direct naar inhoud van Artikel 18 Wonen
Plan: Centrum
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0534.BPCentrum-VA01

Artikel 18 Wonen

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan-huis-verbonden beroepen;
  • c. duikers;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' tevens voor detailhandel;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'garage' uitsluitend voor garages;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'brug' tevens voor een brug;
  • g. bij deze bestemming behorende voorzieningen waaronder parkeervoorzieningen, groen, water, erven, tuinen en paden.
18.2 Bouwregels

Op de in lid 18.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden.

18.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen (de woningen) mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. er mogen uitsluitend aaneengebouwde en halfvrijstaande woningen worden gebouwd;
  • c. het aantal woningen, zoals aanwezig ten tijde van het als ontwerp terinzageleggen van dit plan, mag niet worden vergroot;
  • d. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • e. in afwijking van het bepaalde onder b mogen ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' gestapelde woningen worden gebouwd;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder b mogen ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' vrijstaande woningen worden gebouwd;
  • g. de voorgevels van de woningen mogen uitsluitend in de voorgevelbouwgrens worden gebouwd, zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn';
  • h. de diepte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • i. in afwijking van het bepaalde onder h geldt ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' dat de diepte niet meer mag bedragen dan 15 m;
  • j. in afwijking van het bepaalde onder h en i geldt ter plaatse van de aanduiding 'diepte' dat de diepte niet meer mag bedragen dan met de aanduiding is aangegeven;
  • k. de afstand van vrijstaande woningen tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 m;
  • l. in afwijking van het bepaalde onder k mag de afstand tot de zijdelingse perceelgrens minder dan 3 m bedragen als dit de bestaande afstand betreft;
  • m. het hoogteverschil van de dakopbouw met belendende gebouwen mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
  • n. de goot- respectievelijk bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte';
  • o. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte';
  • p. ter plaatse van de aanduiding 'specifiek bouwaanduiding - monument 2' geldt dat gemeentelijk monumentale panden in stand dienen te worden gehouden;
  • q. in afwijking van het bepaalde onder n geldt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende hoogte' dat de maximale goothoogte van de achtergevel niet meer mag bedragen dan 6 m.
18.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen bouwvlak worden gebouwd;
  • b. overkappingen mogen alleen gebouwd worden op het achtererfgebied;
  • c. bijbehorende bouwwerken dienen te worden gebouwd op een afstand van minimaal 1,5 m achter de verlengde voorgevel;
  • d. bijbehorende bouwwerken dienen te worden gebouwd op een afstand van minimaal 1 m tot het openbaar toegankelijk gebied;
  • e. de diepte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 2,5 m gemeten vanuit de achtergevel;
  • f. de diepte van bijbehorende bouwwerken als bedoeld onder e vermeerderd met de diepte als bedoeld in lid 18.2.1 onder h, i en j mag gezamenlijk niet meer bedragen dan:
    • 1. 12,5 m voor die gevallen als bedoeld in lid 18.2.1 onder h;
    • 2. 17,5 m voor die gevallen als bedoeld in lid 18.2.1 onder i;
    • 3. 14,5 m voor die gevallen als bedoeld in lid 18.2.1 onder j in geval sprake is van een bouwdiepte van 12 meter;
    • 4. 16,5 m voor die gevallen als bedoeld in lid 18.2.1 onder j in geval sprake is van een bouwdiepte van 14 meter;
  • g. van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag de goot- en/of bouwhoogte niet meer bedragen dan:
    • 1. 4 m;
    • 2. 0,30 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw en dient plat te worden afgedekt;
    • 3. het hoofdgebouw;
    • 4. 6 m, indien dit noodzakelijk is om een schuin dakvlak door te trekken;
    • 5. de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, in geval het de goothoogte betreft;
  • h. aangebouwde bijbehorende bouwwerken mogen bestaan uit maximaal één bouwlaag;
  • i. aangebouwde bijbehorende bouwwerken die worden gesitueerd aan de zijgevel dienen te voldoen aan het volgende:
    • 1. de breedte mag maximaal 3 m bedragen;
    • 2. de dakhelling dient gelijk te zijn aan de dakhelling van het hoofdgebouw;
  • j. aangebouwde bijbehorende bouwwerken mogen bij vrijstaande woningen uitsluitend aan één zijgevel worden gebouwd;
  • k. de goot- en bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • l. het totale oppervlak van alle (aangebouwde) bijbehorende bouwwerken bedraagt niet meer dan 50 % van het bij het hoofdgebouw behorende achtererfgebied, tot een maximum van:
    • 1. 40 m2 voor aaneengesloten woningen;
    • 2. 60 m2 voor vrijstaande en halfvrijstaande woningen.
18.2.3 Bijbehorende bouwwerken op het voorerfgebied

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken op het voorerfgebied gelden in afwijking van het bepaalde in lid 18.2.2 de volgende regels:

  • a. er mogen bijbehorende bouwwerken (erkers, entreeportalen en dergelijke) op het voorerfgebied worden gebouwd, waarbij:
    • 1. de breedte van het bijbehorende bouwwerk niet meer mag bedragen dan ten hoogste 50% van de breedte van de voorgevel;
    • 2. de diepte van het bijbehorende bouwwerk niet meer mag bedragen dan 1 m met dien verstande, dat de afstand tot het openbaar gebied ten minste 1 m dient te bedragen;
    • 3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:
      • 4 m;
      • 0,30 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw en dient plat te worden afgedekt;
      • het hoofdgebouw;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouw' mogen bijgebouwen worden gebouwd, al dan niet met een kap, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bijgebouwen - 2' geldt dat een uitbreiding van het hoofdgebouw mag worden gebouwd waarvan de goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 respectievelijk 6 m;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - carports' mogen carports worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
  • e. in afwijking van het hiervoor bepaalde onder b, c en d geldt dat indien de afmetingen van bestaande bijbehorende bouwwerken groter zijn dan de hiervoor genoemde afmetingen de afmetingen van bestaande bijbehorende bouwwerken de maximale afmetingen zijn.
18.2.4 Dakkappellen

Voor het bouwen van dakkapellen gelden de volgende regels:

  • a. per woning is één dakkapel per dakvlak toegestaan;
  • b. de dakkapel is voorzien van een plat dak;
  • c. een dakkapel in het voordakvlak mag nooit meer dan 50% van het dakvlak bedragen;
  • d. de bouwhoogte gemeten vanaf de voet van de dakkapel mag niet meer bedragen dan 1,75 m;
  • e. de onderzijde van de dakkapel is gelegen tussen 0,5 m en 1 m gemeten vanaf de dakvoet;
  • f. de bovenzijde van de dakkapel is gelegen op meer dan 0,5 m onder de daknok;
  • g. de zijkanten van de dakkapel zijn gelegen op meer dan 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak, gemeten vanaf het hart van de bouwmuur;
  • h. de dakkapel mag niet worden gebouwd op een bijbehorend bouwwerk.
18.2.5 Dakopbouwen

Voor het bouwen van dakopbouwen gelden de volgende regels:

  • a. een dakopbouw mag uitsluitend worden geplaatst op het hoofdgebouw;
  • b. in geval van een dakopbouw op een zadeldak mag de nok door de dakopbouw verticaal gemeten met maximaal 0,8 m worden verhoogd;
  • c. de ruimte die door de dakopbouw ontstaat, mag op het hoogste punt niet meer dan 2,7 m bedragen;
  • d. in geval van een dakopbouw op een zadeldak moet de hellingshoek van het nieuwe dakvlak gelijk zijn aan de hellingshoek van het bestaande dakvlak;
  • e. de verhoging van de totale bouwhoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • f. het hoogteverschil van de dakopbouw met belendende gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m in geval van een plat dak en niet meer dan 3,5 m in geval van een kap.
18.2.6 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ander bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het voor- en achtererfgebied mag niet meer dan 50% worden bebouwd met andere bouwwerken, tot een maximum oppervlakte van 50 m2;
  • c. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn;
    • 2. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn;
    • 3. 3 m voor pergola's;
    • 4. 1 m voor overige andere bouwwerken op het voorerfgebied;
    • 5. 3 m voor overige andere bouwwerken ter plaatse van de niet naar de openbare weg gekeerde gevel.
18.3 Afwijken van de bouwregels
18.3.1 Afstand tot de zijdelingse perceelgrens

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 18.2.1 onder k en toestaan dat de afstand van een vrijstaande woning tot de zijdelingse perceelgrens minder is dan 3 m.

18.3.2 Aangebouwde bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 18.2.2 onder f sub 1 en toestaan dat er nog een aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag worden gebouwd tussen 12,5 m en 15 m onder de voorwaarden, dat:

  • a. de breedte niet meer mag bedragen dan 50% van de breedte van de achtergevel;
  • b. het achtererfgebied voor niet meer dan 50% mag worden bebouwd;
  • c. stedenbouwkundige belangen zich hier niet tegen verzetten.
18.3.3 Kap op een bijbehorend bouwwerk

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 18.2.2 onder k en toestaan dat er een kap mag worden gebouwd onder de voorwaarde dat:

  • a. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 5 m;
  • b. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
  • c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
18.3.4 Tweede dakkapel

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 18.2.4 onder a en toestaan dat er een tweede dakkapel wordt gebouwd onder de voorwaarden dat:

  • a. de dakkapellen op gelijke hoogte worden geplaatst;
  • b. de tussenafstand tussen beide dakkapellen minimaal 0,80 m bedraagt, tenzij in een bijzonder geval zulks niet mogelijk of wenselijk is;
  • c. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bestaande straat- en/of bebouwingsbeeld.
18.4 Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van gronden en bouwwerken geldt dat:

  • a. binnen deze bestemming de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep is toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
    • 1. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 25% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de (woon)bebouwing tot een maximum van 40 m2;
    • 2. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
    • 3. detailhandel is niet toegestaan, behoudens productiegebonden detailhandel;
    • 4. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
18.5 Afwijken van de gebruiksregels
18.5.1 Bedrijf aan huis

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde onder lid 18.4 ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen een woning en bijbehorende bouwwerken voor bedrijf aan huis als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:

  • a. er worden uitsluitend activiteiten uitgevoerd als bedoeld in categorie 1 en 2 van de bijlage "Staat van Bedrijfsactiviteiten", dan wel activiteiten die naar hun aard en omvang gelijk zijn te stellen aan de genoemde categorieën;
  • b. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de (woon)bebouwing tot een maximum van 80 m2;
  • c. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  • d. detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel, is niet toegestaan;
  • e. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
18.5.2 Mantelzorg

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 18.1 en 18.2 en toe te staan dat een deel van de woning of bijbehorend bouwwerk bij een woning als afhankelijke woonruimte (inwoning) wordt gebruikt, met dien verstande, dat:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
  • b. op het perceel al een wooneenheid aanwezig is;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • d. per wooneenheid maximaal één situatie van inwoning ten behoeve van mantelzorg is toegestaan;
  • e. inwoning in beginsel dient plaats te vinden bij, in of direct aansluitend aan de wooneenheid, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de wooneenheid dient te hebben;
  • f. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan indien realisering van de inwoning in of aan het wooneenheid voor de inwoner of andere bewoner(s) onredelijk bezwarend is;
  • g. maximaal 80 m2 van het hoofdgebouw en/of bijbehorend bouwwerk mag worden gebruikt ten behoeve van de inwoning;
  • h. na de beëindiging van de mantelzorgsituatie de wooneenheid weer in oorspronkelijke vorm wordt teruggebracht.