en het speelterrein van het KDV, kan worden voldaan aan de richtwaarde van 45 dB(A). Tijdens de schoolvakanties is het berekende langtijdgemiddeld beoordelingsniveau LAr,LT gelijk aan of lager dan het lande representatieve bedrijfssituatie.
Het hoogst berekende maximale geluidniveau LAmax vanwege stemgeluid van spelende kinderen voldoet aan de richtwaarde van 65 dB(A) voor de dagperiode voor het piekgeluid.
De geluidniveaus ten gevolge van het gebruik van het parkeerterrein bij de Vosse door de bezoekers van de school zijn ook onderzocht (zie ook Bijlage 8). Uit de berekeningen volgt dat het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau LAr,LT maximaal 39 dB bedraagt. Dit geluidniveau is lager dan de richtwaarde voor de omgeving van 45 dB(A) in de dagperiode.
Het berekende maximale geluidniveau LAmax vanwege stemgeluid en het slaan van portieren, bedraagt op de gevel van de omliggende woningen maximaal 59 dB(A). De hoogst berekende geluidsbelasting is berekend ten gevolge van het dichtslaan van de portieren. De berekende geluidniveaus zijn lager dan de richtwaarde van 65 dB(A).
Conclusie
In het Besluit geluidhinder is een onderwijsgebouw aangewezen als een geluidgevoelig gebouw. De locatie van de school moet daarom getoetst worden aan de eisen van de Wet geluidhinder. Er geldt een voorkeurswaarde voor de gevelbelasting van 48 dB. Indien deze waarde overschreden wordt, dan moet een hogere waarde vastgesteld worden. Tevens moet voldaan worden aan de norm voor het binnenniveau op grond van het Bouwbesluit. Voor (theorie-)lokalen geldt een binnenniveau van 33 dB en voor slaapvertrekken (KDV) een binnenniveau van 28 dB.
De locatie is binnen de geluidzone van De Weerlaan (50 km/uur weg) gesitueerd, de overige wegen in de omgeving van het plangebied zijn 30 km/uur wegen en vanuit de Wet geluidhinder niet relevant. Omgevingsdienst West-Holland heeft een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd. Het rapport is als Bijlage 9 bijgevoegd.
Ter plaatse van de randen van de bouwvlakken is de geluidbelasting ten gevolge van het wegverkeer op de Weerlaan berekend. Uit de resultaten volgt dat de voorkeurswaarde van 48 dB vanwege de Weerlaan met maximaal 10 dB wordt overschreden. De hoogst berekende geluidbelasting bedraagt 58 dB. De maximaal toelaatbare geluidbelasting van 63 dB wordt hiermee niet overschreden.
In de Wgh is aangegeven dat bij de besluitvorming rond hogere waarden ook cumulatie in acht genomen dient te worden. Aangezien er sprake is van één relevante geluidbron voor het wegverkeerslawaai is er geen sprake van cumulatie.
Uit de resultaten blijkt dat vanwege het verkeer op de Weerlaan niet kan worden voldaan aan de voorkeurswaarde van 48 dB. Bij overschrijding van voorkeurswaarde moet onderzocht worden of maatregelen zijn te treffen om de geluidbelasting terug te brengen.
Maatregelen aan de bron
Een mogelijke maatregel is het toepassen van een akoestisch gunstigere verharding (stil asfalt). Met het type SMA NL 8G+ op de Weerlaan zal de geluidbelasting worden gereduceerd met circa 2 tot 3 dB. Aangezien de voorkeurswaarde nog steeds wordt overschreden en de maatregel niet in verhouding staat tot de omvang van het plan, is het treffen van geluidreducerend asfalt als niet doelmatig beoordeeld.
Het beperken van de verkeersomvang, de snelheid of wijziging van de samenstelling van het verkeer stuit vanwege de functie van de Weerlaan als doorgaande en ontsluitingsweg op bezwaren van verkeerskundige en vervoerskundige aard.
Maatregelen in het overdrachtsgebied
Een mogelijke maatregel is het vergroten van de afstand tussen de Weerlaan en het IKC. Het bouwvlak is al op een zo groot mogelijke afstand van de Weerlaan gesitueerd, waardoor verder vergroten van de afstand niet mogelijk is.
Het oprichten van een geluidscherm in binnenstedelijk gebied is vanuit stedenbouwkundig en financieel oogpunt niet gewenst voor het IKC.
Maatregelen bij de ontvanger
Uit het voorgaande blijkt dat niet kan worden voldaan aan de voorkeurswaarde. Indien maatregelen aan de bron en in het overgangsgebied onvoldoende doeltreffend zijn, resteren maatregelen bij de ontvanger.
Hogere waarden
Voor de realisatie van het IKC is een hogere waarde vanwege wegverkeerslawaai nodig. Aangezien de geluidbelasting maximaal 58 dB bedraagt, wordt voldaan aan de maximale geluidbelasting van de Richtlijnen van de Omgevingsdienst voor het vaststellen van hogere waarden. De maximaal toelaatbare geluidbelasting op grond van de Wgh van 63 dB wordt niet overschreden.
Uit het akoestisch onderzoek volgt dat de geluidbelasting op de randen van de verbeelding de voorkeurswaarde van 48 dB met maximaal 10 dB overschrijdt. De maximaal berekende geluidbelasting bedraagt 58 dB en is daarmee lager dan de maximale ontheffingswaarde van 63 dB voor andere geluidgevoelige gebouwen. De geluidbelasting voldoet aan de maximale geluidbelasting van de Richtlijnen voor het verlenen van hogere waarden.
Uit de beschouwing van maatregelen volgt dat deze niet doelmatig zijn. Voor het nieuwe IKC dient vanwege de Weerlaan een ontwerpbesluit hogere waarden van 58 dB te worden genomen. Deze hogere waarden wordt aangevraagd.
Voor het milieuaspect externe veiligheid zijn een aantal bronnen van belang, namelijk het vervoer van gevaarlijke stoffen via de weg, het spoor of het water, het transport door ondergrondse leidingen en de opslag van gevaarlijke stoffen.
Het Externe veiligheidsbeleid heeft betrekking op het gebruik, productie, opslag en transport van gevaarlijke stoffen.
De overheid stelt grenzen aan de risico's van inrichtingen met gevaarlijke stoffen. De grenzen zijn vertaald in een norm voor het plaatsgebonden risico (PR), een oriëntatiewaarde en verantwoordingsplicht voor het groepsrisico (GR).
Bij externe veiligheid gaat het om de gevaren die de directe omgeving loopt in het geval er iets mis mocht gaan tijdens de opslag, productie of het transport van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. Er worden in dit kader twee normstellingen gehanteerd, te weten:
Beoordeling
De locatie ligt niet in het invloedsgebied van een bedrijf waar gevaarlijke stoffen worden opgeslagen of geproduceerd en niet in het invloedsgebied van een weg, spoorlijn, waterweg of buisleiding die wordt gebruikt voor het transport van gevaarlijke stoffen. Het dichtstbijzijnde bedrijf Maatschap J.J. en B.M. Parlevliet aan de Hillegommerdijk 395 Beinsdorp (gemeente Haarlemmermeer). Op het terrein van dit bedrijf staat een propaantank. De risicocontour (plaatsgebonden risico) bedraagt 10 meter. Het plangebied ligt op 610 meter en daarmee op voldoende afstand. De dichtstbijzijnde transportverbinding is een gasleiding Deze leiding ligt op 500 meter afstand, het plangebied ligt daarmee buiten de risicocontouren van de leiding.
De locatie ligt op korte afstand van zwembad De Vosse. Bij het zwembad wordt chloorbleekloog opgeslagen en gebruikt. Het zwembad valt niet onder de werking van het Besluit externe veiligheid inrichtingen. De effectafstand dodelijk bedraagt 150 meter. Het gaat hierbij om een toxisch scenario. Uit aanvullende informatie van de gemeente blijkt dat de opslag en doseringsinstallatie van zwavelzuur en chloorbleekloog zich op een afstand van ruim 165 meter bevindt van het plangebied. Hiermee ligt de planlocatie buiten de effectafstand dodelijk. De locatie ligt wel binnen de effectafstand gewond/toxisch als gevolg van de opslag voor chloorbleekloog. Er is echter geen belemmering voor het vestigen van een school.
Conclusie
Vanuit externe veiligheid is er geen belemmering voor voorliggend bestemmingsplan.
Het plangebied heeft in het huidige bestemmingsplan (Treslong-Meer en Dorp) geen dubbelbestemming archeologie . Dit omdat het op de vorige archeologische waardenkaart een lage verwachting had. De lage verwachting vertaalde zich n een volledige vrijgave van het terrein.
Op de herziene archeologische waardenkaart uit 2014 heeft het gebied eveneens een lage archeologische verwachting waarbij een vergunningplicht geldt die uitgaat van een vrijstelling bij bodemingrepen tot 1000 m2 en niet dieper dan 30 cm.
Ingeval het plan binnen de regels van het bestemmingsplan kan worden uitgevoerd, hoeft er geen archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden. Indien er sprake is van een afwijking op het bestemmingsplan dan wordt het archeologie beleid uit 2014 gehanteerd en geldt een onderzoeksplicht bij bodemverstoringen groter dan 1000 m2 en dieper dan 30 cm.
Het plangebied heeft een lage archeologische verwachting blijkens de archeologische waardenkaart (2014). Indien er sprake is van een bodemverstoring groter dan 1000 m2 en dieper dan 30 cm is, hetgeen het geval is bij realisatie van het planvoornemen, is archeologisch onderzoek nodig.
Onderzoek
IDDS heeft een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd. Het rapport is als Bijlage 10 bijgesloten.
Uit het bureauonderzoek blijkt dat het plangebied ligt in een veengebied tussen de meest oostelijke strandwal en de oude Haarlemmermeer. In de ondergrond worden wadafzettingen van het Laagpakket van Wormer verwacht. Daarop is veen ontstaan, waarvan niet bekend is of dit in het plangebied nog intact aanwezig is. Op het veen bevindt zich waarschijnlijk een opgebracht zandpakket van ongeveer 2 m dik. Op basis hiervan heeft het plangebied een lage archeologische verwachting vanaf het Neolithicum. Als de bodemopbouw intact is, dan kunnen eventuele archeologische resten in de top van het veen worden verwacht. De resten uit dit niveau kunnen dateren vanaf het Neolithicum en bestaan uit losse vondsten. Het milieu waarin het Laagpakket van Wormer werd afgezet, was dusdanig dynamisch dat dit ongeschikt was voor menselijke bewoning (vergelijkbaar met de huidige Waddenzee). Ook het opgebrachte zandpakket heeft geen archeologische verwachting.
Het veldonderzoek onderschrijft het bovenstaande verwachtingsmodel waarbij het opgebrachte zandpakket een dikte heeft van 1,3 tot 2,5 m dik en de top van het veenpakket sterk verstoord is. Het plangebied heeft daarmee een lage archeologische verwachting voor alle perioden
Conclusie
Tijdens het onderzoek is geconstateerd dat het plangebied ligt op afzettingen met een lage archeologische verwachting en dat een groot deel van deze afzettingen al eerder verstoord is door graaf- en ophoogwerkzaamheden. Aanvullend archeologisch onderzoek is dan ook niet noodzakelijk en een dubbelbestemming waarde-archeologie hoeft niet te worden opgenomen.
Buro DB heeft in juli 2018 een onderzoek verkeer en parkeren uitgevoerd, het rapport is als Bijlage 12 bijgevoegd. Het verkeersonderzoek dat in het kader van de locatiestudie is uitgevoerd is als Bijlage 11 bijgevoegd.
Verkeerskundige onderdelen van het plan
In het ontwerp is voorzien in parkeerruimte voor personeel van de school en voor ouders die de kinderen naar school brengen en van school komen ophalen. Voor de ouders is er ruimte voor Park+Ride parkeren en is er daarnaast een aparte Kiss+Ride zone (strook) ingericht. Het (nieuw ingerichte) parkeerterrein en de Kiss+Ride strook is bereikbaar via een nieuw aan te leggen weg (lus) op het terrein achter de brandweerkazerne.
Het Park+Ride parkeren is bedoeld voor ouders die gedurende een periode van een kwartier tot een half uur parkeren om de kinderen te voet van de parkeerplaats naar school te kunnen brengen. Dit parkeren kan plaatsvinden in de aanwezige (aangegeven) parkeerkoffers. De Kiss+Ride strook is bedoeld voor ouders die na het brengen of halen van de kinderen meteen weer doorrijden.
In onderstaande afbeelding zijn de locaties van de drie parkeermotieven in het schetsontwerp aangegeven.
Langs de zuidrand van het parkeerterrein, bij de aanwezige bestemmingen (skischool, sporthal en zwembad) zijn de parkeerplaatsen 'gereserveerd' voor deze voorzieningen. Het onderscheid tussen de parkeerzones kan worden gemaakt door bijvoorbeeld kleurgebruik in de bestrating.
Afbeelding locaties parkeergelegenheid voor de verschillende motieven
Verkeersgeneratie auto
De totale verkeersgeneratie van het IKC ) is circa 627 ritten per etmaal, dit extra verkeer) op de Vosselaan, de ontsluitingsweg van het parkeerterrein.
Periode | Telling (max) [autoritten per uur) |
Nieuwe IKC [autoritten] |
Totaal [autoritten] |
||
Ochtend | 23 | 200 | 223 | ||
Middaguur voor pauze | 23 | 112 | 135 | ||
Middaguur na pauze | 17 | 112 | 129 | ||
Einde middag | 30 | 200 | 230 | ||
Avond | 46 | 0 | 46 | ||
Etmaal | 387 | 627 | 1.014 |
Tabel verkeersintensiteit op de Vosselaan voor en na realisatie IKC
Door de school zal de verkeersdruk op de Vosselaan op de piekmomenten relatief sterk toenemen. De totale intensiteit is in absolute zin echter nog steeds beperkt. Op wegvakniveau zal de weg het verkeer dan ook goed kunnen verwerken. De weg is een erftoegangsweg en heeft (bijna) de benodigde minimale breedte van 4,80 meter. De benodigde wegbreedte is het ontwerp voorzien en zo mogelijk wordt een iets grotere breedte (van circa 5,00 meter) toegepast. Een (veel) bredere rijbaan is niet aan te bevelen in verband met een gewenste lage rijsnelheid van het verkeer op deze weg. Een bredere weg nodigt uit tot een hogere rijsnelheid van de autobestuurder.
Fietsverkeer
Het fietsverkeer van en naar het IKC rijdt via de bestaande voorzieningen (fietspaden langs de Weerlaan) en/of via het parkeerterrein Vosselaan. Op het parkeerterrein en op de Vosselaan wordt niet voorzien in aparte voorzieningen voor de fiets. Er worden geen fietspaden of fietsstroken aangelegd. Wel is in het plan op de locatie voor het schoolplein, tussen de rijbaan en het schoolplein, voorzien in een uitwisselingszone. In deze bufferzone kunnen fietsers op- en afstappen en zijn voetgangers veilig afgeschermd van het doorgaande autoverkeer op de Vosselaan. Fietsers hoeven daarmee niet af te stappen op de rijbaan. Dit voorkomt opstoppingen en onveiligheid.
Voetgangers
Voetgangers kunnen gebruik maken van de bestaande trottoirs. Voor de voetgangers (ouders en kinderen) tussen het parkeerterrein en de nieuwe school wordt een apart voetpad aangebracht. Het idee is om dit voetpad in kleur te accentueren waarmee het specifieke doel van het pad duidelijk is. Het is daarmee overigens niet de bedoeling om de voetgangers daarmee een voorrangspositie te geven.
Verkeersveiligheid
Het belangrijkste uitgangspunt bij het opstellen van het plan voor de inrichting van de nieuwe schoolomgeving is de veiligheid voor alle verkeersdeelnemers. Voor het waarborgen en verbeteren van de veiligheid zijn in het plan een aantal maatregelen voorzien. Een aantal van deze zaken zijn hiervoor al benoemd en beschreven, waaronder:
Het verkeer van en naar het nieuwe IKC zal in de toekomst gebruik maken van de Vosselaan en daarmee ook van het kruispunt Weerlaan-Vosselaan. Het kruispunt zal daardoor meer verkeer krijgen te verwerken, met name op de piekmomenten van het halen en brengen van de schoolkinderen.
Om de effecten van dit extra verkeer inzichtelijk te kunnen maken en om duidelijk te krijgen of het kruispunt in de nieuwe situatie het verkeer nog op een goede manier kan verwerken is een kruispuntanalyse uitgevoerd. Hiervoor zijn de verkeersstromen in de bestaande situatie en de te verwachten verkeerstromen van de plansituatie bepaald. Vervolgens zijn met behulp van kruispuntberekeningen de intensiteit/capaciteitsverhouding en gemiddelde wachttijden voor beide situaties vastgesteld.
Uit deze analyse blijkt dat het kruispunt Weerlaan-Vosselaan ook in de plansituatie het verkeer nog goed kan afwikkelen. In uitzonderlijke gevallen kunnen er uiteraard altijd lokale en tijdelijke verkeersknelpunten optreden. Op basis van deze kruispuntanalyse is de verwachting dat er zich na de realisatie van het IKC op het kruispunt Weerlaan-Vosselaan geen structurele afwikkelingsproblemen zullen voordoen.
Autoverkeer
Uit het verkeerskundig onderzoek voor het locatieonderzoek van het nieuwe IKC volgt de volgende benodigde parkeercapaciteit:
Het personeel van het nieuwe IKC kan (moet) op grotere afstand van de school parkeren. Daarmee blijft op de kortere afstand ruimte vrij voor het parkeren door ouders van kinderen (brengen en halen) en voor de bestaande bestemmingen (sportschool, sporthal, etc.). De loopafstanden voor (ouders met) kinderen blijft daarmee beperkt; het streven is minder dan 100 meter. In het schetsontwerp ligt de loopafstand via het daarvoor bedoelde en speciaal ingerichte voetpad tussen de 50 en 120 meter. De afstand tussen de school en het beoogde parkeergebied voor het personeel ligt rond de 150 meter. Die loopafstanden zijn acceptabel.
De vrij liggende looproute tussen parkeerterrein en school voorkomt dat de voetgangersstroom de route van het doorgaande autoverkeer elkaar kruisen. De nodige omrijbeweging voor het verkeer van en naar de overige bestemmingen (sportschool en zwembad) via de lus is beperkt.
Afbeelding beoogde parkeervoorzieningen bij nieuwe IKC
Fietsverkeer
In het schetsontwerp is de hoofd stallingsplaats voor fietsen opgenomen aan de noordzijde van het schoolplein (zijde Vosselaan). De stalling biedt plaats aan voldoende fietsenstallingen. Het creëren van een kleinere fietsenstalling aan de zuidzijde van het schoolgebouw, bijvoorbeeld specifiek bedoeld voor de kinderopvang, behoort eventueel tot de mogelijkheden.
Kiss+Ride strook
Aan de west- en zuidzijde van 'de lus' is in het ontwerp een Kiss+Ride strook ingericht. De strook ligt voor het autoverkeer in de route op de weg terug richting de Weerlaan.
De gedachte achter Kiss+Ride is even stilstaan voor het uitlaten (of ophalen) van de kinderen en daarna meteen weer doorrijden; met de auto minder dan een minuut stilstaan. De beoogde parkeerstrook voor Kiss+Ride ligt naast de rijbaan en grenst aan het voetpad van en naar school. Achterop komend en doorgaand verkeer kan daarmee doorrijden. De kinderen kunnen aan bijrijders zijde op het voetpad in of uit de auto worden gelaten.
Het parkeren op de Kiss+Ride strook gebeurd in voorwaartse richting en in het opgestelde schetsontwerp is er naar verwachting plaats voor drie à vier auto's die tegelijk even kunnen stilstaan. Dit is voor het IKC in Hillegom voldoende.
Het nieuwe IKC heeft gedurende de werkdagen op drie momenten van de dag een verkeersaantrekkende werking. Uit het onderzoek volgt dat de ochtendperiode, van circa 8.00 tot 9.00 uur de meest drukke en daarmee maatgevende periode van het etmaal is. De hoeveelheid aan de school gebonden verkeer is dan het grootst en op de Weerlaan is er ook sprake van een druk moment (ochtendspits).
De verkeerstoename door de school is met name op de Vosselaan relatief hoog. De absolute verkeersintensiteit op de weg blijft echter nog beperkt en de weg kan het toekomstige verkeer goed verwerken.
Voor het kruispunt Weerlaan-Vosselaan is een uitgebreide kruispuntanalyse uitgevoerd. Als basis hiervoor zijn verkeersmetingen verricht. Deze verkeersmetingen zijn uitgevoerd in de periode van 14 maart tot en met 10 april 2018. Uit de kruispuntanalyse volgt dat het kruispunt het verkeer in de bestaande situatie goed kan afwikkelen. In de plansituatie neemt de verkeersdruk op het kruispunt toe door de komst van het IKC en door autonome verkeersgroei, onder meer vanwege enkele nog te realiseren bouwprojecten in de nabije omgeving.
Uit de kruispuntberekeningen volgt dat het kruispunt in de plansituatie het verkeer ook nog goed kan verwerken. De maatgevende gemiddelde I/C-ratio van het kruispunt neemt in de ochtendperiode toe van maximaal 0,29 in de huidige situatie naar 0,48 in de plansituatie. De grenswaarde van 0,7 wordt daarmee niet overschreden. Ook de maximale I/C-ratio per tak van het kruispunt overschrijdt deze waarde niet. Gesteld kan worden dat het kruispunt het toekomstige verkeer nog goed kan verwerken.
De verkeersintensiteit op de Weerlaan in de huidige situatie is ongeveer 8.800 motorvoertuigen per etmaal. Uit de uitgevoerde gevoeligheidsanalyse volgt dat bij een verkeersintensiteit vanaf circa 12.000 motorvoertuigen er mogelijke problemen met de afwikkeling en doorstroming van het verkeer op het kruispunt kunnen ontstaan. De verwachting is niet dat de verkeersintensiteit op de Weerlaan in de komende jaren met die ordegrootte zal toenemen.
Met de inrichting van de schoolomgeving zoals voorgesteld in het schetsontwerp wordt voorzien in een verkeersveilige omgeving voor alle verkeersdeelnemers. Conflictsituaties tussen de verschillende modaliteiten wordt zoveel mogelijk voorkomen.
Plannen en activiteiten kunnen nadelige gevolgen hebben voor het milieu. In hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en in het Besluit milieueffectrapportage is geregeld dat in zulke gevallen een milieueffectrapport moet worden opgesteld.
Per 7 juli 2017 is het Besluit m.e.r. gewijzigd. Hierin is een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling opgenomen. Een m.e.r.-procedure is noodzakelijk als een besluit wordt genomen over een activiteit waarbij belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden. De vraag of door voorgenomen activiteiten belangrijke nadelige milieugevolgen veroorzaakt kunnen worden staat dan ook centraal bij het beoordelen of een m.e.r. moet worden uitgevoerd. De Europese Unie heeft in de richtlijn m.e.r. aangegeven bij welke activiteiten er zeer waarschijnlijk sprake is van belangrijke nadelige milieugevolgen.
De artikelen 7.16 tot en met 7.20a van de Wet milieubeheer zijn in de nieuwe wetgeving voor alle in het Besluit m.e.r. genoemde activiteiten van de D-lijst van toepassing. Het maakt daarvoor niet uit of het een activiteit onder of boven de D-drempel betreft. Voorafgaand aan de vergunningaanvraag of de ruimtelijke procedure dient een aparte beslissing te worden genomen dat geen MER nodig is. Voor de initiatiefnemer geldt dat hij moet melden dat er sprake is van een vormvrije m.e.r.-beoordeling en dat hij hiervoor informatie moet aanleveren.
De nieuwe procedure is uitsluitend van toepassing op projecten die voorkomen in het Besluit m.e.r.. Indien kan worden aangetoond dat het project geen onderdeel uitmaakt van onderdeel C of D van het Besluit m.e.r., dan is de nieuwe procedure niet van toepassing. In onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r. is onder 11.2 de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject, met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen, opgenomen.
Onderzoek
Het planvoornemen betreft het realiseren van het IKC Hillegom. Het plan bevat een activiteit die genoemd wordt in onderdeel D van de bijlage behorende bij het Besluit milieueffectrapportage. De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen valt onder onderdeel D in de bijlage van het Besluit Milieueffectrapportage.
In de volgende gevallen waarop de activiteit betrekking heeft op is een aparte m.e.r.-beoordeling nodig;
De omvang van het planvoornemen blijft onder de drempelwaarden genoemd in onderdeel D.11.2 in de bijlage van het Besluit Milieueffectrapportage. De activiteit betreft de realisatie van het IKC met een bebouwd oppervlak van 1654 m2 (totaal verhard oppervlak is 3851m2) en zit daarmee ruim onder de drempelwaarde van 200.000 m2 waarvoor een aparte m.e.r.-beoordeling moet worden uitgevoerd. Wel is het nodig om voor het te nemen besluit kort uit te leggen dat er geen significante milieugevolgen voor de omgeving zijn.
Dit heet een vormvrije m.e.r.-beoordeling.
Vormvrije m.e.r. beoordeling
1 Kenmerken project / activiteit,
De omvang van het project betreft het realiseren van een IKC met een bebouwd oppervlak van maximaal 1654m2, deze activiteit zit ruim onder de drempelwaarden van een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2.
2 plaats van het project / activiteit
Het plangebied ligt in het bestaand stedelijk gebied van de gemeente Hillegom.
3 samenhang met andere activiteiten
Er is geen samenhang met plannen/ontwikkelingen buiten het plangebied. Binnen het plangebied wordt de uitbreiding mogelijk gemaakt. De onderzoeken naar de verscheidene milieueffecten worden toegelicht in dit hoofdstuk.
4 kenmerken van de (mogelijk belangrijke) nadelige milieugevolgen
De nieuwe ontwikkeling in het plangebied leidt niet tot belangrijke milieugevolgen. Dit blijkt ook uit de conclusies uit de voorgaande paragrafen in dit hoofdstuk. Er is geen sprake van een m.e.r.-beoordelingsplicht.
Conclusie
Gelet op bovenstaande overwegingen zijn er geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu te verwachten. De effecten op het milieu worden voldoende beschreven in de voorgaande paragrafen. Een formele m.e.r.-beoordeling is niet nodig.
De Omgevingsdienst West-Holland heeft op grond van artikel 7.19 eerste lid, van de Wet milieubeheer besloten dat geen milieueffectrapportage behoeft te worden opgesteld, omdat de activiteit, het realiseren van een lntegraal Kind Centrum in Hillegom niet leidt tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, zoals bedoeld in het Besluit milieueffectrapportage. Het besluit vormvrije m.e.r.- beoordeling bestemmingsplan is als Bijlage 13 bijgevoegd.
Het voorontwerp bestemmingsplan wordt naar de betrokken overlegpartners gestuurd. De resultaten hiervan worden samengevat en beantwoord in een nota vooroverleg.
Het ontwerp bestemmingsplan wordt ter visie gelegd. Gedurende de ter visie termijnen is het voor één ieder mogelijk een reactie in te dienen. De resultaten hiervan worden samengevat en beantwoord in een nota zienswijzen.
Participatie
Op 24 februari, 26 juni en 6 juli 2017 zijn er inloopavonden gehouden voor omwonenden, belanghebbenden en belangstellenden. Op de inloopavond op 24 februari is in basisschool De Leerwinkel een eerste globale vlekkenstudie voor nieuwbouw op de locatie De Leerwinkel aan de Thorbeckelaan gepresenteerd. Naar aanleiding van de inspraakreacties is de locatie Vosselaan/Weerlaan bij de locatiestudie betrokken. Op de inloopavonden op 26 juni en 6 juli is in het gemeentehuis een nadere uitwerking van het haalbaarheidsonderzoek van beide locaties gepresenteerd. De avonden waren druk bezocht. In totaal zijn er ca. 55 reacties en suggesties ten aanzien van dit plan bij de gemeente binnengekomen. De omliggende bedrijven zijn afzonderlijk benaderd over het nieuwbouwplan. Er waren qua aandachtsgebieden veel gemene delers. Belangrijke thema’s in de argumenten zijn bouwvolume, geluid, verkeer, parkeren, bereikbaarheid, verkeersveiligheid en groen. Voor de bedrijven en voorzieningen op de locatie Weerlaan/Vossepark gaat het vooral om beschikbaarheid van parkeerplaatsen op de piektijden. Alle in de inspraakreacties genoemde thema’s zijn onderzocht en nader toegelicht in een rapportage die als bijlage is opgenomen bij de locatiestudie. Op beide locaties is er in juridisch planologische zin sprake van een ‘goede ruimtelijke ordening’. Maar neemt niet weg dat op beide locaties de situatie voor omwonenden verandert. Goede afstemming en het hanteren van de wettelijke normen neemt niet altijd het gevoel van overlast weg.
Op basis van de locatiestudie heeft het college van Burgemeester en Wethouders de onderhavige locatie aangewezen voor de nieuwbouw. De betreffende inspraakreacties uit het locatieonderzoek zijn meegenomen in de verdere uitwerking van de gekozen locatie. Op 5 juni 2018 heeft de gemeente het concept stedenbouwkundig plan gepresenteerd en om reacties gevraagd. Op 10 juli 2018 is vervolgens het definitieve stedenbouwkundig plan gepresenteerd.
Vooroverleg
In het kader van het overleg ex artikel 3.1 is het voorontwerp bestemmingsplan naar meerdere overlegpartners gestuurd. Van de volgende vooroverlegpartners zijn reacties ontvangen Gasunie, Veiligheidsregio Hollands Midden (VRHM) en Welstand.
De vooroverlegreacties en daarop volgende aanpassingen die moeten worden doorgevoerd in het ontwerp bestemmingsplan zijn hierna weergegeven.
Reactie Gasunie
De reactie van de Gasunie heeft geen invloed op het bestemmingsplan en resulteert niet in wijzigingen.
Reactie VRHM
Vanwege de aanwezigheid van het zwembad in de directe nabijheid van het IKC, en de daarbij aanwezige gevaarlijke stoffen (zwavelzuur en chloorbleeklog) wordt geadviseerd om te voorzien in afsluitbare ventilatie in het geval dat er zich een incident voordoet op die locatie. Ook wordt geadviseerd om een goed vluchtplan op te stellen waarbij rekening gehouden moet worden met de mogelijkheid om twee zijden op te kunnen vluchten.
Deze punten worden meegenomen in de uiteindelijke aanvraag voor een omgevingsvergunning. Deze punten behoeve geen verwerking het bestemmingsplan.
Reactie Welstand
Het Inspiratiekader beeldkwaliteit dient aangepast te worden naar aanleiding van de reactie. Er dient een betere verwijzing naar de welstandsnota opgenomen te worden in het inspiratiekader, waarbij uitgegaan wordt van een hoog ambitieniveau. Het betreft hier een bijzonder Welstandsgebied (gedurende de projectduur), en het betreft een aanvulling op de welstandsnota. Het is onvoldoende duidelijk hoe het inspiratiekader met de geboden flexibiliteit gebruikt moet worden. De bijlage bij de regels wordt vervangen door het aangepaste Inspiratiekader beeldkwaliteit.
Reactie omgevingsdienst.
Het hoofdstuk omgevingsaspecten en paragraaf 3.4.6 in de toelichting worden aangepast naar aanleiding van het advies van de omgevingsdienst.
Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan lag vanaf woensdag 12 juni 2019 tot en met dinsdag 23 juli 2019 ter inzage. Gedurende deze periode was het voor één ieder mogelijk een reactie in te dienen. Er zijn geen zienswijzen ontvangen. Wel zijn er twee reacties van vooroverlegpartners ontvangen, waterleidingbedrijf Dunea en het hoogheemraadschap Rijnland. Beiden hebben aangegeven geen bezwaar te hebben tegen de plannen. Het bestemmingsplan hoeft derhalve niet gewijzigd te worden.
Het bestemmingsplan is op 16 april 2020 vastgesteld door de gemeenteraad.
Grondexploitatie
Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de openbare ruimte, woningbouw categorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.
Voor dit bestemmingsplan is geen exploitatieplan of een anterieure overeenkomst nodig omdat de gemeente het gebied zelf ontwikkelt.
De gronden van bestemmingsplan 'IKC Weerlaan' zijn in eigendom van de gemeente Hillegom. Voor zover er sprake zou zijn van kostenverhaal zou dit onderdeel zijn van een anterieure overeenkomst betreffende verkoop van de gronden aan exploitant. Van verkoop van de gronden is evenwel geen sprake. De gronden waarop het nieuwe IKC wordt gerealiseerd zijn ook in de toekomst eigendom van de gemeente Hillegom. De gemeente is in die zin ook de risicodragende partij die garant staat voor de exploitatie van het IKC. De economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is in die zin verzekerd.